Het huwelijk van den Pelikaan-marconist van Beukering. He „Queen Mary99 tewater gelaten.
DE MAN, DIE DE
TROEVEN HAD.
Oefeningen in het zuiver richten bij de demonstraties der Londensche
brandweer in haar hoofdkwartier
Koningin Mary van Engeland heeft Woensdag de plechtige doop
en tewaterlating verricht van het ontzaglijke nieuwe schip der
Cunard White Star Line aan de Glyde nabij Glasgow Het oogen-
blik der tewaterlating Inzet: de Koningin achter de van regen
druipende ruiten der eeretribune
De heer C. H. van Beukering, marconist van de
.Pelikaan", is Donderdag te Hoofddorp in het huwelijk
getreden met mej. M. Th G. J. M. Janssen De ge-
heele bemanning van de .Pelikaan" was bij de plech
tigheid tegenwoordig
In het Amsterdamsche stadion is Donderdagavond een benefiet wedstrijd gehouden ten bate van de nabestaanden
der onlangs bij het auto-ongeval bij Schoorldam om het leven gekomen renners Hoevens en Reynder», De
winnaars uit de achtervolgingsrace voor beroepsrijders
Tijdens herstellingswerkzaamheden aan het monumentale kerkje te
Asselt had plotseling een instorting plaats, waardoor het Noor-
mannenpoortje dat sedert eeuwen dichtgemetseld was geweest,
tevoorschijn kwam
FEUILLETON
Naar het Amerikaansch bewerkt door
J. VAN DER SLUYS.
34)
„Als liet den heeren hetzelfde is", stelde
Braceway voor, „dan moesten we de vensters
maar sluiten. We hebben heel wat te bepra
ten en anderen hebben er niet anee noodig".
Terwijl de vier anderen gingen zitten, bieef
hij staan met zijn rug naar den ledigen
haard.
„Ieder van u", begon hij, „is natuurlijk bij
zonder geïnteresseerd in hetgeen ik te ver
tellen heb. Ik vroeg u om deze conferentie te
houden, omdat wij er allen bij betrokken zijn"
Zijn oogen schitterden, zijn kin was voor
uitgestoken, iedere vezel van zijn lichaam
stond strak. En toch was er niets theatraals
in hem. Als hij innerlijk opgewonden was,
dan was daarvan niets te merken. Vastbera
denheid kenmerkte zijn heele houding.
„Maar vertelt u mij eens", en hij wendde
zich tot Greenleaf en Bristew. „Hebt u nog
iets nieuws kunnen ontdekken?"
Met de gesloten vensiers was het warm en
benauwd in de kamer. Hij trok zijn jas uit en
wierp die op een stoel. In zijn overhemd en
de godezittende gestreepte pantalon zag hij
er jongensachtig uit.
„Neen", antwoordde Bristew. „De commis
saris en ik hebben gisteren alles nogeens be
sproken. Wij hebben geen aanleiding gevon
den om van onze meening af te wijken".
„Over Carpenter?"
„Ja
„U bedoelt, dat het uw meening is, de uwe
en die van den commissaris", zei Braceway
ernstig. „Maar de neger is niet schuldig",
„U bedoelt, dat dat uw meening is", sprak
Bristew hem na met een toegeeflijken glim
lach.
„Ja. Carpenter is niet schuldig en Morley
is niet schuldig".
De oude heer Fulton, die links van Bristew
zat, keek nieuwsgierig op.
„Voor je verdei- gaat, Braceway kwam hij
tusschen beide, „kan je ons ook zeggen, waar
George Withers is?"
„Dat kan ik wel zeggen", antwoordde Bra
ceway na eenige oogenblikken. „Om redenen,
die hem het best bekend zijn, weigerde Wi
thers hier bij ons te komen. Dat had hij kun
nen doen, als hij gewild had".
Wat hij zei, klonk als een directe beschuldi
ging tegen Withers. Fulton keek hem ongeloo-
vig aan. Bristew trok ook zijn jas uit en vlijde
zich gemakkelijker in zijn stoel neer; er zou
een lang verhaal komen, dacht hij en zooals
hij den vorigen avond verwacht had, zou de
echtgenoot der vermoorde vrouw en niet Mor
ley in staat van beschuldiging gesteld worden.
„Greenleaf, leunend in een schommelstoel
bij de suite-deuren, staarde naar het plafond,
als wilde hij gebrek aan belangstelling too-
nen.
Abrahamson, het dichtst bij de deur der
veranda gezeten, was de eenige toehoorder,
die geheel opging in het verhaal van den de
tective.
„Maar weet je waar hij is?" hield Fulton
aan.
„Ja ongeveer".
De schitterende oogen van den pandjes
huisbaas keken van den een naar den ander.
Een tevreden glimlach lichtte de hoeken van
zijn mond omhoog. Hij amuseerde zich koste
lijk.
„Maar ik wil uw tijd niet verspillen", ging
Braceway voort, terwijl hij zijn woorden met
zorg overwoog. „Toen ik met deze zaak begon,
dacht ik, dat de neger of Morley de moorde
naar zou kunnen zijn, Maar mijn opinie ver
anderde, toen ik begon na te denken over dien
geheimzinnigen kerel, den man met zijn brui
nen baard en goude ntand. Meneer Fulton was
het mij eens, dat hij de eigenlijke moordenaar
was. En dat niet alleen, maar hij bezat op
merkelijke bekwaamheden, die hij voor de
laagste en misdadigste doeleinden gebruikte.
Ik vermoedde zijn identiteit voor het eerst na
mijn onderhoud verleden Woensdag met Rad-
dy. den liftjongen, en den heer Abrahamson,
den pandhuishouder".
.Neem mij niet kwalijk", zoo viel Bristew
hem in de rede. „maar was het niet Abraham
son. die u zei. dat de man met den baard op
Withers leek?"
Greenleaf grinnikte, want hij had schik in
de poging van Bristew om Braceway de loef
af te steken door aan Abrahamson de eer van
deze inlichting toe te kennen.
„Ja, dat vertelde hij mij", antwoordde Bra
ceway op eear toon, die duidelijk te kennen
gaf, dat hij niet gestoord wilde worden en hij
voegde er aan toe: „laat mij nu uitspreken,
Bristew. Later kunt u zooveel bepraten als u
wilt. Maar ik zou liever niet meer in de rede
gevallen worden".
„Toen ik de identiteit van den vormomden
man eenmaal vermoedde, stonden mij twee
dingen te doen, namelijk de identiteit aan te
toonen, vervolgens te bewijzen, dat de ver
momde man den moord begaan had. Zooals
ik opmerkte, nam mijn theorie dien namid
dag in mijn kamer in het Brevord Hotel vas
ten vorm aan. Alles, wat ik sedert dien dag
heb gedaan, had ten doel de noodige feiten
bijeen te brengen. Ik ben thans in het bezit
van die feiten".
Even pauzeerde hij, alsof hij opmerkingen
verwachtte; toen vervolgde hij:
„Mijn vermoeden kwam voort uit mijn ge
loof. dat ik den man moest vinden, die me
vrouw Withers in Atlantic City en Washing
ton afgeperst had en voor de derde maal hier
in Turmville. Deze persoon was de eenige, die
het slachtoffer bij die verschillende gelegen
heden. waarvan wij weten, bezocht had; het
was allemaal werk van denzelfden man. Als
ik hem kon vinden, dan had ik ook den moor
denaar,
„Ik weet nu, wie hij is!"
„Vijf jaar geleden was er een bekende per
soonlijkheid, die veel invloed had op een aan
tal zakenlieden in Wall Street te New-York.
Hoewel hij aan het begin van zijn loopbaan
doodarm was, verdiende hij zoo nu en dan
aardig wat geld. maar hij gaf het uit, zoodra
het verdiend was.
Het was een zeer begaafd, doch geweten
loos individu. Hij was destijds betrokken bij
de fraude van den „Grooten Wegenaanleg".
Men zag hem steeds in restaurants; hij hield
van vroolijk gezelschap, juweelen en cham
pagne. Een eigen kantoor hield hij er niet
op na. Hij opereerde altijd door bemiddeling
van anderen. Als hij zijn gaven beter ge
bruikt had, had hij een machtig man in de
financieel© wereld kunnen worden. Maar dat
trok hem niet aan. Hij hield van de opwin
ding van de misdaad, had een pervers genoe
gen in oplichtingen.
Vroeg in 1913, dus vijf jaar geleden, kwam
de krach. Hij werd gearresteerd en er van be
schuldigd de firma, in welker dienst hij was,
voor 3300 doll, opgelicht te hebben. De naam
der firma was Blanchaard Sebastiaan. De
naam van den man was Splain.
Er was een vertraging van enkele uren bij
het in orde brengen van een borgstelling, die
zou moeten voorkomen, dat hij den nacht in
de gevangenis zou moeten doorbrengen. Ter
wijl hij in zijn cel was, merkte hij op: „een
plaats als deze is niets voor mij, maar ik ga
er gelukkig over een uurtje weer uit en als zij
mij nog eens in een cel willen hebben, dan
zullen zij mij eerst moeten dood maken, Eén
keer is genoeg".
Hij hield woord. Zij kregen hem er niet
weer in. Hij liet zijn borgstelling in den steek,
tien dagen vóór hij op de terechtstelling
moest verschijnen. Zij hadden een signale
ment van hem: een gebogen neus, vaste, op
eengeklemde mond, zwarte en bijzonder door
dringende oogen, zwart haar, welbesneden
gelaatstrekken, breede schouders, slanke"
athletische gestalte. Ziedaar eenige van de
bijzonderheden, die ik mij herinner. In
Fulton gaf een schreeuw. Hij sloeg de vin
gers van zijn rechterhand tegen zijn voor
hoofd, als om zijn gezicht te verbergen. De-
beschrijving van den vluchteling had onmid
dellijk het gelaat van George Withers voor
zijn verbeelding gebracht.
„Luistert u nog even naar mij, meneer Ful
ton", zei Braceway. „Splain ontkwam aan de
vervolging. Zijn vlucht en verdwijning waren
volkomen goed voorbereid, en r—
Bristew onderbrak het verhaal opnieuw. Op
zijn gezicht was een glimlach die niet tot zijn
oogen kwam. Hij hadJn z^jn lgy,en nog nooit
zoo intens nagedacht en was tot een besluitij
gekomen.
„Wat u ons verteld hebt", erkende hij kalm'
weg, terwijl hij den detective strak aankeek,
is inderdaad een- tamelijk vleiende schets van
een deel van mijn eigen leven".
Greenleaf staarde hem met open mond en.
met een voor een oogenblik verlamd denkver
mogen aan. Fulton leunde voorover, alsof hij;
hem wilde aanvliegen. Alleen Abrahamson,
met een broeder wordenden lach op het ge
zicht, zijn gezonken oogen oplichtend, scheen
vrij van verbazing. Braceway, de schouders,
achteruit en zoo recht als een kaars, lette met
gespannen aandacht op Bristew. De roodeï
gloed van de ondergaande zon stroomde door
het venster op zijn gezicht en gaf nog meer
glans aan den gloed zijner oogen. Hij deed;
een stap naar voren, zijn arm schoot uit en
met een aanklagenden vinger wees hij op deit
onverstoorbaren Bristew.
„Die man daar", verklaarde hij met sner-,
pende verachting in zijn stem, „is de dief en
de moordenaar". 1
Eén oogenblik scheen de ongelooflijke be
schuldiging de heele groep imanneai te ver-
dooven. i
..Meneer Braceway", sprak Bristew, terwijl
hij Fulton en Greenleaf aanzag, „lijdt aan een
waan voors telling
De twee mannen verleenden hem echter
geen steun. Zij hielden hun oogen op Brace
way gevestigd.
„Omdat," vervolgde Bristew. „Ik het on
schuldige slachtoffer ben geweest van ver
zonnen verduisteringen beschuldigt hij mij,
van moord, terwijl
„Zwijg!" beval Braceway, terwijl zijn hand
omlaag ging.
Abrahamson leunde voorover en klopte met
de knokkels op de deur der veranda. Zij ging'
open en twee politie-agenten in uniform tra
den binnen. i
„Ik iben zoo vrij geweest, commissaris", ver-!
ontschuldigde Braceway zich", om hun te ver
zoeken hier te komen. Ik wist, dat u zoudt
wenschen, dat zij hun plicht zouden doen en!
dat wel zoo gauw mogelijk".
f.Wiordt vëttvyttefliVi