BELLO. BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. Wat is een week toch gauw om. Zoo heb ik m'n briefjes geschreven of nieuwe epistels lig gen te wachten. Aan 't slot van de rubriek plaats rk een briefje aan jullie ouders, maar het is wel goed, dat jullie zelf ook van den inhoud notitie nemen. En nu de briefjes. Wie zal vandaag 110. 1 van de rubriek zijn? Ik neem nu eens het onderste briefje en dat is vanTom Mix. Goeden middag TOM MIX. Jongen, wat fijn, dat jij zoo'n mooi stel figuurzaaggereed schap hebt gekregen. Dat zal je op de club goed van pas komen. Dus jij meent, dat ik al tijd de brieven die per post komen, terstond lees. O neen hoor, lang niet altijd. Natuurlijk wel, wanneer ik op een bericht wacht of wan neer ik tijd heb. 't Gebeurt echter vaak ge noeg dat brieven ongeopend in m'n taschje gestopt of op mui dressoir geplaatst worden tot nader order. Je vindt het zeker wel pret tig dat de Fransche les weer begint. Best hoor, gebruik jij voortaan de nieuwe spelling maar. Dag Tom Mix. Bonjour BLIKOORTJE. Ja, nu zijn we ons gesprek alweer vergeten, 't Is toch wel erg, niet? Je puzzle heb ik niet kunnen oplossen. Je mag me wel altijd komen helpen en dan Dik Trom medebrengen. Dag Blikoortje. Beste DIK TROM. Ja zeker, je broertje Maarten Post ken ik wel. Hij is een oud-leer ling van me. Dus je vond het Woensdag ook erg fijn. Heb je thuis nog scheepjes gemaakt? Ja ik weet dat in de omgeving waar je woont, ook veel andere vriendinnetjes en vriendjes van me wonen. Lieve JULIAANTJE. Ja, dat is waar. Her man's verjaardag heb ik totaal vergeten. Ik hoop dat hij het mij niet kwalijk neemt. Ik had het verbazend druk en z'n verjaardag is me geheel ontschoten. De zaak komt echter toch nog in orde. Dag Juliaantje. Goeden middag GOUDBLONDJE. Ja, dat zal je vreemd zijn op de U. L. O. Telkens van onderwijzer verwisselen, nieuwe leervakken, veel boeken en huiswerk. Je moet direct maar beginnen met flink aan te pakken, dan blijf je bij en dat is reeds veel gewonnen. Je vraagt me of ik de, door je geschreven, Fransche zin kan vertalen. Ja zeker. De vertaling luidt: Mijn zuster heeft mijn beurs in de koffer van mijn oom gevonden. Heb ik een tien verdiend? Gag Goudblondje. Lieve ROZA FLUWEELTJE. Dus, je bent zoo nu en dan een steltenloopstertje. De op tocht te Beverwijk heb ik niet gezien, maar ik weet er, dank jullie briefjes, reeds veel van. Ja, ik was bij de auto's met muziek. Aapjes lusten even graag ijsco's als kinderen, vandaar dat,het aapje te Beverwijk steeds naar de ijs- co van het meisje greep. Dag Roza Fluweeltje. Goeden middag KABOUTERTJE. Dus je duiven zijn licht beige? Wel mooi. Wat zal je bij Herman prettig gespeeld hebben. Wel ge feliciteerd met je overgang. Was je Woensdag middag soms onverwachts verhinderd? Dag Kaboutertje. Beste PIETJE PELLE. Ja vriend, je was verleden week veel te laat met je briefje. Wel jammer maar wanneer ik geen briefje ont vang, dan kan ik ook geen briefje beantwoor den, dat begrijp je. Nog wel gefeliciteerd met je verjaardag. Een kaart zal ik je nu nog zen den. Je hebt anders heel wat cadeaux gehad. Een mondorgel is natuurlijk al een heel fijn bezit. Zie ik je Woensdag weer? Da-g Pietje Pelle. Lief VLINDERTJE. Wat ben jij fijn uit geweest. Naar de sprookjesoptocht en naar het Lunapark. Beviel het paardrijden je? Ik heb je 1.1. Maandag op de loodsboot zien staan. Je zag mij gauw zeg. M'n groeten aan je vader en moeder. Dag Vlindertje. Lieve PEPIJNTJE. Hartelijk dank voor je briefje. Ik heb niets van den sprookjesop tocht gezien, maar, door hetgeen jij en m'n andere vriendinnetjes en vriendjes er over schrijven, krijg ik een goede voorstelling van den gehouden optocht. Zeg, ik denk, dat bin nenkort één van je damespoppen ook een sprookjesrol te vervullen krijgt, b.v. de rol van Doornroosje of van Sneeuwwitje. Nu raad ik het goed? Ben je misschien reeds in je poppen garderobe aan het snuffelen gegaan om te zien, welke japonnen je er het best voor kunt gebruiken? Ik vind het net iets voor jou. Vertel je me eens of ik goed gedacht heb en hoe je poppenkinderen het maken? Dag Pe- pijntje. Best BOSCHVIOOLTJE. Je hebt nu dus weer een hondje en je noemt het Blacky. Het is zeker een zwart hondje? De naam wijst er ten minste op. Blacky begroet je natuurlijk op hondenmanier n.l. door je in het been te bij ten. Ik vind het flink van je, dat je gezorgd hebt mij op tijd te schrijven en lief dat je m'n raad opgevolgd hebt. Dag Boschviooltje. Lieve DINA. Ja zeker, ik vind krullekopje een mooien naam en juist passend bij je blonde krullen. Denk je er aan dat je Woens dagmiddag van half vier tot vijf uur club hebt? Voortaan schrijf ik je dus onder den schuilnaam „Krullekopje". Dag Dina. Beste KOMIEK. Je moeder en Vhder, jij en je zusjes en broertjes van harte gelukge- wenseht met je moeder's verjaardag. Ik hoop, dat zij voor jullie nog lang gespaard mag blij ven. Jullie hebt je moeder dus met een mooi cadeau verrast en je vader is ook niet achter gebleven, 'k Kan me best begrijpen dat jullie een prettig feestje hebt gehad. Juist in groote gezinnen komen familiefeestjes het meest tot hun recht. Persoonlijk heb ik aan derge lijke hoogtijdagen de prettigste herinnerin gen. Dag Komiek. Goeden middag NAAISTERTJE. Hartelijk gefeliciteerd met je moeders verjaardag en ik hoop dat je haar nog lang mag behouden. Je bent geen liefhebster van turnen anders zou je het niet prettig vinden, wanneer de turnles, door omstandigheden, vervallen moet. Je zus heeft dus niet de eer bij je in de klas te zitten. Tot Woensdag. Dag Naaistertje, Lief KLAVERTJE, Zie zoo nu is de zaak weer gezond. Je moeder weet het goed, al wat je leert is nooit weg en wanneer de gelegen heid zich voordoet om iets te leer en, moet je van die gelegenheid gebruik maken. Je kleine zusje Truusje is zeker wel een schatje. Mag ik het van je hebben of wil je het niet missen? Woensdag zie ik je wel weer met Grietje ver schijnen. Dag Klavertje. Beste KOZAKKENHOOFDMAN. Jullie schijnt echt fijn te spelen. Het maken van een hut is een fijn werk. Wat onaardig van dien jongen om jullie werk in te bressen. Maar dat schijnt nu eenmaal niet anders mogelijk te zijn. 'k Vind het echt prettig dat je zoo'n trouw clublid bent. Denk je er aan dat je Woensdag van 2 tot 3.30 moet komen? Dag Kozakkenhoofdman. Goeden middag MEIKEVERTJE. Ik kan me begrijpen, dat je vader en moeder nu reeds benieuwd zijn naar de St. Nicolaasver- rassingen die je gaat maken. Het is gauw October en dan beginnen we. Jij bent dus ook naar de kermis geweest? Je kunt nu al heel wat knutselen. Als je wilt maak je een heele vloot en een dorp. Je leert zoo fijn gedurende de winteravonden, je zelf bezig te houden. Tot Woensdag. Dag Meikevertje. Best INDIAANTJE. Maar Indiaantje, jon gen, ik wist niet dat jij je pijl en boog gebruikt om op echte dieren te schieten. Ik dacht, dat je ging mikken op een boomstam, een stuk op gehangen kUrton of een ander voorwerp. Maarop dieren, echte levende dieren die óók gevoel hebben even als wij mensehen, dat dacht ik niet. Maar ik weet het wel, je hebt er in het geheel niet over nagedacht. Je dacht alleen aan je spel maar niet aan de pijn en het leed dat je, door je pijl, den dieren bezorgt. Als je er slechts maar enkele seconden aan gedacht zoudt hebben dan was het niet ge beurd en ik weet zeker dat je, nu ik je er op attent gemaakt heb, niet meer op levende dieren zult, neen zelfs niet meer wilt schie ten. Best hoor. Dag Indiaantje tot Woensdag 2 uur. Lief FILMSTERRETJE. Ja het waren Woensdagmiddag weer heele gezellige uurtjes. Dus je hebt nu reeds twee vingerdoekjes af? Prettig hoor. Ik zal zorgen a.s. Woensdag nog een klein handwerkje voor je te hebben. De Bazar voor de T. M. C. bestrijding is maar goed af met m'n vlugge werkstertjes. Zoo'n sleutelhangertje leer ik je ook wel eens ma ken. 'k Vind het zelf ook een schatje. Prettig dat Maartje zoo graag naar school gaat. Wil je m'n groeten aan je tante en zuster doen? Dag Filmsterretje tot Woensdag. Best ZONNESTRAALTJE. Ik dank je voor je teekening. Heb jij het Woensdag ook zoo ge zellig gevonden? Natuurlijk zal ik je geheim niet verklappen. Ais je echter tot het werk be sluit laat mij dan de materialen. koopen.Ik weet precies wat je tot stand kunt brengen en ik kan voor een goede kleurencombinatie zorgen. Werk je wat aan het kleedje? Dag Zonne straaltje. Lief MEIDOORNTJE. Je kennismaking met ons clubwerk is je dus best bevallen. Dat wist ik wel. De uurtjes zijn altijd heel gezel lig en vliegen om. Wat heb jij een beeldig postpapier, haast te mooi om te gebruiken. Van het meisjeskoortje „Lentebloemen" heb ik reeds meer gehoord. Gezellig zoo'n uit voering vooral als je een rol mag vervullen. Dus tot Woensdag. Dag Meidoorntje. Lief POPPENMOEDERTJE en MADELIEFJE. - Ik kan niet goed ontdekken wie van jullie mij feitelijk geschreven en wie alleen met de groeten volstaan heeft. Eén briefje aan jullie beiden gericht is ook wel eens aardig. Jullie hebben 1.1. Woensdag dus een prettigen mid dag gehad en dat beteekent, dat jullie dus in het vervolg aan onze clubmiddagen blijft deel nemen. Dat vind ik heel prettig. Ik vind het heel flink dat jullie alleen kunt oppassen zoo dat vader en moeder eens alleen uit kunnen gaan. Dag Poppenmoedertje, dag Madeliefje tot Woensdag. Beste WANDELAAR. Je bent wel eens ver geetachtig vriendje, maar toch ook een best vriendje van me. Zeg jongen, wat heb jij fijn genoten. Een bezoek aan de Artis is altijd de moeite waard. Ben je ook in het aquarium geweest? Dat vind ik het mooist van alles. Na tuurlijk weet je niet alle dieren meer op te noemen. Je hebt er te veel in enkele uren ge zien. Dag Wandelaar. Beste VERKENNER. Gelukkig weer eens een briefje van je. Fijn dat je op een zang koor bent. Zie ik je Woensdag weer van 23.30? Best hoor. Dag Verkenner. Denken jullie aan de verjaardagenrubriek? Veel groeten van E. VIJLBRIEF. AAN DE OUDERS VAN MIJN VRIEN DINNETJES EN VRIENDJES Zooals U, van uw kinderen reeds wel verno men zult hebben, vinden zij de clubmiddagen allen even prettig en gaan zij er graag heen. Het werk is met recht groeiende. L.l. Woens dagmiddag waren 26 jongens en meisjes aan wezig. Om nu het werk zoo goed mogelijk te doen verloopen, acht ik het gewenscht, een andere regeling te maken. De jongens komen met a.s, Woensdag reeds te beginnen van 23.30 en de meisjes van 3.305 uur. Door deze regeling wordt het mogelijk, meer kinderen toe te laten en kunnen de kinderen met het werk beter geholpen worden. Ik hoop en vertrouw dat U allen met de reeds ge noemde uren aeeoord kunt gaan. Uw kinderen hebben er voordeel van. Met veel vriend, groeten E. VIJLBRIEF. We zullen vriend Lepelaar eens gadeslaan om te zien welke van zijn bewegingen geschikt zijn om ons als gymnastiekoefeningen te die nen. Een ooievaar wandelt met afgemeten deftige schreden langs den slootkant om te zien, of er iets van zijn gading is. Dat is een beweging, waar we iets aan hebben, We denken er aan goed de teenen te strekken bij het wan delen en de knieën hoog te heffen. Soms ook,-gaat de ooievaar op een been staan. Een uitstekende ovenwichtsoefening voor ons. 3 minuten op het linker been staan en 3 minuten op 't rechterbeen. Al deze oefeningen zijn heel goed voor de spieren van het been en speciaal voor de kuitspieren. Mevr. de J.-van Z. GROOT VERDRIET door W. B.—Z. Kleine Kees heeft groot verdriet En zijn moeder ziet het niet. Hij, die kleine dikke guit Lag eerst rustig voor de ruit Naast hem lag zijn neefje Jaap, Maar die was in diepen slaap. Jaapje kon niet langer slapen, Moest heel eventjes nog gapen. Ging toen op zijn voetjes staan En vroeg zacht: „Wat scheelt er aan? Heb je honger? Heb je pijn? Zeg'maar Kees, wat zou het zijn? Kleine Kees had groot verdriet Maar waarom, dat zei hij niet. En die kleine dikke guit Schreeuwde, brulde o zoo luid. Maar zijn zoete neefje Jaap Hield hij leelijk uit den slaap. VOOR DE KNAPPERTS. Wat was het? Ditmaal is het een heel moeilijke opgave, die waarschijnlijk alleen maar de allerknap- sten onder jullie op kunnen lossen. Luister maar: Bij den directeur van een groote bank komt een jonge man, die voorgeeft de zoon te zijn van een zeer rijk buitenlander. Al zijn pa pieren, pas, enz. kloppen. De directeur is juist van plan de vreemdeling uit te noodigen bij hem te komen, als zijn oog op iets in de klee ding van den jongen man valt, dat hem wan trouwend maakt. Hij doet de uitnoodiging niet. Wat zag de directeur? TANTE TINE. HOEVEEL GULDENS? Een man heeft een zak vol guldens bij zich. Als hij door een woud loopt, ontmoet hij een roover die hem de helft van zijn geld vraagt. Uit angst geeft de man het; maar de roover krijgt medelijden en geeft hem 100 gulden terug. Met de rest van het geld gaat de man ver der; hij ontmoet een tweeden roover, die hem eveneens de helft van zijn geld vraagt. De man geeft het; maar krijgt 50 gulden terug. Dan ontmoet hij een derden roover en als deze hem ook de helft van zijn geld afgeno men heeft, krijgt hij 25 gulden terug. - De man heeft nu nog 100 gulden over. Hoe veel had hij, voor hij de eerste roover ont moette? TANTE TINE. ONS DIERENHOEKJE. PAARDEN. Het paard is een der nuttigste en tevens mooiste huisdieren. Volgens de Grieksche my thologie heeft het zijn ontstaan te danken aan een wedstrijd tusschen Poseidon (de zeegod) en Pallas ,de godin der wijsheid): wie van hen het nuttigste wezen zou kunnen voortbrengen. Poseidon stiet <zijn drietand in den grond en deed het paard te voorschijn komen. Hoelang het paard reeds een metge zel van den mensch is, kan men zelfs bij be nadering niet vaststellen, want in de oudste oorkonden wordt het reeds vermeld ais een wezen, welks bestaan zeer nauw met dat van den mensch in verband staat. In den strijd der volken speelt het steeds een groote rol en in menig oud geschrift wordt de moed, de vlugheid en de sierlijkheid van het paard ge prezen. Men verkeert ook in twijfel over de plaats, waar men zich het eerst op het temmen dei- paarden heeft toegelegd. Hoogstwaarschijnlijk is het, dat de tamme paarden zich uit Midden-Azië over de ge- heele oude wereld hebben verspreid. „.In Europa is het paard reeds vroeg als huis dier bekend geweest. De Grieken en Romei nen maakten er een groot gebruik van, zoo wel in den oorlog als bij hun feesten. Wilde paarden bestaan er niet meer; men vindt in sommige streken wel paarden, die in het wild leven, doch deze zijn verwilderde af stammelingen van tamme rassen. Dergelijke paarden zijn de Tarpans en de Muzins, die men in de steppen van Midden-Azië aantreft; kleine, moedige dieren, die door de steppen- bewoners zeer worden gevreesd, daar ze zich bij de tamme paarden voegen en deze met geweld medevoeren. Van de Amerikaansche paarden is het uit gemaakt, dat zij van tamme Europeesche af stammen. Men vertelt, dat toen de in 1535 gestichte stad Buenos Ayres eenigen tijd later weer werd verlaten, de inwoners niet eens de moeite namen al hun vee mede te voeren. Vijf of zeven paarden bleven aan zichzelf over gelaten achter. In 1580 werd de stad weer be woond en toen vond men daar een menigte verwilderde paarden, afstammelingen van de achtergeblevenen. In 1596 kreeg iedereen ver lof deze paarden te vangen en te gebruiken. Dit is de oorsprong d"" tallooze kudden paarden, die Zuid-Amerika bezit. De mustangs, die men er aantreft, zijn geen eigenlijke verwilderde paarden, doch ze krijgen er zeer veel overeenkomst mee, om dat de bewoners ze vrij laten rondloopen. Bij de Arabieren staat het paard zeer hoog aangeschreven; zij bezitten echter ook de mooiste, de edelste en de verstandigste paar den. Bij de Arabieren zijn de paarden geen huisdieren, neen, ze zijn leden van het ge zin. Ze worden opgevoed met de kinderen, te midden, waarvan zij leven; door geen zweep slagen of mishandelingen worden, ze tot hun plicht gebracht; maar steeds wordt met zachtheid met hen omgegaan. De Arabier praat met zijn paard als met een mensch en beschouwt het als een wezen, dat vertrou welijk met hem omgaat en hem gedurende zijn heele leven ter zijde staat. Toen Ab-el-Kader, een Arabische emir, op het toppunt was van zijn macht, verbood hij zijn volgelingen op straffe des doods paarden aan de Christenen te verkoopen. Volgens de geloofsovertuiging der Arabieren is het paard een bijzonder geschenk van den hemel, dat alleen in hun handen gelukkig kan zijn. Ze gelooven de eenige rechtmatige eigenaars van het edele dier te zijn. De gehechtheid van den Arabier aan zijn paard is zoo groot, dat het bijna niet te bewegen is, het aan een ander af te staan. Er zijn voorbeelden bekend van ar me lieden, die niets meer bezaten dan hun paard en het toch niet voor schatten in de handen van Christenen willen doen over gaan. De eischen door een Arabier aan zijn paard gesteld, zijn bijzonder groot. In het lichaam moet de schoonste harmonie heerschen. Heeft zoo'n raspaard bovendien een goede opvoe ding gehad dan kan het wonderen verrichten. Het is voorgekomen, dat een ruiter met zijn paard vijf, zes dagen achter elkaar, dage lijks groote afstanden aflegde en na twee dagen rust nog eens dezelfde rit maakte. OOM KEES. Bello, de groote ruwharige St. Berrhard- hond liep treurig door de straten. Toen hij vanochtend, zooals gewoonlijk, zijn baas pro beerde wakker te blaffen, had deze zich niet bewogen en toen Bello hem tenslotte in het gezicht had gelikt, had hij met schrik ge merkt, dat dit koud was. Toen was hij plotseling bewust geworden, dat er iets vreemds was met den baas. Hij was op zijn achterpooten gaan zitten, had zijn kop in de lucht geworpen en lang en aanhoudend gejankt. Daarna was hij de deur uit geloop en naar buiten. Vanaf dat oogenblik had Bello langs de straten gezworven. Het moest nu tegen den avond loopen; de zon stond niet meer hoog aan den hemel en het werd al duister. De hond was buiten de stad gekomen; aan weerszijden van den weg groeide laag kreupelhout. Doelloos liep hij voort; gisteren nog hadi hij met zijn baas door de stad geloopen, ter wijl deze probeerde met zingen wat geld op te halen. En nu liep Bello alleen en had in zijn maag een hongerig gevoel. Al hadden zijn baas en hij nooit veel te eten gehad, in ieder geval was er wel iets geweest. En de baas had altijd eerlijk gedeeld De gedachte aan zijn baas deed den hond weer neerzitten en een klaaglijk gehuil uit- stooten. Plotseling ritselde het in het kreupelhout en Bello zag tot zijn groote verwondering een jon genshoofdje er uit kijken, dat met groote oogen naar hem keek. „Dag hond," klonk een vriendelijke stem. Bello kwispelde met zijn staart. Hier was iemand die voor het eerst dien dag een goed woord zei. Hij ging een stap dichter naar het kind toe. „Je doet me geen. kwaad, hè. Je bent eeh> lieve hond." „Woef, woef," blafte Bello zachtjes. Hij stond nu vlak naast het jongetje en zijn oogen schenen te vragen: „Wat doe je hier, kleine man?" Het scheen, dat het jongetje het begreep. „Ik was met mammie boodschappen doen en toen ineens in een grooten winkel zag ik haar niet meer. Ik heb geprobeerd haar te zoeken; maar ik vond moeder niet meer. Toen ben ik maar steeds doorgeloopen en hier ge komen. Toen was ik zoo moe, dat ik aan den kant wilde gaan slapen. En toen kwam jij. Zullen we maar samen probeeren te slapen?" Bello, die goed geluisterd had, strekte als eenig antwoord, zich naast het kind uit, dat dicht tegen hem aankroop. „Je bent lekker warm, hondje." zei het kind. Even later verried zijn geregelde ademhaling, dat het rustig sliep. Bello lag wakker. Nog een paar uurtjes ge leden had hij troosteloos door de straten ge loopen en nu had hij weer iemand om voor te zorgen. Iets kleins en onschuldigs, dat zijn bescherming noodig had. Het was al licht toen Bello wakker werd: het kind, dat dicht tegen hem aan lag, sliep nog, maar even later sloeg het zijn oogen op. Het keek verwonderd om zich heen. „Waar ben ik? Moeder?" Zijn lip beefde. Maar de hond begon zijn hand te likken. Het jongetje lachte. „Ach wat ben ik dom. Lieve hond, wil je me helpen, mijn moesje te zoeken?" Ze stonden op. „Ik heb honger hond, en jij?" Bello blafte; het was twee dagen geleden sinds hij de laatste maal gegeten had. „Welken kant uit?" vroeg het jongetje, toen ze weer op den weg stonden. Bello dacht na; het kind had gesproken óver een winkel; die moest dus in de stad zijn. Dan moesten ze den kant uit, vanwaar hij gisteren gekomen was. Hoelang ze al geloopen hadden, -wisten ze zelf niet; maar de zon stond al hoog aan den hemel, toen ze de eerste huizen van de stad bereikten. Er waren veel menschen, die nieuws gierig keken naar het vreemde stel: het kleine jongetje en de groote hond. Maar ze stapten door en trokken zich van die onderzoekende blikken niets aan. Eindelijk zei het kind: „Ik ben moe." Ze zochten een stoep op en daar ging de kleine jongen zitten. De hond lag aan zijn voeten. Het kind keek om zich heen. Plotseling riep hij uit: „Moeder!" Hij vloog op en rende op een dame af, die er in de verte aankwam. Bello sprong hem na. Daar zag hij, hoe de dame, die erg wit was, haar armen opende en zijn kleine vriendje er in sloot. Tranen liepen langs haar wangen. „Hansje, waar ben je geweest?" Dat was vlug verteld. „En Mammie, mag ik den hond houden? Hij heeft bij me geslapen en me den weg gewezenToe mag het?" Hansjes moeder keek even zwijgend naar het dier, dat vragend zijn staart kwispelde. „Als hij van niemand hoort, dan mag je hem wel houden. Laten we nu gauw naar huis gaan, want vader loopt ook naar je te zoeken." Jullie begrijpen natuurlijk al, dat er nie mand was, die aanspraak maakte op Bello. En zoo mocht Hansje zijn vriendje bij zich houden en wie van de twee het blijdst was, is niet uit te maken. RITA VAN B. De Bison. Van dezen herkauwer, die vroe ger bij duizenden door de groote Amerikaan sche vlakten zwierven, leven thans nog on geveer 3000 exemplaren, waarvoor de Ameri kaansche regeering een ruimte van 60 K.M.2 oppervlakte heeft ingeruimd in Docoteh en aangrenzende staten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 10