HIJ OF ZIJ?
Het vliegongeluk nabij Enkhuizen.
Voor de begrafenis van Opperrabbijn A. S Onderwijzer, welke Dinsdagmiddag
to Muiderberg plaats had, bestond groote belangstelling uit Israëlitische kringen
Te Boxtel is door verzakking van den grond de mooie oude water
molen en brug ingestort
Na de vorming der nieuwe Belgische regeering. Theunis, de
minister-president, in gesprek met Jaspar
Sir Edward Hilton Young, de Engelsche
minister van gezondheid, bezocht deze
week de gezondheids-tentoonstelling, welke
in Agricultural Hall te Londen gehouden wordt
„Uiverdag" op een der Amsterdamsche scholen. De onderkant
der lessenaars diende als teekenbord
Een vliegtuig, dat voor reclamedoeleinden gecharterd was en biljetten uitstrooide, moest Dinsdag bij Grootebroek een
noodlanding maken, waarbij het toestel in een sloot terecht kwam
Londen bereidt zich voor op het huwelijk van Prins George mat Prinses Marina.
Verschillende palen langs den weg naar Westminster Abby worden opgeruimd
FEUILLETON
BERTA RUCK.
7)
„Gaat dat? Best," en meteen sprong Lady
Day uit de auto. „Ik ken die tuinen van ouder-
wetsche herbergen. Het grasveld is altijd zoo
zacht als fluweel met een haag van boks in
allerlei vormen geknipt, pauwen en wind
molens. Er staat ook altijd een zonnewijzer en
natuurlijk is er ook een prieel, en zijn er nog
meer verrukkelijke dingen. Heb je aardbeien?"
vervolgde zij tegen het bóerendeerntje. „Ja,
dan willen we graag aardbeien hebben. Breng
maar gauw thee voor twee personen. Kom,
Smith, ga mee", zoo wendde zij zich nu weer
tot haar chauffeur. Deze begon zich nog min
der op zijn gemak te voelen. Wat kon ze be
doelen? Hij bleef stokstijf naast de auto staan.
„Ik zei ga mee, Smith."
Smith deed vol vertwijfeling een stap naar
voren. Toen tikte hij tegen zijn pet.
„Zal ik dan maar achterom loopen, milady?"
Zij keek hem met van ondeugendheid tin
telende oogen aan.
Hij kreeg een kleur; hij voelde, dat hij een
kleur kreeg. Hij wist nu niet meer, wat hij be
ginnen moest.
„Ik zei niet, dat je achterom moest loopen,
Smith. Ik zei, dat wij, versta je? in den tuin
wilden theedrinken."
Smith bewoog zich niet. Hij zag er nu net
zoo wanhoopend uit, als hij voelde. Opeens zei
hij beleefd maar beslist;
„Het spijt mij heel erg, maar vindt u ook
niet, dat het beter is, dat we het niet doen.
Ik zou het erg prettig vinden, maar milady
ik bedoel
Lady Day lachte vroolijk. Ja, het geval werd
werkelijk amusant. Ze greep haar dunne tulle
sluier, die bijna ontsnapt was, en zei opgewekt
en een beetje plagend:
„O, verstandige jonge rechter! Je denkt dus,
dat het niet gaan zou? Je vindt, dat het wel
wat vreemd zou staan?"
Voor hij nog antwoorden kon, ging ze half
lachend, half knorrig voort: „Je schijnt te
denken, dat ik daar iets om geven zou. Je weet
niet, hoe graag ik de menschen erger. Dat is
mijn grootste plezier. Als zij vinden, dat ik
niet geheel comme il faut ben, dan heb ik er
nog des te meer schik in, hen te ergeren. Ik
heb nu eenmaal geen zin, om vanmiddag in
mijn eentje thee te zitten drinken." Ze liep op
het huis toe en riep het boerenmeisje terug.
De arme Smith was benieuw, of milady
hem nu zou uitnoodigen, om met haar thee te
drinken in het prieeel op het gazon; maar
neen. Zij gaf het meisje een andere opdracht.
„Kun je me ook een groote flesch melk
brengen en twee koppen en wat krentebrood-
jes of kleine cakes? Neen, niet in het prieel.
Breng ze mij hier, en ook een mandje aard
beien. Breng alles zoo gauw, als je kunt. Ja,
ik wou alles meenemen." Ze liep weer naar de
auto. „Zie zoo, Smith, ik zal nu nog even wach
ten, totdat ze er met alles aankomt, en dan
rijd je maar gauw terug en stopt in de laan,
die je op den heenweg had moeten inslaan,
maar die je toen voorbij gereden bent, en dan
zoeken we daar op een weiland wel een be
schut plekje dichtbij een haag."
Een kwartier later werd dit programma uit
gevoerd. Op een schaduwrijk plekje, waar nie
mand hen zien kon en niets de eenzaamheid
verbrak dan het gezoem van de bijen, en het
getjilp van een jonge lijster, die onder de haag
heen en weer hipte, had de hoogst eigenaar
dige pic-nic plaats.
Terwijl ze het meegebrachte neerzette op
het kleine talellaken en de melk inschonk,
praatte Lady Day aan één stuk door net als
een ondeugend schoolmeisje. Ze was van plan,
om tot het laatste oogenblik zoo door te bab
belen en dan tegen den jongen man, die daar
naast haar tegen de heg aanzat, te zeggen,
wat ze hem te zeggen had.
„Wat een onmogelijke menschen waren dat
daar op die paardententoonstelling. De men
schen zeggen, dat je buitenmenschen niet
kent, voordat je zeven jaar in de buurt hebt
gewoond. Zeven jaar! Voordat je een jaar in
hun omgeving verkeerde, zou je ze al opgeven!
Ik ten minste. Wat zou ik graag willen, dat er
een paar langs kwamen en mij als frère et
compagnon hier zagen picknicken met mijn
chauffeur. Ik ben benieuwd, of ze verleden jaar
het verhaal gehoord hebben van die dame met
haar chauffeur te Maidenhead, die den jon
gen man eerst zes cocktails liet geven, ieder
van vier shilling en toen nog een paar dubbele
whisky-soda's en later te vergeefs naar hem
zocht. Het bleek toen, dat hij er met de Rolls
Royce vandoor was gegaan, zonder een spoor
achter te laten. Ik ben benieuwd of ze mij als
hetzelfde soort van dame zouden beschou
wen?"
Ze wachtte even en joeg een mug van haar
stuk cake. Toen liet ze er als terloops op vol
gen: „Ik ben benieuwd, of jij er zoo over denkt,
Smith?"
Weer een pauze iets langer dan de vorige.
Wat moest Smith zeggen?
Wat zou Harris, de chauffeur van tante
Enid hebben gezegd?
Wat zou Reggie hebben gezegd?
Wat zei Guelda Rhos bij zichzelf?
Allen zouden hetzelfde gedacht hebben. Het
gedrag van milady stond inderdaad gelijk met
dat van de dame van de cock-tails. Zulke din
gen deed men niet; tenminste niet de men
schen, waar de familie van Glanseiont Court
mee om had gegaan. Je inviteerde je nieuwen
chauffeur niet op afternoontea, noch in een
restaurant, noch in een boerenherberg. De
chauffeur van tante Enid zou gescandaliseerd
zijn geworden alleen bij de gedachte; Reggie
eveneens, en Smith voelde zich ook geërgerd.
Zoo iets deed men niet. Het was beneden de
waardigheid van een dame. Zoowel Smith als
Guelda Rhos waren die meening toegedaan.
Om daar aan die herberg thee voor twee per
sonen te bestellen!
De pic-nic in de weide was niet veel beter
In zekeren zin was het erger, dacht de gast;
want nu was liet onmogelijk geweest, om te
weigeren. Zoo iets deed men niet. Geen fat
soenlijke chauffeur had kunnen denken, dat
zoo iets kon plaats hebbeii! En dan die fa
miliare gesprekken! Daar had Smith, die door
Sir Ralph Wellalone in dienst was genomen,
nooit op kunnen rekenen. Noch de „hij" noch
de „zij" van die dubbele persoonlijkheid hield
er van, om een dame zoo iets te zien doen.
„Als ze werkelijk een dame was, dacht Guel
daalias Smith, dan zou ze zoo iets niet ge
daan hebben! Wat moet ik antwoorden? Moet
ik zeggen: „O, neen, milady, natuurlijk niet!
Het is al te vriendelijk of wat moet ik an
ders zeggen?"
Voor hij nog antwoord kon geven, had Lady
Day haar eigen vraag met een andere beant
woord.
Ze legde de cake neer op het tafellaken naast
den kop zonder schotel. Haar donkere oogen
vestigden zich op het wel eenigszins bezorgde
gelaat tegenover haar.
Toen maakte zij een opmerking, die Guelda
Rhos, alias Smith, bijna den doodschrik op
het lijf joeg. Met de grootste kalmte zei Lae-
titia Day, wat ze al een half uur lang op de
tong had gehad, om te zeggen. Alleen op de
laatste woorden drukte zij den klemtoon.
„Dacht je nu heusch, dat ik hier zoo met je
zou zitten praten, als ik het niet geraden
had?"
HOOFDSTUK V.
„Om een man heet te nemen is gemakkelijk
genoegmaar de vrouw, die een vrouw joppen
kanis knap."
Geraden!
Het woord kwam er uit als een pistoolschot.
Geen pistoolschot zou half zoo verontrustend
geklonken hebben in de ooren van Guelda
Rhos, in de chauffeurs uniform.
Het spelletje was dus al uitgespeeld. Guelda
had haar weddenschap met Patsy verloren.
Ze was al ontdekt. Het meisjeshart onder de
jongensjas sloeg tweemaal zoo vlug, terwijl
Guelda daar, verstijfd van schrik, onbeweeg
lijk bleef zitten,
Haar gelaat toonde geen opwinding. Daar
voor was de schrik te groot geweest. Vol ver
slagenheid kijk zij de andere vrouw aan, die
gezegd had, dat ze haar geheim geraden had
en nu nog een triomfantelijken blik op haar
gericht hield.
„Vraag nu niet, wat heeft u geraden? Je
weet heel goed, wat ik bedoel," ging Lady Day
voort, terwijl ze haar wijsvinger ophief. „Kun
je mij aankijken en mij vertellen, dat dit
alles", en ze wees naar de jas, de broek, de
schoenen, de pet, die onderstboven in het gras
lag, geen bedrog is, geen soort fopperij, een
maskerade? Kun je mij je eerewoord geven
Dat „eerewoord" had op Guelda dezelfde
uitwerking, die het op haar broers gehad zou
hebben.
Onmiddellijk antwoordde ze rustig maar met
bleek gelaat:
„Ik ben bang van niet."
„Zoo!" zei Laetitia Day triomfantelijk.
„Dacht je nu werkelijk, dat ik dat niet dade
lijk gezien had?"
„Dat is het toppunt," dacht Guelda, en al
lerlei vragen verdrongen zich in haar hoofd.
„Hoe wist u het? Waaraan heeft u het ge
merkt? Wat is u nu van plan te doen? U zult
nu zeker rechtstreeks naar Sir Ralph Wella
lone moeten gaan, om hem te vertellen, dat ik
een meisje ben?"
Ze zei echter niets van dat alles. Ze had er
geen tijd voor. Lady Day, nog altijd met haar
donkere oogen gevestigd op het strakke jon
gensgelaat boven de chauffeursuniform, ver
volgde meteen; „Dacht je, dat ik geen ver
schil in stemmen kon hoeren?" Je stem viel
me dadelijk op
Zoo, dus was het haar stem geweest! Haar
stem had haar dus verraden! Ze had gister
avond nog al zoo uitgeweid over het voordeel,
dat ze een doffe stem had.Lady Day had nu toch
dadelijk gehoord, dat het de stem van een
meisje was!
dadelijk!" herhaalde Lady Day. „Ik wist
al op het eerste oogenblik, dat je op een ma
ner sprak, die je niet gewoon was!"
„Maar
j^Wordt vervolgd.)"