DE MAN, DIE DE
TROEVEN HAD.
De plechtige opening der Staten Gene
raal. H. M. de Koningin leest in de
Ridderzaal voor de vereenigde verga
dering der beide 'Kamers de troonrede
voor. Naast de Koningin H, K. H.
Prinses Juliana
Zeeuwsche belangstelling voor de plechtigheden
bij de opening der Staten Generaal
De minister-president, dr, H. Colijn, begeeft zich
naar de Ridderzaal
De aankomst van H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana op het Binnenhof te den Haag
ter opening van de Staten Generaal. De eerewacht (rechts) presenteert het geweer
De commissaris der Koningin in Zeeland, jhr. mr. J. W. Quarles
van Ufford, in gesprek met een inspecteur van politie op hei
Binnenhof te den Haag
FEUILLETON
Naar het Amerikaanscta bewerkt door
J. VAN DER SLUYS.
26)
In de lift dacht Bristew, dat het toch niet
zoo eenvoudig was, detective van beroep te
I worden. Men had er collega's, assistenten.
I „schaduwers" en wederzijdsche overeenkom -
l sten met bureaux in andere steden voor noo-
i dig. Het was precies als iedere winstgevende
zaak, gecompliceerd en men had er zijn voort
durende aandacht bij noodig.
Toen zij elkander aan het ontbijt ontmoet-
ten, had Braceway het rapport van Platt al
ontvangen.
„Er heeft zich gisteravond niets bijzonders
voorgedaan", vertelde hij Bristew. Platt
heeft Morley gevolgd; hij is rechtdoor naar
huis gegaan. Hij woont 'bij zijn moeder in
.een klein huisje een heel eind in „R"straat
•Noord-West. Hij ging met de tram en was
even voor half twaalf thuis. Tegen kwart
over twaalven waren al de lichten uit. Dezen
morgen om 6.30 toen Delaney Platt afloste
had onze vriend het huis nog niet verlaten"
„En wat denkt u dat hij vandaag zal doen?"
„Nu, hij zal of vroeg naar de bank gaan
om argwaan te voorkomen", zei Braceway.
„of als hij de juweelen in den nacht van
den moord aan zichzelf verzonden heeft, za-
hij probeeren om ze in Baltimore of in Virgin
nia aan de andere zijde van de rivier te ver
panden. In Washington zijn geen pandjes
huizen. Dat is daar in strijd met de wet".
„En zou Delaney hem niet kwijt raken?"
„Geen sprake van".
Tijdens het ontbijt merkte hij op, dat.
Bristew dood-op was. Eigenlijk zag hij er uit
alsof hij bepaald ziek was.
„Zeg eens", sprak Braceway, toen zij ge
reed waren om van tafel op'te staan. „Voelt-
u 'zich niet" goed? U ziet er doodmoe uit".
Bristew ontkende het niet. „Ik heb van
nacht niet te best geslapen. Het was be
nauwd op mijn kamer, en ik kan niet tegen
dat vochtig-broeierige weef".
„Als u zich vandaag eens kalm hield. Het
Bristew gaf met tegezin toe. Hij zou maar
rust houden als Braceway hem dan tegen
twaalf uur op de hoogte kwam stellen.
Toén hij op zijn kamer" terug was, barstte
zal gloeiend heet worden",
de zieke man in woede uit
Braceway draalde op de stoep van de An
derson National Bank. Hij had eigenlijk wei
nig lust om binnen te gaan en het apparaat
in werking te stellen, dat Morley in het on
geluk zou storten.
En plotseling dacht hij aan de zonderlinge
sprongen van wat men het Noodlot noemt.
Doordien een vrouw onder geheimzinnige
omstandigheden in een kleine stad in het
Zuiden vermoord wordt, blijkt het, dat een
jongeman geld van een bank gestolen heeft;
een detective wordt in dienst genomen door
den echtgenoot der vermoorde vrouw; deze
komt weer in aanraking met de zuster van
het slachtoffer en hij ziet duidelijker dan ooit
in, dat hij nog van haar houdt. Wat zou dit
alles beteekenen? Hij herinnerde zich nog de
japon, die-zij eens op een bal had gedragen,
heel lichtgeel hoe blauw haar oogen daar
bij afstaken en hoe de glans van haar haar
prachtig uitkwam. Wat zou zij zeggen, als
hij terugkeerde naar
Hij dwong zich naar de werkelijkheid te-
vug. Hij trad de bank binnen en vernam, dat
Morley niet op het kantoor gekomen was.
Nadat hij zijn kaartje aan een zwijgend man
netje overhandigd had, werd hij. na een
oogenblik gewacht te hebben, in het privé-
kantoor van den heer Joseph Beale binnen
gelaten.
Joseph Beale maakte geen sympathieken
indruk; hij .had dezelf4e harden blik in zijn
odgen aïff EÉngton. Hoewel hij gezet ms,
waren zijn vingers öök lang en dun en hij
had denzelfden niets-zeggenden glimlach.
„Ik heb geen prettige boodschap", meneer
Beale", begon Braceway. „Maar het ligt nu
eenmaal op den weg van mijn plicht".
De bankdirecteur bekeek het kaartje, dat
hem overhandigd was.
„Hm!" zei hij en een strakke glimlach,
trok om zijn mond. „U bent een detective?"
„Ja".
„Wat is er, meneer Braceway? Als ik iets
voor u doen kan? U verlangt zeker
Deze vraag ontstemde Braceway.
..Ik verlang niets", zei hij scherp; „ik ge
loof veel meer, dat ik iets voor u ga doen".
De bankier verstarde.
„Wat bedoelt u?"
„Het betreft een van uw employé's, den
man, die belast is met het tellen van ontvan
gen gelden".
„Wat! Henry Morley! Onmogelijk meneer!
Schandelijk! Infaam!"
,.Ee noogenblik alstublieft", hernam Brace
way. „Ik wilde juist gaan zeggen, dat ik het
niet zeker wist. Maar ik verdenk Morley er
van, dat er in zijn kas een tekort is. Er zijn
onverklaarbare omstandigheden, die Morley
in verband brengen met den moord op een
vrouw. Daarom.
,-,Eén van mijn employé's een dief en een
moordenaar!" En Joseph Beale schoof zijn
stoel achteruit en sloeg met de vuisten op zijn
knieën.
„Verdraaid, meneer.
En hij bekeek het kaartje nog eens. „Hoor
eens, meneer Braceway, ik kan het niet ge-
looven. Morley, een jongen van goede fami
lie!"
Braceway negeerde deze opmerking en
vervolgde: „De moord op mevrouw George
Withers te Turmville, Noord-Carolina,
leidde
„Meneer Withers!" hijgde hij. De dochter
van mijn ouden vriend, Will Fulton! Fulton,
een van onze cliënten!" Hij zonk ontzet ach
terover in. zijn stoel.
Braceway vertelde daarop de heele toe
dracht van de zaak,
„Indien zijn kas een tekort aanwijst", zoo
besioot hij, „dan is het motief voor den
moord vastgesteld. Daarbij als hij de bank
bestolen heeft, dan dient u het toch te we
ten".
Joseph Beale drukte op een schel.
„Charles", sprak hij tot het kleine manne
tje. "Zeg aan meneer Jones, dat ik hem
wensch te spreken. „Onze onder-directeur",
legde hij Braceway uit.
Meneer Jones luisterde met de grootste
verbazing naar het verhaal van den presi
dent.
„Wanneer", vroeg Beale, „kunnen wij de
zen eh meneer antwoord verschaffen
op de vraag, of Morley een dief is?"
„Niet voor een uur of vijf vanavond; laten
we zeggen om half zes?"
„Uitstekend", stemde Beale toe en zich tot
Braceway keerend: „schikt u dat?"
„Volkomen".
Toen de detective de deur van het privé-
kantoor achter zich sloot, greep Josep Beale
naar de telephoon. Ze hadden den besten
accountant noodig, dien zij maar konden
vinden voor het haast-werk, dat zij beloofd
hadden.
HOOFDSTUK 20.
De juweelen worden ontdekt.
Braceway keerde naar zijn hotel terug en
nadat hij in de hall een half dozijn New-
Yorksche couranten had gekocht, ging hij
zitten wachten op het bericht van Golson's
bureau over Morley's gangen. Even over el
ven werd hij aan de telephoon geroepen.
„Uw vriend heeft den trein van acht uur
naar Baltimore genomen". Golson zelf gaf
hem het bericht. „Delaney is met denzelfden
trein gegaan. Zij 'kwamen om negen uur te
Baltimore aan. Uw vriend nam een taxi naar
den winkel van Eidstein, waar hij twintig mi
nuten over negen aankwam. Hij ging met Eid
stein. in diens privé-kantoor achter den win
kel en daar bleven ze meer dan een uur, tot
ongeveer half elf. Uw vriend kwam naar bui
ten en ging naar een hotel in de beneden
stad. Daar was hij, toen Delaney, die hem;
geschaduwd had, er in slaagde mij te tele--
grapheeren, wat ik u juist verteld heb".
„Mooi", zei Braceway. „Wat deed hij in het
hotel? ontmoette hij daar iemand of schreef
hij daar iets?"
„Dat heeft Delaney niet gezegd".
„Wie is die Eidstein, een pandjeshuisbaas?"
„Neen, hij is antiquair, hij doet in oude
meubelen, oud goud, oude juweelen, alle oude
dingen. Hij theeft een goede reputatie. Es
weet alles van hem".
„Dat is eigenaardig, hè?"
„Wat is eigenaardig?"
„Dat hij niet naar een pandjeshuis ging".
„Houdt je maar bedaard", lachte Golson.
„De dag is nog niet voorbij".
„Ja, dat is zoo. En Corning, de pandjeshuis
baas hi Virginia?"
„Daar heb ik ook iemand, zooals u hebt
gevraagd. Zal ik hem daar houden?"
„Ja, zeker", zei Braceway dadelijk. „Veron
derstel, dat Morley aan Delaney ontsnapt en
naar Coming gaat! Houdt hem. daar den
heelen dag".
Hij ging van de telephoon weg en ging naar
boven naar de kamer van Bristew, no. 717.
Toen hij aanklopte, werd de deur geopend
door een jonge vrouw in. verpleegsterscos-
tuum.
„Neemt mij niet kwalijk", begon hij. „Ik
geloof, dat ik verkeerd ben. Ik
„Dit is de kamer van meneer Bristew", zei
zij met zachte stem. „Is u meneer Brace-
„Ja
way?"
„Komt u dan alsublieft binnen." Zij trad.
terug en hield de deur open.
„Meneer Bristew is nog erg zwak, maar hij
zei, dat hij u moest spreken, zoodra u kwam".
Braceway zag, dat er geen bed in de kamer
was 'en vroeg, waar de zieke man was. De
verpleegster wees op een gesloten deur, die
verbinding had met de kamer er naast.
.(•Waadt