BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES.
Ditmaal zal ik me alleen tot de briefjes be
perken en geen brief vooraf schrijven.
Goeden middag ROODBORSTJE. Heeft
je broertje het zoo heel erg jammer gevon
den dat er geen clubwerk was? Dat pleit voor
het clubwerk. Ter schadeloosstelling zal ik
a.s. Woensdag op de jongensclub een heel
groot verhaal voorlezen. De voorleesschade zal
ik daardoor wel inhalen. Dag Roodborstje.
Lief SNEEUWVLOKJE. Ja zeker, ondanks
het regenachtige weer, heb ik toch een vacan-
tie die mij voldoening geeft. Heel wat zaakjes
heb ik kunnen regelen en dat geeft zoo'n echt
i^evoel van rust.
Dag Sneeuwvlokje.
Beste WINTERKONING. Ja vriendlief,
het heeft Woensdagmiddag wat afgeregend.
Enja nu komt de zonzijde van de club-
vacantie, jullie zouden, als er clubmiddag was
geweest, juist in de hevigste buien zijn ge
weest. Zoo zie je „iedere schaduwzijde heeft
een lichtkant". Dag Winterkoning.
Beste ROBELIA. Zeg kind, wat heerlijk,
dat Herman goed vooruit gaat. Dus hij kan
weer wat wandelen? Wat zullen je ouders ge
lukkig zijn. Dus je bent al bezig? Goed zoo.
Dag Lobelia.
Lief ZONNESTRAALTJE. Prettig dat je
zoo vlug opschiet. Ik zal eens over je vraag
nadenken. Natuurlijk is wel iets goeds te be
denken. Dag Zonnestraaltje.
Best GOUDBLONDJE. Neen, ik ben niet
uit geweest, 'k Hoop, als alles wat me dezen
winter bezig doet zijn, ten einde is, uit te
gaan. Dat zal dan met de Pinkstervacantie
zijn. Natuurlijk wil ik ook in je album schrij
ven. Neen, kinderen, wier ouders niet op de
IJm. Courant geabonneerd zijn, kunnen niet
aan onze clubmiddagen, enz. deelnemen.
Fredi's sleutelhangertje is nog niet af. Dag
Goudblondje.
Lief ROZA FLUWEELTJE. Zoo ga jij zoo
maar naar Haarlem? Dat is fijn zeg. Wat zal
poes je vriendelijk toelachen, als je haar iede^
ren morgen worst komt brengen. Dag Rosa
Fluweeltje.
Beste JOPIE SLIM. 'k Dank je voor je va-
cantiewensch. Was de film mooi? Jij en Mei
kevertje gaan altijd samen naar de Zondags
school. Dat is gezellig zeg. Tot Woensdag. Dag
Jopie Slim.
Beste RODESIA. Vrouwtje-lief, je hebt
me nog niet geschreven, wat je feitelijk ma
ken wilt. Laat me dat even weten, dan zal ik
er voor zorgen. Het geld komt later wel te
recht. Dag Rodesia.
Lieve SNEEUWKONINGIN. Jullie vor
men dus het klaverblad van vier. Was de film
mooi? Dus je hebt even gepronkt met een an
dermans veeren? Je moet echter heel voor
zichtig zijn.« Stel je voor, dat je het ringetje
kwijt raakte. Dag Sneeuwkoningin.
Lief BOSCHVIOOLTJE. .Wat jammer van
die jonge konijntjes, 't Is echter wel te begrij
pen.' Die Blacky is een bengel en Beertje een
goedzak. Boerenkool uit eigen tuin is natuur
lijk veel lekkerder dan.gekochte boerenkool:
Dag Boschviooltje.
Lief ZONNETJE. Neen „Heiderust" ken
ik niet, hoewel ik veel in Velp en Arnhem ver
toefd heb. Een gezellig onderwerp heeft de
meester met jullie behandeld. Dus je ziet ook
al geen kans de zon te Laten schijnen? De
zon aan den hemel natuurlijk niet, maar toch
wel, door je optreden in je omgeving. Dit
laatste wordt in den regel te veel vergeten en
toch, wie de zon brengt ontvangt daar zelf
de weerschijn van. Dag Zonnetje.
Lief ASTERTJE. Dus je bent al tante?
Dat is leuk zeg. Wat zal je fijn met het tante-
zeggertje kunnen spelen. Je schiet met je werk
flink op. Goed zoo. Dag Astertje.
Lief GOUDMUILTJE. Je mag me gerust
een briefje in het Engelsch schrijven. Ik vind
het echter niet goed voor je. Je begint pas met
de Engelsche taal en maakt zoo, wanneer je
buiten je dictee's gaat, gemakkelijk fouten.
Door deze fouten krijg je verkeerde woord
beelden, enz. 'k Raad wacht er nog wat mede,
maar leg je toe op goed gestelde Hollandsche
briefjes. Dag Goudmuiltje.
Beste TOM MIX. Dat is zeker verheugend
nieuws. Een behoorlijk handschrift komt al
tijd te pas, al meent men, dat men er tegen
woordig, met de schrijfmachine ook wel komt.
Het is dus „Blijf volhouden en tracht zoo goed
mogelijk te schrijven." Het spijt je dus ook
dat Blikoortje niet meer komt. Zeker onze
vliegers hebben een goed figuur geslagen. Je
hebt de „Panderjager" aardig omgedoopt in
„Pechjager". De „Pechjager" is gelukkig dood
en kan dus geen pech meer hebben volgens
je meening. Zeg vriend, dat nu eens echte
„logica". Maar je krijgt maar weer een lange
brief en dus tot Woensdag. Dag Tom Mix.
Lief MEIKEVERTJE. Wat heb je een fij
nen vrijen Woensdagmiddag gehad, niet? Je
behoefde niet eens naar de club en dat was
wat fijn. Zoo nu en dan moet ik eens even
tjes een klein beetje plagen en thans ben jij
voor m'n plagerijtje aan bod. Maar Woensdag
mag je weer komen. Dus tot over vier nachten
Dag Meikevertje.
Lief KLAVERTJE VIER. Als je moeder uit is,
pas jij dus op je zusje? Dat is heel lief van je.
Woensdag is er weer club, dus tot Woensdag.
Dag Klavertje vier.
Beste DICK TROM. Je hebt je laatstleden
Woensdag erg verveeld? Dat is jammer. Het
is dus maar goed, dat a.s. Woensdag de club
weer gehouden wordt. Tot Woensdag. Dag
Dick Trom.
Lief SNEEUWWITJE. Heb je het Woens
dag niets fijn gevonden omdat er geen club
was? Dat kan ik me begrijpen, het is ook al
tijd steeds heel gezellig op de club. Woensdag
mag je weer komen. Dag Sneeuwwitje.
Lief KRULLENKOPJE. 'k Begrijp dat je
moeder blij is met je handwerk. Zoo spelen
derwijs leer je verschillende soorten hand-^
werk. Het was slechts één keertje vacantie en
Woensdag mag je weer komen. Wil je m'n'
groeten aan je moeder en zus doen? Dag Krul-
lenkopje.
Beste VERGEETMIJNIET. Geen briefje
of ik lees: „Wat jammer dat er Woensdag-
geen club was." Dat is een goed teeken voor
mij. Ik merk daaruit, dat jullie allen graag op
de club komen en het werk op prijs stellen.
Woensdag mag je weer komen en het schortje
mede brengen. Dag Vergeetmijniet.
Beste PIETJE PELLE OP DE GAZELLE.
Zoo, dus je was mij heelemaal vergeten? Maar,
jongen, hoe was het mogelijk? Dus ik behoef
je niet altijd een lange brief te schrijven en
ben je met een kort epistel, wanneer ik het
erg druk heb, ook tevreden. Ik vind dit heel
vriendelijk van je. Vergeet je me Woensdag
niet? Best hoor. Dag Pietje Pelle, laat maar
thuis je Gazelle.
Lief RANONKELTJE. Vriendelijk bedankt
voor het snoepje in je brief. Dus al kom ik
niet op de thee, dan krijg ik toch hetgeen je
moeder bij de thee presenteert, netjes in
couvert thuisbezorgd. Woensdag is er weer
club, dus de tegenvaller is slechts op één keer
van toepassing. Leuk dat Bob bij je op school
komt. Doe je m'n groeten aan Wannie K. Je
moeder, tante Annie, Cootje en Gerard. Tot
Woensdag*, Dag Ranonkeltje.
Lief FILSTERRETJE alias JONGEN. Dat
was ook een grap zeg, maar ik kan me de ver
gissing van die dame volkomen begrijpen. Je
hebt dus club bij Jeanne thuis gehouden. Dat
was gezellig. Je mag gerust even bij me aan
komen. Ben ik thuis, dan help ik je gaarne.
School 7 is ook een heele gezellige school en
bovendien een mooie school. Je zal je er best
thuis gevoelen, daar ben ik niet bang vcoi'.
Tot Woensdag. Dag Filmsterretje.
Goeden middag HENGELAARTJE. Dus
Wim vond het fijn op de club? Dat is prettig.
Het konijntje zal het wel heerlijk vinden, dat
ze steeds los mag loopen. Ja het zijn in den
regel flinke eters. Dag Hengelaartje.
Lief GOUDVLINDERTJE. 'k Zal je in de
Verjaardagenrubi*iek plaatsen. Vind je oor
belletjes zoo leuk en wil je ze graag hebben?
Ik niet hoor, ik houd niet van oorbellen, eigen
lijk vind ik het een leelijke dracht. Maar sma
ken verschillen endat is maar goed ook an
ders bleven alle oorbellen in de winkels liggen.
Je nichtje Annie mag wel weer op de club
komen, maar moet dan trouw blijven schrij
ven. Dag Goudvlindertje.
Béste WANDELAAR. Zoo dus je hebt
feest gehad? Ja de „Panderjager" is verbrand.
Tom Mix had hem tot „Pechjager" gedoopt
en danstte van woede de kamer rond toen hij
hoorde, dat de „Panderjager" verbrand is. Z'n
slot luidde „gelukkig is de Pechjager dood en
kan hij geen pech meer hebben." Tot Woens
dag. Dag Wandelaar.
Best KABOUTERTJE. Vriend het leed is
weer geleden. A.s. Woensdag is er weer club
en hoop ik je weer te zien. 'k Zal als schade
vergoeding een extra lang en mooi verhaal
voorlezen. Dag Kaboutertje.
Lief KEUKENPRINSESJE. Je hebt je dus
Woensdag thuis vermaakt. Gelukkig dat je
vader thuis kwam, zoodat je het papier mocht
hebben. Denk je Woensdag aan je werk mede
te nemen? Best hoor. Dag Keukenprinsesje.
VERJAARDAGENRUBRIEK.
A.s. Maandag, 5 November is Goudvlin
dertje jarig. Haar geboortenaam luidt: Ma-
rietje Groen, zij woont C. J. Sluisstraat 5,
IJmuiden-W. Ik zal haar een kaart zenden.
Wie volgen m'n voorbeeld? Aan het aantal
briefjes merk ik, dat m'n rubriekertjes ook
een beetje vacantie hebben genomen.
Aan al de vriendinnetjes en vriendjes veel
groeten van
MEJ. E. VIJLBRIEF.
HANS, LEENTJE EN DE
KWIKSTAARTJES.
De vader van Hans en Leentje was baan
wachter. Ver buiten de groote stad, woonde
hij met zijn gezin in zoo'n gezellig met rozen
begroeid huisje, en ze voelden zich daar alle
maal uitstekend op hun gemak.
WIE FOPT ER GRAAG?
De loopende hoed.
Hier volgt een kunstje, dat je in gezelschap
uit kunt voeren en waarvan niemand, die het
niet kent, iets zal begrijpen.
„Dames en heeren", begin je, „Ik heb hier
een hoed, die de bijzondere eigenschap heeft
in het donker te kunnen loopen. Ik zal het
u bewijzen. Ik ga nu in een andere kamer.
U kunt voor de deur gaan staan, zoodat
u er zich van kunt overtuigen, dat ik de
kamer niet verlaat. Ik zal midden in de
kamer gaan zitten en zal ik mijn voeten
op een stuk papier zetten en dan kunt u
met potlood de omtrek van mijn schoenen
er op trekken. De hoed legt u eenige meters
links van mij ergens neer. Dan doet u het
licht uit, verlaat de kamer en sluit de deur.
Na een paar minuten, roep ik u en dan zal
de hoed zich rechts van mijn stoel bevinden
Dat ik er niet af geweest ben, kunt u zien
aan de voetomtrek op het blad papier; want
in donker zou het onmogelijk geweest zijn
mijn voeten precies op dezelfde omtrek te
zetten".
Alles gaat precies zooals het gezegd is.
Degeen, die het kunstje vertoont moet wer
kelijk niet van zijn plaats geweest zijn,
daar de lijnen op het blad precies de om
trek van zijn voeten is.
De oplossing van dit schijnbaar zoo moei
lijke kunstje is heel eenvoudig. Als de uit
voerder van het kunststuk in de andere
kamer gaat, zorgt hij er voor, dat hij precies
zoo'n vel papier bij zich heeft, als dat waarop
de omtrek van zijn voeten geteekend werd..
Als hij nu alleen is, staat hij rustig op,
brengt de hoed naar de andere plaats, gaat
weer zitten en stopt het blad met zijn voet-
omtrek in zijn zak. Nu neemt hij het andere
blad, gaat daar met zijn voeten op staan en
teekent daar nu snel de nieuwe omtrek van
zijn schoenen op af.
Een aardig goochelstuk je, hé, om in een ge
zelschap uit te voeren?
Je hebt er vast en zeker succes mee!
TANTE TINE.
Het was op een mooien zonnigen dag. Hans
en Leentje zaten "voor het raam van het
baanwachtershuisj e en vermaakten zich er mee
de wagons van de voorbij rijdende treinen te
tellen, terwijl hun moeder in de keuken bezig
was met het bakken van hun lievelingskostje:
pannekoeken. Al een heele tijd lang was er
geen trein voorbij gekomen. Plotseling zagen
de kinderen een kwikstaartje tussehen de rails
Het trippelde heen en weer, wipte zijn staartje
op en neer en pikte tussehen de grassprieten.
Opvallend was, dat het diertje, steeds in de
buurt van een bepaalde plek bleef.
DaarIn de verte kwam de sneltrein aan-
denderen. Dichter en dichterbij! Hans
Leentje stootten een schreeuw van angst uit.
Duidelijk hadden ze gezien, dat het kwik
staartje onder de trein was gekomen
Opgewonden kwamen ze naar vader toege-
hold: „Vader," riep Hans, „toen de sneltrein
voorbij ging is er een kwikstaartje onder ge
komen. Het arme diertje zal nu wel dood zijn."
„Dan zullen we eens gaan kijken," antwoord
de vader en ze gingen met zijn drieën langs de
spoorbaan, tot aan de plaats, waar de kwik
staart overreden moest zijn. Hans en Leentje
keken en keken; maar-vonden niet het minste
spoor van het vogeltje. Tot Leentje, die weer
van voren af aan was begonnen met snuffe
len plotseling riep„Vader, Hans, Kom eens
gauw kijken!"
En wat zagen ze daar? Vlak onder de rails,
in een holletje, was een vogelnesten daar
in zat de kwikstaart met vijf jongen.
„Aha", zei vader, „is dat de zaak! Laten we
de vogels niet storen". Ze gingen naar huis
en vader had moeite om al de vragen te be
antwoorden, waarmee de kinderen hem be
stormden.
„Of ze dan nooit overreden werden?" vroeg
Hans en Leentje wilde weten, hoe de diertjes
onder de rails konden leven.
„Eerst de vraag van Hans," antwoordde va
der. „De vogeltjes laten zich niet overrijden.
Ze voelen zich in hun-woning, hoewel die le
vensgevaarlijk is, erg veilig. En nu Leentjes
vraag: de witte kwikstaarten behooren tot de
zoogenaamde „spoorweg-vogeltjes". Het gras
tussehen de rails, de zaadhoudende onkruiden,
die er groeien en de insecten, bieden hun een
rijke voedselvoorraad. Daarom houden de vo
gels zich gaarne op de rails op. Ze laten zich
absoluut niet storen door de spoortreinen, die
over hen heen rijden. Ik werk nu al bijna 20
jaar aan den spoorweg; maar ik heb nog nooit
een dood vogeltje gevonden."
Hans en Leentje hadden met de grootste be
langstelling geluisterd naar wat vader hun
vertelde. Maar, hoewel vader geprobeerd had
gerust te stellen, waren ze toch allebei nog erg
bezorgd, dat een van de vogeltjes overreden
zou kunnen worden.
Het was veertien dagen later. Hans en
Leentje hadden vacantie. Het was Zaterdag
middag. Plotseling riepen de kinderen moeder.
Deze kwam snel aangeloopen en zag, met haar
kinderen, hoe op de rails 5 jonge kwikstaarten
zaten, terwijl de beide ouden, met hun staart
jes wippend heen en weer trippelden. Het was
een alleraardigst gezicht, en de kinderen kon
den het haast niet over zich verkrijgen naar
huis te gaan. De diertjes toonden absoluut
geen angst voor de kinderen.
„Als er nu maar geen trein aankomt," zei
Leentje. Nauwelijks had ze het gezegd of met
donderend geraas kwam de sneltrein voorbij.
Ontzet wendden de kinderen zich af.
„Ik durf bijna niet te kijken," fluisterde
Hans. „De diertjes zijn vast en zeker dood!"
„Nee, nee, Hans, moeder, kijk toch eens,"
juichte Leentje opeens „daar trippelen ze alle
zeven nog tussehen de rails."
Vanaf dien dag waren Hans en Leentje
volkomen, gerustgesteld; ze waren er nu van
overtuigd, dat de kwikstaartjes volkomen vei
lig waren op de spoorbaan en onder de voor
bijsnellende treinen.
De kinderen en de vogeltjes sloten een trou
we vriendschap en later toen de jonge kwik
staartjes zelf groot waren en een eigen nest
onder de rails hadden, bleven Hans en Leentje
trouwe vrienden van de „spoorwegvogeltjes".
DINA VAN Z.
Wist je dat? De afstand van de aarde
tot de zon is ongeveer 150 Millioen KM. Elen
vliegtuig, dat 200 K.M. per uur aflegt, zou deze
afstand kunnen afleggen in 86 jaar. Om van
de zon naar Mars te vliegen zou het 130 jaar
noodig hebben en van de zon naar Neptunus
zou het 25.800 jaar noodig hebben.
Gelukkig maar, dat het niet zoo is. Als
de bekende ster Sirius op de plaats van de zon
stond, zou alles op aarde verbranden.
IN HET
VREEMDELINCENBUREAU.
Beambte: Uw naam?
VreemdelingWrrangstcherkikolf f-iStram-
bosproumsky.
Beambte: U zegt?
VreemdelingWrrangstcherkikctf f -©tram-
bosproumsky.
Beambte: Hoe schrijft U dat?
Vi\: de W. van Wladiowsky, twee keer r van
Ratiriow, de A van Achatsliwina, de N van
Beambte: Meneer, 't zal middernacht zijn,
als U uitgesproken is. Wilt U s.v.p. zelf uw
naam neerschrijven. En de Rus deed alzoo-
DE BALANCEERENDE TOL.
Aardige balaneeerkunstjes kun je doen met
een tol, als je, zooals onze afbeelding aan
toont, om het onderste gedeelte een stukje
ijzerdraad hangt met twee armpjes.
Aan het ondereinde van de ijzerdraad, be
vestig je een paar appelen, aardappelen of iets
dergelijks. Als je nu de punt van de tol op een
steunpunt plaatst en ronddraait, dan zal hij
toch niet omvallen, in welken stand hij zich
ook zal bevinden. Alleen moet je er voor zor
gen, dat de appels lager hangen dan het steun
punt van de tol.
DE VISSCHERSVLOOT.
„Ik stond op hooge bergen
en keek het zeegat in.
Daar zag ik een scheepje varen
daar zaten drie ruitertjes in.
En een was naar mijn zin
en één was naar mijn zin!"
De meesten van jullie zullen dit aardige
versje wel kennen. De laatste keer dat ik het
hoorde was bij een paar kleine neefjes van
me. Ik kwam net de kamer in, toen ze het
zongen. Voor hen op tafel, waarvan het kleed
afgenomen was, lag een stuk carton en daarop
stonden kleine bootjes.
Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat ze alle
drie nog een groep huisjes, een vuurtoren, enz.
voor zich hadden.
„Kijk Oom," legde Piet de oudste me uit,
„we zijn alle drie bezitters van een visschers-
dorp. We hebben alles gemaakt van carton.
Telkens als een van ons weer iets nieuws be
denkt bij zijn stad, maakt hij dat er bij. Over
veertien dagen zal vader beslissen wie het
aardigste stadje heeft. De vuurtoren en de
huisjes hebben we aan elkaar vast uitgeknipt
uit een band carton. Dat is steviger. Maar de
bootjes zijn allemaal los van elkaar. Die schil
deren we- dan later met vroolijke kleurtjes en
we zetten er figuurtjes in.
De netheid van het werk zal vader ook mee
rekenen bij de beoordeeling."
Toen ik naar hui-s ging, moest ik nog een
heelen tijd denken, over dit alleraardigste plan
van mijn neven. Ik vond het zelfs zoo leuk, dat
ik voor jullie de teekeningen maakte van de
booten, de vuurtoren en de huizen. Je teekent
de vormen eerst op dun carton, daarna knip
je ze netjes uit. Het verven moet vanzelfspre
kend ook zorgvuldig gebeuren. Je kunt met je
vriendjes ook een soort wedstrijd aangaan In
het bedenken van allerlei aardige dingen. Voor
het teekenen van peppetjes hetzij zwem
mers of baders in de zee kun je de figuurtjes
uit de krant overtrekken.
Bij het knippen moet je een scherpe schaar
gebruiken; anders krijg je leelijke randen.
Het voorbeeld is duidelijk genoeg en nu maar
gauw beginnen!
WAT ONZE BELANGSTELLING
WEKT.
Hoe komt het zeewater zout? Volgens een
zekere Dr. Jagger zou het zout uit het zeewa
ter afkomstig zijn van de zoutzure dampen die
de 485 werkende vulkanen jaarlijks in den
dampkring uitzenden. Dit bedraagt jaarlijks*
100 millioenen tonnen. Deze dampen worden
door den regen meegevoerd naar het zeewater
en verbinden zich hiér met enkele andere
stoffen tot het keukenzout, dat het voornaam
ste bestanddeel van zeewater Is.
Een kostbare postzegel. lil 1872 vond een
schooljongen in Georgeibown (Britsc-h
Guyana) op den zolder een enveloppe waarop
1 cent-s zegel van 1856 van Britsch Guyana. Hij
verkocht hem aan een postzegelhandelaar,
voor f 3.90 en meende een goed zaakje ge
daan te hebben. Deze verkocht hem later voor
1500 gulden en ook hij meende goede zaken
gedaan te hebben, doch kort na den grooten
wereldoorlog werd hij nogmaals verkocht en
wel voor 78.000 gulden en men zegt dat hij nu
bij verkoop minstens 120.000 gulden zal op
brengen.
SPOREN VAN VERSCHILLENDE
DIEREN.
0 C
haas
eekhoorn marter
Als jullie in de herfst een tocht door het)
bosch gaat maken, dan kun je het wandelen
nog interessanter maken, als je iets weet van
de sporen, die de verschillende dieren maken.
De plattelandsbrievenbestellers van vroeger
konden dat heel goed. Op hun vaak lange
tochten letten ze scherp op den grond. Daar
ontdekten ze dan allerlei. Maar niet alleen de
oogen heeft men noodig; ook de neus en een
fijne „speurzin". Met de neus kan men name
lijk ontdekken of er een vos se- dan wel een
dasse-hol in de buurt is. Maar bij de tegen
woordige menschen is reuk- en tastzin zoo af
gestompt, dat we daar niet, zonder meer, op
kunnen vertrouwen.
w
•a#
hond
kat
Nu wil jullie natuurlijk weten, welke spo
ren je bij het loopen, zooal ontdekken kunt.
Daar is in de allereerste plaats het hazen
spoor, dat het meest bekend is. Maar wie van
jullie weet nu, hoe dit eigenaardige spoor ont
staan is? De beide kleine achter elkaar staande
afdrukken zijn van de voorpooten. De lange
zijn de afdrukken der achterpooten. We kun
nen ons gemakkelijk vergissen in de richting,
die een haas gegaan is; want evenals een ga-
loppeerend paard zet de haas de voorpooten
achter elkaar. Het spoor van het konijn is veel
kleiner.
Zeer bekend is ook het spoor van het eek
hoorntje met de achterpooten over de afdruk
ken vaii de voorpooten heen. Zeldzamer is het
spoor van de marter. Kenteekenend voor dit
spoor is, dat de afdrukken twee aan twee pre
cies gelijk zijn. Dat komt doordat de marter de
achterpooten precies in het spoor van de voor
pooten plaatst.
a
V-
fazant patrijs vischreiger,
ooievaar kraal
De sporen van hond, kat en vos worden dik
wijls met elkaar verwisseld. De grootte is van
alle drie ongeveer hetzelfde, zoodat ze daar
aan niet te onderscheiden zijn. De kat trekt
bij het loopen haar nagels in, dat kan men
aan het spoor duidelijk zien. Het spoor van
een kat is dan ook verreweg het gemakkelijkst
te herkennen. Hoe kan men nu die van de
hond en de vos uit elkaar houden? Daarvoor
moet men weten, dat bij het loopen de vos zijn
pooten precies achter elkaar in een rechte lijn
plaatst. Dat doet de kat ook. Maar de hond
nooit.
Ook een das- of een egelspoot kan men vrij
gemakkelijk herkennen. De sporen zijn name
lijk precies afdrukken van kleine menschen-
handen. Het spoor van de egel is alleen veel
kleiner dan dat van de das.
Veel moeilijker is het om de sporen van vo
gels uit elkaar te houden. Een zangvogel te
herkennen aan het spoor is absoluut onmoge
lijk. Zelfs geoefende sporenzoekers kunnen
hoogstens de soort van de vogel vaststellen.
Wel van de grootere vogels is het mogelijk
het spoor te lezen.
Daar is bijvoorbeeld het spoor van een fa
zant, dat lijkt op het spoor van een haan. Al
leen de afdruk der achterste teenen is iets
verschillend. Iets kleiner dan dat van d-e fa
zant is het spoor van de patrijs. De afdruk
ken der pooten van de vischreiger onder
scheidt zich van die van de ooievaar, doordat
het veel grooter is. Aan het spoor van de ooie
vaar ontbreekt ook de afdruk van de lange
ach.terteen.en, die de reiger wel heeft. Heb
spoor van de kraai lijkt op dat van de reiger;
is echter- veel kleiner.
Zwemvogels herkent men aan de zwem
vliezen. Ook hier moet men op de grootte
letten. Een eendespoor is kleiner dan een gan-
zespoor en een ganzespoor is weer kleiner dan
dat van een zwaan.
OOM KEES.