Herfst in Lapland. Verplaatsing van de Amsterdamsche IJsclub. Het Noorderlicht is te hoorenl Een foto uit Lapland. Op den voorgrond een Gusterboot. September. De zomer in Lapland is afge- loopen. Wij hebben hier gepuft van de warm te. De aarde barstte en droogde tot den laat- sten druppel toe uit onder de felle zonnestra len, die zelfs 's nachts niet ophielden alles te beschijnen. De muggen plaagden ons dag en nacht, staken en prikten ons, waar ze maar konden. Half Juni zaaiden wij allerlei bloemen, Augustus kwamen de eerste puntjes boven den grond. In Augustus kregen wij ook de eerste regenbui. Het water rolde domweg over de kurkdroge aarde en verdween in de rivieren. Maar onze bloemen hadden toch iets van nattigheid kunnen opzuigen en begonnen te groeien, zóó vlug, dat het haast te zien was. Papavers en „eeuwigheidsbloemen" (immor tellen) bloeiden binnen een week, goudsbloe men werden met moeite tien centimeter hoog en brachten het nooit verder, een bloe metje hebben wij daar niet aan gezien, maar Afrikaantjes en O.I Kers deden beter hun best. Eind Augustus werden de nachten koud, heel erg koud, maar in uitzondering op an dere jaren bleef de nachtvorst weg en daar wachten wij nóg op! Niemand herinnert zich zoo'n zachte herfst, dagelijks verwachten wij het invallen van de vorst. fs Avonds schittert het Noorderlicht hoog aan den hemel. Spitse lichtpijlen schieten op, verdwijnen om ergens anders in een anderen vorm weer te voorschijn te komen. Het trilt en golft, dooft weg en glanst weer op en hot geheel verlicht het land met spookachtig wit licht. Ik sta telkens weer in stomme bewonde ring en word, door iedereen uitgelachen „Dit is nog niet eens de moeite waard om naar te kijken, wacht nog een maand en ga dan bui ten staan als het Noorderlicht den heelen hemel besloot en alle kleuren heeft die men zich denken kan en bovendien zoo sist en knappert, dat het zelfs in huis te hooren is!" zeggen ze. Ik kijk dood verbaasd. „Maar weten jullie dan niet dat het Noor derlicht niet te hooren is?" Eerst verontwaardiging, dan luid lachen. „Hoe kan jij, Zuiderling, die nooit Noorder licht zag, zooiets doms zeggen; wat verbeeldt je je wel, wij menschen uit het Noorden hoo ren het eiken winter!" Ja, maar de wetenschap „De wetenschap? Die weet niets; wij weten, wij hóóren zelf. Zal de wetenschap ons willen vertellen, dat het Noorderlicht niet te hooren is? Dit wordt alles zóó pertinent gezegd, dat ik óók aan de wetenschap ga twijfelen. Nu zal ik dan toch bij gelegenheid luisteren met open ooren om het Noorderlicht te hooren. Den laatsten Zondag in Augustus trokken we, gewapend met emmers, het bosch in. De zwarte bessen waren rijp. Op maar enkele plaatsen groeien ze, liefst aan den kant van een beekje, hooge struiken, nu volgeladen met groote glanzende bessen. De blaadjes zijn weggevreten door de rupsen, die alleen de nerven als groene sprietjes hebben over laten. Onze weg is niet gemakkelijk; een smal pad tusschen de boomen door, over stronken en wortels, scherpe en puntige stee- nen en dan weer over moerasplekken, waar dik groen mos verraderlijk als een stevige laag op de natte modder ligt. Dan komen wij aan een bosch van manshooge koningsvarens, die tusschen en op de met mos bedekte stee- nen groeien en onder en langs de steenen stroomt een beekje. Met moeite dringen wij door deze wilde plantenweelde, telkens kans loopend tusschen de steenen te glijden of op addertjes te trap pen, die hier veel te vinden zijn. Ineens ko men we op een open plaats en daar glanzen de bessen en kunnen wij naar hartelust plukken. Ook roode bessen en frambozen groeien in dit paradijs. Met dertig liter ko men we thuis, moe, maar blij een flinken wintervoorraad te hebben. Aan al het werk, schoonmaken en koken tienken we nog maar niet! Een week later is het de tijd van de blauwe boschbessen. Vijftien kilometer moeten we loopen voor we aan een beboschte helling komen, die blauw gekleurd is door alle vruchtjes. Ik moet even gaan zitten om dezen voorraad te bekijken. De veertig c.M. hooge struiken zijn volgeladen. Tusschen de lichtgroene blaadjes zitten de bessen en zien er uit als kleine druifjes, met het zelfde zachte grijze waas bedekt. Zoo ver ik kijk zie ik bessen, je wordt er duizelig van en je weet niet waar te begin nen. We plukken tot onze ruggen stijf en dé emmers vol zijn Onze vingers zijn gekleurd of we een anilinepotlood fijngewreven hebben. We zitten op een omgevallen boomstam orn uit te rusten Naast ons kraken plotseling dor re takken en hoor ik luid snuiven. Vier groote rendieren staan nieuwsgierig naar ons te kijken, vol trots dragen ze het nieuwe ge wei als een groote glanzende kroon. Op zij van het boschpad. verscholen tus schen sparren en berken, staat op twee, an derhalve meter hooge palen, een kleine hut. Rondom en van boven gesloten, alleen in de vloer een opening. Het zijn korte, dikke bal ken, die op elkaar gelegd zijn, stevig en wa terdicht. Nu beginnen ze wat te rotten, wat geen wonder is. Deze hut is wel tweehonderd jaar oud en werd tot voor enkele jaren ge bruikt door de Lappen om hun rendiervleesch en -kaas in te bewaren. Geen vos of lynx of jmder roofdier kan in dit huisje komen en verder is het ook goed verborgen voor de menschen, zoodat de Lappen er ook rustig hun geld kunnen opbergen. In het dichtsbijzijnd dorp, 'dat uit twee huizen bestaat, overnachten we. 's Avonds krijgen we versche schapenworst, „tunnbröd" en melk. Als extra gerecht nog een groote snoek, rauw, alleen gezouten. Ik kijk mijn buurvrouw aan, we besluiten de snoek snoek te laten. Eten wij ervan, dan hebben we ook kans een lintworm te krijgen, zooals het overgroote deel van de bevolking van Noord-Zweden, dat veel rauwe visch eet. Een voorraadschuur van de Lappen voor rendiervleesch. Ons bed is hard en ruikt naar koeien, naar we slapen heerlijk en droomen van heel veel blauwe boschbessen. De laatste bessoort die nog geplukt moet worden, is de „lingon" (Preiselbeer), een klei ne, roode vrucht, die vrijwel overal groeit en het meest in de huishouding gebruikt wordt. Honderd liter hebben we noodig tot de vol gende herfst. Het leven van de huisvrouw, die alles moet conserveeren, is hier wel neel anders dan in de stad. waar ze zoo nu en dan een potje jam en een flesch limonade kan koopen. Er is nog veel werk vóór het invallen van de vorst. Allereerst aardappelen rooien. Het heele gezin helpt mee. De kinderen vragen vrij van school en iedereen graaft en spit in het aardappelveld. We vangen daar nog een groote rat, wat een goede afleiding was in dit eentonige werk. Een groote herfstwasch ligt te wachten; de paddestoelen hoofdzakelijk morieljes, groeien overal en moeten geplukt worden, de dubbele ramen ingezet en wollen vloerkleeden vcor den dag gehaald. De dorpsbewoners leven in spanning. Het is nu de tijd om de paarden op te vangen. Na hun zwaren winterarbeid worden de dieren vrijgelaten in de bosschen. waar ze alleen of in groepen leven en den heelen zomer rond dwalen, Dat boschleven is niet zonder ge vaar voor hen. Er zijn moerassen waar ze, als ze het onge luk hebben daarin terecht te komen, steeds dieper wegzakken en zoo spoorloos verdwij - nen. Ook zijn er taaie leemplekken, waar de hoeven in vast kunnen zuigen, zoodat ze er niet meer uit komen en daar van honger en dorst omkomen. Lang niet alle dieren zijn verzekerd, zoodat het wegraken van een paard vaak een financieele débacle betee ken t. Nu is het herfst. De lijsterbes glanst rood bruin in de herfstzon. Alleen de dennen en sparren blijven groen; ze blijven dat den heelen winter, hoe hard het ook vriest. 's Avonds zie ik op de rivier twee groote lichten, die langzaam dichterbij komen. Dit zijn de „ljusterbooten". Voor in de roeiboot die ongeveer den vorm heeft van een Cana- deesche kano, wordt een gebogen, ijzeren vork gezet, waar een houtvuur in gebrand wordt. De visschen, die door het licht gelokt wor den, komen aan de oppervlakte van het water en worden dan met een handige stoot aan een vork met weerhaken geprikt en in de boot gehaald, menige zalm en snoek wordt zoo gevangen. Deze manier van visschen is verboden, maar op de afgelegen rivieren wordt tegen dit verbod nog wel eens gezon digd. HELLA WILDSCHUT. Door den aether reizen wi j mee. Met de „Snip" naar Porto Praja. De radiodienst van het persbureau V. D. deelt ons mede: Het is Zondagnacht 0 uur Greenwichtijd, wanneer we de ontvangsttoe stellen inschakelen in afwachting want de Snip ons zal vertellen. Het duurt niet lang, want reeds tien minu ten later,- om half een Amsterdamsche tijd hooren we de Snip roepen, waarna mededee- ling wordt gedaan van het vertrek van Casa blanca, dat te kwart voor twaalf G. M. T. heeft plaats gehad. (12.05 Amst. tijd). Het contact met de Snip is er weer en de signalen ervan zijn redelijk hard. Van der Molen deelt aan Casablanca mede, dat het toestel op 500 Meter hoogte vliegt. Agadir geeft daarna weerberichten aan onze vliegers. Nadat een vergeefsche poging is gedaan, althans we hebben het resultaat niet kunnen vaststellen, in verbinding te komen met Koot wijk roept Van der Molen Curacao, maar de West antwoordt nog niet. Midden in den nacht omstreeks half twee worden tusschen het toestel en het vaderland, via Scheveningen, telegrammen gewisseld. Om 1 uur 52 bevindt de Snip zich tusschen Moga- dir en Kaap Juby, de snelheid is ongeveer 205 kilometer. Het blijkt dat de Snip niet alleen in de lucht is, want we hooren 'n ander vlieg tuig namelijk de D.—A. ook met Hamburg werken. Wij volgen de Snip op zijn vlucht langs de Afrikaansche kust. Om 2.25 uur werkt Van der Molen weer met Agadir en korten tijd later is het toestel in tamelijk goede verbin ding met Paramaribo. Van der Molen deelt onzen landgenooten in de West mede, dat hij verwacht dat de Snip Maandagmiddag ongeveer 2 uur in Porto Praia zal aankomen.. De vlucht van de Snip schijnt in vergelijking met den eersten dag zeer voorspoedig te gaan Niet alleen, dat het zeer rustig is en Van der Molen niet veel weerberichten heeft te vragen, maar hij heeft zelfs tijd om met de amateurs in Nederland te werken. De amateurs in actie. Dat is het oogenblik waarop 270 Nederland- sche radio-amateurs hebben gewacht. Het is vijf minuten voor half vijf in den ochtend al: Van der Molen de mededeeling doet. dat hij nu tijd heeft voor amateurs. In den aether blijkt hoe velen van deze radio-enthousiasten hebben gewacht. Een groote aantal „Hams" begint de Snip aan te roepen, doch de Snip hoort hen niet en Van der Molen zegt na kor ten tijd tot zijn landgenooten: „Ik zal nog vijf minuten naar de amateurs luisteren", Er komt geen verbinding tot stand. Om 4.45 deelt de Snip mede: ..Wij zijn half weg tusschen Casablanca en Villa de Cisneros. Het weer is goed". Er wordt, dan met Villa de Cisneros gewerkt en de Snip informeert of Port Etienne een richtingzoeker heeft. De Snip vliegt over den Atlantischen Oceaan langs de kust en bene den onder het vliegtuig varen schepen. Van der Molen vraagt welk schiD onder hen vaart en even later roept hij na elkaar de beide En- gelsche schepen .Kenilworth" en „Apapa" op. Om vijf minuten voor zes vraagt de Snip een weerbericht aan Villa de Cisneros en tien mi nuten later aan Port Etienne. Villa de Cisneros gepasseerd. Te 6.22 A. T. krijgen we voor het eerst een Dositiemelding van de Snip „Passeerden zoo juist Villa de Cisneros". Van der Molen vertelt dat het nog donker is en dat de mecanicien Stolk ligt te slapen Om 6.55 uur wordt Port Etienne weer aange roepen. De signalen van de Snip blijven bui tengewoon constant en wc hooren op de 36 meter het weerbericht dat het toestel krijgt. Gedurende eenigen tijd hooren we niets. Ein delijk om kwart over acht, wanneer het hier en dus ook langs de Afrikaansche kust dag is geworden, hooren we de Snin weer, die lange strepen seint opdat Port Etienne het toeste1 kan peilen. Van der Molen werkt thans weer op de 26 Meter golf. De peiling bedraagt 183 graden en de Snip meet Port Etienne dus reeds voorbij zijn, Om half negen heeft Van der Molen radio verbinding met het Nederlandsche stoomschip Heiburg van de K.N.S.M. en deelt hij mede dat de peilingen niet kloppen. Achteraf blijkt dit wel het geval te zijn want om 8.48 uur is de peiling 185 graden van Port Etienne. Steeds Zuidelijker vliegt de Snip langs de Afrikaan sche kust. Thans veider van deze verwijnerd dan ten Noorden van Port Etienne. En' toch steeds in contact. Om 9.20 uur vraagt de Snip het weerbericht aan Es Maringo de Cabo Ver- de Air Radiox. Plet schijnt, dat de ontvangst van de Snip daar nogal wordt gestoord want Van der Molen deelt aan het vliegveld mede dat hij op 26.8 Meter eveneens werkt en bh verzoekt het vliegveld ook op deze golf te wil- 'en luisteren. Het toestel vordert goed, Uit de draadloos van de Snip ontvangen be richten blijkt, dat het K.L.M. toestel dat de vlucht naar West-Indië maakt op de étappe Cassablanca—Porto Praia flink opschiet, Maandagochtend om 8.48 uur peilde de Snip DINSDAG 18 DECEMBER 1934 Een stille vijver midden in de stad gaat verdwijnen. Voor hen, die in de naaste omgeving van de Amsterdamsche IJsclub wonen, is het ieder jaar opnieuw een vreugde, te zien hoe op een dag in November het hobbelige grastapijt eensklaps is veranderd in een helder water vlak, waarop tientallen meeuwen dobberen. Van dezen stillen vijver gaat, zooals hij daar ligt midden in de stad. omsloten door de sta tige huizen van de ouderwets-voorname Mu- seumbuurt, een groote bekoring uit. Bij dag en bij avond is deze vijver zoo mooi, dat men er uren in het water kan turen zonder te mer ken, dat de tijd voorbijgaat. Bij dag, wanneer de meeuwen er hun boeiend spel spelen boven en op het water, dat zij met hun intens wit zetten in een blij en hel licht, Eén van de vogels hoeft maar zijn vleugels te spreiden en het is of er een stroom door alle witte vogellijven gaat. Als razend snel draaien de machinewieltjes werken de vleugels, hoo- ger en hooger stijgen de vogels, een gesloten figuur vormend eerst, om dan in wijde bogen naar alle kanten uiteen te wuiven, in schuinen, stand te zeilen door de lucht of met korte sla gen te roeien boven en langs elkaar om dan weer traag, als groote grijze sneeuwvlokken, neer te dwarrelen. Eén seconde rust de meeuw met wijdgespreide vleugels op het water, dan klapt zij ze dicht en de fiere vogel lijkt een klein en vredig speelgoedeendje, dat voortdob- bert hr een groote badkuip. Bij avond, als de electrische booglampen rondom de hekken hun gouden lichten spiege len in het water, waarop zich ronde zwarte plekken afteekenen, die bij scherp turen wilde eenden blijken te zijn. Bijna niemand weet. dat deze vogels hier iederen avond komen; in het donker ziet men ze haast niet en zoodra de dag begint, vliegen ze weg. Deze vijver, dien de bewoners van de mu seum-wijk sinds jaren en jaren iederen win ter, van November tot Maart, met aftrek van korte of langere ijsperioden vóór zich hebben gezien, zullen er dit jaar voor het laatst zijn. Hét is namelijk vrijwel zeker, dat de leden van de Amsterdamsche IJsclub het volgend jaar zullen kunnen zwieren over een veel grootere ijsvlakte, waarvoor dicht bij het Stadion een terrein is bestemd. Misschien zijn er lezers, die dit maar zoo dadelijk niet willen gelooven. Het is immers al zooveel jaar. dat er geruchten loopen over een andere bestemming welke aan het IJs- clubterrein zou worden gegeven en over de verhuizing, welke er voor de schaatsenrijders het gevolg van zou moeten zijn. Wat zou er op het terrein al niet komen? Het Museum-thea- ter naar het ontwerp-Staal is nog het dichtst bij zijn verwezenlijking geweest, maar ook dat moest door de verwerping met een kleine meerderheid in den Raad een schoon, plan blijven. Op het oogenblik zijn de tijden zoo slecht, dat er zelfs geen plannen worden ge maakt en nu zou de IJsclub gaan verhuizen? Toch is het zoo. Wethouder ter Haar, die al sinds meer dan twintig jaar voorzitter van de Amsterdamsche IJsclub is, heeft mij verteld, dat naar alle waarschijnlijkheid het bestuur binnenkort tot overeenstemming met de ge meente zal komen over de vérplaatsing naar het nieuwe terrein, dat begrensd wordt door den Schinkel, de spoorlijn Amsterdam—Aals meer en de nieuwe Ringbaan. Juist het idee. dat wij te allen tijde konden worden opgezegd, aldus voorzitter ter Haar, is een van de redenen, waarom wij tot de ver andering hebben besloten. En de nieuwe baan heeft vele voordeelen boven de oude. Zij is veel en veel grooter en doordat ze niet in gesloten ligt, zal men niet langer hoeven te mopperen, dat de baan maar niet opengaat terwijl er toch al lang ijs is. De nieuwe baan zal, kort nadat de vorst is ingetreden, al be rijdbaar zijn en door heel wat meer menschen tegelijk dan het oude ijsterrein kan dragen. Een aantrekkelijkheid is ook, dat de Schinkel vlak in de nabijheid ligt. zoodat de liefhebbers aan hun genoegen-c op de IJsclub een schaat sentocht zullen kunnen verbinden. Jammer, dat de baan zoo ver buiten de stad komt te liggen? Och, eigenlijk kan men dat niet zeggen, nu Amsterdam zich zoo sterk heeft uitgebreid. De tram brengt de rijders er vlak bij. Wanneer men zoo de plannen hoort, zal het inderdaad een dorado voor de liefhebbers van ijssDort worden, dat Amsterdam tot zijn be schikking krijgt. Er zullen internationale hard rijderijen worcien gehouden, er komt een ge legenheid om ijshockey te spelen en een aparte baan voor kunstrijders; naar ontwerp van Professor Slothouwer wordt een groot gezellig clubhuis gebouwd Maar vreemd zal het zijn als er bij het Mu seumplein niet meer wordt gereden. Als we op winteravonden uit de verlichte tram, die door de Van Baerlestraat gaat, geen blik meer kunnen werpen op het donkere water, of op het gekrioel der schaatsenrijders. Het is al zeventig jaar, dat de Amsterdam sche IJsclub bestaat. De gevel van het club huis, dat met zijn torentjes en trapjes en zijn overdaad aan geelgeverfd hout, het in leelijk- heid nog veine wint van zijn overbuur, het grauwe Concertgebouw, vermeldt de jaartal len 18641924 als een herinnering aan het zestigjarig bestaan van de club. Geslachten hebben er gereden. Grootmoeders, die er ais kind en meisje hebben genoten van het echt- Hollandsche wintervermaak, gaan nu met hur kleinkinderen naar de baan. Het is vermake lijk, oudere Amsterdammers te hooren spre ken van dat „stukje fondant, dat er nu nog over is". Inderdaad is de baan, om een toepasselijk beeld te gebruiken, gesmolten. Vóór 1890 resideerde de IJsclub op de plaats waar nu de Van Eeghenstraat en omgeving, zijn. Omstreeks dat jaar heeft men de baan naar den anderen kant van de Van Baerle straat verlegd. Men kan het zich bijna niet meer voorstellen maar de ijsvlakte strekte zich toen uit van de tegenwoordige P. C. Hooft- straat tot de Ruysdaelkade. De geheele Mu- seumbuurt, de plek waar ruim twintig jaar geleden de Boerhaavekliniek werd gebouwd, was des winters geheel „verijst". In den rech terhoek van de baan de groote waskaarsenfa briek. waarvan de vieze vetlucht, die op den Westenwind kwam aandrijven, den schaatsen rijders de droeve tijding bracht, dat het ging dooien. In dien tijd had men nog eens win ters. Toen men in 1894 op het terrein de eer ste verkeerstentoonstelling wilde houden, vroor het zoo hard en zoo lang, dat tenslotte de genie er aan te pas moest komen om het ijs op te ruimen! Groote internationale hard rijderijen werden er in die dagen gehouden Men had er de „baan van 1600" en wie zich even een lengte van 1600 Meter voorstelt om dan aan de baan van tegenwoordig te den ken. vindt een zekere geringschatting van ouderen voor het steeds meer ingekrompen domein van de Amsterdamsche IJsclub ver geeflijk! Veel is er in die jaren ook in de gewoonten veranderd. Vooral de kleeding toont een he melsbreed verschil. De dames gingen vroeger rijden zooals zij door de straten wandelden: mantel met bont afgezet, een hoed met een voile, de handen warm geborgen in een groote mof. Zich extra dik kleeden hoefde in die da gen niet; de degelijke kleedij was al warm ge noeg! De Zwitsersche en Oostenrijksche win tersport. die steeds meer bezoekers uit ons land gingen trekken, hebben de flatteuze kleurtjes van wollen truien en mutsen ook hier op het ijs gebracht. Zij deden ook naar andere sportgenoegens als kunstrijden en ijs hockey verlangen, welke tot dusverre in het land van de hardrijders nog weinig of geen beoefening vonden. Die ontspanningen vindt men nu juist op de nieuwe baan, waardoor deze een sterke magneet belooft te worden, voor het jongere geslacht. Maar dezen winter trekt nog ieder naar het IJsclubterrein, waar alles klaar gemaakt is om voor het laatst de rijders te ontvangen. In het kantoor meldt de een na den ander zich om een lidmaatschaps- of een dameskaart; de animo is groot. Op het gras langs de baan is de poffertjeskraam al opgeslagen, de vlaggen- stokken staan op de kleurige doeken te wach ten, de loudspeakers zullen straks de vroolijke muziek laten klinken; op het middenterrein, '.vaar een bord „Alleen voor ongeoefenden" de bestemming van het kleine baantje aangeeft, dat door kleurige lampjes zal worden verlicht, zitten de meeuwen in rijen op de grasrand uit te rusten van hun vlieg- en zwempartijen Door den Uiver-dag is het terrein dit jaar een week later onder water gezet dan anders. De slimme meeuwen, die precies het tijdstip kennen, waarop ze hun ruime baadgelegen held en voedselschuur voor zich gereed vin den, waren een week te vroeg! „Tegen het donker gaan ze altijd weg", zei de vrouw van den opzichter, met wie ik de meeuwen brood heb gevoerd onder volle be langstelling van oude heertjes en in wil ver pakte kleuters achter de hekken. Hoe letterlijk ze daarin gelijk had, zag ik toen omstreeks vier uur de vogels in de lucht steeds een stukje verder en hooger gingen, tot ze donkere stipjes werden, die, dicht bij elkaar hun nachtverblijf aan de kust tegemoet vlo gen. Juist was het laatste stipje opgelost in de grijze winterlucht of de electrische lichten floepten aan. L. N. 185 graden van Port Etienne. Uit deze peiling blijkt, dat Hondong en Van Balkom den over tocht van het vasteland van Afrika naar Porto Praia iets Zuidelijker nemen, dan oor- ipronkelijk was gedacht. Port Etienne ligt op ongeveer twee derden van de route Casa- blanca-Porto Praia op het uiterste Westelijke punt van Noordwest Afrika. Verwacht wordt, dat de Vliegers van dit punt af rechtstreeks naar Porto-Praia zullen oversteken, hetgeen thans zeer waarschijnlijk in verband met de weerberichten geschiedt Volgens de ontvangen beriohten is aan boord alles goed en mag worden verwacht dat de Snip Maandag tusschen één en twee uur te Porto-Praia zal aankomen. Om 10.20 uur Amst. tijd kreeg de Snip pei ling van San Narinho de Cabo Verde Air Radio. De peiling luidde 36 graden. De vlucht van de Snip gaat zeer voorspoedig. Te 10.30 Amsterd. tijd bevond het toestel zich 350 K.M. ten Noordoosten van Boa Vista. De Snip seint Ervaringen van een Haarlems radio-amateur Het is Zondagnacht half een, of Maandag morgen 0.30 uur, zooa-Is U wilt. We zitten achter een kortegolfontvanger en schakelen in. Naar Amerika luisteren? Wei neen, naar de Snip natuurlijk. Als rasecht radioamateur offer je aan zoo'n evenement graag een paar keertjes nachtrust op. In tegenstelling met Vrijdagnacht, toen op een golflengte van 52,07 M. werd gewerkt, heeft men voor dezen keer de 36 M. uitgekozen, in verband met den steeds groote wordenden afstand, waarop de Snip zich bevindt. Intus- schen hebben we het toestel in de buurt van de 36 M. gebracht, en luisteren thans inge spannen naar de ettelijke seintjes die van alle kanten tot ons komen. Fransche, Duitsche, Spaansche, Engelsche, Amerikaansche sta tions, kortom van alles nemen we op, maar geen Snip! We wachten! 0.45 uur Geen Snip! 0.55 uur Nog geen Snip! 1.00 uur Harde signalen klinken in onze koptelefoon. Automatisch pakken wij een pot lood en schrijven: PJQ de PI'IAIS gn. hr grk? gru? K. Het is de Snip, die aan het Hollandsche sta tion PJQ het volgende seint: „PJQ de PHAIS goeden avond, hoe ontvangt U mij? Hebt U niets voor mij? Kom" Geweldig sterk komen de signalen van de Snip door. We hebben geen koptelefoon meer noodig, schakelen over op luidspreker, en weldra snerpen de seintjes van den marconist Van der Molen door de kamer. Hij vertelt, dat hij op de 52 M. nog niets ge hoord heeft, maar even later komt de Snip in verbinding met PCH (Scheveningen golf lengte 55 M.), aan welk station de volgende twee telegrammen worden overgeseind. 1.30 uur Nr. 1 Stolk, Hoofddorp. Alles OK Hartelijke groeten. Leo. Nr. 2. Van der Molen, Amsterdam. Alles goed veel liefs. Siem. 1.45 De Snip roept P.C.H. weer op en geeft net volgende telegram door: Mevr. van Balkom Ontvangst in Casablanca buitengewoon hartelijk. Nog zeer fit. Alles wel. Veel liefs. Jan. PLm. 2 uur. De marconist van de PHAIS komt in verbinding n.ot radiostation CND in Marokko en vertelt iets over Mogader. Of hij deze plaats in zicht heeft, of er reeds ge passeerd is, kunnen we door storing van het Duitsche station DDM niet vernemen. Er volgt dan een serie onbelangrijke be richten, gewisseld tusschen de Snip en de Duitsche stations DDM en DRDC en het Ma. rokkaansche station CND. De Snip meldt o.a. het passeeren van een vuurtoren, maar door hevige onderlinge storing en fading kunnen we tijdelijk weinig opnemen. 2.45 uur. De signaler, van de PHAIS schet teren thans weer op oude sterkte uit de luid spreker en het blijkt, dat Van der Molen verbinding met het „Moederland" zoekt. En met succes, de Snip komt in verbinding met PZN (waarschijnlijk een Kootwijkzender). Een gezellig praatje tusschen de marconisten kort den tijd. De Phais schijnt PZN niet al te best te ontvangen, want Van der Molen seint: Sorry old man niet te lezen. Bij Marseille electrisch geladen buien waardoor ontvangst onmogelijk. Hij spreekt dan af met PZN straks nog eeni praatje te maken en zegt nu eerst op de 900 M. te moeten beluisteren. (Zooals bekend werkt de installatie van het vliegtuig op lange en Ultra korte golf tegelijk). Er volgt dan weer een periode van storing van andere stations, o.a. het Duitsche station DAG ,dat hard uit de luidspreker buldert. Naar wij meenen kwam het vliegtuig in verbinding met GLP waarschijnlijk en Engelsch station. 3.45 uur. PCH de PHAIS. De Snip werkt weer met Scheveningen Radio en geeft net volgende telegram door. Damme P.T.T. Onze beste dank voor uw goede wenschen. Hondong. Van der Molen profiteert van de goede ver binding met Holland en stuurt het volgende privé telegram: Van der Molen. Alles gaat goed. Hartelijke groeten. Siem. De signalen van de Snip worden nu zwakker, zoodat we een extra versterker bij schakelen om de Snip te kunnen blijven volgen op den luidspreker. Er wordt verbinding gemaakt met het Hollandsche station PZB. belangrijke be richten worden, voorzoover wij dat ondanks storing van station LGN kunnen „nemen", niet doorgegeven. 4.25 uur. Dan komt voor ons het belang rijke bericht, dat de Snip op 4o M. golflengte naar amateurs zal luisteren. Snel telefoneeron wc naar Schalkwijk, waar we op een boerderij een zendstation hebben ingericht, waar onze collega's de Snip nu op roepen. Het resultaat wachten we met span ning af. maar te 4.30 uur meldt Van der Molen het voor ons teleurstellende telegram, dat hij nog geen amateurs gehoord heeft. 4.55 uur. De Snip die het zoeken naar ama teurs gestaakt hééft, komt weer in verbinding met PJQ (Holland) en seint: Wij zitten hal verwege villa Cisneros. Het weer is goed. Ik roep u weer Dan treedt storing op door station GFBP, maar te 5.40 schijnt van der Molen een schip te ontdekken, want hij seint: Quel est le bateau? What ship? De seintjes van de Snip worden intusschen zwakker en zwakker, herhaaldelijk treedt he vige storing op, maar we noteeren toch ver bindingen met de stations GQWC (waar schijnlijk het schip), GNE, FGB. EGN. Plaats bepalingen en dergelijke zijn het onderwerp van het gesprek, en te 6.35 uur komt het Hollandsche telegram: Zijn zoo juist villa Cisneros gepasseerd. Het is nog donker. De signalen van PHAIS zijn thans zoo zwak ge worden dat we ze nauwelijks hooren kunnen. Het laatste telegram dat we afnemen is te 6.55 uur: Nous sommes pres de den plaatsnaam kunnen we net niet meer opne men, door hevige storing van een.electri- schen trein. 7.00 uur. Weer signalen, maar nu niet door onze koptelefoons en luidspreker, maar bui ten, fabrieksfluitenseintjes voor men schen die aan het werk moeten. Op de Snip werkt men dag en nacht door! H. M.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 7