DE MAN, DIE DE TROEVEN HAD. De L.U.T.Ode groote luchtvaarttentoonsielling te den Haag is Vrijdag door den minister van Defensie, dr. L. N. Deckers officieel geopend. De minister tijdens zijn rede H. K. H. Prinses Juliana bracht Vrijdag een bezoek aan de .Amato", de groote nationale land- en tuinbouwtentoonstelling in de nieuwe markthallen te Amsterdam. Bij de bezichtiging der expositie werd de Prinses door wethouder Kropman en den heer de Kruyf, voorzitter van de .Amato rondgeleid Minister Steenberghe heeft Vrijdagmiddag een bezoek gebracht aan de „Amato" in de markthallen te Amsterdam Ter gelegenheid van de Amato hield de Bond voor de Nederlandsche Warmbloedfokkerij Vrijdag een demonstratiedag voor het Nederlandsche warmbloed- paard. Het Frïesche zwarte paard in zijn meest typische gebruiksvormen. Beugelchais, gereden door J. W. Hoogterp, Deersum Een commissie bestaande uit Leden der Eerste Kamer heeft Vrijdag aan H. M. de Koningin op Hul» ten Bosch te den Haag het adres van antwoord op de troonrede overhandigd. De Kamerleden ver-. laten het paleis FEUILLETON Naar het Amerikaansch bewerkt door J. VAN DER SLUYS. 29) HOOFDSTUK 22. Een bekentenis. Bristew, thans overtuigd, dat hij den tegen zin van Braceway om de schuld van Perry Carpenter te erkennen, doorgrond had, was niet de eenige, die zich over de handelwijze van den detective verwonderde. Men vroeg zich af, welke geheime beweegreden er Bra ceway toe had gebracht om de publieke aan dacht op een tragedie gevestigd te houden, nadat een onberispelijke bewijsvoering den waren moordenaar reeds had aangewezen. Majoor Ross wachtte de twee mannen op In een groote, kale kamer op de tweede ver dieping van het politieposthuis. De nacht was drukkend warm en de langwerpige, smalle vensters waren open gezet. Evenals Braceway trok Bristew zijn jas uit, waardoor zijn for- sche gestalte en de stalen beugels goed zicht baar werden. Morley werd binnengeleid en men liet hem plaats nemen. De gevangene aan den ande ren kant der tafel, zag in het geheel niet naar uit, alsof hij van plan was zich te verdedigen. Hij zag er bleek en vertrokken uit met nieu we krir^rti onder de oogen en zijn lippen trilden. Braceway begon hem snel en scherp te ondervragen. „Je bent er bij, Morley. Dat weet je even ^gjoéd als wij. Wij willen je heelemaal niet nooaeloos kwellen; wij willen alleen de waar heid. Als je ons die vertelt, dan zul je jezelf en ons een dienst bewijzen. Wil je ons zeggen, hoe de vork in den steel zit?" „Ja", antwoordde hij mat met zijn handen gevouwen. „Je weet, dat je gearresteerd bent wegens verduistering nietwaar?" „Ja". „Heb je inderdaad geld ontvreemd van de Anderson National Bank?" Morley zat even te draaien, terwijl hij ieder van de drie mannen tegenover zich beurte lings aanzag. „Ja", zei hij eindelijk met een hooge, he nepen stem. „Goed, je gedraagt je tenminste verstan dig", spoorde Braceway hem aan. „Daar hoeven wij dus nu niet verder over te praten. Vertel eens wat over de juweelen, die je vandaag in Baltimore verpand hebt?" De gevangene bevochtigde zijn lippen en vestigde een starren blik op Braceway. „Bedoelt u de robijnen?" „Ja zeker". „Ik heb ze niet verpand, en en ze waren van mijn moeder. „En de diamanten en smaragden?" „Ik had geen diamanten en smaragden". „Had je er geen? Waar was je den heelen namiddag, voordat je je bij Eidstein vertoon de?" Dit was de eerste aanwijzing, dat men hem geschaduwd had. Hij weifelde. ,Js het noodzakelijk, dat ik daarop ant woord?" „Zeker. Waarom niet?" „Er kwam een floers als van tranen over zijn fletse oogen. „Omdat moeder anders in de zaak betrok ken wordt", weerstreefde hij, terwijl hij zijn handen zenuwachtig bewoog. „Je zult ons toch moeten zeggen, waar je was en wat je deed", hield Braceway vol. „O, heel goed", zei hij wanhopig; „ik was in een kamer in het Emerson Hotel met met mijn moeder. En ik was ik bekende haar, dat ik geld van de bank gestolen had. Zij wist, dat ik geld noodig had. Ik had haar gezegd, dat ik had gespeculeerd en wat extra geld noodig had om te speculeeren. Zij gaf mij de robijnen uit haar oorbellen; en zij kwam later naar Baltimore. Als ik geen geld op de robijnen kon krijgen, zou zij een hypo theek op ons huis nemen. Zij heeft dat in eigendom". Hij wachtte even met moeite zijn tranen terughoudend. „Houd jeflink", moedigde Braceway hem aan, „je legde tegenover haar een bekentenis af, niet waar?" „Ja, maar ik kon de gedachte niet verdra gen, dat zij het laatste, wat zij bezat, zou geven, maar zij wilde het- nu eenmaal". „Had zij haar huis te Baltimore kunnen verhypothekeeren „Ja. Mijnheer Taliaferro, A. G. Taliaferro, de notaris, zou het voor haar in orde hebben gemaakt. Hij is een vriend van de familie. „En de smaragden en diamanten?" hernam Braceway. „Ik weet niet, wat u bedoelt". „Zij behoorden aan mevrouw Withers". Morley schudde ongeduldig het hoofd. .Jk weet niets van die juweelen af". Bristew mengde zich nu in het gesprek en legde hem het vuur na aan de schenen. Maar noch hij noch Braceway kon ook maar iets uit hem krijgen, dat op een bekentenis leek. Verder verklaarde hij, dat zijn tegenwoor digheid in het hotel van het oogenblik af, dat Delaney hem uit het oog verloren had, tot zijn tweede bezoek aan Eidstein om vier uur. kon worden vastgesteld door den portier, twee belle jongens en een dienstmeisje in het Emer son Hotel en door den notaris Taliaferro, met wien hij per telephoon gesproken had. toen hij daar met zijn moeder was. Volgens hem was hij Delaney ontglipt door in de lift te stappen en naar de kamer te gaan. waar zijn moeder, die een uur na hem te Baltimore aan gekomen was, op hem wachtte om te verne men, hoe zijn onderhoud met Eidstein was afgeloopen. Hij had gehoopt, zei hij, om het tekort van 700 doll bij de bank te dekken met het geld,dat hij van den antiquair dacht .te krijgen, maar, bedenkende, dat zijn moeder gevaar liep arm te worden, had hij op het laatste oogenblik zijn plan opgegeven om meer geld te krijgen door hypothekeering of verkoop van het huis. „Weet je soms, of vandaag enkele Withers- juweelen in Baltimore verpand zijn door iemand, die vermomd was en wel wat van jou weg heeft?" vroeg Braceway. „Is dat gebeurd?" Hij keek verbaasd. „Ja, wat weet je er van?" „Dat heb ik u al gezegd hoegenaamd niets!" Braceway, die de nutteloosheid inzag van het voortzetten van dit onderzoek voor het oogenblik, zweeg en keek hem nadenkend aan. „Gesteld, dat ik ze beleend had", voegde Morley erbij, zonder zijn oogen op te slaan, „dan zou het geld toch op mij gevonden moeten worden". „Probeer nu niet al te slim te zijn!" riep Bristew er plotseling zoo ruw en onverwacht tusschen, dat de gevangene heftig opschrikte. „Wat wij noodig hebben, zijn feiten en geen argumenten." De kreupele leunde voorover in zijn stoel en zijn stem klonk scherp en uit dagend. „Je bent niet zoo knap, als je denkt. Je hebt gelogen, toen je een verklaring aflegde, wat je in den nacht van den moord gedaan hebt. Vooruit er mee en nu de waarheid!" Morley, geheel ontdaan, staarde voor zich uit en zei niets. „Wat deed je dien nacht? Waar was je?" Bristew stond van zijn stoel op en nadat hij om de tafel heengeloopen was, ging hij voor Morley staan. „Dat heb ik u al gezegd. Ik was heelemaal niet in de buurt van Manniston Road". „Ja, dat was je wel! We hebben er het be wijs van. Je was er wel!" „Wat voor een bewijs?" „O, daar ben je nieuwsgierig naar, hè? Ik dacht het wel. Ten eerste, de afdruk van je overschoen op den vloer van de veranda". JNsen, neen.! Ik was niet op de - veranda, Ik Hij hield zijn woorden in, begrijpende, dat hij zich verraden had. „Niet op de veranda'?" vroeg Bristew. „Waar dan wel? Waar?" Hij hinkte nog een stap dichter naar den gevangene toe. „Vooruit nu! Je was er wel!" „Ik was niet op de veranda". „Heel goed dus niet op de veranda maar waar dan wel?" I Morley zag naar hem op en schoof werktui gelijk zijn stoel achteruit, alsof hij behoefte gevoelde aan meer ruimte. Bristew in zijn) hemdsmouwen, zijn rechterarm omhoog, ging voort hem te bedreigen en te bevelen te spre ken. Braceway was verwonderd over de intensi teit van Bristew's blik, de kracht van zijn lichaam, de scherpte in zijn stem. Deze man, die een paar uur van tevoren ernstig ziek was geweest, toonde nu een energie, die ieder een wonderbaarlijk gevonden zou hebben. Morley kon niet tegen hem op. „Ik weet niets niets, dat de moeite waard is", protesteerde hij zwakjes, terwijl hij van het hoofd tot de voeten beefde. „Ik zou het al wel dadelijk gezegd hebben, maar ik dacht, dat het mij te lang in Turmville zou hou den. Ik wou terug en „Wat kan ons dat schelen, wat jij wou!" en Bristew's hand kwam neer; hij greep hem ruw bij den schouder en schudde hem door elkaar. „Wat heb je gezien? Dat moeten we we« ten. alles, precies!" Morley deinsde terug en trachtte zich van Bristew's hand te bevrijden. De kreupele trad terug. „Heel goed", sprak hij, „ik zal je geen pijn doen". Morley, die eieren voor zijn geld koos, ver telde haastig zijn verhaal, af en toe naai! adem snakkend. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 8