Installatie van den burgemeester van Rhenen. De fokveedag te den Bosch. Artikel 289 strafrecht De installatie van den nieuw benoemden burgemeester van Rhenen, den heer G. C. S. d'Aumale baron van Hardenbroek, heeft Dinsdag plaats' gehad, bij welke gelegenheid voor het stadhuis een huldiging plaats vond De groote traditioneels gecombineerde jacht partij te Cheverells, Markyate (Eng.) bracht vele vooraanstaande jagers tezamen. Majoor Ross Skinner aan schot Tengevolge van een aanvaring werd Dinsdag in het Westelijk dok te Amsterdam een motorboot tot zinken gebracht Aan boord van het kabelschip der Engelsche posterijen, „Monarch" beproefde de waar nemend Lord Mayor van Londen, sir Kynaston Studd, de installatie voor het leggen der kabels tijdens het bezoek dat hij Maandag aan dit schip bracht De burgemeester van den Bosch, mr. F. J. van Lanschot opeijde Dinsdag in de Bossche veemarkthallen den grooten fokveedag. - De burgemeester bleek een uitstekend veekenner te zijn Aan den vooravond van de 3-Octoberfeesten te Leiden. Dinsdagavond werd te Leiden een groote taptoe gehouden bij welke gelegenheid het standbeeld van burgemeester v. d. Werf feestelijk verlicht was De suikerbietencampagne is weer begon nen. Een overzicht van de drukte aan de suikerfabriek te Halfweg Jhr. van Lennep werd winnaar van het internationaal ruiterfeest dat op de Weensche „Poloplatz" gehouden werd. De winnaar tijdens een kranigen sprong FEUILLETON Oorspronkelijke Recherche Roman. door J. CHR. TETENBURG. Inspecteur van politie te Utrecht, 1* VOORWOORD. [Dit is geen wetenschappelijk werk en evenmin een detective-roman waarin allerlei wonderlijke prestaties verricht worden. U zult vergeefs zoeken naar een particu lieren detective, die zich onherkenbaar weet te vermommen en aan een eindje sigaar kan zien, welke geesteseigenschappen de rooker er van had. Er is naar gestreefd duidelijk uiteen te zet ten, hoe hemelsbreed de practische politie- methodes verschillen van die, welke door deze scherpzinnige onfeilbare detectives ge volgd worden. Er is in de meeste, tot nu toe op dit gebied verschenen romans een streven merkbaar, waarbij de politie in een belachelijk dag- suibsidiair nachtlicht wordt geplaatst, waar naast dan de particuliere speurders met een zoodanige schittering worden omgeven, dat de duisternis van geest der Politie des te scherper uitkomt. Het heeft niet in mijn bedoeling gelegen, dit kwaad met kwaad te vergelden, in welk geval ik de rollen had kunnen omdraaien. Zoo kwam het dat de Nederlandsche detective buiten dit boek is gebleven. Politie en Justitie komen er weliswaar niet zonder kleerscheuren af, doch wanneer men. deze geschiedenis ten einde heeft gelezen, zal men moeten erkennen, dat deze dwalingen, gezien de omstandigheden, alleszins vergeef lijk zijn geweest. In de hoop en met het vertrouwen, dat dit verhaal zal boeien, noodig ik den lezer thans uit Inspecteur Lietsen bij zijn opsporings- tocht aandachtig te volgen, waardoor het hem mogelijk kan zijn, in den loop van het ver haal, achter de waarheid te komen. DE SCHRIJVER. HOOFDSTUK I. ONGELUK IN DE BRANDELEERSTRAAT. 24 op 25 Juni 2 uur in den nacht: Ratelend verbreekt de telefoonschel de stil te in de Inspecteurskamer van het Hoofd bureau van Politie te Julianastad. Inspecteur Mr. van Lonckhuysen, die juist bezig was met het bestudeeren van de signa lementen uit het juist verschenen Algemeen Politieblad, neemt den hoorn af met het gebruikelijke: „Inspecteur van Dienst!" „Met Epstein, meneer", klinkt het van de andere zijde. „Er is juist een ongeluk in de Brandeleerstraat gebeurd. De ouwe Janssen, die op nummer 39 woont, is uit het raam van zijn kamer op de vierde verdieping, op de binnenplaats gevallen. Hij had weer een bor rel op. Hij heeft een groote bloedende wond aan zijn achterhoofd en is zoo goed als zeker dood. Ik heb den Geneeskundigen Dienst al gewaarschuwd. De auto kan ieder oogenblik hier zijn. Ik bel u even op bij bakker Toren stra op nummer 50. Linder is bij den man ge bleven." „All right. Dank jeantwoordde de Inspecteur. „Ik zal dadelijk meneer Lietsen en de recherche sturen. Ga jij nu direct te rug, ga voor de deur van de bewuste kamer staan en laat niemand binnen." „Tot uw dienst, meneer!" Inspecteur van Lonckhuysen draaide de vol automatische schijf tweemaal voor de huislijn en hoorde even later de stem van zijn col lega der centrale recherche Lietsen, die zich op kamer 25 bevond. Toen deze vernam, waarover het ging, was hij dadelijk in actie, greep browning, zak lantaarn en andere ingrediënten, sloot de kast met het kaartsysteem, zette zijn hoed op en riep een der op wacht zijnde recher cheurs van hun kamerdeur uit aan, direct met hem mede te gaan. Even later gonsde de motor met zijspan, door de vaste hand van den Inspecteur be stuurd, door de verlaten straten der eeuwen oude stad. Achter op de duo zat de, ietwat zwaarlijvige, gemoedelijke rechercheur van Everdingen, terwijl in de zijspan de brigadier van den herkenningsdienst had plaats geno men, voorzien van zijn onafscheidelijke ca mera en statief. De Brandeleerstraat was een armoedige straat, in een der oudste wijken, lang en zeer smal, waarin het zonlicht slechts zelden kon doordringen. Thans, in den nacht, leverde de straat met zijn spaarzame verlichting, een lu guber aspect op. Aan de eene zijde bevonden er zich leege pakhuizen, welke verweerde gevels hier en daar donkere nissen vormden, terwijl aan de andere zijde een rij vervallen woonhuizen stond, waarvan een zestal hoog boven de naastliggende uitstak en elk door drie boven elkaar wonende gezinnen bewoond werden. De bewoners ervan waren nu niet direct van een buitengewoon goed gehalte. Onder meer hadden in de straat verschillende vrouwen van verdachte zeden haar intrek genomen. Op de vierde étage, van perceel 39 in die straat, had de 58-jarige Johannes Janssen, een oude zwerver, een achterkamertje be trokken. Hij was, blijkens verklaring der bu ren, oudergewoont op 24 Juni 's avonds laat aangeschoten thuis gekomen en was ter stond naar boven gegaan. Niemand had toen meer iets van hem gehoordtotdat om on geveer half twee 's nachts, de benedenbewo- ners van het bewuste perceel werden opge schrikt door een. doordringenden kreet en een doffen slag op hun binnenplaatsje, alsof er een zak naar beneden werd geworpen. De deur van het plaatsje openende, be merkten ze, dat de oude man van vier hoog, klaarblijkelijk uit Het raam was gevallen en levenloos op den grond lag. Een hunner was toen naar de dichtstbij zijnde politiepost gerend en had daar om hulp gevraagd. Toen de motor der recherche de straat in reed stopte juist de auto van den Geneeskun digen Dienst voor het huis. Een dokter en een broeder gingen, weldra gevolgd door de drie recherchemannen, het benedenhuis in en begaven zich direct naar de binnenplaats. Ongeveer een meter uit den gevel lag de verongelukte op den rug. Het lichaam onge veer loodrecht op den gevel en het hoofd aan de gevelzijde. Het was slechts gekleed met hemd en onderbroek. Armen en linkerbeen lagen geheel uitgestrekt, terwijl het rechter been gedeeltelijk was opgetrokken. Een groote, donkere, natte plek hoofdza kelijk onder het hoofd, teekende zich U het licht der zaklantaarns scherp af tegen de lichte tegels, waarmede de binnenplaats be legd was. Dr. G., die het slachtoffer onderzocht stelde den dood vast. Veel kunde was hiervoor niet noodig. Het hoofd was half verpletterd. Nadat de dokter zijn werk verricht had en daarbij nog meerdere breuken aan beenen en arm had vastgesteld, was de beurt aan den fotograaf, die gebruik makende van het mede genomen ladderstatief, met magnesiumlicht eenige foto's van het lijk nam en tevens de ligging daarvan met een meetlint vaststelde. Vervolgens tilden de broeder en de re chercheurs het lichaam op een draagbaar, werd het met een laken overdekt en in de auto geschoven en op last van den afdeelings- commissaris, met wien Inspecteur Lietsen de zaak intussehen telefonisch besproken had, naar het Hoofdbureau vervoerd. In het schouwlokaal aldaar werd het door een ontboden begrafenisondernemer nog dienzelfden nacht afgelegd en den volgenden morgen nog eens door een Gemeente-arts serieus onderzocht, waarbij zich echter geen nieuwe gezichtspunten voordeden. Als doodsoorzaak werd dan ook verplette ring van den schedel tengevolge van een val van groote hoogte aangenomen. Bovendien kon nog een sterkedranklueht uit den mond van den overledene worden vastgesteld, zoo dat de gevolgtrekking voor de hand lag, dat de man zich bij zijn poging om het raam te sluiten, te veel over het zeer lage raamko zijn had gebogen, tengevolge van zijn drank misbruik het evenwicht verloren had en toen met een halve salto voorover, plat op den rug op de binnenplaats was neergestort. Inmiddels had Inspecteur Lietsen met zijn beide helpers het onderzoek naar'het ge val voortgezet. Terwijl de fotograaf aan het werk was, beklom hij met rechercheur van Everdingen de trappen naar de vierde etage, waar zij den agent Epstein trouw op zijn post voor de deur van de zitkamer van den verongelukte aantroffen. Hij salueerde correct en zei: „De deur is op slot, meneer en stevig ook. Ik denk dat er grendels voor zitten. Ik heb ook niets ver dachts gezien of gehoord." Terstond togen nu de politiemannen aan het werk en poogden, aanvankelijk met loo- pers, vervolgens met een breekijzer, de deur te forceeren, doch deze, hoewel wrak, gaf niet mee. Het vermoeden van den agent werd hierbij juist bevonden. Er zaten grendels voor. „Dan maar met inroeping van den sterken arm", was het advies van den Inspecteur en even later kondigde een luid gekraak aan, dat een der deurpaneelen aan het lichaamsge wicht van den toestormenden van Everdingen geen weerstand kon bieden en daaronder be zweek.. Nieuwsgierig keken de drie mannen door het ontstane gat, bij het licht van hun zak lantaarns, naar binnen. (Wordt vervoteda

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 5