VOORD HoMUasstke* KEUKENGEHEIMEN. VRIJDAG 14 DECEMBER 1934 ONS WEKELIJKSCH KNIPPATROON. Nr. 517: elegante japon voor oudere dames van zwarte of donkerblauwe zijde met een garneering van kant. Het model is er speciaal op berekend zwaardere figuren slanker te doen lijken. Benoodigd materiaal: 4 meter van 100 c.m. breedte en 40 c.m. kant. Prijs van het pa troon: 0.50 ets. per stuk. Nr. 518: eenvoudig jurkje van wollen tweed, dat, vooral als huis- of kantoorjaponnetje zeer aan te bevelen is. Benoodigd materiaal:'3 meter van 130 c.m. breedte. Prijs van het pa troon 50 ets. per stuk. Nr. 350: snoezig wintel-manteltje voor meis jes van 4 tot 6 jaar, vervaardigd van wollen stof. Allerliefst eenvoudig modelletje. Benoo digd materiaal: 1.75 meter van 1.30 c.m. breed te. Prijs van het patroon: 40 ets. per stuk. Nr. 351: jongenspakje voor jongens van 6 tot 10 jaar, vervaardigd van Engelsche stof. Be noodigd materiaal: 2.50 meter van 130 centi meter breedte. Prijs van het patroon: 40 ets. per stuk. Deze patronen zijn in alle maten tegen de aangegeven prijzen te verkrijgen bij de „Af- deeling Knippatronen" van de Uitgeversmaat schappij: „De Mijlpaal", postbox 175 te Am sterdam. Toezending zal geschieden na ontvangst van het bedrag, dat kan worden voldaan per post wissel, in postzegels, of wel per postgiro 41632. Den lezeressen wordt vriendelijk verzocht bij bestelling van een der patronen niet alleen het verlangde nummer, maar tevens de ge- wenschte maat, d. w. z. boven-, taille-, heup wijdte, enz., benevens de leeftijd van het kind voor wie het patroontje bestemd is, op te geven. Gelieve verder naam en adres duidelijk te vermelden; men voorkomt daardoor onnoodige vertraging in de opsturing. NOGA. Benoodigd: 300 gram suiker. 150 gram amandelen, 5 gram boter. Bereiding: de amandelen opkoken in een weinig water dat ze net onder staan, overgieten met koud v/ater, de schil er af nemen. De amandelen op een grauw papier op een hoek der kachel leggen, tot ze goed droog zijn, dan fijnhak- ken, of in reepen snijden. De suiker smelten in een sterke pan, tot ze bruin is en vloei baar. De amandelen er door doen en even la ten opkoken De noga uitgieten op een stee- nen aanrecht, die nat gemaakt is of met een weinig boter is ingewreven. Met een harde citroen, die afgewasschen is, wordt de noga plat gedrukt. Met een mes snijdt men het dan in vierkante stukjes. Stokvischgereclxt (4 personen): 1 pond stok- visch, 3 uien, 1 ons boter, 4 eetlepels tomaten puree, 2 d.L, bouillon (b.v. van 1 bouillon blokje), peper, zout, bloem. Laat de stokvisch een nacht weken; kook ze gaar in ruim kokend water met zout en ver deel ze dan in stukken, verwijder de graten. Laat de gesnipperde uien in de helft van de boter lichtbruin fruiten; voeg er de tomaten puree bij, de stukken stokvisch, de bouillon, wat peper en zout en de rest van de boter. Stoof dit alles met elkaar nog 1/2 uur, bind het met wat aangemengde bloem en breng het gerecht over in een dekschaal. Presenteer er droge rijst bij. Kastanjetaart: 1 pond kastanjes, 125 gr. sui ker, 100 gr. boter, 2 eieren, 1/2 stokje vanille of 1/2 pakje. Laat de kastanjes 10 minuten in ruim water koken, verwijder de schillen en zooveel mo- jelijlc de velletjes. Leg de geschilde kastanjes dadelijk in 1/2 L. kokend water en laat ze i hierin gaar koken, ongeveer 30 minuten (de kastanjes zijn gaar, wanneer ze bij het door breken doorschijnend zijn). Wrijf ze door een zeef; roer de boter tot room, meng er de sui ker door, het merg van de vanille of de vanille suiker, de kastanjepuree en op het laatst het zeer stijf geklopte eiwit. Doe de massa in een met boter bestreken springvorm, bak de taart gedurende 1 uur in een matig warme oven. Bestrooi de taart na bekoeling desverkiezende met gezeefde poedersuiker. Kerstbrood1 pond bloem, 2 d.L. lauw warme melk, 30 gr. gist, 2 theelepels zout, 125 gr. boter, 100 gr. suiker, 75 gr. krenten, 75 gr rozijnen, 50 gr. sucade, sap en geraspte schil van 1/2 citroen, 1 theelepel kaneel. Leg de bloem in een diepe kom, maak in het midden een kuiltje, brokkel daarin de gist, voeg er een paar theelepels van de suiker bij en de helft van de lauwwarme melk. Roer dit alles door elkaar en neem er telkens een wei van de omringende bloem bij, tot alles samen een stevig papje vormt; laat dit „zet sel" op een lauw plekje 15 minuten rijzen. Voeg dan bij het zetsel de rest van de lauwe melk, de gesmolten boter, de suiker, het zout, de citroenschil en het sap, en de kaneel. Kneed alles tot een stevig deeg deeg, kneed er de gewasschen krenten en rozijnen en de gesnipperde sucade door en laat het deeg dichtgedekt 1 uur rijzen. Leg het gerezen deeg op een met boter besmeerd bakblik, sla het (eenigszins als een omelette) dubbel, laat het 15 -'minuten narijzen en bak het dan in een heete oven gaar ongeveer 3/4 uur). Bespren kel het brood met gesmolten boter en bestrooi het dan dik met poedersuiker. NOC ALTIJD: DRIE-KWARTS. de donkere dagen wereldleven het van een vrouw, die een prediker MIETJE. Mietje was de gepersonifieerde oude tijd lederen Donderdag kwam ze, precies als de klok acht sloeg. Winter en zomer had ze rood bruine japonnen aan. Buiten droeg ze daar een breed, zwart schort over met een zwarten doek en binnen legde zedie allebei af, met het wollen mutsje en ze deed daarna een donker blauw schort voor. Het hartje werd vastge speld. Niettegenstaande dit, zelden of nooit, wisselend tenue, zag Mietje er keurig uit. En alles wat ze deed, deed ze keurig. Als de huis deur voor haar open gegaan was, begon ze met flink haar voeten te vegen, dan liep ze geruischloos door naar het tuinhuis, waar het strijkkacheltje al een rood buikje had. Het eerst zette ze dan de ijzers op hun plaats, daarna ontdeed ze zich van doek en kapje, spelde zich het werkschort voor en begon den berg strijkgoed, die voor haar lag, in te voch ten. Handig en vlug maakte ze kleine rolle tjes er van, die dan samen in een wollen de kentje kwamen. Dacht Mietje dat de ijzers warm genoeg waren, dan mikte ze een be- likte vinger tegen de bouten en als er. een voldoende verhit was, dan begon ze met lust. Van den ochtend tot den avond stond Mietje zoo, dan bij den een, dan bij den ander. Ze was altijd lange jaren in de zelfde families. Soms werd het strijken afgewisseld door verstellen." Mietje was tevreden. Ze verdiende voor haarzelf en haar heel oude moeder een eer lijk weekgeldje. Mietje was een voorbeeld van plichtsbe trachting. ELISABETH M. PALIES. We leven in de donkere dagen voor Kerst mis. We leven in donkere dagen. En over korten tijd zal het Kerstmis zijn, dan breekt het licht door de duistere wol ken. Gelooven we ook dat in van ons eigen en van het licht door zal breken? We moéten het gelooven. Ik hoorde pas gewagen een huisvrouw en moeder, aansprak over de preek die hij gehouden had. In die preek had hij gesproken van hoop, geloof, vertrouwen. Van toekomst. „Gelooft u daar nu heusch nog in?", vroeg die vrouw. „Hoe kunnen we hopen als niets die hoop rechtvaardigt? Hoe gelooven en vertrou wen? Ik zie geen toekomst. Ik zie alleen een afgrond". De prediker antwoordde haar: „Als u die opvatting nu maar flink verkondigt en er uw heele omgeving en uw huisgezin mee doortrekt, dan zal het einde ook wel inder daad de afgrond zijn." Werkelijk als wij moed en hoop verlie- zijn wat blijft ons dan over? Enkel ellende, enkel duisternis. En wat moet er van de kin deren worden uit zoo'n huisgezin? Kerstmis vieren? Onzin, kinderen. Voor ons gaat er geen licht op, voor ons zal er geen feest zijn, En dus ook geen stemming van blijde ver wachting, geen uitzien naar den geurenden kerstboom met zijn kaarsjes, geen advents tijd. 6 Ik kan me nog indenken dat er in veel ge zinnen dit jaar1 geen Sint-Nicolaas is gevierd, dat er moedwillig, wel eens een verjaardag vergeten wordt. Maar om het feest van licht te bannen juist uit deze donkere tijden, dat lijkt mij onvergeeflijk. We hebben het meer dan ooit noodig. En wij niet alleen, de kinderen ook. De stemming van de volwassenen slaat al heel gauw over op de kinderen. Dat die stem ming niet altij j even rooskleurig en blij moedig is laat zich denken. De kinderen van nu hebben geen zonnige jeugd. Zelfs al blij ven de zorgen uit het huis, de druk die op de wereld ligt, laat zich overal voelen. Dan komt Kerstmis, het feest van het licht. Dan komen de oude liederen die altijd weer iets in je doen trillen. „Stille nacht, heilige nacht...." „Vrede op aarde...." En terwijl ik dit schrijf komt er evenals verleden jaar de schrik bij mij op: hoe durf je dat nog te zin gen en hoe durf je nog van anderen te verlangen dat ze het zingen! Maar dan denk k ook weer aan het vorig Kerstfeest en hoe mooi het toen was dat gezang van „Vrede op aarde" dat geloof ondanks alles. En al schrikken we even terug, toch mogen we ons het beste niet laten ontglippen, wat er is. We mogen het ook de kinderen niet ontho aden. Velen van ons herinneren zich toch uit hun jeugd al was die verder misschien lang niet altijd zorgeloos de mooie dagen voor dat het Kerstfeest kwam. Ik had bij-na ge schreven: de warme dagen. En dat waren het in zekeren zin toch ook, dagen warm aan in timiteit, aan vreugde en verwachten. De roo- de lampjes, het kaarslicht, de boom die ver sierd moest en bij-«r dat alles de liedjes die je door je ooren zoemden, liedjes van stilte en vrede. Er hing iets plechtigs over de stad en door het huis. Er was iets anders. Nu nog zijn de weken voor Kerstmis „an ders" voor me dan andere weken. Daar waart iets rond van „het and'ere", dat andere waar we zco'n groote behoefte aan hebben. Men- schen die met elkaar het feest gaan vieren van het licht in deze wereld. Die dus in dat licht gelooven. „We doen niet aan Kerstmis.." De verwach ting valt weg. Vier Kerstmis met één kaars in een potje en de verwachting is er. Een verwachting die allicht door de jaren heen behouden wordt. En menschen die verwach ten hebben we noodig wil er inderdaad een ichtere toekomst komen. BEP OTTEN. Het is niet meer als vroeger, dat we één hoogstens twee tasschen hebben, die we overal bij dragen. Tegenwoordig heeft bijna iedere vrouw een bijpassende tasch bij elke jurk. Dat is volstrekt geen kwestie van geld, zooals sommigen van u misschien zullen denken. Het is slechts een kwestie van han digheid; want de meeste tasschen kunnen we zelf maken. We geven u hier de beschrij ving van eenige tasschen. 1. avondtasch van witte crêpe satin, met zwarte stiksels. Deze tasch is, door de neutrale kleuren bij ieder avond- of schouwburg toilet te dragen. De vorm is zeer eenvou dig. 2. Een beetje meer hardigheid vereischt de ovale tasch van zwarte moirée. De naad wordt bedekt door zilverkoord; terwijl de klep afgeboord is met een smal randje zilverlint en geborduurd is met zilveren loovertjes. De sluiting bestaat uit een stukje zilverkoord met een langwerpige knoop van metaal. Een tasch als deze is buitengewoon geschikt te worden gabruikt als theatertasch. Nr. 3 Bij het sportieve mantelpakje maken we een tasch van gedekte tinten wol, ge borduurd op grofmazig stramien. Modern zijn de puntige motieven. De tasch is eenvoudig van vorm. Wie niet tegen een beetje moeite opziet, zouden we aanraden aan de zijkant twee puntige stukken ertusschen te naaien. Men kan dan meer bergen in de tasch. Nr. 4. Tasch in gobelinwerk. Het gobelin- werk beleeft op het oogenblik een hernieuw de belangstelling. Men kan de tasch, met het geteekende patroon er op, al zeer goedkoop verkrijgen. Het beug eitje met handvat wordt er later aangenaaid. Deze tasch is wel heel mooi, als hij eenmaal klaar is; maar we waar schuwen vooruithij eischt veel geduld en nauwkeurigheid. Nr. 5. Aardig avondtaschje in Biedermeyer. stijl. Het is een gewoon rond zakje, dat ech ter rondom bestikt is met franje. Lint in dezelfde tint en een groote kwast onderaan voltooien het geheel. Nr. 6. Bij het namiddagjurkje maakt men het taschje van goud- of zilverbr-ocaat. Hier behoeft men niet veel in te stoppen dus men naait eenvoudig de zijkanten tegen elkaar en geeft een flinke overslag. Zoo ziet u, dat er vele mogelijkheden zijn,, aardige t-aschjes goedkoop te maken. De drie-kwartmode, die deze zomer met één slag ons hart veroverde, verheugt zich nog altijd m de gunst der vrouwen. Een wonder is dat niet, als we bedenken, hoe practisch deze dracht is. Daar is een mantel van eenige ja ren geleden, die voor de tegenwoordige mode tekort is. De snit echter, die zeer eenvoudig is, wordt op het oogenblik nog gedragen. Nu brengt het drie-kwart idee de oplossing. We halen nog een stukje van de jas af; koopen stof, die er bij past en maken daar een rok van. Een keurig ensemble is klaar. Hier volgt de beschrijving van de afgebeelde modellen. 1. Jas van effen wollen stof, met bont ge garneerd, waarbij passende rok van dezelfde stof. 2. Wandelcostuum, bestaande uit driekwart lange cape en rok van grove tweed. De cape heeft een schouderpas. 3. Jurk in drie-kwart vorm van horizontaal gestreepte wollen stof. Apart is de kraag'in capuchonvorm. De tu nica heeft opzij een split. 4. Aardige japon in kazakvorm. De tunica heeft drie-kwart lange mouwen en is gegar neerd met smalle reepen angora-stof. Apart zijn de mouwen, die aangeknipt zijn. De rok van de tunica loopt iets klokkend uit. Deze tunicas of kazak's zijn meestal: of ge heel van voren of geheel van achter dicht ge knoopt. De knoopen zijn groot en van hout of galalith. Er hooren echte knoopsgaten bij! ULEVELLEN. Bereiding Neem hiervoor telkens een paar lepels dikke suikerstroop van half gewone, half poedersuiker (al of niet vermengd met wat vruchtensap) met een natgemaakte rol op een natgemaakt plankje uitrollen, er vier kantjes van snijden en ze met poedersuiker bestrooien. De stroop ook wel uitgieten op een natgemaakt of beboterd blik; ze met een hal ve citroen uitdrukken, er ruitjes in snijden en na afkoeling aan stukjes breken. SPECULAAS. Benoodigd: 250 gram bloem, 125 gram boter, 250 gram suiker, 2 theelepels speculaaskruiden, 1 thee lepel dubbelkoolzure soda. 1 ei, 500 gram ge hakte amandelen. Bereiding: De bloem wordt in een kom gezeefd, alle andere bestanddeelen er aan toegevoegd en flink dooreen gemengd. Het deeg wordt op een beboterd bakblik gelijkmatig uitgestreken, in een warme oven en daarna in stukken gesne den. „Io vivat, Io vivat" pieng pieng pi-eng „Weer een noot die geen geluid geeft. Wat zeggen jullie van 'm? Wat zullen we met 'm doen?" „Hij heeft dorst, geef 'm bier!' „Bier? Dat kostlijk nat? Wie dorst heeft drinke water!" .,Ssst man, hou je stil, een vleugel is een dichterlijke ziel. Die kun je niet met water afschepen. Het allerminste is bier! Geef eens op dat glas!" De studenten verdrongen zich joelend en schaterend om den ouden vleugel die geduldig en verdraagzaam het bier in z'n metalen inge wanden liet storten. ,Nou nog es probeeren jongens!" Pieng pieng pieng „Hij doet het nog niet. Is me dat ook een rammelkast! De pedalen werken niet meer! Behalve het alleronderste octaaf geeft geen noot meer geluid en nou zit er daar ook weer een te staken. Dan is die andere vleugel, die ze het vorig jaar hebben afgedankt, nog beter!" ,Van de dooden niets dan goeds, want toen ie nog hier stond kon geen mensch er met eenige mogelijkheid nog een klank uitkrij gen! Ze zijn allebei naar de haaien!" „Zeg lui!" riep er een: „Waarom gooien we die lijken niet op een verkooping? Voor een handelaar hebben ze nog welwaarde, die zet er een paar nieuwe snaren in en klaar is Kees! Daar kunnen we een lolligen avond van hebben!" „Da's nog zoo gek niet! Daar moeten we eens over stemmen!" Ze waren er allemaal voor -en met ge meenschappelijke krachten werden de oude beestjes wat opgeknapt. De een wreef, de ander poetste en het resultaat was in hun oogen heel gunstig. Niemand had eraan gedacht, dat die vleugels nu ook nog naar de veiling gebracht moesten worden en dat je ze niet zoo maar even op je rug kon nemen, mar gedachtig aan „de kost gaat voor de baat uit" dokten ze allemaal naar vermogen en wisten een expediteur te bewegen voor die opbrengst de instrumenten te vervoeren. Op den dag der veiling waren ze extra vroeg opgestaan en zaten al om kwart voor tien bij elkaar. „Nou lui, als er nou op geboden wordt, dan bieden we voorzichtig mee, maar oppassen dat we er niet zelf aan blijven han gen hoor! We gaan niet allemaal gelijk naar binnen en we kennen elkaar natuurlijk niet, anders hebben ze het zoo in de gaten!" „Ja, dat weten we nou allemaal wel, laten we nou maar opschieten, want om tien uur beginnen ze te veilen". Stuk voor stuk kwamen ze binnen en gin gen onopvallend tusschen de koopers staan. Eerst kwamen de kleed-en en tapijten, 't Was wel leuk om dat gedoe eens gade te slaan en het was een toer om er achter te komen, hoe dat nou ging. Eerst kocht iemand zoo'n kleed maar nu moest je niet denken dat hij het dan had! Welnee dan gingen ze vra gen wie er nu nog meer voor bood. „Hou der dgulden meer? Negentig? Tachtig? Ze ventig?" Net zoo lang tot er iemand „mijn" riep, en dan had die het, in plaats van dien ander. Waarom hij dan niet meteen meer geboden had, snapte je niet. Zeker hoogére politiek! Toen kwamen er schilderijen. Wel mooie dingetjes bij en gek goedkoop soms. Enfin dat was maar goed, lieten ze maar geld spa ren voor straks bij de vleugels! Die ameublementen duurden eindeloos. Wat een slaapkamers! Noten en mahonie en eiken en weet je veel wat nog meer. En eetkamers en salons van pluche met balletjes en heeren kamers. Honger kreeg je daarbij. Hoe laat zou het wel zijn? Twee uur al! Stonden ze daar al vier uur te wachten! Daar moest straks een stevige borrel op gedronken wor den! Voorschot op de vleugels! Eindelijk, daar kwamen de muzietóinstu- menten. Een viool, nogal een onoogelijk dingetje. Veertig gulden bracht ie op. Niet gek, voor zoo'n prul! Oh nou -een piano, een Steinbach. Zestig, zeventig, tachtig, vijf en tachtig! Nou, nou, er was nogal animo, dat beloofde wat voor de vleugels. Even kijken. Ja hoor, daar kwamen ze. 'Eerst die e-ene. ,,'k Heb hier een vleugel. Een zwarte vleugel, hij staat daar in den hoek. Wie doet daar een bod op? Vijftig gulden? Niemand vijftig gulden voor een vleugel? Veertig dan? Dertig? Een tientje dan! Wat? Niemand een tientje voor dien vleughel? Kom heeren, zet u dan eens in! Een gulden? Kaai ik geen bod op dien vleugel krijgen?" „Ze zijn immers zoo rot als een mispel. Er zit niks meer in dat heel is! Brandhout, anders niks", riep er een. „Nou heeren, dan nemen we de nummers 1058 en 1059 samen. Twee vleugels dus zwarte vleugels, allerbei daar in dien hoek. Wie biedt daar op? Veertig gulden voor die twee? Dertig? Een tientje dan? Ook al niet? Wie van de heeren zet eens in?" „Ik bied een dubbeltje" riep er een. De studenten vei-schoten, dat was te gek, dat was toch zeker een mop! „Nou heeren, een dubbeltje? Dat is toch geen. inzet! Wie biedt meer?" Doodsche stilte. „Nou dan zetten we in met een dubbeltje. Een dubbeltje voor die - twee vleugels. Een dubbeltje geboden voor den eersten maal. Kom heeren nou niet slapen! Een dubbeltje voor de tweede maal....?? Niemand meer dan één dubbeltje voor die twee vleugels?" De hamer was gevallen, er was niets meer aan te doen. Eén liep er naar den kassier. „Ze hebben niet veel opgebracht, die vleugel-s, hè?" „Neen, veel is het niet, maar u moet niet vei'geten dat ze alleen nog maar sloopers- waarde hebben en dat er voor den kooper ook nog eerst het transport afgaat. Veel meer dan een paar gulden verdient hij er niet aan". ,Zoo, nou enfin, 't is- een strop. En dat dubbeltje, maar moet ik dat innen?" „Ja, kijkt u eens, dat gaat op het kantoor, maar vergeet u niet, dat u een kwartje aan opcenten moet betalen!" „Wat? Dus we moeten nog vijftien cent toebetalen?" „Ja, het is natuurlijk niet prettig voor maar zoo is het". Een beetje sneu trokken ze af. Maar bij het tweede borreltje dat ze op de schrik namen kwamen ze alweer wat bij en een uur later zagen ze blauw van het lacheir om die kos telijke grap. HELEN. KLEERENHANCER EN ZAKDOEKSACHET. De beide voorwerpen, die hier afgebeeld zijn, zijn bewerkt met een zeer gemakkelijk bor duurwerkje. Het wordt uitgevoerd op de volgende wijze: men legt het koord op de geteekende lijnen en naait het vast met desteek, die op onze tee- kening is afgebeeld. Aan de kleei'enhanger naaien we een zak van effen stof, die aan een kant dichtgestikt, aan de andere kant met een strik gesloten wordt. Deze zak dient, om er handschoenen, shawl, enz. in te bewaren. Het spreekt bijna vanzelf, dat we de lappen eerst borduren, voor we ze aan de hanger be vestigen. Het motiefje is zeer eenvoudig, doch alleraardigst. Bijpassend wordt de sachet gemaakt, die ook met linten gesloten wordt. De teekening is verder zoo duidelijk, dat verdei'e uitleg ovei-bodig is. Iedere vrouw, die een klein beetje met naald en draad kan springen kan dit aardige stelletje zelf ver vaardigen,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 8