Mensch en machine in
verbond met de natuur.
Radiostudio's.
RUSSISCHE REISERVARINGEN.
Over dierenvelle-
tjes, hoogovens en
koolteerproducfen.
In het iHuseutn van den At&eid.
gelucht, omdat we blijkbaar toch zoo dom
nog niet zijn! Zoo gaat het ook bij de steen
kool. Is het niet prettig na de formatie van
steenkool, vermoedelijk uit plantenresten in
den bodem honderdduizenden jaren geleden,
na mijngasvorming en de veiligheidslamp
van Davy, na turf en bruinkool, en het win
nen van synthetische petroleum uit steen
kool op een warmen middag eensklaps te
worden verkwikt door het zien van drupjes,
zuurtjes en limonade? Waarom die daar zijnr
Wel, u raadt het al, omdat die worden ge
kleurd en smakelijk gemaakt met stoffen uit
koolteerproducten. Zooals de bloemengeuren
uit die verleidelijke fleschjes parfum niet
van flora's kinderen afkomstig behoeven te
zijn, maar uit wijzigingen van ben-zol, totuol
en phenol kunnen zijn ontstaan. L. N.
Het smeden onder den mechanischen hamer. Een kijkje in de smederij
De Gusto, te Schiedam.
Naar een schilderij van Herman Heyenbroek.
Het lijkt een Sisyphus-taak, een korte be
schrijving te geven van het Museum van den
Arbeid, van opzet en werkwijze en van het
geweldig uitgebreide materiaal, dat in de 28
lokalen van het vroegere schoolgebouw aan
de Rozengracht te Amsterdam is bijeenge
bracht. Ma-ar de directeur, de Blaricumsche
schilder Herman Heyenbroek, heeft mij, zon
der het te weten, een hart onder den riem ge
stoken door mij het volgende te vertellen:
Wanneer iemand in een gesprek over het
museum in wording tegen hem zei: „Man,
houd op, daar is toch geen beginnen aan:
dan antwoordde hij: „Geloof je dat? Nou, ik
begin maar vast! Denkend aan het eindeloo-
ze geduld, het taaie doorzettingsvermogen, dat
hij aan den dag heeft gelegd om het mu
seum zoo ver te brengen als het thans is;
vind ik de vergelijking bijna oneerbiedig,
maar ik zeg toch ook: ik begin maar vast!
Laten zien wat mensoh en machine in ver
bond met de natuur te voorschijn roepen: het
is een omschrijving, welke het doel van het
museum tenminste benadert. Van „de drie
W's die telkens terugkeeren", sprak Heijien-
brock toen hij mij in steeds sneller tempo
(we hadden maar drie uur den tijd en een
week zou nog niet lang genoeg zijn om alles
te. zien) door de lokalen voerde.
Wat wordt er gemaakt, Wie maken het en
Waarvan eigenlijk ook waarmee)? Van
daar de enorme collectie gebruiksvoorwerpen,
werktuigen, grondstoffen, hal>fr en eindpro
ducten die hier in logisch verband zijn ge
schikt in vitrines, vandaar ook de meer dan
driehonderd werken van den schilder, die de
wanden gloed geven. Wie maken het. Het
zijn de duizenden arbeiders, die dag in dag
uit hun ongezond en vermoeiend werk doen
in de fabrieken, in de glasblazerijlen, de steen
groeven en de papiermolens,in vuile giete
rijen en donkere mijnschachten, bij laaiende
vuren, in benauwde dampen. Zij vervaardi
gen tezamen de tallooze voorwerpen, waar
van wij dagelijks het gemak ondervinden en
die wij gebruiken zonder meer dan een vluch
tige gedachte aan hen te wijden. Het is hun
lied van den Arbeid, waardoor de schilder en
de mensch Heyenbroek zich voelde vastge
grepen, dat hem dreef van het eene land
naar het andere, van het eene bedrijf naar 't
andere, om er, werkend tusschen die zwee-
tende zwoegers, steeds meer het verband te
zien tusschen natuur en arbeid. Het is dit lied
dat zingt in zijn schilderijen dat de grond
toon vormt van het geheele museum.
Ik ben wel eens in een blad een rubriek
tegen gekomen, die „Wist u datheette.
Iedere week werden daarin een stuk of tien
van de meest vergezochte feiten medege
deeld, die niemand wist enwaarschijnlijk
ook niet begeerde te weten!
Ook uit het museum van den Arbeid zou
prachtig materiaal voor een rubriek „Wist u,
datzijn te halen en ook hier zou het
antwoord telkens en telkens weer moeten lui
den: nee, dat wist ik niet. Het verschil is
alleen, dat wij veel ervan eigenlijk wél be
hoorden te weten.
Legt u zelf of iemand uit uw omgeving eens
de volgende tien vragen voor:
Wat is zeemleer?
Wat geraffineerde suiker?
Wat is het verschil tusschen gips en krijt?
Wat tusschen ijzer en staal?
Waarvoor worden teer oliën gebruikt?
Wat houdt men over bij distillatie van ruwe
petroleum?
Wat is kwarts?
Waardoor is klei roodbakkend?
Wat is kunstijde?
Hoe werkt de automatische telefoon?
Misschien zullen een ingenieur, een schei
kundeleeraar en een leerling van de Middel
baar Technische het een heel eind brengen,
maar dat de „gemiddelde Nederlander" zakt
voor dit examen, omdat hij van de tien ge
makkelijke vragen de helft niet kan beant
woorden, is wel zeker! Wij kennen inder
daad zoo bitter weinig van de dingen, die ons
in het dagelijksch leven omringen, wij gaan
er aan voorbij, wij stellen er geen belang in,
te weten, hoe ze tot stand zijn gekomen. Ten
zij die belangstelling wordt opgewekt. En dat
doet het Museum van den Arbeid. Leidt niet
uit die tien toevallige wagen waarop u het
antwoord in het museum kunt vinden, af, dat
het er wel eens „een taaie boel" zou kunnen
zijn; integendeel, het is er leerzaam op een
prettige manier. Men is er dadelijk geboeid,
omdat alles waarvan wij- vage voorstellingen
hadden, nog uit onze schooljaren daar plot
seling duidelijke vormen krijgt, men geraakt
er in de bewondering voor de heldere werk
methode, het streven om volledig te zijn, de
aandacht, die ook aan den historischen groei
der dingen is geschonken, men komt ten
slotte onder den indruk van datzelfde gevoel,
dat Heijienbrock ertoe heeft gebracht van dit
museum zijn levenswerk te maken: eerbied
voor de herschepping door menschelijk ver
nuft en menschelijken arbeid van natuur tot
cultuur.
„Over dierenvelletjes, hoogovens en kool
teerproducten". Pars pro toto, noemen de
Latinisten dat, oftewel: het deel voor het ge
heel gebruikt. Want het zijn niet alleen de
dierenvelletjes, die men hier aantreft (al is
daar ook een uitgebreide collectie van!) hst
is het dier in den meest volledigen zin
van het woord. Het bont van het dier, het
haar, de wol, het leer, de darmen, het ivoor,
de vetten en de lijm uit de beenderen, de
melk, de afval aan ieder van deze onderdee-
len is een afdeeling gewijd. En men wordt
er voortdurend herinnerd aan de duizenden
werkers, die van de meest verschillende
overblijfselen van het doode dier allerlei nut
tige zaken maken voor den mensch. Om eenig
idee te geven van het in het museum gevolg
de systeem neem ik bijv. de wol van het dier.
Wij weten allemaal, dat van de wol draden
gesponnen worden, die men, gewoonlijk na
drenken in kleurstoffen, weeft tot kleedin_
stukken, tapijten, dekens. We zien nu juist
niet alleen de opvolgende bewerkingen van
tapijten en wat men daarbij alzoo noodig
heeft, maar ook hoe dat wolspinnen vroeger
gebeurde; we treffen in de vitrines de kaar
denbollen aan (distels uit Zuid-Frankrijk) die
op ijzeren spillen worden gestoken als rol-
kaard voor het ruwen van wollen dekens, we
leeren wat vervilten is en hoe dat proces
niet alleen wordt toegepast voor onze vilten
hoeden, maar zich soms ook voltrekt in de
maag' van een koe, die door het herhaalde
lijk likken aan haar huid veel haar naar bin
nen heeft gekregen, dat zich daar, onder in
vloed van het maagzuur als een vilten haar-
bol vastzet. Kortom, wat, er over wol te ver
tellen is, wordt in het museum door uitstallen
van de meest uiteenloopende voorwerpen
aanschouwelijk gemaakt en als we het voor
ons zien, vergeten we het niet meer!
Zoo komen wij in een volgend lokaal alles
te weten over de bijen, de koraaldieren,
schaaldieren, radiolariën (microscopische
diertjes, met welker resten we ons glaswerk
polijsten) kalkgesteenten, ons nagelaten door
de schelpdieren, marmersoorten en tenslotte
treffen we nog een smakelijke collectie aan:
de dieren uit de zee, die, veelal in blikjes en
potjes verkrijgbaar, onze lunch tot een ver
fijnd genot kunnen maken!
Heijenlbrock heeft bijna ieder proces van
den arbeid geschilderd, maar behalve zijn
doeken over electriciteit zijn toch het meest
bekend, zijn schilderijen uit hoogovens, uit
gieterijen en uit de mijnen. Hoezeer zijn be
langstelling is uitgegaan naar het ijzer en
de steenkool, bewijst de volledigheid van het
materiaal over beide grondstoffen, dat in
vier zalen is ondergebracht. Dat de beteekenis
van het ijzer in onze samenleving niet gering
is, daarvan is ieder grondig overtuigd. Een
kleine opsomming, hoe men het ijzer in de
hoogovens uit de ertsen smelt, dat men de op
het ijzer drijvende slakken tot steenen giet,
tot zand spuit of tot slakkenwol blaast een
isolatiemiddel, dat o.a. in het nieuwe Conser
vatorium te Amsterdam is toegepast, hoe het
smeden, het walsen, het lasschén, het har
den, het gieten, in zijn werk gaat, welke fou
ten bij het gieten kunnen voorkomen, wat er
tegen het roesten gedaan wordt, hoe het
ijzer de steensoorten der bergen verwoest en
het uitgeslipte bezinksel in de beken als oker
achterblijft, de okersoorten, die in de verf ge
bruikt'worden, dit alles en nog veel meer
laat ons de ijzer-afdeeling in honderden
voorbeelden zien. En juist als we het al te
technisch gaan vinden, komen we plotseling
bij de staalpilletjes het ijzer in de genees
kunde! Dat is een van de kwaliteiten van dit
museum: wanneer de bezoeker begint te
zuchten en zijn gids wel zou willen vragen:
:ehei nou maar uit, m'n hoofd is vol, ver
schijnt er als een reddende ontspanning iets,
dat we allemaal kennen en we voelen ons op-
FAILLIS SEMEN TEN.
Door de arrondissements-rechtbank te
Haarlem zijn de volgende faillissementen op
Dinsdag 7 Augustus uitgesproken:
1. Th. Kruyt, administrateur, wonende te
Haarlem, Previnairestraat 23 rood.
Curator: Mr. C. Blankevoort, alhier.
2. A. H. M. van der Ven, kleermaker en
winkelier in confectie, wenende te Zand-
voort, van Ostadestraat 21 c., winkeldrijven-
de aldaar aan de Haltestraat 42.
Curator: Mr. A. W. Hellema te IJimuiden.
3 G. Uiterwijk Winkel, timmerman, wo
nende te Haarlemmermeer, I-Jweg 84,
Curator: Mr. R. C. Bakhuizen van den
Brink, alhier.
4. J. G. P. Bol. koopman in textielgoederen,
wonende te Zandvoort, Kerkstraat 5 hande
lende te Amsterdam -onder den naam Textiel
Industrie voorheen H. Meyer en aldaar kan-
toorhoudende aan de Keizersgracht 453.
Curator: Mr. J. A. P. C. ten Bokkel, alhier.
5. C. van der Vlugt, bollenkweeker, wo»
nende te Lisse, Pleereweg 38,
Curator: Mr. C. Blankevoort, alhier.
6. C. J. J. van der Boor, wonende te Bever
wijk, Breestraat 27, handelende onder de
firma Eerste Amsterdamsche Schoenmakerij
en Lederhandel.
Curator: Mr. A. W. Hellema te IJmuiden.
7. H. J. van Eldik. slager, wonende te
Zandvoort, Burgemeester Engelbertstraat 23.
Curator: Mr. R. C. Bakhuizen van den
Brink, alhier.
Rechter-co-mmissaris in al deze faillisse
menten: Mr. M. A. van Rijn van Alkemade.
Opgeheven werden wegens gebrek aan ac
tief de faillissementen van:
1. L. W. Krooneman, echtgenoote van P.
Touwen, handelaarster in winkelinventaris-
sen, wonende te Haarlem, Rijksstraatweg 50.
Curatrice: mevr. Mi'. L. M. I. L. van Taa
lingen-Dols, alhier.
2. L. P. Krooneman, handelaar in winkel-
inventarissen, wonende te Haarlem, Rijks
straatweg 50.
Curatrice: mevr. Mr. L. M. I. L. van Taa
lingen-Dols, alhier.
3. A. W. Rein-ders. bloemist, wonende te
Haarlem, Amsterdamstraat 15.
Curatrice: mevr. Mr. E. A. J. Scbeltema-
Conradi, alhier
Tocht door de
De studio van de V. P. R. O.
Een omroepbedrijf is werkelijk een bedrijf
vol beweging en bewegelijkheid, activiteit en
drukte. En of men nu binnenstapt, terwijl een
uitzending plaats vindt, of het is een dag, dat
er geen uitzending is, dan nog is er beweging
in de studio's, zijn de technici in volle actie.
Er zijn repetities, er wordt geëxperimenteerd,
er worden interne proefuitzendingen gege
ven, er worden gramofoonplaten gemaakt van
belangrijke gebeurtenissen, die op een ande
ren dag worden uitgezonden, of nog wat
anders. Dat is het bedrijf van de omroepen
die de algemeene uitzendingen hebben te ver
zorgen.
Hoe anders is dit tijdens een uitzending van
de V.P.R.O., waar men in een ruim, gezellig
gemeubileerd vertrek binnentreedt, waar een
heerlijke rustige atmosfeer heerscht, een in
tieme knusse gezelligheid, die nog verhoogd
wordt door het brandende theelichtje op een
theetafel. Het is er echt huiselijk en gezellig;
een luidspreker in de kamer laat een zangeres
hooren, en geen oogenblik zou men veronder
stellen, dat zij in werkelijkheid slechts door
een deur is gescheiden!
De studio van de V.P.R.O. mag worden ge
zien. Ze is klein van omvang, men heeft er
een muziekstudio, een spreekstudio, een con
trolekamer en een vertrek om bezoekers te
ontvangen. Dit is echter voor haar bedrijf ge
noeg, meer is niet noodig. De muziekstudio, die
uitsluitend wordt gebruikt voor kamermuziek
en voor kleine kooruitvoeringen, is modern in
gericht volgens de nieuwste gegevens en bezit
daardoor een zeer goede acoustiek. De spreek
studio is ruim, terwijl de controlekamer over
eenkomt met die der andere omroepvereeni-
gingen.
De morgenwijdingen van de V.P.R.O. ge
schieden langs de telefoonlijn uit het kantoor
te Utrecht. (Zooals men wellicht weet, ge
schiedt de morgenwijding van de A.V.R.O.
eveneens via een telefoonlijn uit het kantoor
gebouw te Amsterdam).
Eenige grepen uit een algemeen
economisch overzicht.
Het kolenvervoer in de mijn.
Naar een schilderij van Herman Heyenbroek.
Een maand reizen in Rusland geeft den be
zoeker nog maar een bescheiden indruk van
wat ginds in Oost-Europa te zien is. Aan de
afstanden ben ik gewend geraakt sinds „Rijst-
vogel" en „Havik" mij langs de luchtlijn naar
onze overzeesche gewesten heen en weer
brachten, maar men kan, in Rusland rond
trekkend, zich nauwelijks voorstellen niet bui
ten de landsgrenzen te zijn geweest. Rusland,
neen, men moet over de Unie van Socialistische
Sovjet Republieken (U.S.S.R.) spreken met
Moskou als middelpunt van Groot-Rusland en
Tiflis als centrum van Trans-Kaukasië, elk
voor zich een socialistische Federatie- van Sov
jet-Republieken (S.F.S.R.). Daarom heen groe-
peeren zich dan weder de onafhankelijke So
cialistische Sovjet Republieken (S.S.R.): Wit
Rusland met Minsk. Oekraine met Kiev, Oez-
bek met Samarkand als centra en tenslotte
Toerkestan met Tasjkent. Trans-Kaukasië is
weer onderverdeeld in de onafhankelijke Re
publieken Azarbeidsjan met Bakoe, Georgië
met Tiflis en Armenië met Erivan als hoofd
plaatsen. Daarmede is de onderverdeeling
allerminst volledig opgesomd, doch ten einde
een zooveel mogelijk duidelijk en beknopt
overzicht te krijgen beperk ik mij wat dit
betreft tot het bovenstaande.
De „Sojus Sozialistitscheskich Sowetskich
Respublik", van de Baltische Zee tot aan de
Stille Oceaan, beslaat één zesde gedeelte dei-
aardoppervlakte. Polen, Letland, Litauen, Est
land en Finland vormen de Westelijke buren.
In het Zuiden en Zuid-Oosten liggen Turkije.
Perzië, Afghanistan, China, Mongolië, Mand-
sjoerije en Japan. In het Zuid-Westen ligt
Roemenië.De landsgrenzen van Rusland zijn
ongeveer 20.000, de zeegrenzen 45.000 K.M.
lang. Alleen de oppervlakte van het Britsche
rijk is grooter dan van Rusland.
Bevolkingsgroepen.
Een groote verscheidenheid van volkeren
bewoont dit onmetelijke rijk. Blijkens de
volkstelling van 1926 waren er 41 verschillende
groepen met elk meer dan 100.000 vertegen
woordigers. Voorts nog een 11-tal met elk tus
schen de 50 en 100.000 representanten en een
36-tal met elk tusschen 10 en 50.000 vertegen
woordigers. Niet minder dan 319.255 inwoners
konden niet bij deze groepen worden ingedeeld,
terwijl 390.385 buitenlanders er een woonplaats
vonden. Onder de laatstgenoemde groep be
vonden zich ruim 92.000 Perzen, 85.000 Japan
ners, 81.000 Chineezen, 45.900 Grieken, ruim
10.000 Polen, voorts Duitschers, Oostenrijkers
enz. De kern der bevolking wordt gevormd door
de Wit Russen, die zich van het centrum van
Rusland uit over het rijk hebben verspreid. In
1926 vormden zij ruim 73 procent van de be
volking der Sovjet Unie. Ten Zuiden van de
lijn Leningrad—Kazan ligt het gebied met de
grootste bevolkingsdichtheid, nml. 3040 in
woners per vierkante K.M. Dit gebied wordt in
het Westen door de Wolga, in het Zuiden dooi
de Don begrensd. Enkele gedeelten, zooals het
industriegebied om Moskou en om Leningrad,
zoomede het noordelijk gedeelte der Oekraïne,
hebben een groote bevolkingsdichtheid. Het
steppengebied ten Oosten der Kaspische Zee is
het dunst bevolgt. Ter vergelijking van dit
cijfer herinner ik er aan, dat de bevolkings
dichtheid van Java en Madoera 250, van Su
matra. 12., van Borneo..3, van.Celebes 8 en yan
Nieuw-Guinea 0,5 bedraagt.
De bevolking behoort tot twee rassen, het
Blanke of Kaukasische en het Mongoolsche
ras. Het eerste is te verdeelen in Indo-Germa
nen en Germanen. Van de Indo-Germanen
zijn de Slaven het talrijkst. Deze kunnen on
derverdeeld worden in Groot-Russen (speciaal
in het Wolga- en boven Dongebied), Klein-
Russen of Oekraïners (in 't bijzonder in de
Oekraïne en in het Westen tot de Karpaten),
zoomede de Wit-Russen (op de grenzen van
Polen en Litauen)Onder de Germanen nemen
de Duitschers een eerste plaats in. Hun aan
tal is groot in de mijnbouwstreken van het
Oeral-gebergte. Tot het Blanke ras behooren
ook de Semieten, die vooral in het Zuid-
Westen sterk vertegenwoordigd zijn. Het Mon
goolsche ras wordt gevormd door Samojeden
en Lappen in het N.W. en N.O. gebied, de
Kalmukken in de omgeving der Kaspische
Zee, de Kirgïezen bij de Kaspische Zee en ten
Oosten van de Wolgamond en de Tartaren in
het Kamagebied. Deze gemengde bevolking is
eenerzij ds een gevolg van de uitgebreide woon
ruimte, maar anderzijds van het feit, dat Rus
land een doorgangsland is tusschen Azië en
West-Europa.
Volgens de laatste gegevens (Prawda 27
Juli 1933) telde de Sovjet Unie 190 nationali
teiten, waarvan enkele groepen zeer weinig
vertegenwoordigers telden, zooals de Gagau-
sen, de Wods, de Sajaten, de Zwarte Tartaren
enz. Het aantal Nederlanders wordt op ca. 1500
gesteld.
Middelen van bestaan.
De aanwezigheid van grondstoffen van al
lerhande aard, de ca. 100 millioen H.A. dei-
beste teelaarde, gevoegd bij de omstandigheid,
dat vrijwel alle klimaten in dit rijk zijn te
vinden, vormen onbegrensde mogelijkheden.
Dat deze niet, of op onvoldoende wijze zijn be
nut, blijve hier onbesproken. De landbouw en
veeteelt hebben zich vooral ontwikkeld op het
overgangsgebied van de wouden en steppen.
Daar ligt het gebied der Zwarte Aarde, be
staande uit humus, löss en verweerd gesteente.
Hoe zuidelijker men komt des te minder wordt
de kwaliteit van den grond, als gevolg van de
veelal heerschende droogte. Vóór de revolutie
van 1917 overheerschte het groot-grondbezit.
Daarna heeft men hieraan radicaal een einde
gemaakt. In 1931 waren bijv. 55,1 procent dei-
landbouwbedrijven met 63,6 procent der op
pervlakte van' het rijk in collectieve bedrijven
omgezet. De veeteelt wordt gewoonlijk gecom
bineerd met het landbouwbedrijf uitgeoefend.
West Rusland kenmerkt zich door het rund-
veebedrijf, evenals het Don- en Wolgagebied,
Noord-Kaukasië en West-Siberië. In de Kas
pische en Pontische steppen vindt men de
paardenfokkerij en de teelt van kameelen,
geiten, rendieren en honden.
Ten Zuiden van de moerassige hoogvenen
(toendra's), welke in het hooge Noorden liggen,
treft men het pelsrijke woudgebied aan. De
naaldwouden reiken tot de lijn Leningrad-
KazanOrenburg. Dit gebied is zeer dun be
volkt. De exploitatie is nog primitief. De
hoofdproducten zijn hout en pelzen. In hoofd
zaak van beren, vossen, wolven, marters en
hermelijnen. Het loofwoudengebied ligt bin
nen de lijn LeningradKazanCharkow
KiewLemberg. De bevolking is hier zeer dun
gezaaid. Geleidelijk aan begint het cultuur
land zich uit te breiden, zoodat naast hout,
koren, vlas en boter geproduceerd worden.
De petroleunyproductie der Sovjet Unie be
droeg in 1930 circa 8,8 procent der wereld
productie. Ter weerszijden van het Kaukasus-
gebergte liggen rijke petroleumgebieden. Bij
Bakoe ligt het oudste gebied en voorts bij
Tiflis en Grozny aan de Noordzijde. Rusland
is na de Vereenigde Staten van Noord Amerika
en Mexico het voornaamste petroleumgebied.
Uitgestrekte mijngebieden liggen in het
middengedeelte aan de Oostzijde van het
Oeralgebergte met Sverdlovsk (Jekaterinen-
burg) als centrum. IJzer, koper, goud. platina
en edelgesteenten vormen er de hoofdproduc
ten.
Het Duitsche element overheersoht in dit
gebied. Rijk aan ijzerertsen is ook het Do-
netz-plateau, waar de Dnjepr en de Don, met
hun typische versnellingen, doorheen stroo
men. Naast ijzererts nemen mangaanerts en
kalizouten een belangrijke plaats in. In Euro-
peesch Rusland wordt de voorraad ijzererts op
1600 millioen en in Aziatisch Rusland op 27
millioen ton geschat. Ongeveer 30 procent van
de wereldproductie aan mangaanerts komt
uit de Sovjet Unie, waardoor dit land onder
de produceerende landen de eerste plaats in
neemt. Alhoewel de kopen-ij kdom zeer be
langrijk is, is de productie in verhouding ge
ring, evenals van lood en zink. De goudwin
ning is belangrijker. De productie van dit me
taal bedraagt ongeveer 4,4 procent der wereld
productie, waardoor Rusland de vierde plaats
inneemt op de wereldlijst der produceerende
landen. De bekendste vindplaatsen liggen in
het Oeral- en Kaukasusgebergte, bij den mid
denloop der Jenissei, in Oost Siberië enz. Pla
tina wordt ook in het Oeral gebergte gewon
nen, evenals kwikzilver. Laatstgenoemd pro
duct komt ook nog voor in het Dongebied, Si
berië en Russisch Turkestan. Kolenmijnen lig
gen op het Donetz-plateau en in de randge
bieden. De kolenvoorraad wordt op 220—50Ö
milliard ton geschat.
Verkeersweg.
Voor een handelsverkeer zijn goede verkeers
wegen van het grootste bel-ang. Het grenzen
aan zeeën beschouwt men daarbij als een
•voordeel voor een land. Voor Rusland is dat
voordeel zeer betrekkelijk, niettegenstaande
het aan een viertal zeeën grenst. Zoo is de
Noordelijke IJszee maanden achtereen ontoe
gankelijk door ijsgang, nog daargelaten, dat
het ongunstige klimaat in Noord-Rusland niet
bevorderlijk is voor een zich ontwikkelend
verkeer. Ook de Oostzee heeft het euvel van
het dichtvriezen, al is het voor korteren tijd.
Ja, zelfs de Zwarte Zee vriest ook nog dicht.
De Kaspische Zee is geen „zee" in de gewone
beteekenis van het woord. Deze waterplas is
een groot zoutmeer, hetwelk niet met de wer
kelijke zeeën in verbinding staat. Zoo ziet
men, dat de zeewegen-aan-de-buitenzijde van
Europeesch Rusland groote bezwaren hebben.
Aan groote rivieren ontbreekt het dit land!
zeker niet. De Wolga, de grootste rivier van
Europa is echter allerminst een idealen ver
keersweg. In de zomermaanden is de water
stand door geringen regenval somtijds zeer
laag terwijl in de winterperiode het Wolgaver-
keer maanden achtereen door ijsgang belem
merd is. Ook in het voorjaar, wanneer de ijs
massa's smelten, is de Wolga niet goed be
vaarbaar. Het stroomgebied dei' Wolga ligt in
het belangrijke landbouwgebied, industrie ge
bied en het houtrijke gebied van Rusland en
de beteekenis dezer rivier zou oneindig veel
grooter zijn, indien niet naast de reeds ge
noemde bezwaren de uitmonding' in een
afgesloten watervlakte, de Kaspische Zee,
plaats had. Aan deze grqote bezwaren is 'te
gemoetgekomen door het kanalennet van het
Wolga brongebied naar het Onega en Ladoga
Meer, waardoor een verbinding ontstond van
de Wolga naar de Finsche golf, Reeds Peter
de Groote nam tot het g'ravën dezer kanalen
het initiatief. Leningrad (St. Petersburg), ge
sticht in 1703, had er zijn snelle opkomst aan
te danken.
De beide groote stroomen Dnjepr en Don
monden uit in de Zwarte Zee.
Het vervoer op de binnenwateren heeft zicht
sterk ontwikkeld, al is de belemmering door
vorst in de wintermaande hoogst nadeelig. In
het hooge Noorden vormen de rivieren feite
lijk de eenige gelegenheid voor verkeer over
grooten afstand. De lengte der bevaarbare
binnenwateren bedroeg in 1929 niet minder
dan 88.365 K.M. waaronder de kanalen een
lengte hadden van 5464 K.M.
De spoorwegverbindingen (bijna alle breed
spoor, 1.524 M.) van Noord naar Zuid zijn de
lijnen: a. Leningrad-Kiev-Odessab. Lenin
grad-Murmansk, c. Moskou-Archangel; d.
Moskou-Charkov-Sebastopol en e. Moskou-
Rostov-Bakoe. De belangrijkste spoorwegver
bindingen van West naar Oost zijn: a. Lenin
grad-^Wologda-Perm-Siberië-Wladiwostokb.
Sebezb (grens Letland-Moskou-Samara-
Orenberg-Turkestan; c. Negoreloye (grens
Polen)Moskou-Orenberg-Turkestan; d. Shepe-
tovka-Kiev-Kursk-Saratov-Uralsk.
Aan het einde van 1928 bedroeg de lengte
van het in gebruik zijnde spoorwegnet 77619
K.M. Dat beteekent 0.4 K.M. op 100 vierkante
K.M. oppervlakte.
Het wegvervoer ondervindt op vele plaatsen
moeilijkheden door gebrek aan goede wegbe-
dekking, vooral in het Noorden van het land.
Het luchtverkeer ontwikkelt zich krachtig en
biedt een uitkomst voor moeilijk bereikbare
gebieden.
MOLLHRUS
BURGERLIJKE STAND
HAARLEM, 8 Augustsu.
Bevallen 5 Augustus: M. KemperHeit-
mann, d.; M. W. ElhorstHesselink, z.; B. S.
C. AndriessenVeenstra, d.; W. J. M. Goe-
mans—v. Leeuwen, z.; E. Rutte—Admiraal, d.;
6 Augustus: C. M. v. d. Geest—v. d. Voorn, z.;
A. de Leeuwv, d. Veer, d.; M. Jongkind
Overweg, z.; 7 Augustus: A. M. v. d. Putten^
Joosten, d.; G. M. Schippersv. Burgh, z.
Overleden 6 Augustus: G. Wijnands—van
Maanenberg, 81 j. Hagestraat; J. Zachte—
Hopkes, 81 j.. Overtonstraat; M. M. Benraadt
Schmits, 82 j., Santpoorterstraat; J. M. P.
Vlietstra—Pfundt 43 j„ Van Dortstraat; D. A.
Buijs, 39 j., Heerensingel,