HIJ OF ZIJ?
ue jaarhjksche efficiency-dagen, georgani
seerd door het Nederlandsch Instituut voor
Efficiency en het Instituut voor Documentatie
en 'Registratuur zijn in de Militiezaal te
Amsterdam gehouden
Meisjes-studenten in het Ster
ling hoenderpark te Felstead
bezig met het onderzoek van
eendags- kuikens
Het huis in Belgrave-Square te Londen, de
toekomstige woonplaats van Prins George
van Engeland en Prinses Marina van Grie
kenland
Allerwege in Engeland is men thans weer druk bezig met de voorbereidingen voor de plum-puddingen, voor het
aanstaande Kerstfeest. De burgemeester van Hammersmith en zijn echtgenoote roeren traditiegetrouw het mengsel,
waaruit straks de heerlijke versnapering zal ontstaan
Mist in de hoofdstad. De gemeenteponten
voeren Donderdag uitsluitend op het luiden
van een mistklok, welke men op den voor
grond onderscheidt
De openstelling van de Amsterdamsche kunstijsbaan vond Donderdag
plaats met een demonstratie van ijshockey
De voorbereidende werkzaamheden voor
den bouw van een brug over de Maas
bij Hedel, welke de schipbrug zal moeten
vervangen, zijn in vollen gang. Op de
plaats waar het Zuidelijke landhoofd zal
verrijzen worden proefboringen verricht.
Op den achtergrond de spoorbrug van
Hedel
Ellsworth Vines de bekende
Engelsche tennisspeler heeft de
gelederen der tennis profs
betreden
Voor het theater, dat ter plaatse zal ver
rijzen, worden aan het Kleine Gartman-
plantsoen ie Amsterdam verschillende oude
huizen afgebroken
FEUILLETON
door
BERTA RÜCK.
3)
Ze keek om zich heen, maar er was geen
lange spiegel. Ze kon zich dus niet ten voeten
uit bekijken. Tegenwoordig zijn de meisjes van
haar stand veelal groot, soms ware reuzinnen.
Zij was dat niet. Ze was maar 1.73 M. (Er zijn
echter heel wat rijknechts en chauffeurs, die
die lengte niet eens halen.) Ze was vrij stevig
gebouwd. Ze woog eer meer dan minder dan
honderd vijf en twintig pond en had flinke
lange armen en beenen.
Ze ging nu voort met de rest van haar
kleeren uit te pakken. Er zat van alles in dien
koffer, maar alles was met overleg gekozen. Er
waren nieuwe en gedragen overhemden in,
sokken, boorden, pyjama's. De haarborstels,
kam, schaar, veiligheidsscheermes, nagelvijl,
alles was in een goedkoopen winkel gekocht,
en toen zij alles klaar had gelegd, verschilde
het hemelsbreed met wat ze thuis op haar
toilettafel had liggen. Nu kwam er ook nog een
sponsennetje, een stapel katoenen zakdoeken,
een zeepdoos, en een stukje brillantine te voor
schijn en eindelijk nog wat meer sokken, een
paar extra schoenen en een paar laarzen.
Alles was even keurig in den koffer gepakt ge
weest, en het was een volslagen garderobe voor
een man, behalve het kleine stapeltje meisjes
ondergoed, waar ze geen afstand van had wil
len doen en dat ze zich voornam 's avonds in
haar waschkom uit te wasschen en op te han
gen; dan was het nu in den zomer stellig den
volgenden morgen al weer droog. Het goed-
koope schrijfbloc, dat ze mee had genomen,
droeg ook den naam „J. A. Smith".
Dat bloc hield ze bij zich, pakte een potlood
op en sprong met een aanloopje in bed Ze
trok daarop vergenoegd de dekens over zich
heen, stapelde de kussens op in haar rug, trok
haar knieën op, legde er het schrijfblok boven
ipD en begon vliegensvlug te schrijven:
„Wellalone Court"
bij Bramblemere, Surrey.
Woensdagavond laat.
„Lieve Pat,
Let goed op het adres, want een maand lang
zal dat nu mijn adres zijn. Ja, ik ben hier. Ik
ben werkelijk hier. Ik ben aangenomen als
chauffeur en morgen begin ik mijn baantje.
Dank zij den goeden ouden Gould, die zijn
vriend, den bottelier van Wellalone Court, zoo
gefopt heeft, is tot nog toe alles op rolletjes
gegaan.
Maandag kwam er aan het Paddington sta
tion een meisje aan, keurig en in de puntjes
gekleed. (Dat was ik). Vanavond stapte er aan
het Waterloo station een nette, jonge chauf
feur in den trein. (Dat was ik.) O, Pat, ik wou,
dat je mij gezien had! Hoe kon je nu net voor
zaken naar Parijs moeten, nu ik je zoo graag
in mijn buurt had gehad!
Maar laat ik je eerst vertellen, hoe het hier
is. We liggen vijftien mijl van het station en
drie mijl van het naaste postkantoor vandaan.
Het is een uitgestrekt landgoed. Er is een wild
park bij en een breede rivier, zoodat we stellig
nog al eens forellen zullen eten. Uit mijn raam
zag ik ook nog een meer (of ik daar zal durven
gaan zwemmen, al is het in het maanlicht, dat
weet ik nog niet. Daar moet ik nog eens over
denken, misschien gaat het wel, als ik er maar
eerst een dag of wat ben.)
Het huis is niet heel oud, vergeleken bij het
onze; zoo iets van zeventien honderd en nog
wat, denk ik. Het beschot in de hall schijnt
vernieuwd, het heele huis is electrisch verlicht,
en er is een telefoon enz., enz. Alles ziet ei-
even keurig uit.
Ik werd het eerst naar de hall van de be
dienden gebracht, waar ik natuurlijk in het
vervolg zal moeten eten. De vriend van Gould
ontving mij. Ik moet hem meneer Simpson
noemen, denk ik, omdat hij het hoofd van de
bedienden is. Juffrouw Simpson is huishoud
ster en keukenmeid tegelijk. Het is een vrien
delijke dikke oude tante.
„Ze vroeg me, of ik al gegeten had en toen
ik „ja" zei, bood ze mij een glas bier aan. Ik
nam dat maar aan, want ik dacht, dat dat
stellig wel bij mijn gedaanteverwisseling
hoorde.
Het bier werd mij in een groote kroes ge
bracht door een van de dienstmeisjes, veel
grooter dan ik. Ik lachte eens tegen haar. Ik
dacht, dat ik kameraadschappelijk met hen
allen om moest springen. Zij gaf me echter
zoo'n vernietigenden, hooghartigen blik, dat
het stellig niet op mijn weg ligt, om vriendelijk
te kijken, en zij mij dat ook gauw wilde ver
tellen, opdat ik mijn plaats niet weer zou ver
geten. Ik. hoop het niet meer te doen.
Ik dronk het bier op. Wat is bier toch een
akelige drank. Hoe de mannen dat toch zoo
bij liters kunnen drinken? Ik heb geen plan
hen dat na te doen.
Daarop nam de major-domo mij mee naar
zijn meester, of moet ik Baas zeggen? Naar
hem zul je het meest benieuwd zijn, denk ik.
Hier begon Guelda in haar eentje te lachen,
ging wat gemakkelijker zitten, en schoof het
schrijfbloc weer op zijn plaats. Door de gor
dijnen heen kwam een klein koeltje naar bin
nen, en klonk het geschreeuw van een uil.
Guelda hief even het hoofd op bij het hoo-
ren van dit haar zoo welbekende geluid. Daar
op vervolgde ze weer den langen brief aan haar
vriendin, want deze „Pat" was Patricia Lloyd-
Hughes, die al haar boezemvriendin en ver
trouwde geweest was, toen ze nog kleine meis
jes waren.
„Welnu, ik stapte naar binnen en zag hem
aan zijn bureau ministre zitten; en het eerste
wat mij frappeerde was wat denk je? Dat
hij bleef zitten. Hij leek mij dadelijk een aar
dige jonge man, maar dat hij niet opstond,
toen ik binnenkwam ik begreep er niets van.
Natuurlijk had ik er op voorbereid moeten
zijn, maar neen. Eén oogenblik had ik een
heel eigenaardig gevoel; het gaf me een schok.
Het was mij nog nooit overkomen, natuurlijk.
Ik had er nog nooit over gedacht, dat een man
altijd opstaat, als er een dame binnenkomt,
totdat het nu niet gebeurde. Ik vermoed, dat
er nog wel meer van die kleine dingen zijn,
die je niet opmerkt bij een man, totdat hij
er op eens mee ophoudt. Je zou dan meteen
dat eigenaardige gevoel van knorrigheid krij
gen. zooals ik nu voelde.
Ik bedacht echter al heel gauw, wie ik was
en wie ik niet was. Waarom zou de man opge
staan zijn? Voor wien? Voor mij in langen
broek? Ik weet zeker, dat hij als een gems zou
opgesprongen zijn, als hij eenig idee had ge
had, wie ik in werkelijkheid was. Ik mag blij
zijn, dat hij niets vermoedde. Een volgenden
keer zal het mij niet eens qovallei, want Aan.
heb ik mij natuurlijk in mijn rol iffgewerkt. 1
Daar zat hij dan in zijn reusachtige studeer
kamer, midden tusschen huiden en horens en
hoeven en opgezette dieren.
Hij was in dinner-jacket en zijden overhemd,
maar hij had een paar lichte leeren schoenen
aan, ik denk van een dier, dat hij geschoten
heeft, met franje, en met kralen geborduurd.
Je wil altijd zoo graag weten, hoe de men-
schen er uit zien. Nu, om kort te gaan, hij is
lang (ik denk tenminste, dat hij wel lang is,
als hij staat). Het is een flinke man met goud
blond haar. Zijn gezicht heeft niets bijzonders,
dat is net als van zooveel andere mannen.
Hij vroeg daarop de gewone vragen, en ik
antwoordde hem. Ik bracht het er beter af
dan vroeger, als wij comedie speelden bij tante
Enid, en toen vonden jullie al, dat ik het zoo
goed deed. Het is toch maor gemakkelijk, als
je de menschen kunt nadoen. Ik imiteerde
Harris, den chauffeur van tante Enid, die mij
chauffeuren heeft geleerd, en ik praatte maar
niet al te plat Londensch. Ik was heel beleefd
en ik geloof, dat ik wel een goeden indruk
maakte. Alleen mompelde mijn Baas iets over
erg jong. Ik antwoordde dapper: ,.Ik ben al
negentien geweest, meneer." Ik was bang, dat
ik er in jongenskleeren niet naar drie en twin
tig uitzag.)
Voor het eerst van mijn leven ben ik blij ge
weest, dat mijn handen vrij groot zijn voor een
meisje, en dat ik maar net, wat mijn schoenen
betreft, in nummer zes kan; want handen en
voeten verraden je zoo gauw. Je weet, hoe ik
altijd geïnteresseerd ben geweest in de tal-
looze verhalen over meisjes, die als jongen
fungeerden; en dat niemand hen snapte. Ik
heb mijn manier van spreken ook veranderd.
Alleen het Londensch accent vond ik niet vol
doende. Mannen hebben een heel andere ma
nier van hun zinnen te vormen. Daarom kun
je ook bijna altijd zien, of een anoniem boek
door een man of een vrouw geschreven is.
Ik ben dus geprepareerd. Ik zal dus niet den
boel in de war sturen door als een meisje te
praten. Ik heb een plan.
Als ik op een oogenblik niet weet, wat ik
zeggen of antwoorden moet, zal ik mezelf af
vragen. „Wat zou Reggie zeggen?"
Reggie is de man, die ik het beste ken. Tk
weet haast altijd vooruit, wat hij over 's
denkt en wat hij zeggen zal. Dat is dus in
.orde."
De volgende bladzijde van haar brief vulde
zij met aanwijzingen betreffende haar brieven
en verdere aangelegenheden als juffrouw Rhos.
Patsy zou alles voor haar bezorgen en be-
heeren.
Daarop ging zij weer voort: ,.Ik vind dien
Wellalone zoo vaag. Bedoel ik misschien ver
strooid? Zelfs toen hij het over de auto had,
leek het, alsof hij met zijn gedachten heel
ergens anders was, misschien was hij weer
onder de hand van zijn leeuwen en tijgers en
de oerwouden vervuld; maar hij is niet zoo
ernstig en somber, als ik verwacht had.
Gould zei je weet, hoe de mannen kunnen
praten! (Nu ik er ook een ben, zal ik ook als
het kan, nog wat meer moeten praten, dan ik
gewend was). Gould zei, dat Sir Ralph wel wat
van een kluizenaar had, en dat zelfs „milady"
geen indruk op hem scheen te maken, hoewel
ze zoo bekoorlijk is.
„Milady" is Lady Day, de weduwe van den
neef van mijn Baas. Ze heeft twee kleine jon
gens op de lagere school en heeft op het oogen
blik hier dichtbij een huis gehuurd. „Het gaat
haar alleen, om Sir Ralph in te pikken," zei
hij tegen mij. „Ze heeft een oogje op de
plaats."
Het klonk toch zoo akelig, vond ik, dat het
haar om het landgoed ging meer dan om den
man. Je went toch nooit aan de gedachte, dat
een vrouw zoo iets doen kan. Wat een akelige
wereld is het toch soms, dat zooiets mogelijk
is! Ik ben benieuwd, of zij mijn Baas nog zal
inpikken. Hoe zou hij eigenlijk te vangen zijn
in dien dierentuin van hem, terwijl hij aan
niets denkt dan aan het schieten van groot wild
in de afgelegenste streken? Enfin, de tijd zal
het leeren. Ik wou, dat het drama zich af
speelde, terwijl ik hier ben, of is drama het
verkeerde woord? Zal ik het de klucht noe
men?
Morgen moet ik met de two-seater naar Lady
Day toe. Ik ben benieuwd, of zij ook zoo ge
makkelijk te foppen is als mijn Baas! Nu, wel
te rusten l
Je liefh. Guelda (alias Smith).
P.S. Ik verwed er vijftien paar gris perle
zijden kousen onder, dat ik het hier tenmin
ste veertien dagen vol houd, zonder dat ze ver
moeden, wie ik ben."