HSJ OF ZIJ? Huldiging der Uiverbemanning te Aalsmeer. De studentenrelletjes te Weenen veroorzaakten groote beroering in de Oostenrijksche hoofdstad De bemanning van de „Uiver is Woensdag te Aalsmeer gehuldigd liSïiB Mei koortsachtige haast werd gedurende de laatste dagen gearbeid aan de toilètten voor Prinses Marina van Griekenland Een kijkje op de geweldige tribunes welke bij de West minster Abbey zijn opgebouwd in verband met het vorstelijk huwelijk Het ijshockey-seizoen in Davos is weer begonnen. Op deze plaats zullen in Januari 1935 de Europeesche- en wereldkampioenschappen worden gehouden Een hoekje van de luchtbeschermingstentoon* stelling welke door het Nationaal Jongeren Verbond, aid. Amsterdam in de Raadhuis straat wordt gehouden Aan den vooravond van het vorstelijk huwelijk te Londen. Het Engelsche koningspaar woonde in de Westminster Abbey de repetitie bij. De Koning en de Koningin in de auto M.rtln Krewer, Camilla Kalbab, B. Starnscb an A. Jerger tijden. aen korte pauza In cl, generals repetitie y,„ Richard Strau.s' .Arabella" in den St.d.,chouwburg te Amsterdam FEUILLETON door BERTA RUCK. 14) Wat mij mijn tegenwoordige leven doet ge nieten? De nieuwheid, de schik, dien ik er in heb. Ik ben nu verlost van al de mooie, maar meestal niet gemeende praatjes, die ik zoolang heb moeten aanhooren. Daarenboven voel ik mij verantwoordelijk voor iets, ik heb geregeld mijn werk en begin er aan te wennen, ik heb nieuwe gezichtspunten gekregen op verschil lende dingen, ik behoef geen bezoeken te ma ken bij oude vrienden, ik heb menschen leeren kennen, die tot een andere klasse dan de onze behooren, en ja, natuurlijk heeft mijn uniform er ook wel schuld aan. Dat moet ik eerlijk be kennen. Ik vind het fijn, om zoo in broek en buis rond te stappen. Ik kan mij nu zoo goed voorstellen, dat de meisjes, die gedurende den oorlog al die mannenbaantjes vervuld hadden, gefungeerd hadden voor wagenvoerder, of con ducteur, of de mannen op het land vervangen hadden, en bijna mopperden over de demobili satie. Ik weet niet, hoe ik nog ooit weer aan een jurk zal wennen! Neen, ik weet heusch niet, hoe ik het vol zal houden, om weer niets anders dan juffrouw Rhos te zijn. Ze was me zoo beginnen te vervelen." Patsy schudde even met het hoofd. Hoewel ze net zoo oud was als Guelda, was ze heel wat bedaarder en verstandiger. Daarenboven was zij geëngageerd met een jongen man in Sin gapore. een alleraardigsten jongen, maar zon der geld. Zij konden dus nog niet over trouwen 1 denken. Als Guelda maar eerst iemand lief kreeg, dacht Patsy, dan zou ze wel tot rust komen en [niet meer uitgaan op zulke dwaze avonturen. Guelda was echter nog nooit verliefd geweest. Wel was ze den vorigen winter reeds uitgegaan met Cyril, maar van liefde tusschen hen was geen sprake geweest. Patsy, die wist wat liefde was, rekende de kameraadschappelijke gene genheid tusschen Cyril en Guelda ten minste niet als liefde. Daar was dan ook geen sprake van geweest. Zij zette haar mijmeringen ter zijde en ver volgde het lezen van den brief. „Mijn eenige ergernis," schreef Guelda, „is, dat ik aangenomen ben, om voor een man te chauffeeren, en het komt haast niet voor, dat ik dat doe. Ik heb in deze heele week mijn Baas maar driemaal behoeven te rijden. De rest van den tijd wordt in beslag genomen door zijn schoone nicht. „Over haar later. Ik moet je eerst vertellen van al die andere vrouwen, die zoo'n werk van mij maken. „Eerst hebben we de vrouw van Simpson. Die goede oude schommel heeft me onder haar hoede genomen. Ze geeft me om twaalf uur, ons etensuur, altijd nog een extra portie var kensfricandeau, omdat ze vindt, dat Smith zijn best moet doen, om flink te eten. Hij ziet ex- veel te teer uit naar haar zin. Hij herinnert haar aan den zoon van haar arme zuster, die op zijn zeventiende jaar t.b.c. kreeg. Zoo'n mooie frissche kleur als die jongen altijd had! „Zeg, man, herinnert Smith jou ook niet aan George?" „Sally, maak je niet zoo bezorgd over die jongens! Je bederft ze nog hcelemaal, met hun de beste stukjes te geven en hun compliment jes te maken over hun uiterlijk!" (De woorden gaan vergezeld van een knipoogje.) Simpson, die, zoodra hij de groene tochtdeur door is, een air heeft, alsof hij minstens Heer van Wellalone was. doet niets dan gekheid maken, zoodra hij zich in de hall van de be dienden bevindt. Je zou heusch denken, dat er hier twee Simpsons waren, de Bottelier en de Grappenmaker. Ik vind het bepaald amusant, dat ik ze nu alle twee heb leeren kennen; ter wijl Sir Ralph, voor wien hij de koffers al pakte, toen hij nog op school was, alleen Simpson als bottelier kent. „Dan hebben we Anne, het groote slanke binnenmeisje, dat mij den eersten avond mijn glas bier moest brengen en die zoo'n beetje geëngageerd is met Willis, den tuinman, (een groote oud-kanonnier met zwarte wenkbrau wen, en wel wat bolsjewistisch aangelegd). Anne zit over hem aan tafel, en ik ziet naast haar, en ze heeft het druk over boeken gehad tegen mij. „Ik geloof, dat je veel van lezen houdt," zei ik. „Ja, ik vergeet alles om me heen, als ik een mooi boek te pakken heb," antwoordde ze, „ik bedoel niet zoo'n vod van een roman, maar iets, dat een beetje diep is. Heb jij soms ook „De Hartstochtelijke Vrienden" gelezen?" „Nee, dat geloof ik niet," antwoordt de chauffeur. „Meen je het? En Huwelijk ook niet?" „Nee, ik geloof van niet." „Dat is goed. Bemoei jij je nog maar niet met zulke dingen, me jongen," zegt Simpson welwillend. „Huwelijk! Hu!" „Goeie troost!" zegt het kamermeisje. „Neen, dank je, Sally, ik moet niets meer hebben; maar Smith heb je dan ook niet „Ik ben geen erge groote lezer. Ik lees haast nooit een boek." „Toch zeker wel Sexton Blake, en die ver halen over jongens, die voor detective spelen, is het niet?" Dit zei Willis, den tuinman. (Ik ben bang, dat hij mij nog erg jong vindt.) „Nou, maar je had toch die boeken van Wells al lang moeten lezen. Iedereen leest ze," ging Anne voort, zonder acht te slaan op de stem van Willis. „Je moest maar beginnen met de Hartstochtelijke Vrienden. Ik zal het morgen voor je mee naar beneden brengen. Je mag het van me leenen." „Dat is erg vriendelijk van je," mompelt de chauffeur. Willis kwam er echter meteen weer bij. „Ik ben laatst op de vliering nog een jongensboek tegen gekomen, De Schrik van de Zuidzee. Er waren ook vliegmachines in. Ik denk, dat die kleine jongens van Lady Tut het hebben ach tergelaten. Misschien is dat meer iets voor hem -*- „Dat was, om mij om mijn jeugd te bespot ten, vrees ik. Meteen wierp hij mij een drei genden blik toe. Of zou ik mij dat verbeeld hebben? Ik vind het bepaald een mop, dat een man woedend op mij is, omdat zijn meisje mij boeken wil leenen. „Gistermorgen heb ik weer herrie gehad wegens de Sekse, (jou sekse) bedoel ik. De benzine, die uit de stad verwacht werd, was niet aangekomen. De Baas wou 's middags ergens heengereden worden. (Van Simpson hoorde ik, dat het was, om een kunstschilder op te zoeken, dien hij wilde raadplegen over zijn schetsen. Hij teekent prachtig volgens Simpson). Hij heeft zelf al de teekeningen voor zijn boek gemaakt en ook miniatuurkrabbeltjes van dieren en vogels enz. en plaatst die langs den tekst. Nu. er was dus geen benzine geko men. De dichtstbijzijnde garage heeft geen telefoon. Er was geen fiets over de hand. Smith moest dus drie mijl ver loopen, om benzine te halen. Wat had ik graag om het paard ge vraagd! Ik had het zoo dol graag eens willen probeeren, maar ik durfde het natuurlijk niet te vragen. „Ik ging dus op stap. Even buiten het dorp hoorde ik opeens een giebelen en lachen van belang, daarop zag ik een paar kleurige jur ken en eindelijk ook Maudie, Vi en het andere meisje. Het waren de drie jeugdige actrices, die ik Vrijdag al beschreven heb. Blijkbaar waren ze proviand wezen halen. Maudie, proestend van het lachen over de een of andei-e mop, zwoegde onder het gewicht van een net, zoo groot als een hangmat, waar ze sla, een fleschje limonade, bananen, blikjes sardines, een glazen potje ananas, nieuwe aardappelen, doosjes sigaretten, een fleschje Bourgogne Emu en een groote glazen pot tong in droeg. „Juist, toen ik er aankwam, scheurde het net en sla, tong, sigaretten, banaixen enz. lagen op den weg en nog wel vlak voor mijn voeten. „Wat moest een man van eer doen? (zooals kapitein Macbeth zei). Ik bedoel, ik kon toch moeilijk iets anders doen dan de dames helpen, di£ zelf niats. anders konden, doen ds»rt lachen. Ik raapte dus een en ander voor hen op. „O, dank je wel. Zeg, het is de chauffeur van Wellalone! Smith, ik dank je wel zeer," zei Maudie met overdreven beleefdheid. Meteen vielen de anderen in met: „O, wel bedankt, Smith. Toe, neem een sigaret. Vul je koker." „Neen, dank u, juffrouw, dat zal niet gaan. Ziet u, ik houd er geen koker op na. Ik rook niet." „Het helpt zoo, dat het tegenwoordig voor een man niet zoo vreemd staat, om niet te rooken, als voor een meisje. Iedereen plaagt me altijd, ik bedoel plaagde me altijd, omdat ik niet van tabak hield. „Dit drietal lachte me echter toch uit, al dachten ze, dat ik een jongen was. „Wat? Rookt Smith niet? Niet eens Abdul- la's?" „Goeie genade! Zou hij ook niet drinken? Drink je Smith?" „Soms, juffrouw," zei Smith met een jovia- len glimlach, maar hij pakte meteen zijn ben- zïnebilkken op en wilde verder gaan. „O, hij bedoelt, dat hij water drinkt. Nou, maar Smith, een cocktail, zooals ik die kan klaar maken, zul je wel lusten. Dat weet ik zeker," zei het meisje in het heliotroop. Toen vervolgde ze halfluid: „Zeg, Maudie, is het geen schat? Wat een mooie oogen heeft hij! Je mag zeggen wat je wil, maar het doet een mensch toch goed, om een knappen jongen goeden morgen te kunnen wenschen in dit gat van een dorp; maar je Baas mag ik niet lijden, Smith. Wat een houten Klaas: Om one soo af gepast te behandelen, omdat we niet groot scheeps uit kunxxen gaan, maar in een tent wonen „Nu, zoo is hij heclemaal niet, Pat. Al waren ze de grootste sterren en al verdienden ze hon derd pond in de week, dan zouden ze nog niets voor hem zijn. Actrices zijn zijn genre niet. Als hij wist, hoe arm deze drie het hadden, met hun eigen geverfde jurken en een geleende tent, dan zou hij nog eer voor hen wat voelen, dan voor de anderen." (Wordt vervolgd,).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 9