BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. A.s. Woensdagmddag ben ik niet in de ge legenheid club te houden. De meisjes die a.s. Zondagmorgen om elf uur bij me zouden ko men kan ik door onvoorziene omstandigheden niet ontvangen. Of St. Nicolaasmiddag (5 Dec.) club gehouden zal worden,, weet ik nog niet. In de volgende rubriek zal ik het jullie mede- deelen. Lief ZWARTKOPJE. Je wordt dus ook een poes met bellen. Ja je stofdoekzak wordt keu rig. Dag Zwartkopje. Lief SNEEUWKLOKJE. Ja zeker, de voor drachten komen na 1 Januari aan de beurt. We hebben tot besluit'van het clubwerk een feestje. Dag Sneeuwklokje. Beste JURRIEN. 'k Geloof, dat je je met je schuilnaam vergist hebt. Je onderteekende evenals je zus met Sneeuwklokje. Dag Jurrien. Lief RANONKELTJE. Prettig dat Gerard- je zoo'n goeden verjaardag gehad heeft. Dus je moeder is reeds aan het inpakken? Als je er een poosje woont, kom ik eens kijken. Bij Mej. K. zal ik voor de schoolvoeding graag iemand sturen. Geld kan het Comité uitste kend gebruiken. Dag Ranonkeltje. Beste WINTERKONING. Ja beste jongen, je zus heeft helaas voor jou gelijk. Het is mij absoluut onmogelijk a.s. Woensdag' club te houden. Dag Winterkoning. Best LOBELIA, Ik zal je in de verjaarda- genrubriek vermelden. Ach ja, ik ben thans meer elders dan thuis en je zal me zeer slecht aan m'n woning kunn entreffen. Dag Lobelia Goeden middag INDIAANTJE. Prettig zeg, een mooi boek ter leen te ontvangen. Flink dat je je moeder hebt geholpen. Doe je mn groeten terug? Dag Indiaantje. Beste KOZAKKENHOOFDMAN. Zoo heb je winkels gekeken? Waren de etalages mooi. Vast wel denk ik. Ik heb jouw brief ook heel netjes gevonden hoor. Dag Kozakkenhoofdman. Lief KLAVERTJEVEER Moeder heeft ge lijk. Als Anno lust in werken heeft, moet ze hem werk geven- Hij had anders mooi gewerkt Dag Klavertjevier, Best DUINVIOOLTJE. Niets erg dat je van een zak. een stuk schrijfpapier gemaakt hebt, om een briefje aan mij te kunnen schrij ven. Je hebt je zelf prachtig geholpen. Dar Duinviooltje Lief BOSCHVIOOLTJE. Ja, Kniertje mag wel op de club komen. Ze moet echter wach ten tot Januari. De clubs zijn nu zoo vol, dat ik er onmogelijk kinderen bij kan nemen. Ze mag me echter wel steeds schrijven. Dag Boschviooltje.. Beste RODESIA en ACROBATISTE. Ja Aerobatiste mag wel rubriekertje worden. Met op de club komen moet ze tot Januari wachten Lees het briefje aan Boschviooltje maar eens na. Dag Rodesia, dag Aerobatiste. Best MEIKEVERTJE. Prettig dat je moe der je werk geeft, zoodat je iets te doen hebt. Ja de ontvangst van de Uiver hoort alweer tot het verleden. Dag Meikevertje. Beste TRIJNIE. Zeg vrouwtje je moet een schuilnaam kiezen, hoor. Neen, ik denk dat je je kleedje met Kerstmis af hebt. Dag Trijnie. Lief GOUD VINK JE. Je was dus Zondag heelemaal in nieuwe kleeren gestoken. Ja nieuwe schoenen kunnen je wel eens moeilijk zitten, 't Is te hopen, dat je voet weer spoedig beter is. Dag Goudvinkje. Beste ASSCHEPOETSTER. Neen ik had tot mijn spijt geen gelegenheid om naar de Uiveraankomst te luisteren, 'k Heb zelfs de courantenverslagen door gebrek aan tijd niet gelezen, Dag Asschepoetster, Lief ZONNESTRAALTJE. Muisjes vind ik lieve diertjes op een plaatje of in een terra rium, maar niet, zooals laatst in m'n klas- Werk maar flink door. Dag Zonnestraaltje. Beste TOM MIX. Wat hebben ze je weer verwend. Ik kan wel merken dat je thuis het Benjaminnetje bent. Dus de filmvoorstelling is goed geslaagd? Prettig zeg. Je hebt anders nog al veel mooie stukken speelgoed. De tee- kening heb ik heel mooi gevonden. Dag Tom Mix. Lief KRULLENKOPJE. Je bent dus fijn uit geweest. Naar de poppenkast en naar de filmvoorstelling van je oom Jacob. Prettig niet? Dag Krullenkopje. Beste JENNY. Ik weet nog niet of we 5 Dec. club hebben. Het hangt van verschillende omstandigheden af. Volgende week weet ik het Maak de theemuts maar voor 13 Dec. Dag Jenny. Lieve DEUGNIET. Ja vriend, doe met je cadeautje maar als Jennie en geef het 13 Dec- Het komt vast klaar. Dag Deugniet. Beste WILDZANG. Oplossing van het raadsel. Geen. De man heeft beenen en de katten zweefden boven de brug. Heb ik het goed? Dag Wildzang. Beste ZUS. Jammer dat je zuster ziek is. Je moet maar flink breien, des te eerder heeft ze iets aan de das. Herman was zeker voor hij naar bed ging erg druk geweest? Slaapwande laars moeten zich kalm gedragen vooral tegen bedtijd. Dag Zus. Beste JULIAANTJE. 'n Prettig werkje dat kleedje vind je niet? Het is niet moeilijk en schiet vlug op. Dag Juliaantje. Beste VERGEETMIJNIET. Natuurlijk wil ik je helpen bedenken, alleen vrees ik dat het niet af komt, Door de tentoonstelling op m'n school vervalt a.s. Woensdagmiddag. Het spijt me voor jullie, maar de school gaat voor het clubwerk. Dag Vergeetmijniet. Beste PIETJE PIELLE. 'k Heb van je slaap wandelen gehoord. Je moet je, voor je naar bed gaat, maar niet al te druk maken en wat rustig zitten teekenen of knutselen. Ik dank je voor je verhaal. Dag Pietje Pelle. Lief ZONNETJE. Gezellig zeg, winkels kij ken vindt je niet? He luister ook altijd graag naar de zangertjes van Jacob Hamel, maar ik heb er weinig gelegenheid voor. Meestal ben ik Bier. thuis wanneer Jacob Hamel 'zangles geeft Dag Zonnetje. Best KABOUTERTJE. Neen vriend, de leerlingen van de L. S. zouden geen vrij voor de Uiver krijgen, wel de leerlingen van de U. L. O. en Middelbare scholen. Daar je nog op de L. S. gaat, heb je dus geen vrijaf gekregen. Dag Kaboutertje. De briefjes die ik thans niet beantwoord heb krijgen volgende week een extra lang briefje. Veel groeten van MEJ. E. VIJLBRIEF. EEN ZELFGEMAAKTE LIFT. Een bijzonder aardig stuk speelgoed is het kleine liftje, dat we zelf gaan vervaardigen en wel op de volgende wijze: Eerst snij je uit stevig carton een stuk van ongeveer 20 centimeter lengte en 10 centimeter breedte. Daarna knip je er een stuk uit. zooals op de teekenlng aangegeven staat en waarin gemakkelijk een garenklos pas (fig. 2) Deze garenklos wordt bevestigd met een breipen, die door het carton gestoken wordt; maar zóó, dat het klosje gemakkelijk kan draaien. Als liften kun je heel goed een paar lucifers doosjes nemen (fig. 3). Tenslotte nog een halte, die je uit carton vervaardigt (fig. 4) die zijn plaats vindt tus schen den tafelrand en het onderste boek. Dan vul je de doosjes met steentjes, kiezels of iets dergelijks en je zult zien, hoe prachtig je toestel werkt. Je moet de doosjes natuur lijk niet even zwaar vullen, want dan blijven ze op hun plaats. E. W. WIE ZOEKT ER MFE? ZIJN VERDIENDE LOON. HOE KEES AFLEERDE VOGELS TE VANGEN. De r>!aag van het bosch. „Kijk, mijnheer August heeft zijn hoofd verloren. Kunnen jullie hem helpen het te rug te vinden?" Kees ter Bi.ei werd tie plaag van h-et bosch genoemd en dat was geen wonder: geen vo geltje was veilig voor hem. Als Kees een uur tje vrij was, dan kon je er zeker van zijn, hem in het bosch te vinden met een lijmstok. Vo gels vangen is nooit een erg mooie bezigheid; maar de manier, waarop Kees het deed, was heelemaal leelijk. Aan een stokje plakte hij graankorrels, stukjes brood, enz. en het heele stokje smeerde hij met een kleverige lijmsoort in. Deze stok zette hij tusschen de bladeren en als dan de vogels de korreltjes, enz. er af wil den pikken, en weg vliegen, bleven hun pootjes in de lijm kleven en ze konden niet meer weg. Hoe banger het vogeltje nu was en hoe meer het spartelde, des te meer kwam het tegen de lijm aan, tot tenslotte vleugels, kopje en alles vast geplakt zat. Het gebeurde vaak, dat de arme vogeltjes dan een of beide pootjes ge broken hadden; die sloeg Kees dood, de andere haalde hij er af en zette ze in een kooi. Lang pleizier had hij daar nooit van; want na een paar dagen stierven de vogeltjes toch. Wilde vogeltjes houden het in een kooi niet uit. Bo vendien vergat hij het voedsel en drinken te geven Hoeveel straf Kees er al voor gehad had, hoeveel verdriet' hij er andere menschen mee deedzijn leelijke ondeugd raakte hij niet kwijttot hij eens een lesje kreeg, dat hij niet lieht meer zou vergeten. Het was op 'n vrijen Zaterdagmiddag. Kees had zijn lijmstok in orde gemaakt en was naar het bosch gegaan om zijn wreed ver maak weer uit te gaan oefenen. De breede straatweg van het dorp waar Kees woonde, naar de groote stad, die langs het bosch ging, werd gerepareerd. Groote teerplassen lagen nog op den weg. De vele auto's die over den weg stoven, moesten nu eens links, dan weer rechts uitwijken. Kees, die gauw bij het bosch wilde zijn, om zoo vlug mogelijk arme vogeltjes te kunnen mishandelen, was achter een vracht auto gaan hangen. Bij een plotselinge zwen king van den wagen, verloor Kees zijn hou vast en met een flinken smak viel hij op den weg.... midden in een teerplas. Hij had nog geluk; want behalve een paar flinke schaaf wonden, had hij niets gebroken. Maar toen hij wilde opstaanging dat niet. Met dui zend handen hield het teer hem vast. Hij plakte op de straat, zooalsmet schrik kwam Kees tot die ontdekking, een vogel aan de lijmstok. Er was geen mensch te zien; de wegwerkers waren naar huis, (het was Zaterdagmiddag) en zouden niet voor Maandag terug komen. De duisternis viel. Als er nu een auto zou komen die een beetje te veel links hield, zou den de wielen precies over zijn hoofd gaan... Het angstzweet brak den jongen uit. Hij trok en trok uit alle macht en met de grootste moeite kreeg hij tenslotte een hand vrijop 'n paar stukken vel na, die in 't teer bleven plakken. Hij rukte zijn pet van het hoofd, om op die manier een houvast te hebben. Telkens trok en trok hijde andere handde elleboog, de schouders kwamen vrij, Zijn jas en broek bleven kleven in het teer. Daar. in de verte hoorde hij een auto aankomen. Met de kracht der wanhoop rukte Kees zich los van den grond en rolde, eindelijk vrij, in de sloot. Vlak langs de plek, waar hij gelegen had, ging de auto voorbij. Hoe Kees thuiskwam, wist hij zich later niet meer goed te herinneren; wel, dat zijn moeder zoo schrok, toen ze hem zag, dat ze een gil gaf. Maar de heele nare geschiedenis heeft toch een goed resultaat gehad: Kees heeft nooit meer vogels gelijmd en nooit meer dieren ge plaagd of gekweld. Hij wist nu uit ondervin ding hoe erg het was, weerloos te zijn overge leverd aan iets of iemand, dat of die sterker is, dan jezelf. DINA VAN Z. DE TOOVERFLUIT. Harmen was ziek geweest en nu moest hij voor zijn gezondheid naar buiten. Vader en moeder hadden geen tijd om heelemaal met hem mee tegaan; ze brachten hem naar 't sta tion, zetten hem in den goeden trein en zeiden den conducteur, waar Harmen uit moest stap pen. Dat was me een drukte op 't station, van menschen, kruiers, koffers en manden. Ein delijk 'vertrok de trein. Harmen wuifde en wuifde net zoo lang uit het raampje, tot hij niets meer zien kon van vader en moeder. Toen ging hij zitten en keek eens rond. Er was niemand anders in de coupé. Dat vond Har men wel prettig; hij ging op zijn gemak zitten, snoepte eens van lekkere dingen, die moeder hem mee had gegeven. „Help, help", hoorde hij plotseling een fijn stemmetje zeggen. Verbaasd keek Harmen om zich heen. Hij zag niets! „Help, help," klaagde het stemmetjenog eens. „Wie roept er?" vroeg Harmen. „Ik, Zijne Majesteit, de vliegenkoning!" Toen zag Harmen, waar het geluid vandaan kwam. Onder tegen het raampje zat een groote dikke bromvlieg en deed wanhopige pogingen om weg te komen. „Wat moet ik voor u doen, Majesteit?" vroeg Harmen, want hij was een beleefde jongen. „Mijn achterpoot zit geklemd tusschen het raam en het kozijn. Als je het raampje een weinig naar achteren duwt, ben ik vrij!" Harmen deed wat hem gezegd werd en met een ruk was Zijne Majesteit, de vliegenkoning, bevrijd. „Dank je wel, Harmen," zoemde hij en ging op zijn hand zitten. „Omdat je zoo hulpvaardig geweest bent voor me, zal ik je een belooning geven. Een tooverfluit en als je daarop blaast, luisteren alle dieren naar je. Ik moet nu weg, om mijn andere werk af te gaan doen. Wil je zoo vrien delijk zijn het raam nog eens voor me open te doen? Dan moet je even je oogen dicht doen en na een 25 tellen weer openen. Dag Harmen, PASTORALE. door W. LASSCHUIT. Mevrouw Brugmans zat in afwachting van haar tweetal Annie en Frits, de krant te lezen. Er hing een echt gezellige sfeer in de ka mer, vooral omdat het buiten wol najaar leek, inplaats van nog maar net September. De wind gierde door de boomen langs de laan en de regen striemde tegen de ruiten. Ac-hter de mica-glaasjes van de kachel gloeide maar heel eventjes het vuur. „Voor de verdrijving van de vocht," had mevrouw gezegd, toen Frits haar verbaasd had gevraagd of nu de kachel al aan moest. Af en toe werd de gloed wat lichter; als de wind in den schoorsteen joeg, laaiden de vlam metjes even op. Daar werd geheld en toen mevrouw aan het deurtouw had getrokken, stormde haar twee tal de trap op en bijna tegelijk riepen ze: „O, moeder, er is Zondag alweer concert." De concerten van de Stedelijke orkestver- eeniging waren altijd de uitgangspuntjes voor de kinderen van mevrouw Brugmans. Ze hiel den allen dolveel van muziek en keken in spanning uit naar de witte met rood en zwart bedrukte aanplakbiljetten achter de ramen in enkele winkels in de stad. „Ja, moeder," riep Frits boven Annie's zach te stemmetje uit, „ze spelen een symphonie van een pastorie, geloof ik!" „Kalmeer eens een beetje Frits. Een sym phonie van een pastorie, hoe kom je daarbij?" Mevrouw troonde hen mee naar binnen en ieder op een stoel achter een kopje thee met een fijn stuk eigen-gebakken cake vertelde Frits van een symphonie van Beethoven, waarbij, zoo beweerde hij, tusschen haakjes „pastorie" stond. Maar mevrouw maakte hem gauw wijzer, door te zeggen: „Ach, jongen, je hebt 't niet goed gelezen. „Pastorale" zal er gestaan hebben." En toen wisten ze 't allebei weer. Wel vijf minuten hadden ze staan spellen, wat of dat toch wel voor een gek woord was en toen had Frits maar onthouden, dat het vast en zeker .pastorie" moest verbeelden. Toen moesten ze weten, wat „pastorale" be- teekende, maar mevrouw zei: „Je weet: Geduld is een schoone zaak. Van avond zal ik het je zeggen. Nu gaan we eerst i eten en dan huiswerk maken. Heeft m'n An neke weer sommen?" „Ja, en zulke fijne! Van breuken." „Prachtig. Dat knappe we straks saampjes wel even op. En Frits?" „Fransch en taal," deed Frits gewichtig. „Boe! Wat zet je daar een geleerd gezicht bij!" lachte mevrouw. „Moet ik je nog hel pen?" „Jaeh, misschien wel met Fransch." „Goed zooWat zal ik een geleerde kinderen krijgen. Nu maar eerst eten: Doperwten uit de bus, jullie lievelingskostje." Weldra zaten ze te smullen! En toen kwam eerst het huiswerk. Annie, die pas in de derde klas zat, had moeite met rekenen en Frits, twee klassen hooger, „studeerde" Fransch zooals hij tegen iedereen opsneed. Gelukkig dat ze een moeder hadden, die on derwijzeres was geweest. Zij was hun rechter hand en dan ging het sommen maken en het Fransch leeren bijna vanzelf. Toch maakte moeder de sommen niet, maar ze legde het zoo fijn uit, dat je het wel móest begrijpen En toen de uitlegging van dat gekke woord Pastorale. „Ja," zei moeder, „ik ga jullie een verhaal vertellen, dat Pastorale als titel draagt. Dan zul je het mischien beter begrijpen wat on geveer de inhoud van die symphonie van Beethoven beteekent, waarbij, zooals jullie dachten „Pastorie" stond gedrukt. Ik begin dus met m'n verhaal: PASTORALE. In gedachte verplaatsen wij ons naar een klein dorpje ergens midden op de hei, waar het niet door steedsche pracht overvleugeld wordt. Zoo'n dorp geeft een echt landelijk, gezel lig en intiem idee. Het woord pastoraal beteekent dan ook lan delijk, herderlijk en de symphonie pastorale van Beethoven is "n werk, waarin deze idylle wordt bezongen door muziekinstrumenten. Intiem, zei ik, is zoo'n dorp! 's Avonds in den zomer het babbeltje bij de pomp, waar de wereldgebeurtenissen, voor zoover die in het dorp bekend zijn, de belangstelling hebben, worden besproken. Dan even het rumoer van de stoomtram, die sissend het pleintje oprijdt, een keer of vier vijf per dag en piepend om den hoek voor eenige uren verdwijnt. Op zoo'n marktplaats stonden eens eenige landlieden bij elkaar. De slechte tijden lieten zich in het dorp nog niet zoo gevoelen. Alleen de wetten, die waren gekomen op het te ver bouwen gewas, deed iets van den druk uit de buitenwereld gevoelen. 't Is rustig, heel rustig in het dorp. Zoojuist is een tram vertrokken, wat altijd een beetje reuring geeft, maar verder wordt de stilte alleen verbroken door het zacht gepraat van de menschen en door het kabbelen van een beekje, dat even verderop stroomt. Dat beekje bezit ook een heele vermaardheid. Iedere be zoeker aan het dorp vertoeft eenige oogen- blikken aan dat vriendelijke watertje en we hooren in Beethovens werk: het tooneel van de beek. Rustig fladderen de violen, zooals men dat in de muziekwereld noemt, en laten zij het kabbelen van de beek hooren. De solo instrumenten spelen daartusschen door een zoete melodie. O, dat is alles zoo mooi! Dan opeens klinkt het geroep van den koe koek. Niet lang blijven we aan de beek. Het wordt al schemerig. We keeren weer naar het markt pleintje terug, waar de landlieden in vroo- lijk samenzijn de goede oogst bespreken, die het land dit jaar zal opbrengen. Je hoort als het ware dit gepraat in de muziek. Maar dan opeens! Zonder dat eigenlijk iemand het goed bemerkt, siddert de lucht van een donderslag en niet lang daarna dreunt het luchtruim on der de zware slagen van deze onweersbui. O, dit gedeelte van de symphonie maakt een geweldigen indruk. Hooge, gillende tonen bootsen de bliksem na. Een geweldige roffel van de pauken en trembelo van de strijkers, dat is een vlug heen en weer strijken van de stok, doet de muren van de concertzalen dreu nen, als dit werk wordt vertolkt. Maar niet langt duurt deze zomersche bui. Al heel spoedig hoor je een zoete, slepende melodie, die ons terugbrengen wil op het oude marktplaats je, waar nu uit alle huisjes de bewoners weer samenstroomen om nog even over zoo'n reusachtige bui te spreken. En dan komt er een dankbaar gevoel bij de landlieden, dat niemand zelfs geen dier of boom geleden heeft van het onweer. Moeder zweeg even. Haar tweetal bleef stil. „En dat hooren we allemaal in deze sym phonie," vervolgde ze toen. „Gaan we er heen, moeder?" vroeg Frits. „Vast en zeker jongen. Zoo'n programma mogen we niet overslaan." Of de kinderen van Mevrouw Brugmans ge lukkig waren? 't Behoeft haast niet gezegd te-worden! ZATERDAG 24 NOVEMBER 1934 nog wel bedankt door Haro, de koning der vliegen". En hij vloog door het raam, dat Harmen open had gedaan, naar buiten. Toen deed de iongen even zijn oogen dicht, telde tot 25, deed ze weer open enzag op de bank naast zich een fluit liggen, die van zuiver goud leek. Vol ontzag keek hij er naar, en nam hem toen voorzichtig in zijn hand. Een tooverfluit en dan voor hem.Voorzichtig stak hij het ding in zijn zak. Dat was goed ook; want even daarna kwam de conducteur binnen en zei: „Jongeheer, vol gend station uitstappen." Dat deed Harmen; de boer van de boerderij, waar Harmen zou komen te logeeren, stond er, om hem af te halen. Toen hij een paar uur op de boerderij was, werd de verleiding hem te machtig, om zijn fluit eens te pro beer en. Hij ging naar buiten, het erf af en naar de weide. Daar waggelden de ganzen. Eén toon op zijn fluit en ze draaiden alle maal hun koppen naar hem toe. Nog een toon en ze waggelden zoo hard ze konden naar hem toe, om dan in een kringetje om hem heen te staan. Harmen lachte. „Zoo gansjes", zei hij. „Loo- pen jullie nu maar achter me aan, dan gaan we naar de boerderij." Of de ganzen alles verstaan hadden, deden ze wat Harmen zei. De boer, die het zag, zei: „Jongen, jij bent een goede ganzenhoeder. Als je wilt, kun je het iederen dag doen, dat is ge zond; dan ben je den heelen dag in de buiten lucht. En ik zal je er iets voor betalen ook." Dat werd afgesproken. De ganzen deden alles wat Harmen hen zei. En deze verdiende er aardig mee, het geld stuurde hij naar huis. Vader en moeder hadden het ook niet rijk. Zoo bracht de tooverfluit Harmen veel geluk, zijn heele leven door en dat, omdat hij vrien delijk voor een vlieg geweest was. RITA VAN B. Eigenaardige gewoonte. Wanneer in Ja pan een prinsje geboren wordt, legt de keizer een zwaard in de wieg; is de jonggeborene een prinsesje, dan legt hij een dolk in 't wiegje. Je was zeker van versche melk. Nog geen 50 jaar geleden was het in Napels en meer Italiaansche steden gewoonte, dat de boeren met hun melkvee van huis tot huis trokken en de beesten voor de deur der koopers mol ken. Dit deed men 2 maal per dag en doordat de dieren een bel om den hals droegen, wer den ze van te voren, van de komst van den melkboer verwittigd. Een aardig gangetje. De ster Sirius, die schijnbaar stil aan den hemel staat, beweegt zich met een snelheid van 150.000 kilometer per uur voort. Sluipwespen. Dit zijn insecten, die hun eieren leggen in rupsen van schadelijke in secten, dus hulptroepen van den boer. Nu heeft men in Amerika groote kweekerijen op gericht voor de kweek van deze sluipwespen om de boeren dus meer hulptroepen te kun nen leveren in hun strijd tegen de schadelijke insecten. Duur zijn ze niet. 2,5 cent per 1000. SINT GAAT OP REIS. Kom Piet, we gaan weer reizen, We gaan naar Nederland, Ik zie mijn stoomboot liggen Daar op het verre strand. En breng je alle kisten Nu heel vlug maar aan dek. Geef je ook aan mijn schimmel Wat haver voor 't vertrek? Vergeet ook maar je roe niet En denk ook om dien zak, Waar ik een stoute jongen Al menigmaal in stak. Heb je ook pepernoten, Banket en marsepein, En ook choclade-letters, Voor ieder groot en klein? Kom Piet, dan gaan we reizen, Heel vlug naar Nederland Hier zijn we op mijn stoomboot En varen weg van 't strand.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 10