BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. Ditmaal zal ik me alleen tot de briefjes be perken en geen brief vooraf schrijven. Goeden middag ROODBORSTJE. Heeft je broertje het zoo heel erg jammer gevon den dat er geen clubwerk was? Dat pleit voor het clubwerk. Ter schadeloosstelling zal ik a.s. Woensdag op de jongensclub een heel groot verhaal voorlezen. De voorleesschade zal ik daardoor wel inhalen. Dag Roodborstje. Lief SNEEUWVLOKJE. Ja zeker, ondanks het regenachtige weer, heb ik toch een vacan- tie die mij voldoening geeft. Heel wat zaakjes heb ik kunnen regelen en dat geeft zoo'n echt i^evoel van rust. Dag Sneeuwvlokje. Beste WINTERKONING. Ja vriendlief, het heeft Woensdagmiddag wat afgeregend. Enja nu komt de zonzijde van de club- vacantie, jullie zouden, als er clubmiddag was geweest, juist in de hevigste buien zijn ge weest. Zoo zie je „iedere schaduwzijde heeft een lichtkant". Dag Winterkoning. Beste ROBELIA. Zeg kind, wat heerlijk, dat Herman goed vooruit gaat. Dus hij kan weer wat wandelen? Wat zullen je ouders ge lukkig zijn. Dus je bent al bezig? Goed zoo. Dag Lobelia. Lief ZONNESTRAALTJE. Prettig dat je zoo vlug opschiet. Ik zal eens over je vraag nadenken. Natuurlijk is wel iets goeds te be denken. Dag Zonnestraaltje. Best GOUDBLONDJE. Neen, ik ben niet uit geweest, 'k Hoop, als alles wat me dezen winter bezig doet zijn, ten einde is, uit te gaan. Dat zal dan met de Pinkstervacantie zijn. Natuurlijk wil ik ook in je album schrij ven. Neen, kinderen, wier ouders niet op de IJm. Courant geabonneerd zijn, kunnen niet aan onze clubmiddagen, enz. deelnemen. Fredi's sleutelhangertje is nog niet af. Dag Goudblondje. Lief ROZA FLUWEELTJE. Zoo ga jij zoo maar naar Haarlem? Dat is fijn zeg. Wat zal poes je vriendelijk toelachen, als je haar iede^ ren morgen worst komt brengen. Dag Rosa Fluweeltje. Beste JOPIE SLIM. 'k Dank je voor je va- cantiewensch. Was de film mooi? Jij en Mei kevertje gaan altijd samen naar de Zondags school. Dat is gezellig zeg. Tot Woensdag. Dag Jopie Slim. Beste RODESIA. Vrouwtje-lief, je hebt me nog niet geschreven, wat je feitelijk ma ken wilt. Laat me dat even weten, dan zal ik er voor zorgen. Het geld komt later wel te recht. Dag Rodesia. Lieve SNEEUWKONINGIN. Jullie vor men dus het klaverblad van vier. Was de film mooi? Dus je hebt even gepronkt met een an dermans veeren? Je moet echter heel voor zichtig zijn.« Stel je voor, dat je het ringetje kwijt raakte. Dag Sneeuwkoningin. Lief BOSCHVIOOLTJE. .Wat jammer van die jonge konijntjes, 't Is echter wel te begrij pen.' Die Blacky is een bengel en Beertje een goedzak. Boerenkool uit eigen tuin is natuur lijk veel lekkerder dan.gekochte boerenkool: Dag Boschviooltje. Lief ZONNETJE. Neen „Heiderust" ken ik niet, hoewel ik veel in Velp en Arnhem ver toefd heb. Een gezellig onderwerp heeft de meester met jullie behandeld. Dus je ziet ook al geen kans de zon te Laten schijnen? De zon aan den hemel natuurlijk niet, maar toch wel, door je optreden in je omgeving. Dit laatste wordt in den regel te veel vergeten en toch, wie de zon brengt ontvangt daar zelf de weerschijn van. Dag Zonnetje. Lief ASTERTJE. Dus je bent al tante? Dat is leuk zeg. Wat zal je fijn met het tante- zeggertje kunnen spelen. Je schiet met je werk flink op. Goed zoo. Dag Astertje. Lief GOUDMUILTJE. Je mag me gerust een briefje in het Engelsch schrijven. Ik vind het echter niet goed voor je. Je begint pas met de Engelsche taal en maakt zoo, wanneer je buiten je dictee's gaat, gemakkelijk fouten. Door deze fouten krijg je verkeerde woord beelden, enz. 'k Raad wacht er nog wat mede, maar leg je toe op goed gestelde Hollandsche briefjes. Dag Goudmuiltje. Beste TOM MIX. Dat is zeker verheugend nieuws. Een behoorlijk handschrift komt al tijd te pas, al meent men, dat men er tegen woordig, met de schrijfmachine ook wel komt. Het is dus „Blijf volhouden en tracht zoo goed mogelijk te schrijven." Het spijt je dus ook dat Blikoortje niet meer komt. Zeker onze vliegers hebben een goed figuur geslagen. Je hebt de „Panderjager" aardig omgedoopt in „Pechjager". De „Pechjager" is gelukkig dood en kan dus geen pech meer hebben volgens je meening. Zeg vriend, dat nu eens echte „logica". Maar je krijgt maar weer een lange brief en dus tot Woensdag. Dag Tom Mix. Lief MEIKEVERTJE. Wat heb je een fij nen vrijen Woensdagmiddag gehad, niet? Je behoefde niet eens naar de club en dat was wat fijn. Zoo nu en dan moet ik eens even tjes een klein beetje plagen en thans ben jij voor m'n plagerijtje aan bod. Maar Woensdag mag je weer komen. Dus tot over vier nachten Dag Meikevertje. Lief KLAVERTJE VIER. Als je moeder uit is, pas jij dus op je zusje? Dat is heel lief van je. Woensdag is er weer club, dus tot Woensdag. Dag Klavertje vier. Beste DICK TROM. Je hebt je laatstleden Woensdag erg verveeld? Dat is jammer. Het is dus maar goed, dat a.s. Woensdag de club weer gehouden wordt. Tot Woensdag. Dag Dick Trom. Lief SNEEUWWITJE. Heb je het Woens dag niets fijn gevonden omdat er geen club was? Dat kan ik me begrijpen, het is ook al tijd steeds heel gezellig op de club. Woensdag mag je weer komen. Dag Sneeuwwitje. Lief KRULLENKOPJE. 'k Begrijp dat je moeder blij is met je handwerk. Zoo spelen derwijs leer je verschillende soorten hand-^ werk. Het was slechts één keertje vacantie en Woensdag mag je weer komen. Wil je m'n' groeten aan je moeder en zus doen? Dag Krul- lenkopje. Beste VERGEETMIJNIET. Geen briefje of ik lees: „Wat jammer dat er Woensdag- geen club was." Dat is een goed teeken voor mij. Ik merk daaruit, dat jullie allen graag op de club komen en het werk op prijs stellen. Woensdag mag je weer komen en het schortje mede brengen. Dag Vergeetmijniet. Beste PIETJE PELLE OP DE GAZELLE. Zoo, dus je was mij heelemaal vergeten? Maar, jongen, hoe was het mogelijk? Dus ik behoef je niet altijd een lange brief te schrijven en ben je met een kort epistel, wanneer ik het erg druk heb, ook tevreden. Ik vind dit heel vriendelijk van je. Vergeet je me Woensdag niet? Best hoor. Dag Pietje Pelle, laat maar thuis je Gazelle. Lief RANONKELTJE. Vriendelijk bedankt voor het snoepje in je brief. Dus al kom ik niet op de thee, dan krijg ik toch hetgeen je moeder bij de thee presenteert, netjes in couvert thuisbezorgd. Woensdag is er weer club, dus de tegenvaller is slechts op één keer van toepassing. Leuk dat Bob bij je op school komt. Doe je m'n groeten aan Wannie K. Je moeder, tante Annie, Cootje en Gerard. Tot Woensdag*, Dag Ranonkeltje. Lief FILSTERRETJE alias JONGEN. Dat was ook een grap zeg, maar ik kan me de ver gissing van die dame volkomen begrijpen. Je hebt dus club bij Jeanne thuis gehouden. Dat was gezellig. Je mag gerust even bij me aan komen. Ben ik thuis, dan help ik je gaarne. School 7 is ook een heele gezellige school en bovendien een mooie school. Je zal je er best thuis gevoelen, daar ben ik niet bang vcoi'. Tot Woensdag. Dag Filmsterretje. Goeden middag HENGELAARTJE. Dus Wim vond het fijn op de club? Dat is prettig. Het konijntje zal het wel heerlijk vinden, dat ze steeds los mag loopen. Ja het zijn in den regel flinke eters. Dag Hengelaartje. Lief GOUDVLINDERTJE. 'k Zal je in de Verjaardagenrubi*iek plaatsen. Vind je oor belletjes zoo leuk en wil je ze graag hebben? Ik niet hoor, ik houd niet van oorbellen, eigen lijk vind ik het een leelijke dracht. Maar sma ken verschillen endat is maar goed ook an ders bleven alle oorbellen in de winkels liggen. Je nichtje Annie mag wel weer op de club komen, maar moet dan trouw blijven schrij ven. Dag Goudvlindertje. Béste WANDELAAR. Zoo dus je hebt feest gehad? Ja de „Panderjager" is verbrand. Tom Mix had hem tot „Pechjager" gedoopt en danstte van woede de kamer rond toen hij hoorde, dat de „Panderjager" verbrand is. Z'n slot luidde „gelukkig is de Pechjager dood en kan hij geen pech meer hebben." Tot Woens dag. Dag Wandelaar. Best KABOUTERTJE. Vriend het leed is weer geleden. A.s. Woensdag is er weer club en hoop ik je weer te zien. 'k Zal als schade vergoeding een extra lang en mooi verhaal voorlezen. Dag Kaboutertje. Lief KEUKENPRINSESJE. Je hebt je dus Woensdag thuis vermaakt. Gelukkig dat je vader thuis kwam, zoodat je het papier mocht hebben. Denk je Woensdag aan je werk mede te nemen? Best hoor. Dag Keukenprinsesje. VERJAARDAGENRUBRIEK. A.s. Maandag, 5 November is Goudvlin dertje jarig. Haar geboortenaam luidt: Ma- rietje Groen, zij woont C. J. Sluisstraat 5, IJmuiden-W. Ik zal haar een kaart zenden. Wie volgen m'n voorbeeld? Aan het aantal briefjes merk ik, dat m'n rubriekertjes ook een beetje vacantie hebben genomen. Aan al de vriendinnetjes en vriendjes veel groeten van MEJ. E. VIJLBRIEF. HANS, LEENTJE EN DE KWIKSTAARTJES. De vader van Hans en Leentje was baan wachter. Ver buiten de groote stad, woonde hij met zijn gezin in zoo'n gezellig met rozen begroeid huisje, en ze voelden zich daar alle maal uitstekend op hun gemak. WIE FOPT ER GRAAG? De loopende hoed. Hier volgt een kunstje, dat je in gezelschap uit kunt voeren en waarvan niemand, die het niet kent, iets zal begrijpen. „Dames en heeren", begin je, „Ik heb hier een hoed, die de bijzondere eigenschap heeft in het donker te kunnen loopen. Ik zal het u bewijzen. Ik ga nu in een andere kamer. U kunt voor de deur gaan staan, zoodat u er zich van kunt overtuigen, dat ik de kamer niet verlaat. Ik zal midden in de kamer gaan zitten en zal ik mijn voeten op een stuk papier zetten en dan kunt u met potlood de omtrek van mijn schoenen er op trekken. De hoed legt u eenige meters links van mij ergens neer. Dan doet u het licht uit, verlaat de kamer en sluit de deur. Na een paar minuten, roep ik u en dan zal de hoed zich rechts van mijn stoel bevinden Dat ik er niet af geweest ben, kunt u zien aan de voetomtrek op het blad papier; want in donker zou het onmogelijk geweest zijn mijn voeten precies op dezelfde omtrek te zetten". Alles gaat precies zooals het gezegd is. Degeen, die het kunstje vertoont moet wer kelijk niet van zijn plaats geweest zijn, daar de lijnen op het blad precies de om trek van zijn voeten is. De oplossing van dit schijnbaar zoo moei lijke kunstje is heel eenvoudig. Als de uit voerder van het kunststuk in de andere kamer gaat, zorgt hij er voor, dat hij precies zoo'n vel papier bij zich heeft, als dat waarop de omtrek van zijn voeten geteekend werd.. Als hij nu alleen is, staat hij rustig op, brengt de hoed naar de andere plaats, gaat weer zitten en stopt het blad met zijn voet- omtrek in zijn zak. Nu neemt hij het andere blad, gaat daar met zijn voeten op staan en teekent daar nu snel de nieuwe omtrek van zijn schoenen op af. Een aardig goochelstuk je, hé, om in een ge zelschap uit te voeren? Je hebt er vast en zeker succes mee! TANTE TINE. Het was op een mooien zonnigen dag. Hans en Leentje zaten "voor het raam van het baanwachtershuisj e en vermaakten zich er mee de wagons van de voorbij rijdende treinen te tellen, terwijl hun moeder in de keuken bezig was met het bakken van hun lievelingskostje: pannekoeken. Al een heele tijd lang was er geen trein voorbij gekomen. Plotseling zagen de kinderen een kwikstaartje tussehen de rails Het trippelde heen en weer, wipte zijn staartje op en neer en pikte tussehen de grassprieten. Opvallend was, dat het diertje, steeds in de buurt van een bepaalde plek bleef. DaarIn de verte kwam de sneltrein aan- denderen. Dichter en dichterbij! Hans Leentje stootten een schreeuw van angst uit. Duidelijk hadden ze gezien, dat het kwik staartje onder de trein was gekomen Opgewonden kwamen ze naar vader toege- hold: „Vader," riep Hans, „toen de sneltrein voorbij ging is er een kwikstaartje onder ge komen. Het arme diertje zal nu wel dood zijn." „Dan zullen we eens gaan kijken," antwoord de vader en ze gingen met zijn drieën langs de spoorbaan, tot aan de plaats, waar de kwik staart overreden moest zijn. Hans en Leentje keken en keken; maar-vonden niet het minste spoor van het vogeltje. Tot Leentje, die weer van voren af aan was begonnen met snuffe len plotseling riep„Vader, Hans, Kom eens gauw kijken!" En wat zagen ze daar? Vlak onder de rails, in een holletje, was een vogelnesten daar in zat de kwikstaart met vijf jongen. „Aha", zei vader, „is dat de zaak! Laten we de vogels niet storen". Ze gingen naar huis en vader had moeite om al de vragen te be antwoorden, waarmee de kinderen hem be stormden. „Of ze dan nooit overreden werden?" vroeg Hans en Leentje wilde weten, hoe de diertjes onder de rails konden leven. „Eerst de vraag van Hans," antwoordde va der. „De vogeltjes laten zich niet overrijden. Ze voelen zich in hun-woning, hoewel die le vensgevaarlijk is, erg veilig. En nu Leentjes vraag: de witte kwikstaarten behooren tot de zoogenaamde „spoorweg-vogeltjes". Het gras tussehen de rails, de zaadhoudende onkruiden, die er groeien en de insecten, bieden hun een rijke voedselvoorraad. Daarom houden de vo gels zich gaarne op de rails op. Ze laten zich absoluut niet storen door de spoortreinen, die over hen heen rijden. Ik werk nu al bijna 20 jaar aan den spoorweg; maar ik heb nog nooit een dood vogeltje gevonden." Hans en Leentje hadden met de grootste be langstelling geluisterd naar wat vader hun vertelde. Maar, hoewel vader geprobeerd had gerust te stellen, waren ze toch allebei nog erg bezorgd, dat een van de vogeltjes overreden zou kunnen worden. Het was veertien dagen later. Hans en Leentje hadden vacantie. Het was Zaterdag middag. Plotseling riepen de kinderen moeder. Deze kwam snel aangeloopen en zag, met haar kinderen, hoe op de rails 5 jonge kwikstaarten zaten, terwijl de beide ouden, met hun staart jes wippend heen en weer trippelden. Het was een alleraardigst gezicht, en de kinderen kon den het haast niet over zich verkrijgen naar huis te gaan. De diertjes toonden absoluut geen angst voor de kinderen. „Als er nu maar geen trein aankomt," zei Leentje. Nauwelijks had ze het gezegd of met donderend geraas kwam de sneltrein voorbij. Ontzet wendden de kinderen zich af. „Ik durf bijna niet te kijken," fluisterde Hans. „De diertjes zijn vast en zeker dood!" „Nee, nee, Hans, moeder, kijk toch eens," juichte Leentje opeens „daar trippelen ze alle zeven nog tussehen de rails." Vanaf dien dag waren Hans en Leentje volkomen, gerustgesteld; ze waren er nu van overtuigd, dat de kwikstaartjes volkomen vei lig waren op de spoorbaan en onder de voor bijsnellende treinen. De kinderen en de vogeltjes sloten een trou we vriendschap en later toen de jonge kwik staartjes zelf groot waren en een eigen nest onder de rails hadden, bleven Hans en Leentje trouwe vrienden van de „spoorwegvogeltjes". DINA VAN Z. Wist je dat? De afstand van de aarde tot de zon is ongeveer 150 Millioen KM. Elen vliegtuig, dat 200 K.M. per uur aflegt, zou deze afstand kunnen afleggen in 86 jaar. Om van de zon naar Mars te vliegen zou het 130 jaar noodig hebben en van de zon naar Neptunus zou het 25.800 jaar noodig hebben. Gelukkig maar, dat het niet zoo is. Als de bekende ster Sirius op de plaats van de zon stond, zou alles op aarde verbranden. IN HET VREEMDELINCENBUREAU. Beambte: Uw naam? VreemdelingWrrangstcherkikolf f-iStram- bosproumsky. Beambte: U zegt? VreemdelingWrrangstcherkikctf f -©tram- bosproumsky. Beambte: Hoe schrijft U dat? Vi\: de W. van Wladiowsky, twee keer r van Ratiriow, de A van Achatsliwina, de N van Beambte: Meneer, 't zal middernacht zijn, als U uitgesproken is. Wilt U s.v.p. zelf uw naam neerschrijven. En de Rus deed alzoo- DE BALANCEERENDE TOL. Aardige balaneeerkunstjes kun je doen met een tol, als je, zooals onze afbeelding aan toont, om het onderste gedeelte een stukje ijzerdraad hangt met twee armpjes. Aan het ondereinde van de ijzerdraad, be vestig je een paar appelen, aardappelen of iets dergelijks. Als je nu de punt van de tol op een steunpunt plaatst en ronddraait, dan zal hij toch niet omvallen, in welken stand hij zich ook zal bevinden. Alleen moet je er voor zor gen, dat de appels lager hangen dan het steun punt van de tol. DE VISSCHERSVLOOT. „Ik stond op hooge bergen en keek het zeegat in. Daar zag ik een scheepje varen daar zaten drie ruitertjes in. En een was naar mijn zin en één was naar mijn zin!" De meesten van jullie zullen dit aardige versje wel kennen. De laatste keer dat ik het hoorde was bij een paar kleine neefjes van me. Ik kwam net de kamer in, toen ze het zongen. Voor hen op tafel, waarvan het kleed afgenomen was, lag een stuk carton en daarop stonden kleine bootjes. Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat ze alle drie nog een groep huisjes, een vuurtoren, enz. voor zich hadden. „Kijk Oom," legde Piet de oudste me uit, „we zijn alle drie bezitters van een visschers- dorp. We hebben alles gemaakt van carton. Telkens als een van ons weer iets nieuws be denkt bij zijn stad, maakt hij dat er bij. Over veertien dagen zal vader beslissen wie het aardigste stadje heeft. De vuurtoren en de huisjes hebben we aan elkaar vast uitgeknipt uit een band carton. Dat is steviger. Maar de bootjes zijn allemaal los van elkaar. Die schil deren we- dan later met vroolijke kleurtjes en we zetten er figuurtjes in. De netheid van het werk zal vader ook mee rekenen bij de beoordeeling." Toen ik naar hui-s ging, moest ik nog een heelen tijd denken, over dit alleraardigste plan van mijn neven. Ik vond het zelfs zoo leuk, dat ik voor jullie de teekeningen maakte van de booten, de vuurtoren en de huizen. Je teekent de vormen eerst op dun carton, daarna knip je ze netjes uit. Het verven moet vanzelfspre kend ook zorgvuldig gebeuren. Je kunt met je vriendjes ook een soort wedstrijd aangaan In het bedenken van allerlei aardige dingen. Voor het teekenen van peppetjes hetzij zwem mers of baders in de zee kun je de figuurtjes uit de krant overtrekken. Bij het knippen moet je een scherpe schaar gebruiken; anders krijg je leelijke randen. Het voorbeeld is duidelijk genoeg en nu maar gauw beginnen! WAT ONZE BELANGSTELLING WEKT. Hoe komt het zeewater zout? Volgens een zekere Dr. Jagger zou het zout uit het zeewa ter afkomstig zijn van de zoutzure dampen die de 485 werkende vulkanen jaarlijks in den dampkring uitzenden. Dit bedraagt jaarlijks* 100 millioenen tonnen. Deze dampen worden door den regen meegevoerd naar het zeewater en verbinden zich hiér met enkele andere stoffen tot het keukenzout, dat het voornaam ste bestanddeel van zeewater Is. Een kostbare postzegel. lil 1872 vond een schooljongen in Georgeibown (Britsc-h Guyana) op den zolder een enveloppe waarop 1 cent-s zegel van 1856 van Britsch Guyana. Hij verkocht hem aan een postzegelhandelaar, voor f 3.90 en meende een goed zaakje ge daan te hebben. Deze verkocht hem later voor 1500 gulden en ook hij meende goede zaken gedaan te hebben, doch kort na den grooten wereldoorlog werd hij nogmaals verkocht en wel voor 78.000 gulden en men zegt dat hij nu bij verkoop minstens 120.000 gulden zal op brengen. SPOREN VAN VERSCHILLENDE DIEREN. 0 C haas eekhoorn marter Als jullie in de herfst een tocht door het) bosch gaat maken, dan kun je het wandelen nog interessanter maken, als je iets weet van de sporen, die de verschillende dieren maken. De plattelandsbrievenbestellers van vroeger konden dat heel goed. Op hun vaak lange tochten letten ze scherp op den grond. Daar ontdekten ze dan allerlei. Maar niet alleen de oogen heeft men noodig; ook de neus en een fijne „speurzin". Met de neus kan men name lijk ontdekken of er een vos se- dan wel een dasse-hol in de buurt is. Maar bij de tegen woordige menschen is reuk- en tastzin zoo af gestompt, dat we daar niet, zonder meer, op kunnen vertrouwen. w •a# hond kat Nu wil jullie natuurlijk weten, welke spo ren je bij het loopen, zooal ontdekken kunt. Daar is in de allereerste plaats het hazen spoor, dat het meest bekend is. Maar wie van jullie weet nu, hoe dit eigenaardige spoor ont staan is? De beide kleine achter elkaar staande afdrukken zijn van de voorpooten. De lange zijn de afdrukken der achterpooten. We kun nen ons gemakkelijk vergissen in de richting, die een haas gegaan is; want evenals een ga- loppeerend paard zet de haas de voorpooten achter elkaar. Het spoor van het konijn is veel kleiner. Zeer bekend is ook het spoor van het eek hoorntje met de achterpooten over de afdruk ken vaii de voorpooten heen. Zeldzamer is het spoor van de marter. Kenteekenend voor dit spoor is, dat de afdrukken twee aan twee pre cies gelijk zijn. Dat komt doordat de marter de achterpooten precies in het spoor van de voor pooten plaatst. a V- fazant patrijs vischreiger, ooievaar kraal De sporen van hond, kat en vos worden dik wijls met elkaar verwisseld. De grootte is van alle drie ongeveer hetzelfde, zoodat ze daar aan niet te onderscheiden zijn. De kat trekt bij het loopen haar nagels in, dat kan men aan het spoor duidelijk zien. Het spoor van een kat is dan ook verreweg het gemakkelijkst te herkennen. Hoe kan men nu die van de hond en de vos uit elkaar houden? Daarvoor moet men weten, dat bij het loopen de vos zijn pooten precies achter elkaar in een rechte lijn plaatst. Dat doet de kat ook. Maar de hond nooit. Ook een das- of een egelspoot kan men vrij gemakkelijk herkennen. De sporen zijn name lijk precies afdrukken van kleine menschen- handen. Het spoor van de egel is alleen veel kleiner dan dat van de das. Veel moeilijker is het om de sporen van vo gels uit elkaar te houden. Een zangvogel te herkennen aan het spoor is absoluut onmoge lijk. Zelfs geoefende sporenzoekers kunnen hoogstens de soort van de vogel vaststellen. Wel van de grootere vogels is het mogelijk het spoor te lezen. Daar is bijvoorbeeld het spoor van een fa zant, dat lijkt op het spoor van een haan. Al leen de afdruk der achterste teenen is iets verschillend. Iets kleiner dan dat van d-e fa zant is het spoor van de patrijs. De afdruk ken der pooten van de vischreiger onder scheidt zich van die van de ooievaar, doordat het veel grooter is. Aan het spoor van de ooie vaar ontbreekt ook de afdruk van de lange ach.terteen.en, die de reiger wel heeft. Heb spoor van de kraai lijkt op dat van de reiger; is echter- veel kleiner. Zwemvogels herkent men aan de zwem vliezen. Ook hier moet men op de grootte letten. Een eendespoor is kleiner dan een gan- zespoor en een ganzespoor is weer kleiner dan dat van een zwaan. OOM KEES.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 10