HIJ OF ZIJ? Voorbereiding voor de Kerstvlucht van de „Uiver". Rie Mastenbroek gehuldigd Philippe Berthelot, de overleden oud-secretaris generaal van het Fransch Het Organisatiecomité VOOr de wintersportspelen te Garmisch-Partenkirchen heeft de voor- De Koning en de Koningin van Denemarken arriveerden Maandag ministerie van Buitenlandsche Zaken, is Zondag begraven. Het stoffelijk bereidende werkzaamheden in OOgenschouw genomen en de verschillende banen en schansen met de „Jutlandie in Engeland ter bijwoning van het huwelijk van overschot wordt uitgedragen bezichtigd George met Prinses Manna van Griekenland FEUILLETON dóór BERTA RUCK. 12) Eigenlijk.kan ik dat ook weer niet doen. Die oude heer zou dadelijk merken, dat er iets niet in den haak was; want mijn Fransch is veel te goed, beter dan dat van mijn Baas. Daaren boven is het Fransch van Mademoiselle Blan che niet het Fransch van Smith, den chauf feur. Zelfs Sir Ralph zou dit dadelijk opvallen. Hij zou direct denken, waarom spreekt die jon gen zijn Fransch zooveel beter dan zijn eigen iaal? Neen, ik zal in mijn rol moeten blijven en doen, alsof ik geen enkel woord Fransch ken, omdat ik niet bij het leger ben geweest. Ik was toen nog te jong. Ik moet maar probee- ren, zoo weinig mogelijk te hooren van hun gesprek. Die poging bracht hem niet heel ver. Het wa-s onmogelijk, om de zware stem van den professor niet te verstaan. ..En hoe is het? Is het kasteel nog zonder cnatelaine?" ,.Ja, zonder chatelaine," antwoordde zijn gastheer glimlachend; „en wat het uitzicht betreft op een chatelaine Hij begon te lachen. „Wel, Ralph, mijn jongen?" „Ook nog geen uitzicht op een chatelaine." „Dat is jammer," antwoordde de Fransch- man, op nadenkenden toon. Het is vreemd ook. Je bent niet te jong en je bent niet te oud: en je zou zoo zeggen, net een man om te trou wen. Je positie brengt liet mee, dat er een chatelaine zou zijn. E- komt het, dat Wella- lone nog geen chatelaine bezit, dat je nog altijd niet getrouwd bent?" „Lieve deugd," dacht de chauffeur, toen hij die rechtstreeksche vraag hoorde doen. „Nu zal ik toch wel moeten bekennen, dat ik Fransch versta, dat mijn moeder een Francaise was. Ik zal zeggen maar het is nu te laat. Ik kan het niet doen. In ieder geval is Sir Ralph niet iemand, die zijn persoonlijke aan gelegenheden aan een ander zal meedeelen. Daar is hij de man niet naar. Hij zal wel heel beleefd te kennen geven, dat hij liever van on derwerp verandert." Smith had echter buiten den waard gere kend. Wellalone had een karaktertrek, die vele Engelschen met hem gemeen hebben. Zij praten niet veel, als ze onder elkaar zijn, maar tegen een vrouw of een vreemdeling kun nen ze honderduit babbelen. Wellalone was in sommige opzichten schuw.' net als het wild, waar hij op gejaagd had, ge reserveerd in de hoogste mate, zooals sommige kinderen dat ook zijn. Zoo'n kind, dat nooit een woord zegt tegen zijn broers of zusters, komt echter dikwijls los, als het onder vreem den is, en er zich niemand van zijn familie in de buurt bevindt. Ralph Wellalone zou liever afstand hebben gedaan van alles, wat hij bezat, dan met een van zijn tijdgenooten tot vertrouwelijkheid over te gaan. Persoonlijke aangelegenheden besprak hij nooit; en zulke persoonlijke zaken als Liefde en Huwelijk zou hij nooit met een van zijn jonge Engelsche vrienden besproken hebben. Met dezen vriendelijken ouden Franschman leek het echter zoo iets heel an ders, en aan hem had hij dan ook al dingen toevertrouwd, die geen enkele levende ziel hem nog had hooren uitspreken. In het En- gelsch zou hij nooit een woord hebben kunnen uiten over hetgeen, dat hem nu zoo gemakke lijk in vloeiend maar grappiggeaccentueerd Fransch over de lippen kwam. Smith was dus verslagen, toen hij de volgen de opmerking van zijn meester hoorde. Deze was wel niet zoo gemakkelijk te ver staan als de oude heer, omdat hij in de dickey- seat. zat. Zijn stem droeg ook niet zoo ver als die van professor Lemercier. Het begin van den zin ging voor Smith verloren. Hij hoorde alleen nog maar de woorden oude vrijer. Het eind van den zin was „ook al de schuld van mijn dwaze ideeën over Liefde." De breedgerande hoed van den professor werd nog verder omgekeerd naar den kant, waar zijn jeugdige gastheer zat. „En wat mag die Philosophie over de Liefde wel inhouden?" Weer schrikte de chauffeur op. „Lieve hemel, zou ik dat wel mogen hoo ren?" dacht hij. „Philosophie klinkt saai en onpersoonlijk genoeg; daar kun je het over hebben, als iedereen, wie ook, er bij is, maar Philosophie over de Liefde! Houdt Sir Ralph er zoo iets op na?" En in het hart van het meis je, dat onder de chauffeurs] as verborgen was, ontvlamde opeens groote nieuwsgierigheid. Guelda Rhos brandde van zuivere, onver- valschte nieuwsgierigheid. „Wat zou dat kun nen wezen?" Sir Ralph antwoordde in het Fransch, maar zoo zacht, dat alleen enkele woorden het oor van den chauffeur bereikten. Wat afschuwe lijk was dat nu!„Belangrijker dan iets, wat ik tot nu toe bezitGeluk, misschien. Ik heb oogenblikken gekend van groot genot, dat is waar; maar Liefde? Neen; en ik zal nooit"weer niets te verstaan„dat, of niets. Kunt u mij volgen?" „Ja. ik begrijp je. Ik geloof tenminste wel, dat ik je begrijp," antwoordde de professor, „een tehuis, een vrouw, een moeder voor je kinderen is je niet genoeg, je verlangt iets meer." Wat Sir Ralph antwoordde ging voor Smith verloren, want op dat oogenblik kwam een kudde schapen om den hoek en versperde den heelen weg, en hij had de grootste moeite, om er door heen te sturen. Daarop ving hij weel een enkel woord op, maar toen kwam er een auto aan, en wel zoo onverwacht, dat de jonge chauffeur bijna geen kans zag, om nog intijds uit te wijken. „Heb je ooit zulke idioten gezien, om zoo, zonder een waarschuwing te geven, om den hoek te komen stuiven?" riep Sir Ralph in het Engelsch. Toen vervolgde hij zijn gesprek weer in het Fransch, maar akelig zacht. Eindelijk hoorde Guelda de woorden: „Ze moet de dingen voelen, net zooals ik ze voel. Ze moet mij kunnen begrijpen. Hoe of ik dat noemen moet, weet ik zelf niet. Misschien kunt u het mij zeggen, professor." „Eén ding kan ik je zeggen, mijn jongen," antwoordde de oude heer met groote toege negenheid. Je verlangt het onmogelijke. Je vraagt om den regenboog." „U ziet mijn verlangen voor enkel sentimen taliteit aan?" „Sentimentaliteit? Hoe kun je de woorden zoo.verkeerd gebruiken?" De oude heer slaak te een zucht. „Ralph, je bent niet koel genoeg, om sentimenteel te kunnen zijn. Je bent een droomer, en daarom vraag je om den regen boog." Een schaterlach klonk uit de dickey-seat. „Ik ben bang, dat u gelijk heeft. Ja, ik heb den werkelijken regenboog in mijn droomen gezien en nu weet ik eindelijk, dat een eind gekleurd lint niet hetzelfde is." „Idealist! Ja, een idealist, dat ben je!" riep de kleine Franschman vroolijk uit. Houd toch niet zoo aan die idealen vast!" „O, maar ik mag hem juist graag lijden om zijn idealenverklaarde een stem in het hart van den jongen chauffeur. Nooit zou Smith zijn meester in het zelfde licht beschouwen als voor dien middag. Tot nog toe had hij hem als een gewonen man be schouwd. Van nu af aan zou Smith hem in zijn gedachten een aardigen man noemen, een heel bijzonderen man. Hij wou den regenboog hebben. Wat dat beteekende was Smith niet heelemaal duidelijk, maar hij zelf verlangde er toch naar. Hij verlangde ook naar den wer kelijken regenboog en niet naar namaak. Wat een eigenaardige man was zijn Baas, maar ook tegelijk een aardige man! Het speet Smith, dat de afstand naar Wellalone niet nog wat langer was, en die twee anderen dus nog wat langer samen zouden praten. Plotseling besefte hij echter, dat het gesprek een andere wending had genomen. De Franschman had de woorden geuit: „Laten we nu de zaak eens uit een praktisch oogpunt bezien." Hij had daarop laten volgen, dat hij oud genoeg was, om Ralphs vader te zijn, m dus wel wat meer durfde zeggen dan een ander. Was het voor een goeden, ouden fa milienaam niet jammer, als er geen erfgena men waren? Wie moest dit persoonlijk eigen dom van Ralph erven? Was hij nog altijd van plan, het na te laten aan het tweetal, dat hem het naast verwant was, zijn kleine pupillen, die neefjes, de kinderen van die bekoorlijke Lady Day? Hoe zou je over Lady Day denken?" ging de logische Franschman voort. „Mijns inziens, Ralph, is de eenige praktische oplossing Lady Met een schok besefte de jonge chauffeur, dat nu Lady Day, iemand, die Guelda Rhos kende, besproken zou worden door twee man nen, die dachten, dat zij niet verstaan werden. Dit was heel iets anders, zooals Smith direct begreep. Hier was geen sprake van philosophie, afgetrokken denkbeelden, of iets dergelijks. Zij zouden een andere vrouw bespreken. Hij zou dan weer luistervinken. Met bliksemsnelheid dacht Smith; „Dat gaat niet. Ik kan hier niet zitten luisteren en aanhooren, wat ze over haar zeggen zullen. Ik moet er een eind aan maken." Reeds het eerste woord, dat zijn meester zei, werd afgebroken, doordat Smith opeens remde. „Wat is er aan de hand? Is er iets niet in orde, Smith?" „Ik zal ereis kijken, meneer," antwoordde Smith. „Misschien is er iets met den mag neet Smith stapte uit den wagen, deed den kap open en begon met zijn inspectie. De wagen stond dicht tegen de haag. Ze waren niet ver meer van huis. Na enkele oogenblikken kwam Smith overeind. „Niets van belang, meneer. In een paar mi nuten heb ik het in orde." Hij boog zich weer over zijn werk. Op dat oogenblik keken er drie blozende meisjesgezichten door de haag van kamper foelie. Ze waren alle drie goudbruin, maar die tint was niet zoo permanent, als hun haar- golf. (Wordt vervolgd^ u De Nederlandsche zwemsters die deelgenomen hebben san d» internationale zwemwedstrijden te Düsseldorf, zijn Maandag te Rotterdam teruggekeerd, waar mej. Rie Mastenbroek die het wereldrecord 100 M rugslag verbeterde, een speciale bloemen hulde in ontvangst had te nemen De motoren van de „Uiver" ondergaan op Waalhaven thans een grondige inspectie, mede in verband met de aanstaande Kerstvlucht naar Ned.-Oost-Indië

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 8