BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES.
A.s. Woensdagmddag ben ik niet in de ge
legenheid club te houden. De meisjes die a.s.
Zondagmorgen om elf uur bij me zouden ko
men kan ik door onvoorziene omstandigheden
niet ontvangen. Of St. Nicolaasmiddag (5 Dec.)
club gehouden zal worden,, weet ik nog niet.
In de volgende rubriek zal ik het jullie mede-
deelen.
Lief ZWARTKOPJE. Je wordt dus ook een
poes met bellen. Ja je stofdoekzak wordt keu
rig. Dag Zwartkopje.
Lief SNEEUWKLOKJE. Ja zeker, de voor
drachten komen na 1 Januari aan de beurt.
We hebben tot besluit'van het clubwerk een
feestje. Dag Sneeuwklokje.
Beste JURRIEN. 'k Geloof, dat je je met
je schuilnaam vergist hebt. Je onderteekende
evenals je zus met Sneeuwklokje. Dag Jurrien.
Lief RANONKELTJE. Prettig dat Gerard-
je zoo'n goeden verjaardag gehad heeft. Dus
je moeder is reeds aan het inpakken? Als je
er een poosje woont, kom ik eens kijken. Bij
Mej. K. zal ik voor de schoolvoeding graag
iemand sturen. Geld kan het Comité uitste
kend gebruiken. Dag Ranonkeltje.
Beste WINTERKONING. Ja beste jongen,
je zus heeft helaas voor jou gelijk. Het is mij
absoluut onmogelijk a.s. Woensdag' club te
houden. Dag Winterkoning.
Best LOBELIA, Ik zal je in de verjaarda-
genrubriek vermelden. Ach ja, ik ben thans
meer elders dan thuis en je zal me zeer slecht
aan m'n woning kunn entreffen. Dag Lobelia
Goeden middag INDIAANTJE. Prettig zeg,
een mooi boek ter leen te ontvangen. Flink
dat je je moeder hebt geholpen. Doe je mn
groeten terug? Dag Indiaantje.
Beste KOZAKKENHOOFDMAN. Zoo heb
je winkels gekeken? Waren de etalages mooi.
Vast wel denk ik. Ik heb jouw brief ook heel
netjes gevonden hoor.
Dag Kozakkenhoofdman.
Lief KLAVERTJEVEER Moeder heeft ge
lijk. Als Anno lust in werken heeft, moet ze
hem werk geven- Hij had anders mooi gewerkt
Dag Klavertjevier,
Best DUINVIOOLTJE. Niets erg dat je
van een zak. een stuk schrijfpapier gemaakt
hebt, om een briefje aan mij te kunnen schrij
ven. Je hebt je zelf prachtig geholpen. Dar
Duinviooltje
Lief BOSCHVIOOLTJE. Ja, Kniertje mag
wel op de club komen. Ze moet echter wach
ten tot Januari. De clubs zijn nu zoo vol, dat
ik er onmogelijk kinderen bij kan nemen. Ze
mag me echter wel steeds schrijven. Dag
Boschviooltje..
Beste RODESIA en ACROBATISTE. Ja
Aerobatiste mag wel rubriekertje worden. Met
op de club komen moet ze tot Januari wachten
Lees het briefje aan Boschviooltje maar eens
na. Dag Rodesia, dag Aerobatiste.
Best MEIKEVERTJE. Prettig dat je moe
der je werk geeft, zoodat je iets te doen hebt.
Ja de ontvangst van de Uiver hoort alweer tot
het verleden. Dag Meikevertje.
Beste TRIJNIE. Zeg vrouwtje je moet een
schuilnaam kiezen, hoor. Neen, ik denk dat je
je kleedje met Kerstmis af hebt. Dag Trijnie.
Lief GOUD VINK JE. Je was dus Zondag
heelemaal in nieuwe kleeren gestoken. Ja
nieuwe schoenen kunnen je wel eens moeilijk
zitten, 't Is te hopen, dat je voet weer spoedig
beter is. Dag Goudvinkje.
Beste ASSCHEPOETSTER. Neen ik had
tot mijn spijt geen gelegenheid om naar de
Uiveraankomst te luisteren, 'k Heb zelfs de
courantenverslagen door gebrek aan tijd niet
gelezen, Dag Asschepoetster,
Lief ZONNESTRAALTJE. Muisjes vind ik
lieve diertjes op een plaatje of in een terra
rium, maar niet, zooals laatst in m'n klas-
Werk maar flink door. Dag Zonnestraaltje.
Beste TOM MIX. Wat hebben ze je weer
verwend. Ik kan wel merken dat je thuis het
Benjaminnetje bent. Dus de filmvoorstelling
is goed geslaagd? Prettig zeg. Je hebt anders
nog al veel mooie stukken speelgoed. De tee-
kening heb ik heel mooi gevonden. Dag Tom
Mix.
Lief KRULLENKOPJE. Je bent dus fijn
uit geweest. Naar de poppenkast en naar de
filmvoorstelling van je oom Jacob. Prettig
niet? Dag Krullenkopje.
Beste JENNY. Ik weet nog niet of we 5
Dec. club hebben. Het hangt van verschillende
omstandigheden af. Volgende week weet ik het
Maak de theemuts maar voor 13 Dec. Dag
Jenny.
Lieve DEUGNIET. Ja vriend, doe met je
cadeautje maar als Jennie en geef het 13 Dec-
Het komt vast klaar. Dag Deugniet.
Beste WILDZANG. Oplossing van het
raadsel. Geen. De man heeft beenen en de
katten zweefden boven de brug. Heb ik het
goed? Dag Wildzang.
Beste ZUS. Jammer dat je zuster ziek is.
Je moet maar flink breien, des te eerder heeft
ze iets aan de das. Herman was zeker voor hij
naar bed ging erg druk geweest? Slaapwande
laars moeten zich kalm gedragen vooral tegen
bedtijd. Dag Zus.
Beste JULIAANTJE. 'n Prettig werkje
dat kleedje vind je niet? Het is niet moeilijk
en schiet vlug op. Dag Juliaantje.
Beste VERGEETMIJNIET. Natuurlijk wil
ik je helpen bedenken, alleen vrees ik dat het
niet af komt, Door de tentoonstelling op m'n
school vervalt a.s. Woensdagmiddag. Het spijt
me voor jullie, maar de school gaat voor het
clubwerk. Dag Vergeetmijniet.
Beste PIETJE PIELLE. 'k Heb van je slaap
wandelen gehoord. Je moet je, voor je naar
bed gaat, maar niet al te druk maken en
wat rustig zitten teekenen of knutselen. Ik
dank je voor je verhaal. Dag Pietje Pelle.
Lief ZONNETJE. Gezellig zeg, winkels kij
ken vindt je niet? He luister ook altijd graag
naar de zangertjes van Jacob Hamel, maar ik
heb er weinig gelegenheid voor. Meestal ben ik
Bier. thuis wanneer Jacob Hamel 'zangles geeft
Dag Zonnetje.
Best KABOUTERTJE. Neen vriend, de
leerlingen van de L. S. zouden geen vrij voor
de Uiver krijgen, wel de leerlingen van de U.
L. O. en Middelbare scholen. Daar je nog op
de L. S. gaat, heb je dus geen vrijaf gekregen.
Dag Kaboutertje.
De briefjes die ik thans niet beantwoord heb
krijgen volgende week een extra lang briefje.
Veel groeten van
MEJ. E. VIJLBRIEF.
EEN ZELFGEMAAKTE LIFT.
Een bijzonder aardig stuk speelgoed is het
kleine liftje, dat we zelf gaan vervaardigen en
wel op de volgende wijze:
Eerst snij je uit stevig carton een stuk van
ongeveer 20 centimeter lengte en 10 centimeter
breedte. Daarna knip je er een stuk uit. zooals
op de teekenlng aangegeven staat en waarin
gemakkelijk een garenklos pas (fig. 2) Deze
garenklos wordt bevestigd met een breipen,
die door het carton gestoken wordt; maar zóó,
dat het klosje gemakkelijk kan draaien.
Als liften kun je heel goed een paar lucifers
doosjes nemen (fig. 3).
Tenslotte nog een halte, die je uit carton
vervaardigt (fig. 4) die zijn plaats vindt tus
schen den tafelrand en het onderste boek.
Dan vul je de doosjes met steentjes, kiezels
of iets dergelijks en je zult zien, hoe prachtig
je toestel werkt. Je moet de doosjes natuur
lijk niet even zwaar vullen, want dan blijven
ze op hun plaats.
E. W.
WIE ZOEKT ER MFE?
ZIJN VERDIENDE LOON.
HOE KEES AFLEERDE VOGELS TE VANGEN.
De r>!aag van het bosch.
„Kijk, mijnheer August heeft zijn hoofd
verloren. Kunnen jullie hem helpen het te
rug te vinden?"
Kees ter Bi.ei werd tie plaag van h-et bosch
genoemd en dat was geen wonder: geen vo
geltje was veilig voor hem. Als Kees een uur
tje vrij was, dan kon je er zeker van zijn, hem
in het bosch te vinden met een lijmstok. Vo
gels vangen is nooit een erg mooie bezigheid;
maar de manier, waarop Kees het deed, was
heelemaal leelijk. Aan een stokje plakte hij
graankorrels, stukjes brood, enz. en het heele
stokje smeerde hij met een kleverige lijmsoort
in. Deze stok zette hij tusschen de bladeren en
als dan de vogels de korreltjes, enz. er af wil
den pikken, en weg vliegen, bleven hun pootjes
in de lijm kleven en ze konden niet meer weg.
Hoe banger het vogeltje nu was en hoe meer
het spartelde, des te meer kwam het tegen de
lijm aan, tot tenslotte vleugels, kopje en alles
vast geplakt zat. Het gebeurde vaak, dat de
arme vogeltjes dan een of beide pootjes ge
broken hadden; die sloeg Kees dood, de andere
haalde hij er af en zette ze in een kooi. Lang
pleizier had hij daar nooit van; want na een
paar dagen stierven de vogeltjes toch. Wilde
vogeltjes houden het in een kooi niet uit. Bo
vendien vergat hij het voedsel en drinken te
geven
Hoeveel straf Kees er al voor gehad had,
hoeveel verdriet' hij er andere menschen mee
deedzijn leelijke ondeugd raakte hij niet
kwijttot hij eens een lesje kreeg, dat hij
niet lieht meer zou vergeten.
Het was op 'n vrijen Zaterdagmiddag. Kees
had zijn lijmstok in orde gemaakt en was
naar het bosch gegaan om zijn wreed ver
maak weer uit te gaan oefenen. De breede
straatweg van het dorp waar Kees woonde,
naar de groote stad, die langs het bosch ging,
werd gerepareerd. Groote teerplassen lagen
nog op den weg. De vele auto's die over den
weg stoven, moesten nu eens links, dan weer
rechts uitwijken. Kees, die gauw bij het bosch
wilde zijn, om zoo vlug mogelijk arme vogeltjes
te kunnen mishandelen, was achter een vracht
auto gaan hangen. Bij een plotselinge zwen
king van den wagen, verloor Kees zijn hou
vast en met een flinken smak viel hij op den
weg.... midden in een teerplas. Hij had nog
geluk; want behalve een paar flinke schaaf
wonden, had hij niets gebroken. Maar toen
hij wilde opstaanging dat niet. Met dui
zend handen hield het teer hem vast. Hij
plakte op de straat, zooalsmet schrik
kwam Kees tot die ontdekking, een vogel aan
de lijmstok.
Er was geen mensch te zien; de wegwerkers
waren naar huis, (het was Zaterdagmiddag)
en zouden niet voor Maandag terug komen.
De duisternis viel. Als er nu een auto zou
komen die een beetje te veel links hield, zou
den de wielen precies over zijn hoofd gaan...
Het angstzweet brak den jongen uit. Hij trok
en trok uit alle macht en met de grootste
moeite kreeg hij tenslotte een hand vrijop
'n paar stukken vel na, die in 't teer bleven
plakken. Hij rukte zijn pet van het hoofd, om
op die manier een houvast te hebben. Telkens
trok en trok hijde andere handde
elleboog, de schouders kwamen vrij, Zijn jas
en broek bleven kleven in het teer. Daar.
in de verte hoorde hij een auto aankomen. Met
de kracht der wanhoop rukte Kees zich los van
den grond en rolde, eindelijk vrij, in de sloot.
Vlak langs de plek, waar hij gelegen had, ging
de auto voorbij. Hoe Kees thuiskwam, wist hij
zich later niet meer goed te herinneren; wel,
dat zijn moeder zoo schrok, toen ze hem zag,
dat ze een gil gaf.
Maar de heele nare geschiedenis heeft toch
een goed resultaat gehad: Kees heeft nooit
meer vogels gelijmd en nooit meer dieren ge
plaagd of gekweld. Hij wist nu uit ondervin
ding hoe erg het was, weerloos te zijn overge
leverd aan iets of iemand, dat of die sterker
is, dan jezelf.
DINA VAN Z.
DE TOOVERFLUIT.
Harmen was ziek geweest en nu moest hij
voor zijn gezondheid naar buiten. Vader en
moeder hadden geen tijd om heelemaal met
hem mee tegaan; ze brachten hem naar 't sta
tion, zetten hem in den goeden trein en zeiden
den conducteur, waar Harmen uit moest stap
pen. Dat was me een drukte op 't station, van
menschen, kruiers, koffers en manden. Ein
delijk 'vertrok de trein. Harmen wuifde en
wuifde net zoo lang uit het raampje, tot hij
niets meer zien kon van vader en moeder.
Toen ging hij zitten en keek eens rond. Er was
niemand anders in de coupé. Dat vond Har
men wel prettig; hij ging op zijn gemak zitten,
snoepte eens van lekkere dingen, die moeder
hem mee had gegeven.
„Help, help", hoorde hij plotseling een fijn
stemmetje zeggen. Verbaasd keek Harmen om
zich heen. Hij zag niets!
„Help, help," klaagde het stemmetjenog
eens.
„Wie roept er?" vroeg Harmen.
„Ik, Zijne Majesteit, de vliegenkoning!"
Toen zag Harmen, waar het geluid vandaan
kwam. Onder tegen het raampje zat een groote
dikke bromvlieg en deed wanhopige pogingen
om weg te komen.
„Wat moet ik voor u doen, Majesteit?" vroeg
Harmen, want hij was een beleefde jongen.
„Mijn achterpoot zit geklemd tusschen het
raam en het kozijn. Als je het raampje een
weinig naar achteren duwt, ben ik vrij!"
Harmen deed wat hem gezegd werd en met
een ruk was Zijne Majesteit, de vliegenkoning,
bevrijd.
„Dank je wel, Harmen," zoemde hij en
ging op zijn hand zitten.
„Omdat je zoo hulpvaardig geweest bent
voor me, zal ik je een belooning geven. Een
tooverfluit en als je daarop blaast, luisteren
alle dieren naar je. Ik moet nu weg, om mijn
andere werk af te gaan doen. Wil je zoo vrien
delijk zijn het raam nog eens voor me open te
doen? Dan moet je even je oogen dicht doen
en na een 25 tellen weer openen. Dag Harmen,
PASTORALE.
door W. LASSCHUIT.
Mevrouw Brugmans zat in afwachting van
haar tweetal Annie en Frits, de krant te lezen.
Er hing een echt gezellige sfeer in de ka
mer, vooral omdat het buiten wol najaar leek,
inplaats van nog maar net September.
De wind gierde door de boomen langs de
laan en de regen striemde tegen de ruiten.
Ac-hter de mica-glaasjes van de kachel
gloeide maar heel eventjes het vuur. „Voor
de verdrijving van de vocht," had mevrouw
gezegd, toen Frits haar verbaasd had gevraagd
of nu de kachel al aan moest.
Af en toe werd de gloed wat lichter; als de
wind in den schoorsteen joeg, laaiden de vlam
metjes even op.
Daar werd geheld en toen mevrouw aan het
deurtouw had getrokken, stormde haar twee
tal de trap op en bijna tegelijk riepen ze:
„O, moeder, er is Zondag alweer concert."
De concerten van de Stedelijke orkestver-
eeniging waren altijd de uitgangspuntjes voor
de kinderen van mevrouw Brugmans. Ze hiel
den allen dolveel van muziek en keken in
spanning uit naar de witte met rood en zwart
bedrukte aanplakbiljetten achter de ramen in
enkele winkels in de stad.
„Ja, moeder," riep Frits boven Annie's zach
te stemmetje uit, „ze spelen een symphonie
van een pastorie, geloof ik!"
„Kalmeer eens een beetje Frits. Een sym
phonie van een pastorie, hoe kom je daarbij?"
Mevrouw troonde hen mee naar binnen en
ieder op een stoel achter een kopje thee met
een fijn stuk eigen-gebakken cake vertelde
Frits van een symphonie van Beethoven,
waarbij, zoo beweerde hij, tusschen haakjes
„pastorie" stond.
Maar mevrouw maakte hem gauw wijzer,
door te zeggen:
„Ach, jongen, je hebt 't niet goed gelezen.
„Pastorale" zal er gestaan hebben."
En toen wisten ze 't allebei weer. Wel vijf
minuten hadden ze staan spellen, wat of dat
toch wel voor een gek woord was en toen had
Frits maar onthouden, dat het vast en zeker
.pastorie" moest verbeelden.
Toen moesten ze weten, wat „pastorale" be-
teekende, maar mevrouw zei:
„Je weet: Geduld is een schoone zaak. Van
avond zal ik het je zeggen. Nu gaan we eerst i
eten en dan huiswerk maken. Heeft m'n An
neke weer sommen?"
„Ja, en zulke fijne! Van breuken."
„Prachtig. Dat knappe we straks saampjes
wel even op. En Frits?"
„Fransch en taal," deed Frits gewichtig.
„Boe! Wat zet je daar een geleerd gezicht
bij!" lachte mevrouw. „Moet ik je nog hel
pen?"
„Jaeh, misschien wel met Fransch."
„Goed zooWat zal ik een geleerde kinderen
krijgen. Nu maar eerst eten: Doperwten uit de
bus, jullie lievelingskostje."
Weldra zaten ze te smullen!
En toen kwam eerst het huiswerk.
Annie, die pas in de derde klas zat, had
moeite met rekenen en Frits, twee klassen
hooger, „studeerde" Fransch zooals hij tegen
iedereen opsneed.
Gelukkig dat ze een moeder hadden, die on
derwijzeres was geweest. Zij was hun rechter
hand en dan ging het sommen maken en het
Fransch leeren bijna vanzelf. Toch maakte
moeder de sommen niet, maar ze legde het
zoo fijn uit, dat je het wel móest begrijpen
En toen de uitlegging van dat gekke woord
Pastorale.
„Ja," zei moeder, „ik ga jullie een verhaal
vertellen, dat Pastorale als titel draagt. Dan
zul je het mischien beter begrijpen wat on
geveer de inhoud van die symphonie van
Beethoven beteekent, waarbij, zooals jullie
dachten „Pastorie" stond gedrukt. Ik begin
dus met m'n verhaal: PASTORALE.
In gedachte verplaatsen wij ons naar een
klein dorpje ergens midden op de hei, waar het
niet door steedsche pracht overvleugeld wordt.
Zoo'n dorp geeft een echt landelijk, gezel
lig en intiem idee.
Het woord pastoraal beteekent dan ook lan
delijk, herderlijk en de symphonie pastorale
van Beethoven is "n werk, waarin deze idylle
wordt bezongen door muziekinstrumenten.
Intiem, zei ik, is zoo'n dorp! 's Avonds in
den zomer het babbeltje bij de pomp, waar de
wereldgebeurtenissen, voor zoover die in het
dorp bekend zijn, de belangstelling hebben,
worden besproken.
Dan even het rumoer van de stoomtram, die
sissend het pleintje oprijdt, een keer of vier
vijf per dag en piepend om den hoek voor
eenige uren verdwijnt.
Op zoo'n marktplaats stonden eens eenige
landlieden bij elkaar. De slechte tijden lieten
zich in het dorp nog niet zoo gevoelen. Alleen
de wetten, die waren gekomen op het te ver
bouwen gewas, deed iets van den druk uit de
buitenwereld gevoelen.
't Is rustig, heel rustig in het dorp. Zoojuist
is een tram vertrokken, wat altijd een beetje
reuring geeft, maar verder wordt de stilte
alleen verbroken door het zacht gepraat van
de menschen en door het kabbelen van een
beekje, dat even verderop stroomt. Dat beekje
bezit ook een heele vermaardheid. Iedere be
zoeker aan het dorp vertoeft eenige oogen-
blikken aan dat vriendelijke watertje en we
hooren in Beethovens werk: het tooneel van
de beek. Rustig fladderen de violen, zooals
men dat in de muziekwereld noemt, en laten
zij het kabbelen van de beek hooren. De solo
instrumenten spelen daartusschen door een
zoete melodie. O, dat is alles zoo mooi!
Dan opeens klinkt het geroep van den koe
koek.
Niet lang blijven we aan de beek. Het wordt
al schemerig. We keeren weer naar het markt
pleintje terug, waar de landlieden in vroo-
lijk samenzijn de goede oogst bespreken, die
het land dit jaar zal opbrengen. Je hoort als
het ware dit gepraat in de muziek. Maar dan
opeens! Zonder dat eigenlijk iemand het goed
bemerkt, siddert de lucht van een donderslag
en niet lang daarna dreunt het luchtruim on
der de zware slagen van deze onweersbui.
O, dit gedeelte van de symphonie maakt een
geweldigen indruk. Hooge, gillende tonen
bootsen de bliksem na. Een geweldige roffel
van de pauken en trembelo van de strijkers,
dat is een vlug heen en weer strijken van de
stok, doet de muren van de concertzalen dreu
nen, als dit werk wordt vertolkt.
Maar niet langt duurt deze zomersche bui.
Al heel spoedig hoor je een zoete, slepende
melodie, die ons terugbrengen wil op het
oude marktplaats je, waar nu uit alle huisjes
de bewoners weer samenstroomen om nog
even over zoo'n reusachtige bui te spreken.
En dan komt er een dankbaar gevoel bij de
landlieden, dat niemand zelfs geen dier of
boom geleden heeft van het onweer.
Moeder zweeg even. Haar tweetal bleef stil.
„En dat hooren we allemaal in deze sym
phonie," vervolgde ze toen.
„Gaan we er heen, moeder?" vroeg Frits.
„Vast en zeker jongen. Zoo'n programma
mogen we niet overslaan."
Of de kinderen van Mevrouw Brugmans ge
lukkig waren?
't Behoeft haast niet gezegd te-worden!
ZATERDAG 24 NOVEMBER 1934
nog wel bedankt door Haro, de koning der
vliegen".
En hij vloog door het raam, dat Harmen
open had gedaan, naar buiten. Toen deed de
iongen even zijn oogen dicht, telde tot 25,
deed ze weer open enzag op de bank
naast zich een fluit liggen, die van zuiver goud
leek.
Vol ontzag keek hij er naar, en nam hem
toen voorzichtig in zijn hand. Een tooverfluit
en dan voor hem.Voorzichtig stak hij het
ding in zijn zak.
Dat was goed ook; want even daarna kwam
de conducteur binnen en zei: „Jongeheer, vol
gend station uitstappen." Dat deed Harmen;
de boer van de boerderij, waar Harmen zou
komen te logeeren, stond er, om hem af te
halen.
Toen hij een paar uur op de boerderij was,
werd de verleiding hem te machtig, om zijn
fluit eens te pro beer en.
Hij ging naar buiten, het erf af en naar
de weide. Daar waggelden de ganzen.
Eén toon op zijn fluit en ze draaiden alle
maal hun koppen naar hem toe. Nog een toon
en ze waggelden zoo hard ze konden naar
hem toe, om dan in een kringetje om hem
heen te staan.
Harmen lachte. „Zoo gansjes", zei hij. „Loo-
pen jullie nu maar achter me aan, dan gaan
we naar de boerderij."
Of de ganzen alles verstaan hadden, deden
ze wat Harmen zei. De boer, die het zag, zei:
„Jongen, jij bent een goede ganzenhoeder. Als
je wilt, kun je het iederen dag doen, dat is ge
zond; dan ben je den heelen dag in de buiten
lucht. En ik zal je er iets voor betalen ook."
Dat werd afgesproken. De ganzen deden
alles wat Harmen hen zei. En deze verdiende
er aardig mee, het geld stuurde hij naar huis.
Vader en moeder hadden het ook niet rijk.
Zoo bracht de tooverfluit Harmen veel geluk,
zijn heele leven door en dat, omdat hij vrien
delijk voor een vlieg geweest was.
RITA VAN B.
Eigenaardige gewoonte. Wanneer in Ja
pan een prinsje geboren wordt, legt de keizer
een zwaard in de wieg; is de jonggeborene een
prinsesje, dan legt hij een dolk in 't wiegje.
Je was zeker van versche melk. Nog geen
50 jaar geleden was het in Napels en meer
Italiaansche steden gewoonte, dat de boeren
met hun melkvee van huis tot huis trokken
en de beesten voor de deur der koopers mol
ken. Dit deed men 2 maal per dag en doordat
de dieren een bel om den hals droegen, wer
den ze van te voren, van de komst van den
melkboer verwittigd.
Een aardig gangetje. De ster Sirius, die
schijnbaar stil aan den hemel staat, beweegt
zich met een snelheid van 150.000 kilometer
per uur voort.
Sluipwespen. Dit zijn insecten, die hun
eieren leggen in rupsen van schadelijke in
secten, dus hulptroepen van den boer. Nu
heeft men in Amerika groote kweekerijen op
gericht voor de kweek van deze sluipwespen
om de boeren dus meer hulptroepen te kun
nen leveren in hun strijd tegen de schadelijke
insecten. Duur zijn ze niet. 2,5 cent per 1000.
SINT GAAT OP REIS.
Kom Piet, we gaan weer reizen,
We gaan naar Nederland,
Ik zie mijn stoomboot liggen
Daar op het verre strand.
En breng je alle kisten
Nu heel vlug maar aan dek.
Geef je ook aan mijn schimmel
Wat haver voor 't vertrek?
Vergeet ook maar je roe niet
En denk ook om dien zak,
Waar ik een stoute jongen
Al menigmaal in stak.
Heb je ook pepernoten,
Banket en marsepein,
En ook choclade-letters,
Voor ieder groot en klein?
Kom Piet, dan gaan we reizen,
Heel vlug naar Nederland
Hier zijn we op mijn stoomboot
En varen weg van 't strand.