VOOR DE VROU
Om zelf te maken!
Vrouwen achter het stuur.
Brieven van de Hei.
VRIJDAG 28 DECEMBER 1934
DE EERSTE DAG VAN
HET JAAR.
„Wat verwacht je eigenlijk van het nieuwe
jaar1', vraagt mijn nuchtere vriendin; „denk
je nu heusch, dat alles opeens veranderen zal
op 1 Januari 1935, dat de merischen beter zul
len worden en jijzelf ook dat de wereld
er opeens veel mooier en aanlokkelijker zal
uitzien dan op 31 December?"
Neen, zoo naïef ben ik niet, dat ik den
laatsten dag voel als een afsluiting, een soort
van poort, die wij nadrukkelijk achter ons
sluiten, om daarmee het donker achter ons te
laten, en het heerlijke zonbeschenen land
schap binnen te stappen.
En toch toch is het goed om zoo nu en
dan eens een nieuw begin te maken, zelfs al
weten wij dat wij zullen blijven wie wij waren,
fouten makende, fouten herstellende, goede
en verkeerde dingen doende. Maar op 31 De
cember leggen wij ons pakje, dat al het goeds
en slechts uit ons leven inhoudt, eens even
neer, rusten uit, om terug te kijken op de re
sultaten die dat allemaal heeft gehad.
Wanneer we op Nieuwjaarsdag het bundel
tje weer opnemen en met nieuwen moed aan
het werk gaan, is er toch wel degelijk iets in
ons veranderd, namelijk dit, dat we onze taak
weer frisch beginnen. Dat is echter niet een
gewaarwording die we maar rustig over ons
laten komen en ze dan als een soort van ex
tase kunnen verwerkenintegendeel, wij
moeten die stemming probeeren te vangen
op het juiste oogenblik, ons duidelijk maken
dat ze er is, en pas daarna kunnen wij ervan
genieten.
Deze tijd is geen vroolijke, en het ziet er op
het oogenblik allerminst naar uit, of het in de
naaste toekomst spoedig zal veranderen. Bo
vendien is het voor een enkeling ondoenlijk
om er zelf verandering ten goede in te
brengen. Maar beter wordt de zaak zeker niet,
wanneer zij die nog geen gegronde reden tot
klagen hebben, gaan doen alsof zij er ook al
heel naar aan toe zijn: laten deze gelukkigen
helpen den moed te versterken van hun ge
troffen medemenschen, allereerst natuurlijk
in daden, maar ook niet minder in hun uiting
van oprechte levensvreugde en moed, tenein
de de toch voor hen ook bestaande zorgen en
moeilijkheden met opgewektheid het hoofd
te bieden. Van hen moet de moed dubbel uit
gaan, hun taak in het nieuwe jaar is er een
van medeleven en van frisschen moed, want
als deze bevoorrechten hun ondernemings
geest gaan verliezen, waar moeten de ande
ren die het toch al zoo zwaar hebben, dan
hun durf voor het leven vandaan halen. En
zoo kunnen die eersten de anderen weer een
hart onder den riem steken.
E. E. J.—P.
„ZOUTMANNETJES"
Zoute krakelingen bij thee of cocktail zullen
wel altijd een geliefd hapje blijven, ter
wijl zoute amandelen en pinda's versnaperin
gen zijn waarvan de meesten moeilijk af kun
nen blijven! Als we dus meer dan één Zoutman
maken behoeven we niet bang te zijn dat we
tevergeefs presenteeren.
Het figuurtje van den man met zoute noot
jes (A) is 20 c.M. hoog en wordt gezaagd uit
niet te dun en stevig hout. De twee bakjes in
z'n juk eischen een sterken man: hij staat
dus solide op beide voeten en een voetstuk
AF BI, gelijmd, met desnoods nog een spijker
tje.
Het juk bestaat uit twee om elkaar gedraai
de, met Ripolin gekleurde, ijzerdraadjes (AF
BI). De bakjes hangen in ringen op dergelijke
wijze gemaakt, we leggen het metaaldraad
eerst even om de bakjes om te meten. Zijn
de ringen klaar dan bevestigen we ze aan 't
juk.
Bestaat de taak van den zoutman in het
aanbieden van zoute krakelingen dan hoeft
hij niet zoo voortdurend aan z'n evenwicht te
denken en neemt hij een zwieriger stand aan
.(B).
Gebakken Bot.
Hebt u wel eens gebakken bot gegeten?.
Het jonge echtpaar wèl! Al ging het niet zoo
eenvoudig, en al liet het zich in het begin
aanzien dat het er niet van zou komen.
Sedert vier dagen wonen zij dus in hun
nieuwe huis, en dat huis staat ergens op de
hei, ruim zes kilometer buiten de stad. Na
tuurlijk dacht niemand aan bot, levend, ge
kookt of gebakken, totdat er plotseling een
stoere buitenman met een blauw boezeroen
het hek instapte, en verkondigde dat hij de
vischboer was. Na eenige opsommingen en
uitweidingen over aal, schol, paling-om-te
stoven, schelvisch, tong en kabeljauw, kreeg
de man een ingeving, en zei botweg „bot"
Ruikt u hem? Een bakkend botje in een zwar
te koekepan?Proeft u hem? Met licht-
knappende bruine randjes, met gelige kruimi-
ge zandaardappeltjes, met botersaus?
Maar nadat deze vischboer hun dit „eet-
bot-plan" had geadviseerd, bleek dat de le
veringstermijn, in verband met den verren
afstand stad-hei, twee dagen bedroeg. Dus
werd als menu voor Woensdag bepaald: bot.
De Maandag ging kalm voorbij, de Dinsdag
morgen brak aan. Het ochtendblad kwam,
een circulaire van een knip- en naaicursus
kwam, de brief van tante Mathilde kwam.
Vooral de laatste is belangrijk: immers zij be
vatte een uitnoodiging om zonder tegenbe
richt Woensdag bij tante te komen eten....
oom Willem had een haas geschoten.
Nel zond geen tegenbericht, het werd Woens
dag, zij gingen naar tante Mathilde, zij aten
haas.
Het werd Donderdag, en het werd Vrij da:
Nel bestelde „groot vleesch" voor twee dagen
Het groote vleesch kwam, gebracht door een
monteren fluitenden slagersknechtgevolgd
door een nijdigen vischboer. Nel bloosde van
schaamte.... ze betaalde anderhalf maal
den prijs als schadevergoeding en ontving
twee nieuwe versche botjes.
Toen nam ze het kookboek:
Eerst ging alles goed; ze ontdeed de visch
van den kop, en verwijderde de ingewanden
(zie regels visch bakken blz. 111). Het ging
gemakkelijk, want de vischboer had het al
gedaan.
Toen knipte Nel met de snoeischaar een
stukje van de vinnen en van den staart, wreef
de visch aan beide kanten in met zout en liet
ze hiermee eenigen tijd dichtgedekt staan. Ze
droogde ze in een nieuwen doek (want ik bezit
nog geen oude doeken), wentelde ze door
bloem, nam tenslotte de koekepanmaar
toen zei het kookboek: „Laat de boterolie zóó
heet worden dat er een blauwe damp afkomt"
en Nel had geen boterolie in huis.
Hebt u wel eens in een huis op zes K.M. af
stand van de stad gezeten zonder boterolie?
En met twee botjes om te bakken?
Ze hebben Vrijdag groot vleesch ge
geten en Zondag weer.
Zaterdag kwam de melkboer uit de stad en
hij bracht een flesch boterolie mee. Want
Zaterdag is de dag dat de kruidenier niet
komt omdat het zoo druk is ,en omdat zes
K.M. zoo ver is.
Zaterdag om kwart over zes kwam er een
blauwe damp uit de koekepan. Nel bakte de
bot aan beide kanten lichtbruin en gaar. (6
minuten). Zes uur vijftien: en twee maal
twaalf minuten. Om zes uur negenendertig
verschenen twee gebakken botjes op tafel, om
zes uur eenenvijftig verdwenen twee bordjes
met graatjes naar de keuken.
Ze hadden bot gegeten!
H. v. d. S.
KEUKENGEHEIMEN.
Nieuwjaarstulband
1/2 pond bloem, 20 gr. gist, 2 eieren, 1/2 ons
suiker, wat zout. 1/2 ons boter, 1 ons rozijnen,
1/2 ons sucade, 10 gr. snippers, geraspte ci
troenschil,, 1 d.L. lauwe melk, gezeefde poe
dersuiker.
Roer de gist met de suiker tot een dun
papje, voeg dit bij de bloem, en kneed het
met het zout, de weekgemaakte boter, en de
lauwe melk tot een mooi deeg. Voeg de snip-
ners. gesneden sucade en gewasschen rozijnen
toe en laat het deeg op een warme plaats één
uur rijzen in den met boter besti-eken en met
naneermeel bestrooiden tulbandvorm. Bak de
tulband in een heete oven gaar (3/4 uur)
Iaat het gebak uitdampen en besneeuw het
dan dik met poedersuiker.
Appelbeignets: i
125 gr. bloem, 10 gra gist, een snuifje zout
2 1/2 di. lauwwarme melk, 6 zure appelen,
suiker, kaneel ,een ijzeren potje met frituur
vet.
Meng in een kom de gist aan met 1 1/2 de
ciliter van de lauwe melk, voeg er het zout en
de bloem bij en klop alles samen tot een glad
beslag, verdun dit met de rest van de melk
'en laat het dan, dicht gedekt, in een teiltje
met water een uur rijzen. Boor en schil de
appelen, snijd ze in plakken en laat die, be
strooid met wat suiker en kaneel, een tijdje
staan. Maak het vet dampend heet; doop de
appelschijven één voor één in het gerezen be
slag. laat ze in het heete vet glijden en bak
ze daarin mooi bruin. Laat ze boven de pan
goed uitlekken, schik ze dan op een schotel
bestuif ze dik met gestampte suiker en dien
ze zoo warm mogelük voor
Wilt u uw kleine iets geven dan volgt hier
een aardig idee! In uw lappenmand hebt u
beslist nog wel lapjes bruine stof; daar gaan
we dan den leuken takshond van maken, zoo
als die hier boven is afgebeeld. Een beetje
overdreven lang wordt hij; maar dat is juist
leuk. De kleintjes zijn dol op deze stof dieren;
ze zijn zoo heerlijk zacht en toch sterk.
Ons schema onderaan de bladzijde geeft
aan hoe de boven- en onderzijde van den
hond geknipt moet worden. De maten staan
er precies op aangegeven, zoodat men de pa
tronen eerst van papier precies na kan teeke
nen. De onderkant is kleiner en smaller dan
de bovenkant. Dit is met het oog daarop ge
daan, dat de naden niet aan de zijkanten;
maar aan den onderkant komen. Men laat
ergens een kleine opening en stopt dan het
geheel stevig op, met lappen, watten of kapok.
Het moet overdreven stijf zijn; want bij het
gebruik wordt het speelgoed gauw genoeg
slap. De staart wordt geknipt en opgevuld. De
ooren. worden dubbel gestikt, omgekeerd en
op de juiste plaats aangenaaid. Van laiton,
met wol omwoeld, maakt men de snor. Een
paar zwarte knoopjes vormen de oogen. Ten
einde den kop de goede houding te geven,
worden in den nek een paar plooien ge
maakt.
Op een na de laatste teekening ziet u den
hond aan den onderkant. Dit is om eenig idee
te geven waar de stiknaad zit.
Een strik om den hals van den hond en een
aardig stuk speelgoed is klaar.
En dan nog deze raad werk netjes
nauwkeurig!
Wat de kleuren betreft: het beste zijn de
primaire (Ripolin, dat droogt mooi glanzend
op), dus rood, blauw, geel en wit-zwart. De
fuif majoor bijv. geheel in zwart en wit met
roode bloem en dito wandelstok (van ijzer-
draad) aan z'n arm en aan den stok worden
de krakelingen gehangen. Als we z'n armen en
beenen beide van ijzerdraad maken en die
dus naar willekeur gebogen kunnen worden
kunnen we hem naast een cactuspotje zetten
één arm erom heen en samen met het potje
op een vroolijk gelakt plankje (C).
Zoo zijn dus de zoutmannetjes ook nog voor
andere doeleinden te gebruiken en wie handig
is met de figuurzaag verzint ongetwijfeld nog
veel variaties: aanwinsten voor de theetafel
en 't cocktailuurtje, maar die ook zonder zout
opwekkende ornamenten zijn.
LAURA KUIPER.
Er zijn in het afgeloopen uur ongeveer twin
tig auto's langs mijn raam gekomen, en van
die twintig werden er zeven gereden door
vrouwen. Dat bewijst nu wel niet, dat op elke
twintig auto's in Nederland er zeven door
vrouwen gereden worden, maar het bewijst
wel, dat er van de auto's, die zich op den weg
bevinden, een vrij groote percentage bestuurd
wordt door vrouwen, die dus allemaal met
goed gevolg hun rijproef hebben afgelegd en
nu met hun rijbewijs in hun zak hun auto even
goed weten te manipuleeren als het overige
deel van de honderd percent, die dus behooren
tot wat men het sterke geslacht pleegt te noe
men.
Dat laatste is echter een bewering, die ver
moedelijk maar niet zoo ieder voetstoots zal
aannemen is het wel waar, dat de vrouw
achter het stuur, al heeft ze dan haar rijbe
wijs gehaald en al rijdt ze dan geregeld, een
even competent wezen is als de man achter het
stuur? Er zijn er nog velen, die daar aan twij
felen, mannen zoowel als vrouwen, en vermoe
delijk bracht de kantonrechter van één van de
steden in het Zuiden des lands veler meening
tot uiting, toen hij bij de motiveering van een
vonnis tegen een chauffeerende dame, die een
ongeluk veroorzaakt had, elat iemand het
leven kostte, zei dat „vrouwen niet achter het
stuur thuis hoorden". Mogelijk was de bewuste
kantonrechter eenigszins onder den invloed
van zijn verontwaardiging jegens die eene
vrouw, die volkomen door haar schuld een
ongeluk veroorzaakte, dat een menschenleven
kostte, en bracht die verontwaardiging er hem
ertoe wat al te erg aan het generaliseeren te
gaan; maar intusschen is die uitspraak door
vele mannen met goedmoedig of minder goed
moedig genoegen aan even veel vrouwen voor
gehouden, en heeft het z-ooveelste korreltje bij
gedragen tot den over het algemeen slechten
reuk. waarin bij het groote publiek het chauf
feeren door vrouwen staat.
Waar die slechte reuk vandaan komt is een
raadsel, en zij bestaat niet alleen in Holland,
maar ook in andere landen. In Engeland bij
voorbeeld worden door een bekende aarde
werkfabriek tegeltjes vervaardigd, die men aan
de aanstaande automobilisten onder zijn
vrienden en vriendinnen ten geschenke kan
geven bij den aanvang van hun rijpogingen,
en waarop in rijm vriendelijke en minder
vriendelijke wenken te lezen zijn. Eén van de
populairste en meest gevraagde van die tegels
is de volgende, die ontelbare malen door man
nelijke automobilisten aan hun beginnende
vrouwelijke collega's overhandigd pleegt te
worden, en die de volgende hoonende waar
schuwing doet hooren:
„Here lies the body of Emily White
She put out her left hand and turned to
the right."
In andere landen is het al geen grein beter.
De Duitsche „Witz"-bladen wemelen nog steeds
van grappen, die blijk geven van een buiten
gewoon groot gebrek aan vertrouwen in de
vrouwelijke automobiliste, de Franschen plegen
met een totale afwezigheid van hun gerenom
meerde hoffelijkheid dwaasheden ten beste te
geven over vrouwen in autosalons, vrouwen
achter het stuur en vrouwen, die onmiddellijk
naar lippenstift en poederdoos grijpen als ze
met een defect aan hun auto langs den kant
van den weg staan, zonder dat ze ook maar
eenige notitie nemen van den gereedschaps
kist die is goed voor den eersten den besten
galanten man, die langs komt en valt als
slachtoffer van den hulpeloozen glimlach der
pas bijgewerkte lipjes. In Holland plegen er op
de tien mannen minstens vijf te zijn, die met
een reeks van argumenten onomstootelijk
weten te bewijzen, dat de vrouw krachtens
haar aanleg ongeschikt is voor het besturen
van een auto. Zijn zij goedaardig van aanleg,
dan beweren ze, dat een vrouw veel te weinig
technische aanleg en belangstelling voor mo
toren bezit om ooit een auto te leeren behan
delen, zooals hij behandeld moet worden. Of
zij betoogen dat een vrouw bij het rijden te
impulsief is, dat zij te veel vertrouwt op haar
gevoel in plaats van op haar verstand, en dat
zij daardoor veel meer gevaarlijke situaties
veroorzaakt dan een man. Zijn zij minder
goedaardig, dan beweren ze bovendien, dat een
vrouw meestal veel te veel van haar uiterlijk
vervuld is om zich behoorlijk op haar rijden
en op den weg te" concentreeren.
Bij dat alles komt bovendien, dat vrouwen,
zonderlinge wezens als ze in sommige opzich
ten plegen te zijn, zelf over het algemeen wei
nig fidutie plegen te hebben in hun chauffee
rende medevrouwen. „Natuurlijk een vrouw!"
is een uitroep, waartoe vrouwen, en zelfs vrou
wen, die zelf chauffeeren, zich met betrekking
tot een andere automobiliste, bijzonder graag
laten verleiden. En ze plegen ook zelf de boven
genoemde argumenten aan te voeren, en de
theorie te steunen, dat vrouwen over het alge
meen slecht chauffeeren, en dat er op dien
regel maar zeer weinig uitzonderingen zijn,
al heeten die uitzonderingen volgens hen dan
ook bijzondei' goed te rijden.
Zulke algemeene beweringen zijn dingen, die
niet zoo gemakkelijk te controleeren zijn. maar
intusschen lijkt het toch niet overbodig om
eens na te gaan of er voor dat scepticisme om
trent het chauffeeren door vrouwen werkelijk
eenige grond bestaat. Hebben de Engelschen
gelijk met hun malicieus spotdicht, hebben de
Franschen het met hun nooit ophoudende
stroom van grapjes? Heeft de kantonrechter,
die beweerde dat vrouwen niet achter het
stuur hooren, gelijk? En zijn al die argumen
ten, die zoo in het algemeen worden aange
voerd om te bewijzen, dat vrouwen krachtens
haar aanleg minder geschikt zijn om auto
mobiliste te worden, steekhoudend?
Niets is minder waar dan dat: de praktijk,
die nu eenmaal dikwijls de verklaarde vijan
din is van vele schoone en teeder gekoesterde
theoriën, bewijst het afdoende. Een ervaren
automobilist, die geldt als een expert op zijn
gebied, die al jaren lang artikelen over auto
mobilisme publiceert in verschillende vakbla
den en geregend examinator bij rijproeven is,
verklaarde me in de eerste plaats, dat de uit
spraak van den verontwaardigden kanton
rechter uit het Zuiden zonder bezwaar als zeer
apodictisch gequalificeerd kan worden. Na
tuurlijk hooren sommige vrouwen niet achter
het stuur, maar percentsgewijs evenveel man
nen behooren er evenmin achter. En dat vrou
wen om de een of andere reden minder ge
schikt zouden zijn om te chauffeeren noemde
hij volkomen uit de lucht gegrepen.
Blijft nog de bewering als zouden chauffee
rende vrouwen percentsgewijs meer ongeluk
ken veroorzaken dan mannen; en ook die
theorie kan evenals de vorige verwezen wor
den naar het rijk der fantasieën. Juist het
tegendeel is waar, want jarenlange onderzoe
kingen der politie bewijzen, dat vrouwen niet
meer, maar minder ongelukken veroorzaken
dan mannen. Daarbij speelt natuurlijk wel een
rol, dat vrouwen over het algemeen alleen
rijden wanneer zij willen, en dat er vrijwel
geen vrouwelijke beroepschauffeurs bestaan,
maar intusschen bestaat het feit dan toch.
De praktijk laat hier dus geen twijfel over.
en toont duidelijk aan, dat de vrouw als auto
mobiliste voor den man zeker niet onderdoet
en dat het volkomen onverdiend is, dat het
chauffeeren door vrouwen nog steeds bij zoo-
velen in een minder goeden reuk staat. Maar
als de wolf eenmaal in een kwaad gerucht
staat is het gewoonlijk niet makkelijk voor
hem om dat gerucht kwijt te raken, en als er
één is, die daarvan weet mee te praten, dan is
het de automobiliste van tegenwoordig.
WILLY VAN DER TAK.
Sneeuwballen:
125 gr. bloem, 2 dJL. water, 1/2 ons boter,
een snuifje zout, 4 eieren. 1 ons krenten of
rozijnen, een ijzeren potje met frituurvet.
Breng in een klein pannetje het water met
het zout en de boter aan de kook, strooi er
vlug de geheele hoeveelheid bloem in en roer
het mengsel op een zacht vuur, tot het als een
stevige bal van de pan loslaat. Neem de pan
van het vuur en werk door het mengsel één
voor één de heele eieren, steeds flink klop-
oende, neem tenslotte ook de gewasschen
krenten of rozijnen in het deeg op. Laat het
vet vrij heet worden, vorm met twee lepels
niet te groote balletjes van het deeg. laat deze
zachties bakken, totdat zij tweemaal hun oor
spronkelijke grootte hebben bereikt. Laat ze
uitlekken, wikkel ze in gezeefde poedersuiker
en presenteer ze koud. Vul ze desverkiezende
met. wat. room. C. F.
Na de drukke dagen voor Kerstmis zijn we
nu allen weer tot rust gekomen. De kinderen
ook. Voor de kerstvacantie begon waren ze
dikwijls door het dolle heen met het oog op de
komende feesten. Onderwijzers en moeders van
groote huisgezinnen weten daar van mee te
praten.
Maar in de kerstdagen, bij de brandende
kerstboomlichtjes, zijn ze stil geworden. Nu is
het feest er dan, nu moeten ze het genieten.
De kerstboom staat er nog, hij zal blijven
staan tot Nieuwjaar toe. Freddie klimt op mijn
schoot en bekijkt alles wat aan den boom
hangt nog eens aandachtig. Zelfs de sinaas
appelen zijn eerbiedwekkende voorwèrpen ge
worden nu ze aan den kerstboom hangen.
Freddie's gedachten gaan uit naar het volgen
de en laatste feest: Oudejaar.
Wat we dan doen, wil hij weten. Oliebollen
eten, de kerstboom nog eens branden, nieuwe,
nieuwe kalenders ophangen. Dat bevalt hem
allemaal best. „En waarom is het dan feest?"
vraagt hij.
„Dan beginnen we een nieuw jaar. Je weet
wel, een jaar heeft een heeleboel maanden,
wel twaalf. En als de laatste om is beginnen
we weer bij de eerste. December is de laatste
we zijn nu in de laatste dagen van het jaar.
En aan het eind van dat jaar zijn we blij. dat
we nog allemaal bij elkaar zijn, daarom vieren
we feest En dan beginnen we 1 Januari weer
moedig het nieuwe jaar, weer twaalf maan
den."
„O, ja", zegt Freddie. Het is hem waar
schijnlijk nog een beetje te abstract, al die
maanden- en jaren-kwesties. Een maand, een
jaar je kunt die dingen niet zien. Maar feest
vieren omdat we allemaal bij elkaar zijn, dat
wil hij wel. En moedig verder gaanoch,
daar weet hij ook nog niet van, omdat hij het
tegendeel niet kent. Hij gaat immers altijd
moedig en vol verwachting verder, uitziende
naar wat iedere nieuwe dag hem weer voor
ongedachts zal brengen.
De ernst van Oudejaar gaat aan kinderen
voorbij. Tenzij men hen op het hart drukt op
Oudejaarsavond alle slechte dingen te gaan
herdenken die ze dat jaar bedreven hebben.
Maar ik zie zoo'n jeugdigen zondaar al in ge
peins over zijn vergrijpen! Dat is wel een
beetje al te onnatuurlijk. Misschien zou hij
zich ook den aangenamen kant ervan herinne
ren en zé nog eens gaan probeeren. Waarom
al die vergeven zonden nog eens op te rake
len? Om hun zoo de beteekenis van Oudejaar
te leeren, om hen zoo ook in later jaren op
dien datum aan het denken te brengen?
Het kan zeker geen kwaad zoo af en toe eens
de rekening van je schulden op te maken en te
overdenken hoe je die af kan betalen. Je.kunt
uit die rekening zien, dat je nog heel wat af
te doen hebt. Sommigen putten daaruit moed
om voort te gaan, immers: er is nog een taak
die ons wacht. Anderen worden juist moede
loos bij het zien van die lange schuldenreeks.
Ze zien geen kans die ooit af te betalen. Er
wordt heel wat wanhoop doorleden op Oude
jaarsavond, er zijn heel wat menschen bang
voor Oudejaarsavond. Ze denken terug, ze
denken wat uit het gegevene worden moet.
Laten we niet te veel'denken op Oudejaars
avond. Laten we probeeren het zoo te vieren
als Freddie het doet. Blij om wat we nog heb
ben, om den familie- of vriendenkring die voor
ons gespaard bleef. Toch dankbaar, ondanks
alles. En dan het nieuwe jaar, weer twaalf
maanden. Kunnen we als Freddie vol verwach
ting het nieuwe jaar inzien? Als daar toch
eens kwam in het nieuwe jaar het onverwach
te, het onverwacht goede, het wonder mis
schien
In dezen tijd lijkt het mij goed op Oude
jaarsavond een kind te willen zijn.
BEP OTTEN.