Mensch en machine in verbond met de natuur. Radiostudio's. RUSSISCHE REISERVARINGEN. Over dierenvelle- tjes, hoogovens en koolteerproducfen. In het iHuseutn van den At&eid. gelucht, omdat we blijkbaar toch zoo dom nog niet zijn! Zoo gaat het ook bij de steen kool. Is het niet prettig na de formatie van steenkool, vermoedelijk uit plantenresten in den bodem honderdduizenden jaren geleden, na mijngasvorming en de veiligheidslamp van Davy, na turf en bruinkool, en het win nen van synthetische petroleum uit steen kool op een warmen middag eensklaps te worden verkwikt door het zien van drupjes, zuurtjes en limonade? Waarom die daar zijnr Wel, u raadt het al, omdat die worden ge kleurd en smakelijk gemaakt met stoffen uit koolteerproducten. Zooals de bloemengeuren uit die verleidelijke fleschjes parfum niet van flora's kinderen afkomstig behoeven te zijn, maar uit wijzigingen van ben-zol, totuol en phenol kunnen zijn ontstaan. L. N. Het smeden onder den mechanischen hamer. Een kijkje in de smederij De Gusto, te Schiedam. Naar een schilderij van Herman Heyenbroek. Het lijkt een Sisyphus-taak, een korte be schrijving te geven van het Museum van den Arbeid, van opzet en werkwijze en van het geweldig uitgebreide materiaal, dat in de 28 lokalen van het vroegere schoolgebouw aan de Rozengracht te Amsterdam is bijeenge bracht. Ma-ar de directeur, de Blaricumsche schilder Herman Heyenbroek, heeft mij, zon der het te weten, een hart onder den riem ge stoken door mij het volgende te vertellen: Wanneer iemand in een gesprek over het museum in wording tegen hem zei: „Man, houd op, daar is toch geen beginnen aan: dan antwoordde hij: „Geloof je dat? Nou, ik begin maar vast! Denkend aan het eindeloo- ze geduld, het taaie doorzettingsvermogen, dat hij aan den dag heeft gelegd om het mu seum zoo ver te brengen als het thans is; vind ik de vergelijking bijna oneerbiedig, maar ik zeg toch ook: ik begin maar vast! Laten zien wat mensoh en machine in ver bond met de natuur te voorschijn roepen: het is een omschrijving, welke het doel van het museum tenminste benadert. Van „de drie W's die telkens terugkeeren", sprak Heijien- brock toen hij mij in steeds sneller tempo (we hadden maar drie uur den tijd en een week zou nog niet lang genoeg zijn om alles te. zien) door de lokalen voerde. Wat wordt er gemaakt, Wie maken het en Waarvan eigenlijk ook waarmee)? Van daar de enorme collectie gebruiksvoorwerpen, werktuigen, grondstoffen, hal>fr en eindpro ducten die hier in logisch verband zijn ge schikt in vitrines, vandaar ook de meer dan driehonderd werken van den schilder, die de wanden gloed geven. Wie maken het. Het zijn de duizenden arbeiders, die dag in dag uit hun ongezond en vermoeiend werk doen in de fabrieken, in de glasblazerijlen, de steen groeven en de papiermolens,in vuile giete rijen en donkere mijnschachten, bij laaiende vuren, in benauwde dampen. Zij vervaardi gen tezamen de tallooze voorwerpen, waar van wij dagelijks het gemak ondervinden en die wij gebruiken zonder meer dan een vluch tige gedachte aan hen te wijden. Het is hun lied van den Arbeid, waardoor de schilder en de mensch Heyenbroek zich voelde vastge grepen, dat hem dreef van het eene land naar het andere, van het eene bedrijf naar 't andere, om er, werkend tusschen die zwee- tende zwoegers, steeds meer het verband te zien tusschen natuur en arbeid. Het is dit lied dat zingt in zijn schilderijen dat de grond toon vormt van het geheele museum. Ik ben wel eens in een blad een rubriek tegen gekomen, die „Wist u datheette. Iedere week werden daarin een stuk of tien van de meest vergezochte feiten medege deeld, die niemand wist enwaarschijnlijk ook niet begeerde te weten! Ook uit het museum van den Arbeid zou prachtig materiaal voor een rubriek „Wist u, datzijn te halen en ook hier zou het antwoord telkens en telkens weer moeten lui den: nee, dat wist ik niet. Het verschil is alleen, dat wij veel ervan eigenlijk wél be hoorden te weten. Legt u zelf of iemand uit uw omgeving eens de volgende tien vragen voor: Wat is zeemleer? Wat geraffineerde suiker? Wat is het verschil tusschen gips en krijt? Wat tusschen ijzer en staal? Waarvoor worden teer oliën gebruikt? Wat houdt men over bij distillatie van ruwe petroleum? Wat is kwarts? Waardoor is klei roodbakkend? Wat is kunstijde? Hoe werkt de automatische telefoon? Misschien zullen een ingenieur, een schei kundeleeraar en een leerling van de Middel baar Technische het een heel eind brengen, maar dat de „gemiddelde Nederlander" zakt voor dit examen, omdat hij van de tien ge makkelijke vragen de helft niet kan beant woorden, is wel zeker! Wij kennen inder daad zoo bitter weinig van de dingen, die ons in het dagelijksch leven omringen, wij gaan er aan voorbij, wij stellen er geen belang in, te weten, hoe ze tot stand zijn gekomen. Ten zij die belangstelling wordt opgewekt. En dat doet het Museum van den Arbeid. Leidt niet uit die tien toevallige wagen waarop u het antwoord in het museum kunt vinden, af, dat het er wel eens „een taaie boel" zou kunnen zijn; integendeel, het is er leerzaam op een prettige manier. Men is er dadelijk geboeid, omdat alles waarvan wij- vage voorstellingen hadden, nog uit onze schooljaren daar plot seling duidelijke vormen krijgt, men geraakt er in de bewondering voor de heldere werk methode, het streven om volledig te zijn, de aandacht, die ook aan den historischen groei der dingen is geschonken, men komt ten slotte onder den indruk van datzelfde gevoel, dat Heijienbrock ertoe heeft gebracht van dit museum zijn levenswerk te maken: eerbied voor de herschepping door menschelijk ver nuft en menschelijken arbeid van natuur tot cultuur. „Over dierenvelletjes, hoogovens en kool teerproducten". Pars pro toto, noemen de Latinisten dat, oftewel: het deel voor het ge heel gebruikt. Want het zijn niet alleen de dierenvelletjes, die men hier aantreft (al is daar ook een uitgebreide collectie van!) hst is het dier in den meest volledigen zin van het woord. Het bont van het dier, het haar, de wol, het leer, de darmen, het ivoor, de vetten en de lijm uit de beenderen, de melk, de afval aan ieder van deze onderdee- len is een afdeeling gewijd. En men wordt er voortdurend herinnerd aan de duizenden werkers, die van de meest verschillende overblijfselen van het doode dier allerlei nut tige zaken maken voor den mensch. Om eenig idee te geven van het in het museum gevolg de systeem neem ik bijv. de wol van het dier. Wij weten allemaal, dat van de wol draden gesponnen worden, die men, gewoonlijk na drenken in kleurstoffen, weeft tot kleedin_ stukken, tapijten, dekens. We zien nu juist niet alleen de opvolgende bewerkingen van tapijten en wat men daarbij alzoo noodig heeft, maar ook hoe dat wolspinnen vroeger gebeurde; we treffen in de vitrines de kaar denbollen aan (distels uit Zuid-Frankrijk) die op ijzeren spillen worden gestoken als rol- kaard voor het ruwen van wollen dekens, we leeren wat vervilten is en hoe dat proces niet alleen wordt toegepast voor onze vilten hoeden, maar zich soms ook voltrekt in de maag' van een koe, die door het herhaalde lijk likken aan haar huid veel haar naar bin nen heeft gekregen, dat zich daar, onder in vloed van het maagzuur als een vilten haar- bol vastzet. Kortom, wat, er over wol te ver tellen is, wordt in het museum door uitstallen van de meest uiteenloopende voorwerpen aanschouwelijk gemaakt en als we het voor ons zien, vergeten we het niet meer! Zoo komen wij in een volgend lokaal alles te weten over de bijen, de koraaldieren, schaaldieren, radiolariën (microscopische diertjes, met welker resten we ons glaswerk polijsten) kalkgesteenten, ons nagelaten door de schelpdieren, marmersoorten en tenslotte treffen we nog een smakelijke collectie aan: de dieren uit de zee, die, veelal in blikjes en potjes verkrijgbaar, onze lunch tot een ver fijnd genot kunnen maken! Heijenlbrock heeft bijna ieder proces van den arbeid geschilderd, maar behalve zijn doeken over electriciteit zijn toch het meest bekend, zijn schilderijen uit hoogovens, uit gieterijen en uit de mijnen. Hoezeer zijn be langstelling is uitgegaan naar het ijzer en de steenkool, bewijst de volledigheid van het materiaal over beide grondstoffen, dat in vier zalen is ondergebracht. Dat de beteekenis van het ijzer in onze samenleving niet gering is, daarvan is ieder grondig overtuigd. Een kleine opsomming, hoe men het ijzer in de hoogovens uit de ertsen smelt, dat men de op het ijzer drijvende slakken tot steenen giet, tot zand spuit of tot slakkenwol blaast een isolatiemiddel, dat o.a. in het nieuwe Conser vatorium te Amsterdam is toegepast, hoe het smeden, het walsen, het lasschén, het har den, het gieten, in zijn werk gaat, welke fou ten bij het gieten kunnen voorkomen, wat er tegen het roesten gedaan wordt, hoe het ijzer de steensoorten der bergen verwoest en het uitgeslipte bezinksel in de beken als oker achterblijft, de okersoorten, die in de verf ge bruikt'worden, dit alles en nog veel meer laat ons de ijzer-afdeeling in honderden voorbeelden zien. En juist als we het al te technisch gaan vinden, komen we plotseling bij de staalpilletjes het ijzer in de genees kunde! Dat is een van de kwaliteiten van dit museum: wanneer de bezoeker begint te zuchten en zijn gids wel zou willen vragen: :ehei nou maar uit, m'n hoofd is vol, ver schijnt er als een reddende ontspanning iets, dat we allemaal kennen en we voelen ons op- FAILLIS SEMEN TEN. Door de arrondissements-rechtbank te Haarlem zijn de volgende faillissementen op Dinsdag 7 Augustus uitgesproken: 1. Th. Kruyt, administrateur, wonende te Haarlem, Previnairestraat 23 rood. Curator: Mr. C. Blankevoort, alhier. 2. A. H. M. van der Ven, kleermaker en winkelier in confectie, wenende te Zand- voort, van Ostadestraat 21 c., winkeldrijven- de aldaar aan de Haltestraat 42. Curator: Mr. A. W. Hellema te IJimuiden. 3 G. Uiterwijk Winkel, timmerman, wo nende te Haarlemmermeer, I-Jweg 84, Curator: Mr. R. C. Bakhuizen van den Brink, alhier. 4. J. G. P. Bol. koopman in textielgoederen, wonende te Zandvoort, Kerkstraat 5 hande lende te Amsterdam -onder den naam Textiel Industrie voorheen H. Meyer en aldaar kan- toorhoudende aan de Keizersgracht 453. Curator: Mr. J. A. P. C. ten Bokkel, alhier. 5. C. van der Vlugt, bollenkweeker, wo» nende te Lisse, Pleereweg 38, Curator: Mr. C. Blankevoort, alhier. 6. C. J. J. van der Boor, wonende te Bever wijk, Breestraat 27, handelende onder de firma Eerste Amsterdamsche Schoenmakerij en Lederhandel. Curator: Mr. A. W. Hellema te IJmuiden. 7. H. J. van Eldik. slager, wonende te Zandvoort, Burgemeester Engelbertstraat 23. Curator: Mr. R. C. Bakhuizen van den Brink, alhier. Rechter-co-mmissaris in al deze faillisse menten: Mr. M. A. van Rijn van Alkemade. Opgeheven werden wegens gebrek aan ac tief de faillissementen van: 1. L. W. Krooneman, echtgenoote van P. Touwen, handelaarster in winkelinventaris- sen, wonende te Haarlem, Rijksstraatweg 50. Curatrice: mevr. Mi'. L. M. I. L. van Taa lingen-Dols, alhier. 2. L. P. Krooneman, handelaar in winkel- inventarissen, wonende te Haarlem, Rijks straatweg 50. Curatrice: mevr. Mr. L. M. I. L. van Taa lingen-Dols, alhier. 3. A. W. Rein-ders. bloemist, wonende te Haarlem, Amsterdamstraat 15. Curatrice: mevr. Mr. E. A. J. Scbeltema- Conradi, alhier Tocht door de De studio van de V. P. R. O. Een omroepbedrijf is werkelijk een bedrijf vol beweging en bewegelijkheid, activiteit en drukte. En of men nu binnenstapt, terwijl een uitzending plaats vindt, of het is een dag, dat er geen uitzending is, dan nog is er beweging in de studio's, zijn de technici in volle actie. Er zijn repetities, er wordt geëxperimenteerd, er worden interne proefuitzendingen gege ven, er worden gramofoonplaten gemaakt van belangrijke gebeurtenissen, die op een ande ren dag worden uitgezonden, of nog wat anders. Dat is het bedrijf van de omroepen die de algemeene uitzendingen hebben te ver zorgen. Hoe anders is dit tijdens een uitzending van de V.P.R.O., waar men in een ruim, gezellig gemeubileerd vertrek binnentreedt, waar een heerlijke rustige atmosfeer heerscht, een in tieme knusse gezelligheid, die nog verhoogd wordt door het brandende theelichtje op een theetafel. Het is er echt huiselijk en gezellig; een luidspreker in de kamer laat een zangeres hooren, en geen oogenblik zou men veronder stellen, dat zij in werkelijkheid slechts door een deur is gescheiden! De studio van de V.P.R.O. mag worden ge zien. Ze is klein van omvang, men heeft er een muziekstudio, een spreekstudio, een con trolekamer en een vertrek om bezoekers te ontvangen. Dit is echter voor haar bedrijf ge noeg, meer is niet noodig. De muziekstudio, die uitsluitend wordt gebruikt voor kamermuziek en voor kleine kooruitvoeringen, is modern in gericht volgens de nieuwste gegevens en bezit daardoor een zeer goede acoustiek. De spreek studio is ruim, terwijl de controlekamer over eenkomt met die der andere omroepvereeni- gingen. De morgenwijdingen van de V.P.R.O. ge schieden langs de telefoonlijn uit het kantoor te Utrecht. (Zooals men wellicht weet, ge schiedt de morgenwijding van de A.V.R.O. eveneens via een telefoonlijn uit het kantoor gebouw te Amsterdam). Eenige grepen uit een algemeen economisch overzicht. Het kolenvervoer in de mijn. Naar een schilderij van Herman Heyenbroek. Een maand reizen in Rusland geeft den be zoeker nog maar een bescheiden indruk van wat ginds in Oost-Europa te zien is. Aan de afstanden ben ik gewend geraakt sinds „Rijst- vogel" en „Havik" mij langs de luchtlijn naar onze overzeesche gewesten heen en weer brachten, maar men kan, in Rusland rond trekkend, zich nauwelijks voorstellen niet bui ten de landsgrenzen te zijn geweest. Rusland, neen, men moet over de Unie van Socialistische Sovjet Republieken (U.S.S.R.) spreken met Moskou als middelpunt van Groot-Rusland en Tiflis als centrum van Trans-Kaukasië, elk voor zich een socialistische Federatie- van Sov jet-Republieken (S.F.S.R.). Daarom heen groe- peeren zich dan weder de onafhankelijke So cialistische Sovjet Republieken (S.S.R.): Wit Rusland met Minsk. Oekraine met Kiev, Oez- bek met Samarkand als centra en tenslotte Toerkestan met Tasjkent. Trans-Kaukasië is weer onderverdeeld in de onafhankelijke Re publieken Azarbeidsjan met Bakoe, Georgië met Tiflis en Armenië met Erivan als hoofd plaatsen. Daarmede is de onderverdeeling allerminst volledig opgesomd, doch ten einde een zooveel mogelijk duidelijk en beknopt overzicht te krijgen beperk ik mij wat dit betreft tot het bovenstaande. De „Sojus Sozialistitscheskich Sowetskich Respublik", van de Baltische Zee tot aan de Stille Oceaan, beslaat één zesde gedeelte dei- aardoppervlakte. Polen, Letland, Litauen, Est land en Finland vormen de Westelijke buren. In het Zuiden en Zuid-Oosten liggen Turkije. Perzië, Afghanistan, China, Mongolië, Mand- sjoerije en Japan. In het Zuid-Westen ligt Roemenië.De landsgrenzen van Rusland zijn ongeveer 20.000, de zeegrenzen 45.000 K.M. lang. Alleen de oppervlakte van het Britsche rijk is grooter dan van Rusland. Bevolkingsgroepen. Een groote verscheidenheid van volkeren bewoont dit onmetelijke rijk. Blijkens de volkstelling van 1926 waren er 41 verschillende groepen met elk meer dan 100.000 vertegen woordigers. Voorts nog een 11-tal met elk tus schen de 50 en 100.000 representanten en een 36-tal met elk tusschen 10 en 50.000 vertegen woordigers. Niet minder dan 319.255 inwoners konden niet bij deze groepen worden ingedeeld, terwijl 390.385 buitenlanders er een woonplaats vonden. Onder de laatstgenoemde groep be vonden zich ruim 92.000 Perzen, 85.000 Japan ners, 81.000 Chineezen, 45.900 Grieken, ruim 10.000 Polen, voorts Duitschers, Oostenrijkers enz. De kern der bevolking wordt gevormd door de Wit Russen, die zich van het centrum van Rusland uit over het rijk hebben verspreid. In 1926 vormden zij ruim 73 procent van de be volking der Sovjet Unie. Ten Zuiden van de lijn Leningrad—Kazan ligt het gebied met de grootste bevolkingsdichtheid, nml. 3040 in woners per vierkante K.M. Dit gebied wordt in het Westen door de Wolga, in het Zuiden dooi de Don begrensd. Enkele gedeelten, zooals het industriegebied om Moskou en om Leningrad, zoomede het noordelijk gedeelte der Oekraïne, hebben een groote bevolkingsdichtheid. Het steppengebied ten Oosten der Kaspische Zee is het dunst bevolgt. Ter vergelijking van dit cijfer herinner ik er aan, dat de bevolkings dichtheid van Java en Madoera 250, van Su matra. 12., van Borneo..3, van.Celebes 8 en yan Nieuw-Guinea 0,5 bedraagt. De bevolking behoort tot twee rassen, het Blanke of Kaukasische en het Mongoolsche ras. Het eerste is te verdeelen in Indo-Germa nen en Germanen. Van de Indo-Germanen zijn de Slaven het talrijkst. Deze kunnen on derverdeeld worden in Groot-Russen (speciaal in het Wolga- en boven Dongebied), Klein- Russen of Oekraïners (in 't bijzonder in de Oekraïne en in het Westen tot de Karpaten), zoomede de Wit-Russen (op de grenzen van Polen en Litauen)Onder de Germanen nemen de Duitschers een eerste plaats in. Hun aan tal is groot in de mijnbouwstreken van het Oeral-gebergte. Tot het Blanke ras behooren ook de Semieten, die vooral in het Zuid- Westen sterk vertegenwoordigd zijn. Het Mon goolsche ras wordt gevormd door Samojeden en Lappen in het N.W. en N.O. gebied, de Kalmukken in de omgeving der Kaspische Zee, de Kirgïezen bij de Kaspische Zee en ten Oosten van de Wolgamond en de Tartaren in het Kamagebied. Deze gemengde bevolking is eenerzij ds een gevolg van de uitgebreide woon ruimte, maar anderzijds van het feit, dat Rus land een doorgangsland is tusschen Azië en West-Europa. Volgens de laatste gegevens (Prawda 27 Juli 1933) telde de Sovjet Unie 190 nationali teiten, waarvan enkele groepen zeer weinig vertegenwoordigers telden, zooals de Gagau- sen, de Wods, de Sajaten, de Zwarte Tartaren enz. Het aantal Nederlanders wordt op ca. 1500 gesteld. Middelen van bestaan. De aanwezigheid van grondstoffen van al lerhande aard, de ca. 100 millioen H.A. dei- beste teelaarde, gevoegd bij de omstandigheid, dat vrijwel alle klimaten in dit rijk zijn te vinden, vormen onbegrensde mogelijkheden. Dat deze niet, of op onvoldoende wijze zijn be nut, blijve hier onbesproken. De landbouw en veeteelt hebben zich vooral ontwikkeld op het overgangsgebied van de wouden en steppen. Daar ligt het gebied der Zwarte Aarde, be staande uit humus, löss en verweerd gesteente. Hoe zuidelijker men komt des te minder wordt de kwaliteit van den grond, als gevolg van de veelal heerschende droogte. Vóór de revolutie van 1917 overheerschte het groot-grondbezit. Daarna heeft men hieraan radicaal een einde gemaakt. In 1931 waren bijv. 55,1 procent dei- landbouwbedrijven met 63,6 procent der op pervlakte van' het rijk in collectieve bedrijven omgezet. De veeteelt wordt gewoonlijk gecom bineerd met het landbouwbedrijf uitgeoefend. West Rusland kenmerkt zich door het rund- veebedrijf, evenals het Don- en Wolgagebied, Noord-Kaukasië en West-Siberië. In de Kas pische en Pontische steppen vindt men de paardenfokkerij en de teelt van kameelen, geiten, rendieren en honden. Ten Zuiden van de moerassige hoogvenen (toendra's), welke in het hooge Noorden liggen, treft men het pelsrijke woudgebied aan. De naaldwouden reiken tot de lijn Leningrad- KazanOrenburg. Dit gebied is zeer dun be volkt. De exploitatie is nog primitief. De hoofdproducten zijn hout en pelzen. In hoofd zaak van beren, vossen, wolven, marters en hermelijnen. Het loofwoudengebied ligt bin nen de lijn LeningradKazanCharkow KiewLemberg. De bevolking is hier zeer dun gezaaid. Geleidelijk aan begint het cultuur land zich uit te breiden, zoodat naast hout, koren, vlas en boter geproduceerd worden. De petroleunyproductie der Sovjet Unie be droeg in 1930 circa 8,8 procent der wereld productie. Ter weerszijden van het Kaukasus- gebergte liggen rijke petroleumgebieden. Bij Bakoe ligt het oudste gebied en voorts bij Tiflis en Grozny aan de Noordzijde. Rusland is na de Vereenigde Staten van Noord Amerika en Mexico het voornaamste petroleumgebied. Uitgestrekte mijngebieden liggen in het middengedeelte aan de Oostzijde van het Oeralgebergte met Sverdlovsk (Jekaterinen- burg) als centrum. IJzer, koper, goud. platina en edelgesteenten vormen er de hoofdproduc ten. Het Duitsche element overheersoht in dit gebied. Rijk aan ijzerertsen is ook het Do- netz-plateau, waar de Dnjepr en de Don, met hun typische versnellingen, doorheen stroo men. Naast ijzererts nemen mangaanerts en kalizouten een belangrijke plaats in. In Euro- peesch Rusland wordt de voorraad ijzererts op 1600 millioen en in Aziatisch Rusland op 27 millioen ton geschat. Ongeveer 30 procent van de wereldproductie aan mangaanerts komt uit de Sovjet Unie, waardoor dit land onder de produceerende landen de eerste plaats in neemt. Alhoewel de kopen-ij kdom zeer be langrijk is, is de productie in verhouding ge ring, evenals van lood en zink. De goudwin ning is belangrijker. De productie van dit me taal bedraagt ongeveer 4,4 procent der wereld productie, waardoor Rusland de vierde plaats inneemt op de wereldlijst der produceerende landen. De bekendste vindplaatsen liggen in het Oeral- en Kaukasusgebergte, bij den mid denloop der Jenissei, in Oost Siberië enz. Pla tina wordt ook in het Oeral gebergte gewon nen, evenals kwikzilver. Laatstgenoemd pro duct komt ook nog voor in het Dongebied, Si berië en Russisch Turkestan. Kolenmijnen lig gen op het Donetz-plateau en in de randge bieden. De kolenvoorraad wordt op 220—50Ö milliard ton geschat. Verkeersweg. Voor een handelsverkeer zijn goede verkeers wegen van het grootste bel-ang. Het grenzen aan zeeën beschouwt men daarbij als een •voordeel voor een land. Voor Rusland is dat voordeel zeer betrekkelijk, niettegenstaande het aan een viertal zeeën grenst. Zoo is de Noordelijke IJszee maanden achtereen ontoe gankelijk door ijsgang, nog daargelaten, dat het ongunstige klimaat in Noord-Rusland niet bevorderlijk is voor een zich ontwikkelend verkeer. Ook de Oostzee heeft het euvel van het dichtvriezen, al is het voor korteren tijd. Ja, zelfs de Zwarte Zee vriest ook nog dicht. De Kaspische Zee is geen „zee" in de gewone beteekenis van het woord. Deze waterplas is een groot zoutmeer, hetwelk niet met de wer kelijke zeeën in verbinding staat. Zoo ziet men, dat de zeewegen-aan-de-buitenzijde van Europeesch Rusland groote bezwaren hebben. Aan groote rivieren ontbreekt het dit land! zeker niet. De Wolga, de grootste rivier van Europa is echter allerminst een idealen ver keersweg. In de zomermaanden is de water stand door geringen regenval somtijds zeer laag terwijl in de winterperiode het Wolgaver- keer maanden achtereen door ijsgang belem merd is. Ook in het voorjaar, wanneer de ijs massa's smelten, is de Wolga niet goed be vaarbaar. Het stroomgebied dei' Wolga ligt in het belangrijke landbouwgebied, industrie ge bied en het houtrijke gebied van Rusland en de beteekenis dezer rivier zou oneindig veel grooter zijn, indien niet naast de reeds ge noemde bezwaren de uitmonding' in een afgesloten watervlakte, de Kaspische Zee, plaats had. Aan deze grqote bezwaren is 'te gemoetgekomen door het kanalennet van het Wolga brongebied naar het Onega en Ladoga Meer, waardoor een verbinding ontstond van de Wolga naar de Finsche golf, Reeds Peter de Groote nam tot het g'ravën dezer kanalen het initiatief. Leningrad (St. Petersburg), ge sticht in 1703, had er zijn snelle opkomst aan te danken. De beide groote stroomen Dnjepr en Don monden uit in de Zwarte Zee. Het vervoer op de binnenwateren heeft zicht sterk ontwikkeld, al is de belemmering door vorst in de wintermaande hoogst nadeelig. In het hooge Noorden vormen de rivieren feite lijk de eenige gelegenheid voor verkeer over grooten afstand. De lengte der bevaarbare binnenwateren bedroeg in 1929 niet minder dan 88.365 K.M. waaronder de kanalen een lengte hadden van 5464 K.M. De spoorwegverbindingen (bijna alle breed spoor, 1.524 M.) van Noord naar Zuid zijn de lijnen: a. Leningrad-Kiev-Odessab. Lenin grad-Murmansk, c. Moskou-Archangel; d. Moskou-Charkov-Sebastopol en e. Moskou- Rostov-Bakoe. De belangrijkste spoorwegver bindingen van West naar Oost zijn: a. Lenin grad-^Wologda-Perm-Siberië-Wladiwostokb. Sebezb (grens Letland-Moskou-Samara- Orenberg-Turkestan; c. Negoreloye (grens Polen)Moskou-Orenberg-Turkestan; d. Shepe- tovka-Kiev-Kursk-Saratov-Uralsk. Aan het einde van 1928 bedroeg de lengte van het in gebruik zijnde spoorwegnet 77619 K.M. Dat beteekent 0.4 K.M. op 100 vierkante K.M. oppervlakte. Het wegvervoer ondervindt op vele plaatsen moeilijkheden door gebrek aan goede wegbe- dekking, vooral in het Noorden van het land. Het luchtverkeer ontwikkelt zich krachtig en biedt een uitkomst voor moeilijk bereikbare gebieden. MOLLHRUS BURGERLIJKE STAND HAARLEM, 8 Augustsu. Bevallen 5 Augustus: M. KemperHeit- mann, d.; M. W. ElhorstHesselink, z.; B. S. C. AndriessenVeenstra, d.; W. J. M. Goe- mans—v. Leeuwen, z.; E. Rutte—Admiraal, d.; 6 Augustus: C. M. v. d. Geest—v. d. Voorn, z.; A. de Leeuwv, d. Veer, d.; M. Jongkind Overweg, z.; 7 Augustus: A. M. v. d. Putten^ Joosten, d.; G. M. Schippersv. Burgh, z. Overleden 6 Augustus: G. Wijnands—van Maanenberg, 81 j. Hagestraat; J. Zachte— Hopkes, 81 j.. Overtonstraat; M. M. Benraadt Schmits, 82 j., Santpoorterstraat; J. M. P. Vlietstra—Pfundt 43 j„ Van Dortstraat; D. A. Buijs, 39 j., Heerensingel,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 8