VOOR DE VROU Om zelf te maken! Vrouwen achter het stuur. Brieven van de Hei. VRIJDAG 28 DECEMBER 1934 DE EERSTE DAG VAN HET JAAR. „Wat verwacht je eigenlijk van het nieuwe jaar1', vraagt mijn nuchtere vriendin; „denk je nu heusch, dat alles opeens veranderen zal op 1 Januari 1935, dat de merischen beter zul len worden en jijzelf ook dat de wereld er opeens veel mooier en aanlokkelijker zal uitzien dan op 31 December?" Neen, zoo naïef ben ik niet, dat ik den laatsten dag voel als een afsluiting, een soort van poort, die wij nadrukkelijk achter ons sluiten, om daarmee het donker achter ons te laten, en het heerlijke zonbeschenen land schap binnen te stappen. En toch toch is het goed om zoo nu en dan eens een nieuw begin te maken, zelfs al weten wij dat wij zullen blijven wie wij waren, fouten makende, fouten herstellende, goede en verkeerde dingen doende. Maar op 31 De cember leggen wij ons pakje, dat al het goeds en slechts uit ons leven inhoudt, eens even neer, rusten uit, om terug te kijken op de re sultaten die dat allemaal heeft gehad. Wanneer we op Nieuwjaarsdag het bundel tje weer opnemen en met nieuwen moed aan het werk gaan, is er toch wel degelijk iets in ons veranderd, namelijk dit, dat we onze taak weer frisch beginnen. Dat is echter niet een gewaarwording die we maar rustig over ons laten komen en ze dan als een soort van ex tase kunnen verwerkenintegendeel, wij moeten die stemming probeeren te vangen op het juiste oogenblik, ons duidelijk maken dat ze er is, en pas daarna kunnen wij ervan genieten. Deze tijd is geen vroolijke, en het ziet er op het oogenblik allerminst naar uit, of het in de naaste toekomst spoedig zal veranderen. Bo vendien is het voor een enkeling ondoenlijk om er zelf verandering ten goede in te brengen. Maar beter wordt de zaak zeker niet, wanneer zij die nog geen gegronde reden tot klagen hebben, gaan doen alsof zij er ook al heel naar aan toe zijn: laten deze gelukkigen helpen den moed te versterken van hun ge troffen medemenschen, allereerst natuurlijk in daden, maar ook niet minder in hun uiting van oprechte levensvreugde en moed, tenein de de toch voor hen ook bestaande zorgen en moeilijkheden met opgewektheid het hoofd te bieden. Van hen moet de moed dubbel uit gaan, hun taak in het nieuwe jaar is er een van medeleven en van frisschen moed, want als deze bevoorrechten hun ondernemings geest gaan verliezen, waar moeten de ande ren die het toch al zoo zwaar hebben, dan hun durf voor het leven vandaan halen. En zoo kunnen die eersten de anderen weer een hart onder den riem steken. E. E. J.—P. „ZOUTMANNETJES" Zoute krakelingen bij thee of cocktail zullen wel altijd een geliefd hapje blijven, ter wijl zoute amandelen en pinda's versnaperin gen zijn waarvan de meesten moeilijk af kun nen blijven! Als we dus meer dan één Zoutman maken behoeven we niet bang te zijn dat we tevergeefs presenteeren. Het figuurtje van den man met zoute noot jes (A) is 20 c.M. hoog en wordt gezaagd uit niet te dun en stevig hout. De twee bakjes in z'n juk eischen een sterken man: hij staat dus solide op beide voeten en een voetstuk AF BI, gelijmd, met desnoods nog een spijker tje. Het juk bestaat uit twee om elkaar gedraai de, met Ripolin gekleurde, ijzerdraadjes (AF BI). De bakjes hangen in ringen op dergelijke wijze gemaakt, we leggen het metaaldraad eerst even om de bakjes om te meten. Zijn de ringen klaar dan bevestigen we ze aan 't juk. Bestaat de taak van den zoutman in het aanbieden van zoute krakelingen dan hoeft hij niet zoo voortdurend aan z'n evenwicht te denken en neemt hij een zwieriger stand aan .(B). Gebakken Bot. Hebt u wel eens gebakken bot gegeten?. Het jonge echtpaar wèl! Al ging het niet zoo eenvoudig, en al liet het zich in het begin aanzien dat het er niet van zou komen. Sedert vier dagen wonen zij dus in hun nieuwe huis, en dat huis staat ergens op de hei, ruim zes kilometer buiten de stad. Na tuurlijk dacht niemand aan bot, levend, ge kookt of gebakken, totdat er plotseling een stoere buitenman met een blauw boezeroen het hek instapte, en verkondigde dat hij de vischboer was. Na eenige opsommingen en uitweidingen over aal, schol, paling-om-te stoven, schelvisch, tong en kabeljauw, kreeg de man een ingeving, en zei botweg „bot" Ruikt u hem? Een bakkend botje in een zwar te koekepan?Proeft u hem? Met licht- knappende bruine randjes, met gelige kruimi- ge zandaardappeltjes, met botersaus? Maar nadat deze vischboer hun dit „eet- bot-plan" had geadviseerd, bleek dat de le veringstermijn, in verband met den verren afstand stad-hei, twee dagen bedroeg. Dus werd als menu voor Woensdag bepaald: bot. De Maandag ging kalm voorbij, de Dinsdag morgen brak aan. Het ochtendblad kwam, een circulaire van een knip- en naaicursus kwam, de brief van tante Mathilde kwam. Vooral de laatste is belangrijk: immers zij be vatte een uitnoodiging om zonder tegenbe richt Woensdag bij tante te komen eten.... oom Willem had een haas geschoten. Nel zond geen tegenbericht, het werd Woens dag, zij gingen naar tante Mathilde, zij aten haas. Het werd Donderdag, en het werd Vrij da: Nel bestelde „groot vleesch" voor twee dagen Het groote vleesch kwam, gebracht door een monteren fluitenden slagersknechtgevolgd door een nijdigen vischboer. Nel bloosde van schaamte.... ze betaalde anderhalf maal den prijs als schadevergoeding en ontving twee nieuwe versche botjes. Toen nam ze het kookboek: Eerst ging alles goed; ze ontdeed de visch van den kop, en verwijderde de ingewanden (zie regels visch bakken blz. 111). Het ging gemakkelijk, want de vischboer had het al gedaan. Toen knipte Nel met de snoeischaar een stukje van de vinnen en van den staart, wreef de visch aan beide kanten in met zout en liet ze hiermee eenigen tijd dichtgedekt staan. Ze droogde ze in een nieuwen doek (want ik bezit nog geen oude doeken), wentelde ze door bloem, nam tenslotte de koekepanmaar toen zei het kookboek: „Laat de boterolie zóó heet worden dat er een blauwe damp afkomt" en Nel had geen boterolie in huis. Hebt u wel eens in een huis op zes K.M. af stand van de stad gezeten zonder boterolie? En met twee botjes om te bakken? Ze hebben Vrijdag groot vleesch ge geten en Zondag weer. Zaterdag kwam de melkboer uit de stad en hij bracht een flesch boterolie mee. Want Zaterdag is de dag dat de kruidenier niet komt omdat het zoo druk is ,en omdat zes K.M. zoo ver is. Zaterdag om kwart over zes kwam er een blauwe damp uit de koekepan. Nel bakte de bot aan beide kanten lichtbruin en gaar. (6 minuten). Zes uur vijftien: en twee maal twaalf minuten. Om zes uur negenendertig verschenen twee gebakken botjes op tafel, om zes uur eenenvijftig verdwenen twee bordjes met graatjes naar de keuken. Ze hadden bot gegeten! H. v. d. S. KEUKENGEHEIMEN. Nieuwjaarstulband 1/2 pond bloem, 20 gr. gist, 2 eieren, 1/2 ons suiker, wat zout. 1/2 ons boter, 1 ons rozijnen, 1/2 ons sucade, 10 gr. snippers, geraspte ci troenschil,, 1 d.L. lauwe melk, gezeefde poe dersuiker. Roer de gist met de suiker tot een dun papje, voeg dit bij de bloem, en kneed het met het zout, de weekgemaakte boter, en de lauwe melk tot een mooi deeg. Voeg de snip- ners. gesneden sucade en gewasschen rozijnen toe en laat het deeg op een warme plaats één uur rijzen in den met boter besti-eken en met naneermeel bestrooiden tulbandvorm. Bak de tulband in een heete oven gaar (3/4 uur) Iaat het gebak uitdampen en besneeuw het dan dik met poedersuiker. Appelbeignets: i 125 gr. bloem, 10 gra gist, een snuifje zout 2 1/2 di. lauwwarme melk, 6 zure appelen, suiker, kaneel ,een ijzeren potje met frituur vet. Meng in een kom de gist aan met 1 1/2 de ciliter van de lauwe melk, voeg er het zout en de bloem bij en klop alles samen tot een glad beslag, verdun dit met de rest van de melk 'en laat het dan, dicht gedekt, in een teiltje met water een uur rijzen. Boor en schil de appelen, snijd ze in plakken en laat die, be strooid met wat suiker en kaneel, een tijdje staan. Maak het vet dampend heet; doop de appelschijven één voor één in het gerezen be slag. laat ze in het heete vet glijden en bak ze daarin mooi bruin. Laat ze boven de pan goed uitlekken, schik ze dan op een schotel bestuif ze dik met gestampte suiker en dien ze zoo warm mogelük voor Wilt u uw kleine iets geven dan volgt hier een aardig idee! In uw lappenmand hebt u beslist nog wel lapjes bruine stof; daar gaan we dan den leuken takshond van maken, zoo als die hier boven is afgebeeld. Een beetje overdreven lang wordt hij; maar dat is juist leuk. De kleintjes zijn dol op deze stof dieren; ze zijn zoo heerlijk zacht en toch sterk. Ons schema onderaan de bladzijde geeft aan hoe de boven- en onderzijde van den hond geknipt moet worden. De maten staan er precies op aangegeven, zoodat men de pa tronen eerst van papier precies na kan teeke nen. De onderkant is kleiner en smaller dan de bovenkant. Dit is met het oog daarop ge daan, dat de naden niet aan de zijkanten; maar aan den onderkant komen. Men laat ergens een kleine opening en stopt dan het geheel stevig op, met lappen, watten of kapok. Het moet overdreven stijf zijn; want bij het gebruik wordt het speelgoed gauw genoeg slap. De staart wordt geknipt en opgevuld. De ooren. worden dubbel gestikt, omgekeerd en op de juiste plaats aangenaaid. Van laiton, met wol omwoeld, maakt men de snor. Een paar zwarte knoopjes vormen de oogen. Ten einde den kop de goede houding te geven, worden in den nek een paar plooien ge maakt. Op een na de laatste teekening ziet u den hond aan den onderkant. Dit is om eenig idee te geven waar de stiknaad zit. Een strik om den hals van den hond en een aardig stuk speelgoed is klaar. En dan nog deze raad werk netjes nauwkeurig! Wat de kleuren betreft: het beste zijn de primaire (Ripolin, dat droogt mooi glanzend op), dus rood, blauw, geel en wit-zwart. De fuif majoor bijv. geheel in zwart en wit met roode bloem en dito wandelstok (van ijzer- draad) aan z'n arm en aan den stok worden de krakelingen gehangen. Als we z'n armen en beenen beide van ijzerdraad maken en die dus naar willekeur gebogen kunnen worden kunnen we hem naast een cactuspotje zetten één arm erom heen en samen met het potje op een vroolijk gelakt plankje (C). Zoo zijn dus de zoutmannetjes ook nog voor andere doeleinden te gebruiken en wie handig is met de figuurzaag verzint ongetwijfeld nog veel variaties: aanwinsten voor de theetafel en 't cocktailuurtje, maar die ook zonder zout opwekkende ornamenten zijn. LAURA KUIPER. Er zijn in het afgeloopen uur ongeveer twin tig auto's langs mijn raam gekomen, en van die twintig werden er zeven gereden door vrouwen. Dat bewijst nu wel niet, dat op elke twintig auto's in Nederland er zeven door vrouwen gereden worden, maar het bewijst wel, dat er van de auto's, die zich op den weg bevinden, een vrij groote percentage bestuurd wordt door vrouwen, die dus allemaal met goed gevolg hun rijproef hebben afgelegd en nu met hun rijbewijs in hun zak hun auto even goed weten te manipuleeren als het overige deel van de honderd percent, die dus behooren tot wat men het sterke geslacht pleegt te noe men. Dat laatste is echter een bewering, die ver moedelijk maar niet zoo ieder voetstoots zal aannemen is het wel waar, dat de vrouw achter het stuur, al heeft ze dan haar rijbe wijs gehaald en al rijdt ze dan geregeld, een even competent wezen is als de man achter het stuur? Er zijn er nog velen, die daar aan twij felen, mannen zoowel als vrouwen, en vermoe delijk bracht de kantonrechter van één van de steden in het Zuiden des lands veler meening tot uiting, toen hij bij de motiveering van een vonnis tegen een chauffeerende dame, die een ongeluk veroorzaakt had, elat iemand het leven kostte, zei dat „vrouwen niet achter het stuur thuis hoorden". Mogelijk was de bewuste kantonrechter eenigszins onder den invloed van zijn verontwaardiging jegens die eene vrouw, die volkomen door haar schuld een ongeluk veroorzaakte, dat een menschenleven kostte, en bracht die verontwaardiging er hem ertoe wat al te erg aan het generaliseeren te gaan; maar intusschen is die uitspraak door vele mannen met goedmoedig of minder goed moedig genoegen aan even veel vrouwen voor gehouden, en heeft het z-ooveelste korreltje bij gedragen tot den over het algemeen slechten reuk. waarin bij het groote publiek het chauf feeren door vrouwen staat. Waar die slechte reuk vandaan komt is een raadsel, en zij bestaat niet alleen in Holland, maar ook in andere landen. In Engeland bij voorbeeld worden door een bekende aarde werkfabriek tegeltjes vervaardigd, die men aan de aanstaande automobilisten onder zijn vrienden en vriendinnen ten geschenke kan geven bij den aanvang van hun rijpogingen, en waarop in rijm vriendelijke en minder vriendelijke wenken te lezen zijn. Eén van de populairste en meest gevraagde van die tegels is de volgende, die ontelbare malen door man nelijke automobilisten aan hun beginnende vrouwelijke collega's overhandigd pleegt te worden, en die de volgende hoonende waar schuwing doet hooren: „Here lies the body of Emily White She put out her left hand and turned to the right." In andere landen is het al geen grein beter. De Duitsche „Witz"-bladen wemelen nog steeds van grappen, die blijk geven van een buiten gewoon groot gebrek aan vertrouwen in de vrouwelijke automobiliste, de Franschen plegen met een totale afwezigheid van hun gerenom meerde hoffelijkheid dwaasheden ten beste te geven over vrouwen in autosalons, vrouwen achter het stuur en vrouwen, die onmiddellijk naar lippenstift en poederdoos grijpen als ze met een defect aan hun auto langs den kant van den weg staan, zonder dat ze ook maar eenige notitie nemen van den gereedschaps kist die is goed voor den eersten den besten galanten man, die langs komt en valt als slachtoffer van den hulpeloozen glimlach der pas bijgewerkte lipjes. In Holland plegen er op de tien mannen minstens vijf te zijn, die met een reeks van argumenten onomstootelijk weten te bewijzen, dat de vrouw krachtens haar aanleg ongeschikt is voor het besturen van een auto. Zijn zij goedaardig van aanleg, dan beweren ze, dat een vrouw veel te weinig technische aanleg en belangstelling voor mo toren bezit om ooit een auto te leeren behan delen, zooals hij behandeld moet worden. Of zij betoogen dat een vrouw bij het rijden te impulsief is, dat zij te veel vertrouwt op haar gevoel in plaats van op haar verstand, en dat zij daardoor veel meer gevaarlijke situaties veroorzaakt dan een man. Zijn zij minder goedaardig, dan beweren ze bovendien, dat een vrouw meestal veel te veel van haar uiterlijk vervuld is om zich behoorlijk op haar rijden en op den weg te" concentreeren. Bij dat alles komt bovendien, dat vrouwen, zonderlinge wezens als ze in sommige opzich ten plegen te zijn, zelf over het algemeen wei nig fidutie plegen te hebben in hun chauffee rende medevrouwen. „Natuurlijk een vrouw!" is een uitroep, waartoe vrouwen, en zelfs vrou wen, die zelf chauffeeren, zich met betrekking tot een andere automobiliste, bijzonder graag laten verleiden. En ze plegen ook zelf de boven genoemde argumenten aan te voeren, en de theorie te steunen, dat vrouwen over het alge meen slecht chauffeeren, en dat er op dien regel maar zeer weinig uitzonderingen zijn, al heeten die uitzonderingen volgens hen dan ook bijzondei' goed te rijden. Zulke algemeene beweringen zijn dingen, die niet zoo gemakkelijk te controleeren zijn. maar intusschen lijkt het toch niet overbodig om eens na te gaan of er voor dat scepticisme om trent het chauffeeren door vrouwen werkelijk eenige grond bestaat. Hebben de Engelschen gelijk met hun malicieus spotdicht, hebben de Franschen het met hun nooit ophoudende stroom van grapjes? Heeft de kantonrechter, die beweerde dat vrouwen niet achter het stuur hooren, gelijk? En zijn al die argumen ten, die zoo in het algemeen worden aange voerd om te bewijzen, dat vrouwen krachtens haar aanleg minder geschikt zijn om auto mobiliste te worden, steekhoudend? Niets is minder waar dan dat: de praktijk, die nu eenmaal dikwijls de verklaarde vijan din is van vele schoone en teeder gekoesterde theoriën, bewijst het afdoende. Een ervaren automobilist, die geldt als een expert op zijn gebied, die al jaren lang artikelen over auto mobilisme publiceert in verschillende vakbla den en geregend examinator bij rijproeven is, verklaarde me in de eerste plaats, dat de uit spraak van den verontwaardigden kanton rechter uit het Zuiden zonder bezwaar als zeer apodictisch gequalificeerd kan worden. Na tuurlijk hooren sommige vrouwen niet achter het stuur, maar percentsgewijs evenveel man nen behooren er evenmin achter. En dat vrou wen om de een of andere reden minder ge schikt zouden zijn om te chauffeeren noemde hij volkomen uit de lucht gegrepen. Blijft nog de bewering als zouden chauffee rende vrouwen percentsgewijs meer ongeluk ken veroorzaken dan mannen; en ook die theorie kan evenals de vorige verwezen wor den naar het rijk der fantasieën. Juist het tegendeel is waar, want jarenlange onderzoe kingen der politie bewijzen, dat vrouwen niet meer, maar minder ongelukken veroorzaken dan mannen. Daarbij speelt natuurlijk wel een rol, dat vrouwen over het algemeen alleen rijden wanneer zij willen, en dat er vrijwel geen vrouwelijke beroepschauffeurs bestaan, maar intusschen bestaat het feit dan toch. De praktijk laat hier dus geen twijfel over. en toont duidelijk aan, dat de vrouw als auto mobiliste voor den man zeker niet onderdoet en dat het volkomen onverdiend is, dat het chauffeeren door vrouwen nog steeds bij zoo- velen in een minder goeden reuk staat. Maar als de wolf eenmaal in een kwaad gerucht staat is het gewoonlijk niet makkelijk voor hem om dat gerucht kwijt te raken, en als er één is, die daarvan weet mee te praten, dan is het de automobiliste van tegenwoordig. WILLY VAN DER TAK. Sneeuwballen: 125 gr. bloem, 2 dJL. water, 1/2 ons boter, een snuifje zout, 4 eieren. 1 ons krenten of rozijnen, een ijzeren potje met frituurvet. Breng in een klein pannetje het water met het zout en de boter aan de kook, strooi er vlug de geheele hoeveelheid bloem in en roer het mengsel op een zacht vuur, tot het als een stevige bal van de pan loslaat. Neem de pan van het vuur en werk door het mengsel één voor één de heele eieren, steeds flink klop- oende, neem tenslotte ook de gewasschen krenten of rozijnen in het deeg op. Laat het vet vrij heet worden, vorm met twee lepels niet te groote balletjes van het deeg. laat deze zachties bakken, totdat zij tweemaal hun oor spronkelijke grootte hebben bereikt. Laat ze uitlekken, wikkel ze in gezeefde poedersuiker en presenteer ze koud. Vul ze desverkiezende met. wat. room. C. F. Na de drukke dagen voor Kerstmis zijn we nu allen weer tot rust gekomen. De kinderen ook. Voor de kerstvacantie begon waren ze dikwijls door het dolle heen met het oog op de komende feesten. Onderwijzers en moeders van groote huisgezinnen weten daar van mee te praten. Maar in de kerstdagen, bij de brandende kerstboomlichtjes, zijn ze stil geworden. Nu is het feest er dan, nu moeten ze het genieten. De kerstboom staat er nog, hij zal blijven staan tot Nieuwjaar toe. Freddie klimt op mijn schoot en bekijkt alles wat aan den boom hangt nog eens aandachtig. Zelfs de sinaas appelen zijn eerbiedwekkende voorwèrpen ge worden nu ze aan den kerstboom hangen. Freddie's gedachten gaan uit naar het volgen de en laatste feest: Oudejaar. Wat we dan doen, wil hij weten. Oliebollen eten, de kerstboom nog eens branden, nieuwe, nieuwe kalenders ophangen. Dat bevalt hem allemaal best. „En waarom is het dan feest?" vraagt hij. „Dan beginnen we een nieuw jaar. Je weet wel, een jaar heeft een heeleboel maanden, wel twaalf. En als de laatste om is beginnen we weer bij de eerste. December is de laatste we zijn nu in de laatste dagen van het jaar. En aan het eind van dat jaar zijn we blij. dat we nog allemaal bij elkaar zijn, daarom vieren we feest En dan beginnen we 1 Januari weer moedig het nieuwe jaar, weer twaalf maan den." „O, ja", zegt Freddie. Het is hem waar schijnlijk nog een beetje te abstract, al die maanden- en jaren-kwesties. Een maand, een jaar je kunt die dingen niet zien. Maar feest vieren omdat we allemaal bij elkaar zijn, dat wil hij wel. En moedig verder gaanoch, daar weet hij ook nog niet van, omdat hij het tegendeel niet kent. Hij gaat immers altijd moedig en vol verwachting verder, uitziende naar wat iedere nieuwe dag hem weer voor ongedachts zal brengen. De ernst van Oudejaar gaat aan kinderen voorbij. Tenzij men hen op het hart drukt op Oudejaarsavond alle slechte dingen te gaan herdenken die ze dat jaar bedreven hebben. Maar ik zie zoo'n jeugdigen zondaar al in ge peins over zijn vergrijpen! Dat is wel een beetje al te onnatuurlijk. Misschien zou hij zich ook den aangenamen kant ervan herinne ren en zé nog eens gaan probeeren. Waarom al die vergeven zonden nog eens op te rake len? Om hun zoo de beteekenis van Oudejaar te leeren, om hen zoo ook in later jaren op dien datum aan het denken te brengen? Het kan zeker geen kwaad zoo af en toe eens de rekening van je schulden op te maken en te overdenken hoe je die af kan betalen. Je.kunt uit die rekening zien, dat je nog heel wat af te doen hebt. Sommigen putten daaruit moed om voort te gaan, immers: er is nog een taak die ons wacht. Anderen worden juist moede loos bij het zien van die lange schuldenreeks. Ze zien geen kans die ooit af te betalen. Er wordt heel wat wanhoop doorleden op Oude jaarsavond, er zijn heel wat menschen bang voor Oudejaarsavond. Ze denken terug, ze denken wat uit het gegevene worden moet. Laten we niet te veel'denken op Oudejaars avond. Laten we probeeren het zoo te vieren als Freddie het doet. Blij om wat we nog heb ben, om den familie- of vriendenkring die voor ons gespaard bleef. Toch dankbaar, ondanks alles. En dan het nieuwe jaar, weer twaalf maanden. Kunnen we als Freddie vol verwach ting het nieuwe jaar inzien? Als daar toch eens kwam in het nieuwe jaar het onverwach te, het onverwacht goede, het wonder mis schien In dezen tijd lijkt het mij goed op Oude jaarsavond een kind te willen zijn. BEP OTTEN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 7