HIJ OF ZIJ?
Eerst de stadsbelangen en dan de zieke voet. Mr. F. J. van Lanschot burgemeester van den Bosch, die onlangs zijn hielpees scheurde,
gaat ondanks groote moeite iederen dag naar het raadhuis om zijn ambtsplichten te vervullen. Zooals wij den magistraat nog niet kenden
Prinses Marina van Griekenland bij het verlaten van Buckingham
Palace te Londen. Voor in de auto Prins George van Engeland
De vernieuwde Magere Brug over den Amstel voor de Kerkstraat
te Amsterdam is weder voor het verkeer opengesteld
Annie Kruis, mevr, Braun en Rie Mastenbroek bij haar vertrek naar de internationale zwemwedstrijden
te Dusseldorf, waar Rie Mastenbroek zal trachten het wereldrecord 100 meter rugslag te verbeteren
Lady Hilton Young, de echtgenoote van den Engelschen minister van Gezondheid,
bracht Donderdag met eenige dames van het corps diplomatique, onder wie mevr.
Matsudeira en mevr. de Marees van Swinderen, een bezoek aan de saneeringswerken
der achterbuurten van het Paddingtonkwartier te Londen. Mevr. Hilton Young in
gesprek met de bewoners
Dr A Siegenbeek van Heukelom, specialist
internist en Röntgenoloog aan het Wilhelmina-
ziekenhuis te Nijmegen, is benoemd tot
hoogleeraar aan de geneeskundige Hooge-
school te Batavia
De huwelijks-taart,
bestemd voor Prins
George en Prinses
Marina, is drie meter
hoog en heeft een
gewicht van 800
pond Het geheel,
dat zeer kunstig is
samengesteld, rust
op een voetstuk van
massief zilver
FEUILLETON
BERTA RÜCK.
10)
„Je behoeft ze nu niet in eens te gaan lezen,
Ralph," zei ze. „Steek ze in je zak en kijk ze
later op den dag maar eens in. Breng ze mij
maar tegen theetijd of zoo terug, of op een
uur, dat je beter schikt. Ik zal je nu niet op
houden
Een vastberaden trek verscheen om de lippen
van Sir Ralph Wellalone.
„O, je houdt me heelemaal niet op. Tijd ge
noeg! Ik behoef pas om 12 uur aan den trein
te zijn. Ik zal ze meteen lezen en ze je weer
teruggeven. Van wien is deze? Van Hereward?"
Hij hield den brief omhoog en las:
„Lieve Moeder,
Dank u voor de cake. We hebben bijna geen
vruchten meer. Ik ben in een hoogere klas ge
komen. Wat zeg je daar wel van? Gisteravond
was er een fijne lezing over de sterren. Hoe is
het met oom Ralf? Gaan we met de vacantie
naar hem toe? Vanmiddag hebben we een
match tegen de Chalkstone School. Ik hoop
maar, dat wij winnen zullen. Groeten aan
oom Ralph.
Uw liefhebbende zoon
Hereward."
„Netjes geschreven is de brief niet. Vind je
wel?" zei Lady Day. „Ik ben bang, dat de vul
penhouder, dien ik hem gestuurd heb, daar
schuld aan heeft. Je had het mij al voorspeld."
„Ik vind, dat hij heel goed schrijft voor een
longen van zijn leeftijd," zei Ralph bruusk.
Dit was alleen om niet te laten zien, hoe
^jotsch hij was op zijn kleinen pupil, Bood
schappen van de jongens deden hem altijd
goed. „Twee keer noemt hij mijn naam", dacht
hij „al schrijft hij dien beide keeren verschil
lend."
De kleinere jongen wist blijkbaar ook nog
niet, hoe hij zijn naam moest spellen.
„Lieve Moeder,
Ik hoop dat u goed is en oom Ralf ook denkt
dat hij mij zal leeren een schuit voort te hoo
rnen in de vacantie krijgen we nog wat vruch
ten ik wou graag goed leeren boomen vandaag
is er een match tegen Chalkstone en gister
avond was er een lezing over de sterren.
Toen volgde er nog een mop, die Wellalone
en ook Lady Day deed proesten van het lachen.
Daarop volgde de onderteekening
Je liefhebbende Hal.
Terwijl Smith daar zoo onverroerlijk zat te
wachten, merkte hij weer iets nieuws op. Zijn
Baas kon dus lachen. Hij schudde van het
lachen. Hij lachte net zoo jongensachtig, als
Smith den vorigen dag in de weide gelachen
had. Wat vroolijkte die dubbele rij witte tan
den zijn heele gelaat op. Waar zou hij zoo om
gelachen hebben? Wat was het voor een mop?
Nog nooit had Guelda Rhos een man zien
uitbarsten van lachen, zonder dat hij haar
verteld had, waarom hij lachte. Vreemd, dat
dit haar toch nog (als meisje) hinderde, na
dat ze toch al twee dagen (als jongen) in zijn
dienst was. Onwillekeurig voelde zij zich er
door beleedigd. Het was natuurlijk geheel ten
onrechte, dat het haar ergerde. Hoe kwam het
dan toch? Als ze zich in de hall van de bedien
den bevond, dan had ze bij zichzelf alleen
maar dollen schik, als Simpson haar als „me
jongen" aansprak; en als Willis, de tuinman,
haar kameraadschappelijk behandelde, dan
stootte dat haar niet af. Hun gemeenzaam
heid aanvaardde ze als een compliment. Nu,
waar de Baas toch heel gewoon deed, voelde
ze zich geprikkeld. Het was vreemd!
„Wat een leuke brief!" riep Wellalone nu
uit. Wat schrijft hij alles nog grappig aan el
kaar, zoo zonder punten of komma's of hoofd
letters. Ik ben blij, dat je ze mij hebt laten
lezen, Tut. Zeg tegen Hal, als je hem schrijft,
dat we zullen probeeren om hem in de va
cantie een schuit te leeren voortboomen. Hoe
lang krijgen ze vacantie? Acht weken? Mis
schien wil je ze dan ook wel een paar weken
aan mij afstaan?"
Dat was echter niet hun moeders plan de
campagne.
„O, in de groote vacantie?" zei ze. „Ik weet
niet, of dat lukken zal. Ik ben bang, dat we de
heele acht weken in Devonshire zullen moeten
blijven."
„In Devonshire?" herhaalde Ralph.
(Smit, die nog altijd rustig zat te wachten
dacht: „Aha, hij wil haar dus niet weg laten
gaan; en ze zegt dit, om te zien, hoe hij er op
reageeren zal. Ik hoop, dat ze hem lekker voor
den gek zal houden. Dat verdient hij.")
„Ja, we zijn net uitgenoodigd. Het is die heel
oude vriend van mijn armen Jasper, generaal
Clynes. Hij is altijd zoo vriendelijk. Ik heb je
toch wel over hem verteld, is het niet?"
„Ja." Ralphs oogen gleden langs het kleine,
in diamanten gezette armbandhorloge. „Ja, die
Clynes, ik geloof het wel, dat ik je over hem
heb hoor en praten."
„Ik kan niet goed weigeren, om er met de
jongens de maanden Augustus en September
heen te gaan. Hij heeft expres zijn zuster te
logeeren gevraagd en alles er voor geregeld.
Het is een prachtig buiten, maar ik geloof wel,
dat Hereward en Hal nog liever hier op Wel
lalone zouden logeeren."
Smith dacht aan tante Enid, die eens van
een andere vrouw gezegd had: „Ze weet ze in
te pakken met haar kirren; en ze is niet heele
maal een dame, in het kort, ze is net, waar de
mannen van houden."
Lady Day ging ook voort met kirren. Gene
raal Clynes had ook een vijver op zijn land
goed, maar hij deed niet veel aan watersport.
Hij zou de jongens niet kunnen leeren, om een
schuit voort te boomen. Zij zuchtte eens. „Ik
wou, dat ik het zelf maar kon!"
„Wat? Een schuit voortboomen? Jullie zou
den meteen alle drie in het water liggen, wie
weet met welke gevolgen! Alsof ik niet al ge
noeg verantwoordelijkheid te dragen heb!
„Dat is leelijk van je!" riep Laetitia uit. „Al
tijd plaag je me met mijn weinig sportieven
aanleg. Ik hoop, dat je het nooit zult doen,
waar de jongens bij zijn. Ik zou mij zoo scha
men. Je hebt me heelemaal verdrietig ge
maakt."
Haar stem was geheel veranderd en klonk
hulpeloos, teeder, ondeugend, smeekend, en
(bovenal) uitlokkend, en was zeker niet voor
de ooren van een andere vrouw bedoeld.
Guelda, die tegen wil en dank dien veran
derden toon vernam, voelde zich onrustig.
„Wat afschuwelijk," dacht ze, „om hier als een
levensgroote mascot in den wagen te zitten
en al dat gekir aan te hooren! Het is net zoo
erg, als met je oor tegen een sleutelgat te
leunen! Het is voor luistervink spelen!"
Smith deed zijn best, zich die gedachte uit
het hoofd te zetten. „Het is niet voor luister
vink spelen. Ze ziet mij hier in het volle zon
licht zitten, geen drie meter van haar af, al
doet ze, alsof de wagen leeg was! Als de rnen-
schen nu eenmaal alles willen bespreken, waar
de bedienden bij zijn (al denken ze, dat dat
mannen zijn) nu, dan moeten die toch wel
alles hooren. Ik wed, dat Harris, de chauffeur
van tante Enid, ook wel al heel wat intieme
;esprekken aangehoord zal hebben; maar
Harris is werkelijk een man."
Op dat oogenblik hoorde hij Wellalone ant
woorden; „Kom, Tut, Je weet, dat ik je alleen
maar een beetje plagen wou. Je trekt het je
toch, hoop ik, niet aan?"
Blijkbaar deed ze dat wel.
Op eenigszins verdrietigen toon zei ze: „Ik
weet, dat ik tot niets nut ben! Ik weet, dat
je een groote verantwoordelijkheid op je ge
laden hebt! Ik weet, dat onze aangelegenheden
je al heel wat zorg gegeven hebben!"
„Hij maakte een beweging, alsof hij haar
kleine hand wilde grijpen. „Zorg? Wat verzin
je? Gekheid. Je weet heel goed, dat ik het pret
tig vind, geraadpleegd te worden en je van
dienst te kunnen zijn. Je weet wel, dat het mij
goed doet, jullie ter zijde te staan. Last? Zorg?
Daar lijkt het nu heelemaal niet op!"
„Heusch niet? „Soms ben ik wel eens bang,"
zei ik tegen Generaal Clynes, „dat we een heele
zorg voor dien armen Ralph geweest zijn, dat
kan niet anders." Maar
„Een heele zorg waarom zei je dat?"
„Zeg, Ralph, geen standjes, hoor!" Zij glim
lachte nu.
Smith, in zijn rol van luistervink zei: „Ze
wordt hem de baas af. Dat verdient hij ook.
Er is toch iets heel wanhopends in dien knap
pen Sir Ralph. Wat het is, weet ik niet. ïk
hoop, dat ze hem inpikt, zooals Gould zei. Dan
heeft hij zijn verdiende loon. Ja, ik hoop echt,
dat ze hem inpikt. Als het haar niet lukt, dan
lukt het niemand. Dat is zeker. Ik begrijp niet,
dat ze hem niet al eer heeft ingepikt. Ik weet
niet, wat hij meer verlangt.
De groote man stond met zijn eene hand aan
zijn snor en keek met een gemengde uitdruk
king op het gelaat, neer op de kleine knappe
vrouw, die hem gevraagd had, haar geen
standjes te geven. Het was de uitdrukking van
een man, die naar twee kanten getrokken
wordt, gemengd daarmee was de uitdrukking
van een kleinen jongen, die naar een pot met
honing kijkt, die net binnen zijn bereik staat,
en de uitdrukking van het een of ander dier.
dat dichter bij komt, maar zoo, alsof het er
niet heel zeker van is, of de hand, die hem
uitnoodigt, naderbij te komen, die. van een
vriend of een vijand is. Het komt naderbij,
steeds naderbij; bijna komt het er toe, om uit
de toegestoken hand te gaan eten
„Ik geef je geen standje," zei Ralph Wella
lone met een stem, die eenigszins boos klonk,
terwijl hij met halfknorrigen blik neerzag op
het verbazend knappe gezichtje. „Dat is. wat
jij gemist hebt in je leven, Tut; iemand om je
standjes te geven."
„Hoe weet je dat?" Zij schudde het hoofd
en liet er meteen, geheel onverwacht op vol
gen: „Zeg, waarom geef jij me niet een paar
lessen in het boomen, als je er zoo'n expert in
bent?"
„Meen je het? Meen je het heusch, dat je
het zoo graag zou wille nleeren? Nu, we hebben
een meer en we hebben een schuit, en Ik
zal
(Wordt v«rvolgd.S