BELLO.
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES.
Wat is een week toch gauw om. Zoo heb ik
m'n briefjes geschreven of nieuwe epistels lig
gen te wachten. Aan 't slot van de rubriek
plaats rk een briefje aan jullie ouders, maar
het is wel goed, dat jullie zelf ook van den
inhoud notitie nemen. En nu de briefjes. Wie
zal vandaag 110. 1 van de rubriek zijn? Ik
neem nu eens het onderste briefje en dat is
vanTom Mix.
Goeden middag TOM MIX. Jongen, wat
fijn, dat jij zoo'n mooi stel figuurzaaggereed
schap hebt gekregen. Dat zal je op de club
goed van pas komen. Dus jij meent, dat ik al
tijd de brieven die per post komen, terstond
lees. O neen hoor, lang niet altijd. Natuurlijk
wel, wanneer ik op een bericht wacht of wan
neer ik tijd heb. 't Gebeurt echter vaak ge
noeg dat brieven ongeopend in m'n taschje
gestopt of op mui dressoir geplaatst worden
tot nader order. Je vindt het zeker wel pret
tig dat de Fransche les weer begint. Best hoor,
gebruik jij voortaan de nieuwe spelling maar.
Dag Tom Mix.
Bonjour BLIKOORTJE. Ja, nu zijn we
ons gesprek alweer vergeten, 't Is toch wel erg,
niet? Je puzzle heb ik niet kunnen oplossen.
Je mag me wel altijd komen helpen en dan
Dik Trom medebrengen. Dag Blikoortje.
Beste DIK TROM. Ja zeker, je broertje
Maarten Post ken ik wel. Hij is een oud-leer
ling van me. Dus je vond het Woensdag ook
erg fijn. Heb je thuis nog scheepjes gemaakt?
Ja ik weet dat in de omgeving waar je woont,
ook veel andere vriendinnetjes en vriendjes
van me wonen.
Lieve JULIAANTJE. Ja, dat is waar. Her
man's verjaardag heb ik totaal vergeten. Ik
hoop dat hij het mij niet kwalijk neemt. Ik
had het verbazend druk en z'n verjaardag is
me geheel ontschoten. De zaak komt echter
toch nog in orde. Dag Juliaantje.
Goeden middag GOUDBLONDJE. Ja, dat
zal je vreemd zijn op de U. L. O. Telkens van
onderwijzer verwisselen, nieuwe leervakken,
veel boeken en huiswerk. Je moet direct maar
beginnen met flink aan te pakken, dan blijf je
bij en dat is reeds veel gewonnen. Je vraagt
me of ik de, door je geschreven, Fransche zin
kan vertalen. Ja zeker. De vertaling luidt:
Mijn zuster heeft mijn beurs in de koffer van
mijn oom gevonden. Heb ik een tien verdiend?
Gag Goudblondje.
Lieve ROZA FLUWEELTJE. Dus, je bent
zoo nu en dan een steltenloopstertje. De op
tocht te Beverwijk heb ik niet gezien, maar
ik weet er, dank jullie briefjes, reeds veel van.
Ja, ik was bij de auto's met muziek. Aapjes
lusten even graag ijsco's als kinderen, vandaar
dat,het aapje te Beverwijk steeds naar de ijs-
co van het meisje greep. Dag Roza Fluweeltje.
Goeden middag KABOUTERTJE. Dus je
duiven zijn licht beige? Wel mooi. Wat zal je
bij Herman prettig gespeeld hebben. Wel ge
feliciteerd met je overgang. Was je Woensdag
middag soms onverwachts verhinderd? Dag
Kaboutertje.
Beste PIETJE PELLE. Ja vriend, je was
verleden week veel te laat met je briefje. Wel
jammer maar wanneer ik geen briefje ont
vang, dan kan ik ook geen briefje beantwoor
den, dat begrijp je. Nog wel gefeliciteerd met
je verjaardag. Een kaart zal ik je nu nog zen
den. Je hebt anders heel wat cadeaux gehad.
Een mondorgel is natuurlijk al een heel fijn
bezit. Zie ik je Woensdag weer? Da-g Pietje
Pelle.
Lief VLINDERTJE. Wat ben jij fijn uit
geweest. Naar de sprookjesoptocht en naar
het Lunapark. Beviel het paardrijden je? Ik
heb je 1.1. Maandag op de loodsboot zien
staan. Je zag mij gauw zeg. M'n groeten aan
je vader en moeder. Dag Vlindertje.
Lieve PEPIJNTJE. Hartelijk dank voor je
briefje. Ik heb niets van den sprookjesop
tocht gezien, maar, door hetgeen jij en m'n
andere vriendinnetjes en vriendjes er over
schrijven, krijg ik een goede voorstelling van
den gehouden optocht. Zeg, ik denk, dat bin
nenkort één van je damespoppen ook een
sprookjesrol te vervullen krijgt, b.v. de rol
van Doornroosje of van Sneeuwwitje. Nu
raad ik het goed? Ben je misschien reeds in
je poppen garderobe aan het snuffelen gegaan
om te zien, welke japonnen je er het best voor
kunt gebruiken? Ik vind het net iets voor jou.
Vertel je me eens of ik goed gedacht heb en
hoe je poppenkinderen het maken? Dag Pe-
pijntje.
Best BOSCHVIOOLTJE. Je hebt nu dus
weer een hondje en je noemt het Blacky. Het
is zeker een zwart hondje? De naam wijst er
ten minste op. Blacky begroet je natuurlijk op
hondenmanier n.l. door je in het been te bij
ten. Ik vind het flink van je, dat je gezorgd
hebt mij op tijd te schrijven en lief dat je m'n
raad opgevolgd hebt. Dag Boschviooltje.
Lieve DINA. Ja zeker, ik vind krullekopje
een mooien naam en juist passend bij je
blonde krullen. Denk je er aan dat je Woens
dagmiddag van half vier tot vijf uur club
hebt? Voortaan schrijf ik je dus onder den
schuilnaam „Krullekopje". Dag Dina.
Beste KOMIEK. Je moeder en Vhder, jij
en je zusjes en broertjes van harte gelukge-
wenseht met je moeder's verjaardag. Ik hoop,
dat zij voor jullie nog lang gespaard mag blij
ven. Jullie hebt je moeder dus met een mooi
cadeau verrast en je vader is ook niet achter
gebleven, 'k Kan me best begrijpen dat jullie
een prettig feestje hebt gehad. Juist in groote
gezinnen komen familiefeestjes het meest tot
hun recht. Persoonlijk heb ik aan derge
lijke hoogtijdagen de prettigste herinnerin
gen. Dag Komiek.
Goeden middag NAAISTERTJE. Hartelijk
gefeliciteerd met je moeders verjaardag en ik
hoop dat je haar nog lang mag behouden. Je
bent geen liefhebster van turnen anders zou
je het niet prettig vinden, wanneer de turnles,
door omstandigheden, vervallen moet. Je zus
heeft dus niet de eer bij je in de klas te zitten.
Tot Woensdag. Dag Naaistertje,
Lief KLAVERTJE, Zie zoo nu is de zaak
weer gezond. Je moeder weet het goed, al wat
je leert is nooit weg en wanneer de gelegen
heid zich voordoet om iets te leer en, moet je
van die gelegenheid gebruik maken. Je kleine
zusje Truusje is zeker wel een schatje. Mag ik
het van je hebben of wil je het niet missen?
Woensdag zie ik je wel weer met Grietje ver
schijnen. Dag Klavertje.
Beste KOZAKKENHOOFDMAN. Jullie
schijnt echt fijn te spelen. Het maken van
een hut is een fijn werk. Wat onaardig van
dien jongen om jullie werk in te bressen. Maar
dat schijnt nu eenmaal niet anders mogelijk
te zijn. 'k Vind het echt prettig dat je zoo'n
trouw clublid bent. Denk je er aan dat je
Woensdag van 2 tot 3.30 moet komen? Dag
Kozakkenhoofdman.
Goeden middag MEIKEVERTJE. Ik kan
me begrijpen, dat je vader en moeder nu
reeds benieuwd zijn naar de St. Nicolaasver-
rassingen die je gaat maken. Het is gauw
October en dan beginnen we. Jij bent dus ook
naar de kermis geweest? Je kunt nu al heel
wat knutselen. Als je wilt maak je een heele
vloot en een dorp. Je leert zoo fijn gedurende
de winteravonden, je zelf bezig te houden.
Tot Woensdag. Dag Meikevertje.
Best INDIAANTJE. Maar Indiaantje, jon
gen, ik wist niet dat jij je pijl en boog gebruikt
om op echte dieren te schieten. Ik dacht, dat
je ging mikken op een boomstam, een stuk op
gehangen kUrton of een ander voorwerp.
Maarop dieren, echte levende dieren die
óók gevoel hebben even als wij mensehen,
dat dacht ik niet. Maar ik weet het wel, je hebt
er in het geheel niet over nagedacht. Je dacht
alleen aan je spel maar niet aan de pijn en het
leed dat je, door je pijl, den dieren bezorgt.
Als je er slechts maar enkele seconden aan
gedacht zoudt hebben dan was het niet ge
beurd en ik weet zeker dat je, nu ik je er op
attent gemaakt heb, niet meer op levende
dieren zult, neen zelfs niet meer wilt schie
ten. Best hoor. Dag Indiaantje tot Woensdag
2 uur.
Lief FILMSTERRETJE. Ja het waren
Woensdagmiddag weer heele gezellige uurtjes.
Dus je hebt nu reeds twee vingerdoekjes af?
Prettig hoor. Ik zal zorgen a.s. Woensdag nog
een klein handwerkje voor je te hebben. De
Bazar voor de T. M. C. bestrijding is maar
goed af met m'n vlugge werkstertjes. Zoo'n
sleutelhangertje leer ik je ook wel eens ma
ken. 'k Vind het zelf ook een schatje. Prettig
dat Maartje zoo graag naar school gaat. Wil
je m'n groeten aan je tante en zuster doen?
Dag Filmsterretje tot Woensdag.
Best ZONNESTRAALTJE. Ik dank je voor je
teekening. Heb jij het Woensdag ook zoo ge
zellig gevonden? Natuurlijk zal ik je geheim
niet verklappen. Ais je echter tot het werk be
sluit laat mij dan de materialen. koopen.Ik weet
precies wat je tot stand kunt brengen en ik
kan voor een goede kleurencombinatie zorgen.
Werk je wat aan het kleedje? Dag Zonne
straaltje.
Lief MEIDOORNTJE. Je kennismaking
met ons clubwerk is je dus best bevallen. Dat
wist ik wel. De uurtjes zijn altijd heel gezel
lig en vliegen om. Wat heb jij een beeldig
postpapier, haast te mooi om te gebruiken.
Van het meisjeskoortje „Lentebloemen" heb
ik reeds meer gehoord. Gezellig zoo'n uit
voering vooral als je een rol mag vervullen.
Dus tot Woensdag. Dag Meidoorntje.
Lief POPPENMOEDERTJE en MADELIEFJE.
- Ik kan niet goed ontdekken wie van jullie
mij feitelijk geschreven en wie alleen met de
groeten volstaan heeft. Eén briefje aan jullie
beiden gericht is ook wel eens aardig. Jullie
hebben 1.1. Woensdag dus een prettigen mid
dag gehad en dat beteekent, dat jullie dus in
het vervolg aan onze clubmiddagen blijft deel
nemen. Dat vind ik heel prettig. Ik vind het
heel flink dat jullie alleen kunt oppassen zoo
dat vader en moeder eens alleen uit kunnen
gaan. Dag Poppenmoedertje, dag Madeliefje
tot Woensdag.
Beste WANDELAAR. Je bent wel eens ver
geetachtig vriendje, maar toch ook een best
vriendje van me. Zeg jongen, wat heb jij fijn
genoten. Een bezoek aan de Artis is altijd de
moeite waard. Ben je ook in het aquarium
geweest? Dat vind ik het mooist van alles. Na
tuurlijk weet je niet alle dieren meer op te
noemen. Je hebt er te veel in enkele uren ge
zien. Dag Wandelaar.
Beste VERKENNER. Gelukkig weer eens
een briefje van je. Fijn dat je op een zang
koor bent. Zie ik je Woensdag weer van
23.30? Best hoor. Dag Verkenner.
Denken jullie aan de verjaardagenrubriek?
Veel groeten van E. VIJLBRIEF.
AAN DE OUDERS VAN MIJN VRIEN
DINNETJES EN VRIENDJES
Zooals U, van uw kinderen reeds wel verno
men zult hebben, vinden zij de clubmiddagen
allen even prettig en gaan zij er graag heen.
Het werk is met recht groeiende. L.l. Woens
dagmiddag waren 26 jongens en meisjes aan
wezig. Om nu het werk zoo goed mogelijk te
doen verloopen, acht ik het gewenscht, een
andere regeling te maken. De jongens komen
met a.s, Woensdag reeds te beginnen van
23.30 en de meisjes van 3.305 uur.
Door deze regeling wordt het mogelijk, meer
kinderen toe te laten en kunnen de kinderen
met het werk beter geholpen worden. Ik hoop
en vertrouw dat U allen met de reeds ge
noemde uren aeeoord kunt gaan.
Uw kinderen hebben er voordeel van.
Met veel vriend, groeten
E. VIJLBRIEF.
We zullen vriend Lepelaar eens gadeslaan
om te zien welke van zijn bewegingen geschikt
zijn om ons als gymnastiekoefeningen te die
nen. Een ooievaar wandelt met afgemeten
deftige schreden langs den slootkant om te
zien, of er iets van zijn gading is. Dat is een
beweging, waar we iets aan hebben, We denken
er aan goed de teenen te strekken bij het wan
delen en de knieën hoog te heffen.
Soms ook,-gaat de ooievaar op een been
staan. Een uitstekende ovenwichtsoefening
voor ons.
3 minuten op het linker been staan en 3
minuten op 't rechterbeen. Al deze oefeningen
zijn heel goed voor de spieren van het been
en speciaal voor de kuitspieren.
Mevr. de J.-van Z.
GROOT VERDRIET
door W. B.—Z.
Kleine Kees heeft groot verdriet
En zijn moeder ziet het niet.
Hij, die kleine dikke guit
Lag eerst rustig voor de ruit
Naast hem lag zijn neefje Jaap,
Maar die was in diepen slaap.
Jaapje kon niet langer slapen,
Moest heel eventjes nog gapen.
Ging toen op zijn voetjes staan
En vroeg zacht: „Wat scheelt er aan?
Heb je honger? Heb je pijn?
Zeg'maar Kees, wat zou het zijn?
Kleine Kees had groot verdriet
Maar waarom, dat zei hij niet.
En die kleine dikke guit
Schreeuwde, brulde o zoo luid.
Maar zijn zoete neefje Jaap
Hield hij leelijk uit den slaap.
VOOR DE KNAPPERTS.
Wat was het?
Ditmaal is het een heel moeilijke opgave,
die waarschijnlijk alleen maar de allerknap-
sten onder jullie op kunnen lossen. Luister
maar:
Bij den directeur van een groote bank komt
een jonge man, die voorgeeft de zoon te zijn
van een zeer rijk buitenlander. Al zijn pa
pieren, pas, enz. kloppen. De directeur is juist
van plan de vreemdeling uit te noodigen bij
hem te komen, als zijn oog op iets in de klee
ding van den jongen man valt, dat hem wan
trouwend maakt. Hij doet de uitnoodiging
niet.
Wat zag de directeur?
TANTE TINE.
HOEVEEL GULDENS?
Een man heeft een zak vol guldens bij zich.
Als hij door een woud loopt, ontmoet hij een
roover die hem de helft van zijn geld vraagt.
Uit angst geeft de man het; maar de roover
krijgt medelijden en geeft hem 100 gulden
terug.
Met de rest van het geld gaat de man ver
der; hij ontmoet een tweeden roover, die hem
eveneens de helft van zijn geld vraagt. De man
geeft het; maar krijgt 50 gulden terug.
Dan ontmoet hij een derden roover en als
deze hem ook de helft van zijn geld afgeno
men heeft, krijgt hij 25 gulden terug.
- De man heeft nu nog 100 gulden over. Hoe
veel had hij, voor hij de eerste roover ont
moette?
TANTE TINE.
ONS DIERENHOEKJE.
PAARDEN.
Het paard is een der nuttigste en tevens
mooiste huisdieren. Volgens de Grieksche my
thologie heeft het zijn ontstaan te danken
aan een wedstrijd tusschen Poseidon (de
zeegod) en Pallas ,de godin der wijsheid): wie
van hen het nuttigste wezen zou kunnen
voortbrengen. Poseidon stiet <zijn drietand in
den grond en deed het paard te voorschijn
komen. Hoelang het paard reeds een metge
zel van den mensch is, kan men zelfs bij be
nadering niet vaststellen, want in de oudste
oorkonden wordt het reeds vermeld ais een
wezen, welks bestaan zeer nauw met dat van
den mensch in verband staat. In den strijd
der volken speelt het steeds een groote rol en
in menig oud geschrift wordt de moed, de
vlugheid en de sierlijkheid van het paard ge
prezen.
Men verkeert ook in twijfel over de plaats,
waar men zich het eerst op het temmen dei-
paarden heeft toegelegd.
Hoogstwaarschijnlijk is het, dat de tamme
paarden zich uit Midden-Azië over de ge-
heele oude wereld hebben verspreid. „.In
Europa is het paard reeds vroeg als huis
dier bekend geweest. De Grieken en Romei
nen maakten er een groot gebruik van, zoo
wel in den oorlog als bij hun feesten.
Wilde paarden bestaan er niet meer; men
vindt in sommige streken wel paarden, die in
het wild leven, doch deze zijn verwilderde af
stammelingen van tamme rassen. Dergelijke
paarden zijn de Tarpans en de Muzins, die
men in de steppen van Midden-Azië aantreft;
kleine, moedige dieren, die door de steppen-
bewoners zeer worden gevreesd, daar ze zich
bij de tamme paarden voegen en deze met
geweld medevoeren.
Van de Amerikaansche paarden is het uit
gemaakt, dat zij van tamme Europeesche af
stammen. Men vertelt, dat toen de in 1535
gestichte stad Buenos Ayres eenigen tijd later
weer werd verlaten, de inwoners niet eens de
moeite namen al hun vee mede te voeren. Vijf
of zeven paarden bleven aan zichzelf over
gelaten achter. In 1580 werd de stad weer be
woond en toen vond men daar een menigte
verwilderde paarden, afstammelingen van de
achtergeblevenen. In 1596 kreeg iedereen ver
lof deze paarden te vangen en te gebruiken.
Dit is de oorsprong d"" tallooze kudden
paarden, die Zuid-Amerika bezit.
De mustangs, die men er aantreft, zijn
geen eigenlijke verwilderde paarden, doch ze
krijgen er zeer veel overeenkomst mee, om
dat de bewoners ze vrij laten rondloopen.
Bij de Arabieren staat het paard zeer hoog
aangeschreven; zij bezitten echter ook de
mooiste, de edelste en de verstandigste paar
den. Bij de Arabieren zijn de paarden geen
huisdieren, neen, ze zijn leden van het ge
zin. Ze worden opgevoed met de kinderen, te
midden, waarvan zij leven; door geen zweep
slagen of mishandelingen worden, ze tot hun
plicht gebracht; maar steeds wordt met
zachtheid met hen omgegaan. De Arabier
praat met zijn paard als met een mensch en
beschouwt het als een wezen, dat vertrou
welijk met hem omgaat en hem gedurende
zijn heele leven ter zijde staat.
Toen Ab-el-Kader, een Arabische emir, op
het toppunt was van zijn macht, verbood hij
zijn volgelingen op straffe des doods paarden
aan de Christenen te verkoopen. Volgens de
geloofsovertuiging der Arabieren is het paard
een bijzonder geschenk van den hemel, dat
alleen in hun handen gelukkig kan zijn. Ze
gelooven de eenige rechtmatige eigenaars van
het edele dier te zijn. De gehechtheid van den
Arabier aan zijn paard is zoo groot, dat het
bijna niet te bewegen is, het aan een ander af
te staan. Er zijn voorbeelden bekend van ar
me lieden, die niets meer bezaten dan hun
paard en het toch niet voor schatten in de
handen van Christenen willen doen over
gaan.
De eischen door een Arabier aan zijn paard
gesteld, zijn bijzonder groot. In het lichaam
moet de schoonste harmonie heerschen. Heeft
zoo'n raspaard bovendien een goede opvoe
ding gehad dan kan het wonderen verrichten.
Het is voorgekomen, dat een ruiter met zijn
paard vijf, zes dagen achter elkaar, dage
lijks groote afstanden aflegde en na twee
dagen rust nog eens dezelfde rit maakte.
OOM KEES.
Bello, de groote ruwharige St. Berrhard-
hond liep treurig door de straten. Toen hij
vanochtend, zooals gewoonlijk, zijn baas pro
beerde wakker te blaffen, had deze zich niet
bewogen en toen Bello hem tenslotte in het
gezicht had gelikt, had hij met schrik ge
merkt, dat dit koud was.
Toen was hij plotseling bewust geworden,
dat er iets vreemds was met den baas. Hij was
op zijn achterpooten gaan zitten, had zijn kop
in de lucht geworpen en lang en aanhoudend
gejankt. Daarna was hij de deur uit geloop en
naar buiten. Vanaf dat oogenblik had Bello
langs de straten gezworven.
Het moest nu tegen den avond loopen; de
zon stond niet meer hoog aan den hemel en
het werd al duister. De hond was buiten de
stad gekomen; aan weerszijden van den weg
groeide laag kreupelhout.
Doelloos liep hij voort; gisteren nog hadi
hij met zijn baas door de stad geloopen, ter
wijl deze probeerde met zingen wat geld op te
halen. En nu liep Bello alleen en had in zijn
maag een hongerig gevoel. Al hadden zijn baas
en hij nooit veel te eten gehad, in ieder geval
was er wel iets geweest. En de baas had altijd
eerlijk gedeeld
De gedachte aan zijn baas deed den hond
weer neerzitten en een klaaglijk gehuil uit-
stooten.
Plotseling ritselde het in het kreupelhout en
Bello zag tot zijn groote verwondering een jon
genshoofdje er uit kijken, dat met groote
oogen naar hem keek.
„Dag hond," klonk een vriendelijke stem.
Bello kwispelde met zijn staart. Hier was
iemand die voor het eerst dien dag een goed
woord zei. Hij ging een stap dichter naar het
kind toe.
„Je doet me geen. kwaad, hè. Je bent eeh>
lieve hond."
„Woef, woef," blafte Bello zachtjes.
Hij stond nu vlak naast het jongetje en zijn
oogen schenen te vragen: „Wat doe je hier,
kleine man?"
Het scheen, dat het jongetje het begreep.
„Ik was met mammie boodschappen doen
en toen ineens in een grooten winkel zag ik
haar niet meer. Ik heb geprobeerd haar te
zoeken; maar ik vond moeder niet meer. Toen
ben ik maar steeds doorgeloopen en hier ge
komen. Toen was ik zoo moe, dat ik aan den
kant wilde gaan slapen. En toen kwam jij.
Zullen we maar samen probeeren te slapen?"
Bello, die goed geluisterd had, strekte als
eenig antwoord, zich naast het kind uit, dat
dicht tegen hem aankroop.
„Je bent lekker warm, hondje." zei het kind.
Even later verried zijn geregelde ademhaling,
dat het rustig sliep.
Bello lag wakker. Nog een paar uurtjes ge
leden had hij troosteloos door de straten ge
loopen en nu had hij weer iemand om voor
te zorgen. Iets kleins en onschuldigs, dat zijn
bescherming noodig had.
Het was al licht toen Bello wakker werd: het
kind, dat dicht tegen hem aan lag, sliep nog,
maar even later sloeg het zijn oogen op.
Het keek verwonderd om zich heen.
„Waar ben ik? Moeder?" Zijn lip beefde.
Maar de hond begon zijn hand te likken.
Het jongetje lachte. „Ach wat ben ik dom.
Lieve hond, wil je me helpen, mijn moesje te
zoeken?" Ze stonden op. „Ik heb honger
hond, en jij?"
Bello blafte; het was twee dagen geleden
sinds hij de laatste maal gegeten had.
„Welken kant uit?" vroeg het jongetje, toen
ze weer op den weg stonden. Bello dacht na;
het kind had gesproken óver een winkel; die
moest dus in de stad zijn. Dan moesten ze den
kant uit, vanwaar hij gisteren gekomen was.
Hoelang ze al geloopen hadden, -wisten ze
zelf niet; maar de zon stond al hoog aan den
hemel, toen ze de eerste huizen van de stad
bereikten. Er waren veel menschen, die nieuws
gierig keken naar het vreemde stel: het kleine
jongetje en de groote hond. Maar ze stapten
door en trokken zich van die onderzoekende
blikken niets aan.
Eindelijk zei het kind:
„Ik ben moe." Ze zochten een stoep op en
daar ging de kleine jongen zitten. De hond
lag aan zijn voeten. Het kind keek om zich
heen. Plotseling riep hij uit: „Moeder!"
Hij vloog op en rende op een dame af, die
er in de verte aankwam. Bello sprong hem na.
Daar zag hij, hoe de dame, die erg wit was,
haar armen opende en zijn kleine vriendje er
in sloot. Tranen liepen langs haar wangen.
„Hansje, waar ben je geweest?"
Dat was vlug verteld. „En Mammie, mag ik
den hond houden? Hij heeft bij me geslapen
en me den weg gewezenToe mag het?"
Hansjes moeder keek even zwijgend naar het
dier, dat vragend zijn staart kwispelde.
„Als hij van niemand hoort, dan mag je
hem wel houden. Laten we nu gauw naar huis
gaan, want vader loopt ook naar je te zoeken."
Jullie begrijpen natuurlijk al, dat er nie
mand was, die aanspraak maakte op Bello.
En zoo mocht Hansje zijn vriendje bij zich
houden en wie van de twee het blijdst was,
is niet uit te maken.
RITA VAN B.
De Bison. Van dezen herkauwer, die vroe
ger bij duizenden door de groote Amerikaan
sche vlakten zwierven, leven thans nog on
geveer 3000 exemplaren, waarvoor de Ameri
kaansche regeering een ruimte van 60 K.M.2
oppervlakte heeft ingeruimd in Docoteh en
aangrenzende staten.