HIJ OF ZIJ? FEUILLETON door BERTA RUCK. i) HOOFDSTUK III. Milady zelf. „Een kleine weduwe", zeggen ze, „is een ge vaarlijk iets". Dit kon zeker toegepast worden op de vrouw, die in de laatste twee hoofdstuk - 1 ken besproken is geworden, de aangetrouwde nicht van Ralph Wellalone, Lady Day, wier voornaam, die echter zelden gebruikt werd, 1 Laetitia was. Ze was de dochter van een dokter in een kleine provinciestad. Een mooie brunette, zoo mooi, dat ze iemand betooverde, als men haar yoor het eerst zag. Voor ze zeventien was, had ze al verscheidene huwelijksaanzoeken gehad, en op haar achttiende trouwde ze met Sir Jaspar Day, een man van middelbaren leeftijd, met een gedistingeerd uiterlijk, goedhartig en de rijkste patiënt van haar vader. „Toe, verkoop het huis, Jasper," zei ze met een van haar liefste glimlachjes. „Ik houd niet van buiten wonen. Er is zooveel in de wereld te zien! Ik droom er 's nachts van. Toe, Jas per, laat me nu eens genieten!" „Wel, mijn kleine meisje, was je bang, dat ik dat niet voor je over zou hebben? Je kan alles van me krijgen, wat je hart begeert," antwoordde Sir Jasper. Twaalf jaar lang hield hij zijn woord. Heel Londen, Parijs en New-York ontmoette Lady Day, de bekoorlijke, coquette vrouw van Sir Jasper. Ze behoorde echter tot de catego rie, die wij de koele coquettes noemen. Overal hadden de Days gereisd, en altijd en luxe, 'altijd met een onberispelijke Fransche kame nier voor haar en een Engelsche valet voor hem. Later waren er ook nog een paar kin derjuffrouwen bij geweest voor Hereward en kleine Hal. Hereward en Hal waren de eenigen, die Lady Day nooit gezien hadden. De reden daarvan zal ik zoo dadelijk geven. Maar om op Milady terug te komen. Twee jaar, voordat ons verhaal begint, liep haar echtgenoot, die haar nog steeds op de handen droeg, en wiens liefde voor haar nog dezelfde was als op hun trouwdag, een kwaad aardige influenza op, en na enkele dagen was zij weduwe. Ten overvloede was zij, wat nie mand verwacht had, volstrekt geen rijke we duwe. De oorlog (en de vrede) hadden Sir Jas pers kapitaal en zijn geldbeleggingen leelijk aangetast. Zijn zoons, toen zes en acht jaar, zouden niet rijk zijn. Er was echter genoeg geld, om hun een goede opvoeding te geven en een positie te bezorgen, zei hun voogd. Die voogd was het eenige familielid van Sir Jasper, Ralph Wellalone. Hij was meer dan zorgzaam en goed geweest voor het mooie weeuwtje en had haar in alles ter zijde gestaan. Hij had kamers voor haar gezocht, haar meubels opgeborgen, schil derijen voor haar verkocht en al zijn best gedaan, een uitstekende lagere school voor haar kinderen te vinden. Hij had al heel gauw ingezien, dat het voor haar kleine levendige jongens meer dan noodig was, om zoo spoedig mogelijk onder tucht te komen. Zij hadden hun eerste vacantie doorgebracht op Wellalone. „Is het geen grappig huis, moeder?" had Hereward gevraagd. „Het lijkt net de ark van Noach en het is zoo groot. Ik vind het hier erg prettig, moeder." Toen ik zei, dat haar kinderen de eenigen waren, die Lady Day niet kenden, was dit, wat ik bedoelde: haar jongens kenden haar alleen van haar goede zijde. Zij kenden haar als hun bron van troost: als degeen, die hun pretjes bezorgde, lekkers kocht. Zij kenden haar in één woord als „Moeder". „Ik vind het ook prettig, om hier bij oom Ralph te logeeren, met al die dieren, die hij geschoten heeft", had toen Hal gezegd van tusschen de dekens in het groote ledikant met vierkanten hemel. „Hij heeft me een buks be loofd, moeder, en hij heeft me alles verteld van dien alligator in de portiek, die de wan delstokken vasthoudt in zijn bek. Hij zal me leeren de schuit voort te boomen. Vindt u hem ook geen aardigen man? Hij kan alles. Ik houd van hem, moeder." „Dat begrijp ik best, schat," had Lady Day geantwoord, terwijl ze zich over hem heen bukte, om hem goeden nacht te kussen. Hij had juist zijn tandjes verloren, en het kleine gezichtje, met zijn onschuldigen glimlach deed haar denken aan den tijd, toen hij nog in de wieg lag. Zij kon niet nalaten, haar armen om hem heen te slaan, en voelde, toen zij dat deed, tot haar schrik iets heel hards onder zijn pyjama. „Wat is dat? Lieve deugd, schat, wat heb je uitgehaald? Waarom heb je je sportriem om in bed?" Toen ze daarop de zaak verder was gaan onderzoeken, had ze bemerkt, dat de kleine jongen onder zijn pyjama zijn heele cricket tenue aan had getrokken, met dikke kousen en al. „Och moeder," zei hij, „het was alleen maar, omdat ik morgen ochtend graag vroeg klaar wou zijn, aankleeden duurt zoo lang, en daar om heb ik alles weer aangetrokken, dan kan ik morgenochtend gauw naar buiten om te spelen. Het is hier zooveel prettiger dan er gens anders. Ik wou, dat we hier altijd woon den, moeder!" Toen was er een eigenaardige blik in Laeti- tia's oogen gekomen. Een gedachte was haar te binnen geschoten. Wel? Waarom niet; als de kinderen het hier toch zoo prettig vonden? Waarom zou ze hun niet geven, wat ze graag wilden? Die kleine schat! Om daar geheel ge kleed naar bed te gaan, om toch maar geen minuutje te verliezen! Dit heerlijke, geriefelijke huis, met zijn der tien slaapkamers en uitgestrekte gronden zou ideaal voor de kinderen zijn. Wat deed Ralph met dertien slaapkamers? (Een man van zeven en twintig met acht duizend pond in het jaar. Niet, dat dat zoo'n enorm inkomen was voor den tegenwoordigen tijd, maar kwaad was het in geen geval. Hij had daarenboven ook nog wel van zijn moeder geërfd.) Dan had je er die mooie rivier vol forellen! Dat meer! Ze zou den kunnen roeien en zwemmen. Paarden hield hij er ook op na. Ze zouden hun eigen pony kunnen hebben; omgaan met de aristo cratie van het graafschap. Het zou een heer lijk tehuis voor haar jongens zijn! Ralph was zoo aardig met kinderen en toch zoo flink! Hij was de rechte man, om kinderen op te voeden! Bijna van het begin af had zij dus reeds haar plannen gemaakt. Het was niet zoo vlug in orde gekomen, als ze wel gehoopt had. Ralph was veel weg ge weest. Hij had er dan voor gezorgd, dat de kleine jongens in een kinderpension hun va cantie doorbrachten, of met een gouverneur, een oude bekende van hem, die samen met hem in België als officier aan den oorlog had deelgenomen, naar een plaatsje aan de kust gingen. Nu was de zomer weer in het land, en lady Day had besloten, nog eens haar geluk te be proeven. Ze had aan Ralph geschreven en ge vraagd, of hij niet een geschikt plekje wist, ergens buiten, waar ze een paar weken volko men rust kon hebben, voor de vacantie van de jongens begon. Zou dat aardige huisje, waar zijn oud-tante vroeger gewoond had, en dat hij altijd gemeubeld verhuurde, ook iets voor haar zijn? Kon zij dat misschien een maand krijgen, voor de nieuwe huurders er in kwa men? „Best, dat gaat wel," had Ralph geantwoord. Laetitia Day had zich daarop voorgenomen, om elke minuut van die maand te benutten. Het was geen zelfopofferende liefde, die haar deed besluiten tot het aangaan van een tweede huwelijk. Verre van dat! Ze zou het met Ralph net zoo goed kunnen vinden als met zijn neef, haar overleden echtgenoot. Toch had zij haar man oprecht liefgehad. Nu mocht zij Ralph ook weer bepaald graag lijden. Zij behoorde tot die vrouwen, die heelemaal opfleuren en geheel veranderen, zoodra er een man op het tooneel verschijnt. Hun blik, hun gebaren, hun stem, veranderen dan op slag. Het komt er niet op aan, wie de man is, of het hun zaakwaarnemer is, met witte bakke baarden, of hun jeugdige chauffeur. Op dit oogenblik was het een jeugdige chauffeur, die op het tooneel verscheen. Deze jeugdige chauffeur (Smith) kwam aangereden met de kleine two-seater door de schaduwrijke laan, die een mijl ver langs het meer liep, voor zij kwam aan de korte oprij laan, omzoomd door zware beukeboomen, die naar het kleine huis voerde. Het was een laag wit huis met een vrij plat dak. Rondom het huis liep een veranda, be groeid met jasmijn en rozen. Aan de voorzijde liep het gazon vanaf de veranda hellend af naar het meer. De zitkamer kwam daar met groote glazen deuren uit op de veranda. De straatdeur was op zijde. De portiek was geheel begroeid met rozen en blauwe regen, en daar stond op dit moment Lady Day te wachten op de kleine auto. Ze was meer dan boos. Woedend was ze over het briefje, dat ze al tegelijk met haar vroege kopje thee ontvangen had. Onzin van Ralph, om dat nu niet eens voor haar over te hebben! Het was hatelijk van hem! Ze had er zoo op gerekend, om hem dikwijls te ontmoeten, om veel met hem samen te zijn. De huizen lagen maar een kwartier van elkaar af. Er was zelfs nog een kortere weg dan de mooie schaduwrijke laan, en wel met de boot over het meer. De boot, die tot aan de treden aan het eind van het gazon van het kleine huis kon geboomd worden! Wat was dat niet romantisch en uiterst geschikt geweest! Dat Ralph dat nu niet inzag! Neen, nu zij hier was en al haar Londensche vrienden, haar gezellige avondjes, in één woord al haar genoegens had achtergelaten, ntt scheen die vervelende man bang te zijn ge» worden en sloot hij zich geregeld met dal saaie boek van hem in zijn kamer op (saai moest het zijn, dat waren dat soort boeken over jachten op groot wild altijd), en zij zag vrijwel niets van hem, ontmoette hem bijna nooit. (Wordt vervolgd^, Waar tienduizenden Woensdag de „Uiver'-bemanning zullen huldigen. - De tribunes op Schiphol De spelers ven het Ajax-elftal, dat een tournooi geeft in Engeland, aan de naderen haar voltooiing tea tijdens hun verblijf in de Engelsche hoofdstad De training voor de traditioneele boot-race Oxford-Cambridge voor het volgend jaar is reeds aangevangen. De roeiers van de „A-ploeg" in actie Door het Marine-rampenfonds is Vrijdag ter herdenking van de ramp te West Kappelle in 1914, tijdens het demonteeren van een aangespoelden mijn op de kust, een plechtigheid gehouden. Een der inwoners van West Kapelle legt een krans op het graf der slachtoffers De burgemeester van Goes, de heer G. A. Hajenius heeft Vrijdag afscheid genomen van zijn gemeente. Eenige dames in Zeeuwsch costuum begroeten den scheidenden burgervader De stoelen, bertoodigd bij de huldiging der „Uiver bemanning, arriveeren op Schiphol De Weensche tenor Julius Patzak die in ons land een reeks van concerten zal geven, arriveerde Vrijdag in de hoofdstad. De toonkunstenaar neemt afscheid van den kookkunstenaar na aankomstaan het Centraal station

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 8