EEN GOED BEGIN IS 'T HALVE WERK.
Oudejaarsavondoverpeinzing.
MAANDAG 31 DECEMBER 1934
door GUUS BETLEM Jr.
t'
Beha gelijk leunde mijnheer Prik achterover
in z'n tweede-klas coupé, de oogen gesloten
het hoofd gesteund in de kussens, zachtj
mee-wiegend met den gelijkmatigen cadans
van den trein, die hem terugvoerde naar z
woonplaats.
Mijnheer Prik was, ten einde alle foutieve
veronderstellingen en meeningen omtrent
zijn persoon onmiddellijk den kop in te druk
ken, een-zeer welgesteld man en hij verdiende
het te zijn. Want weinige menschen in het
vriendelijke villa-stadje, waar de heer Prik
woonde, hadden harder gewerkt in Irun leven
dan mijnheer Prik nog immer deed.
Zoo ook nu weer. Had hij niet juist weer
eenige belangrijke zaken afgesloten in het
tijdperk tusschen Kerstmis en Nieuwjaar, een
tijdperk, waarop anderen de uren doorbrach
ten met rond te lummelen, omdat er tegen
het einde van het jaar toch niks te verdienen
viel!
Pff! mijnheer Prik -blies te verdienen
viel er altijd, altijd, wanneer je maar wilde
Maar ja, als je vooruit al begon te mopperen
dat het toch wel weer niks zou worden.,
blijf dan maar thuis bij je haard, met je pan
toffeltjes aan!
Mijnheer Prik glimlachte bij de gedachte
alleen al.
Brr! hij kon niet stilzitten! Het werken
zat hem in 'het bloed, enhoewel hij zich
al vele jaren kon veroorloven, desnoods iede
ren dag „rond te lummelen" in z'n huis en
omgeving, was het nooit in z'n hoofd opgeko
men, daarvan ook maar één dag gebruik te
maken. Toch was mijnheer Prik geen droog
stoppel.... integendeel! Er waren dagen
waaraan mijnheer Frik een bijzondere waar
de hechtte.... dagen waarop hij geen spoor
boekje aanraakte, geen brief inzag.... dagen
waarop hij niet werkte!
Het waren -de feestdagen, zoo tegen het eind
van het jaar, als Kerstmis, ja, zelfs Sint Ni-
colaas. hoewel hij dan natuurlijk géén vrij
nam, doch met het oog op de kinderen, met
een vroegeren trein huiswaarts keerde. En
dan was er nog. de Oudejaarsavond.
De Oudejaarsavond, die in het oog van
mijnheer Prik misschien nog wel de gezelligste
en prettigste was va n al deze feestdagen
Nog nooit, zoover hij in z'n geheugegn kon te
ruggrijpen. had mijnheer Prik dezen Oude
jaarsavond overgeslagen, en hoe ver hij ook
zat hetzij hoog in het Noorden, hetzij diep
in het Zuiden altijd was hij teruggekomen
om dit feest van huiselijkheid te vieren.
Nu was het waar.... dat Georgina. z'n
vrouw, er altijd iets bijzonders van wist te
maken, iets dat een zeker cachet gaf aan de
zen wonderlijk-bekorenden avond, waaraan
zelfs de vele gasten, die immer der Oud-ejaars-
avond-disch van de familie Prik deelden,
geen afbreuk deden.
Was het 't uitgebreide tot in de puntjes
verzorgde souper, dat mijnheer Prik z-oo deed
verlangen naar dezen avond? Waren het de
voortreffelijke wijnen of was 't de uitmuntende
champagne, die, behalve z'n tong tegelijker
tijd z'n fantasie prikkelde, zoodanig, dat hij
er 't volgend jaar nog de aangenaamste her
inneringen aan kon hebben.... Wie zal het
zeggen? Maar het was een feit dat mijnheer
Prik en dit was wel het grootste offer waar
toe hij in staat was nog liever 'n order zou
latep. loopen, dan een Oudejaarsavond
overslaan
En ook nu zat hij dan weer in den trein, die
hem van het uiterste puntje van het land
moest terugvoeren naar zijn villa-plaatsje, in
het Centrum gelegen, om het jaarlijksche
feest te vieren.
Mijnheer Prik had goede zaken gedaan
het zij hier nogmaals herhaald en hij was
dan ook bijzonder tevreden.
Zoo tevreden, dat hij besloot dien dag, den
een en dertigsten December, het bijltje er bij
neer te leggen, en, inplaats van den middag
trein. den ochtendtrein te nemen, waardoor
hij bijna een halven dag vroeger thuis zou
zijn.
Hij was den vorigen avond vroeg naar bed
gegaan, kennend de ongezelligheid van dorps
logementen bij avond, en in één ren door, was
hij den volgenden ochtend om zoo te zeggen
van z'n bed uit, in den trein beland.
Zoo, genoeglijk peinzend en hier komen
we weer terug tot den aanvang van ons ver
haal gleed mijnheer Prik in een vrij suk
kelig tempo z'n woonplaats tegemoet in het
ouderwetsche, maar niettemin lekker ver
warmde lokaaltje, dat moeizaam hijgend en
onophoudelijk-stoppend z'n dagelij ksche reis
trachtte te volbrengen-.
Ik zegtrachtte, want.... het noodlot
zou het anders willen! Het grillige noodlot,
waaraan geen mensch zich weet te onttrek
kenook mijnheer Prik niet, al had het
hem tot nu toe vrijwel met rust gelaten in
z'n drukke leven als handelsreiziger.
En dit noodlot dan, had het gewild, dat een
koe juist den overweg moest passeeren op het
moment dat mijnheer Prik. op weg, om den
nog nimmer overgeslagen Oudejaarsavond, in
huiselijken kring te gaan vieren, door de lan
derijen voortsukkelde.
Een botsing was onvermijdelijk! En, waar
landelijke dorpslokaaltjes over het algemeen
niet op dergelijke evenementen zijn berekend,
stond na veel knarsen en piepen de trein plot
seling stil, midden in het weiland, om niet
meer in beweging te komen.
Mijnheer Prik, één der weinige passagiers,
sprong uit z'n coupé op den drassigen bodem
om het ongeval in oogensehouw te gaan ne
men, dat overigens niet zoo verschrikkelijk
bleek te zijn. Plet dier bleek slechts licht ge
raakt, zoowel in letterlijken als in figuurlij
ken zin, welk laatste kon worden opgemaakt
uit het feit, dat de ko-e met opgeheven staart
in één wilden ren de vlucht had genomen en
nu uit de verte op veilïgen afstand een sar
rend „boèhhhhh" deed hooren! En het was
dan ook volkomen onverklaarbaar waarom de
stompe machine haar moeizamen tocht dooi
de weilanden niet wenschte voort te zetten.
Mijnheer Prik, die een beetje landerig was
van het ongewone jachten dien ochtend en
danig uit z'n humeur door het ongewenschte
oponthoud strekte z'n beenen en wandelde
achter den trein om, het weiland op en neer,
teneinde zich op deze wijze wat beweging te
verschaffen.
Juist had hij zich zoo, wachtend op het vol
ledig herstel van den patiënt, wederom eenige
honderden meters van de laatste wagon ver
wijderd, toen opeens een brommend, romme
lend geluid hem met een schok deed stilstaan
en het hoofd wenden.
Langzaam, als een donker lint, kroop het
miniatuur treintje van hem wegverder en
verder.
Mijnheer Prik gaf een schreeuw doch het
ging verloren in het woedende grommen van
de machine.
Dan opeensals razend, nam hij de bee
nen, en holde achter z'n vervoermiddel aan,
dat hem op zoo schandelijke wijze in den steek
had gelaten. Edoch.hoè langzaam een
dorpstreintje over het algemeen ook pleegt te
gaan.de strijd tusschen een dergelijk ver
voermiddel en een ietwat corpulent heertje
van even in de vijftig, is te ongelijk om door
laatstgenoemde te worden gewonnen en het
duurde dan ook niet lang of mijnheer Prik
bleef staan, terwijl hij met fonkelende oogen
het voorwerp van z'n woede na-oogde. Na een
complete reeks van vriendelijke benamingen
aan het adres van de Nederlandsche spoor
wegen en lokaaltreintjes in het bijzonder, zet
te mijnheer Prik zich een oogenblik in het
vrij vochtige gras, teneinde te bekomen van
de voor hem zoo ongewonde lichaamsbewe
ging.
Hij overwoog de mogelijkheid te wachten
tot de volgende trein zou passeeren, doch we
tend dat dit niet voor den middag zou wezen
besloot hij te gaan wandelen, door de wei
landen en naast de spoorbaan, tot het eerste
dorp het beste, waar hij, zoo niet een auto
dan toch in elk geval wel een rijtuig zou kun
rien krijgen voor zijn verder vervoer naar de
stad. Z'n stemming was er door het gebeurde
niet beter op geworden, hoewel hij toch diep
in z'n binnenste ruiterlijk moest erkennen,
dat het niet handig van hem was geweest, zich
zoo ver van den trein te verwijderen, tijdens
het korte oponthoud.
De tocht door het weiland viel hem niet
mee. De grond was nattig en ongelijk en hoe
v/el het ioopen op de spoorbaan wellicht ge
vaar zou meebrengen je kon niet weten
niet waar.mogelijk liepen er nog extra of
Ithans goederentreinen op dit traject pre
fereerde mijnheer Prik dit toch nog ver boven
het drassige weiland.
Doch toen vrij plotseling om den hoek een
sneltrein kwam genaderd .waarop mijnheer
Prik niet had gelet zoo plotseling zelfs, dat
hij met een sprong nèt van de spoorbaan in
het weiland belandde op het moment dat de
trein in volle vaart voorbij denderde., besloot
hij zich niet meer aan dergelijke verrichtin
gen te wagen en liever nog een paar natte
voeten en wellicht een verkoudheid er voor
over te hebben.
Doch de heer Prik had niet op het noodlot
gerekend, dat er dien dag plezier in scheen
te hebben hèm te plagen.
Want nadat hij wederom eenige honderden
meters had afgewandeld, stond hij vrij on
verwachts voor een sloot, die zooals niet breed
dan toch breed genoeg was om den heer Prik
het oversteken te beletten.
Toch..., het moest, want tot z'n niet ge
ringe ontsteltenis constateerde deze eensklaps
dat de spoorbaan van het weiland was afge
weken en hij door een breed water daarvan
werd gescheiden.
Er was géén keus! De heer Prik nam een
aanloop.... deinsde driemaal terug, dan zette
hij afom even later hijgend aan den an
deren kant te belanden tot zijn groote ver
wondering.
Doc.h hiermede begon de misère pas goed
Het scheen wel of alle slooten van Nederland
zich hadden verzameld om het stuk weiland
dat de heer Prik had te doorkruisen want tien
tallen malen reeds was hij gedwongen ge
weest z'n roekeloozen sprong te herhalen, ter
wijl hij bovendien nog over drie hekken was
eklauterd en door één koe achterna gezeten.
De heer Prik 'begon er schoon genoeg van
te krijgen, en juist besloot hij zich moedeloos
neer te werpen in het gras, toen hij opeens in
ae verte den toren van een dorpje bemerkte!
Het gaf hem een dusdanige schok, dat hij
energiek weer opveerde, om eindelijk via nog
twee hekken, vier slooten waarbij juist de
laatste het noodzakelijk vond hem van de
voortreffelijke kwaliteit van z'n water te over
tuigen door mijnheer Prik's linkerbeen, gast
vrij in z'n modderige binnenste te ontvangen
om eindelijk dan te belanden op een straat-
die na nog een half uur loopen tenslotte
in een werkelijk dorp bleek te eindigen!
In een café liet de heer Prik zich neerval
len en laafde z'n ontstelde zenuwen aan een
kop sterke koffie, terwijl hij terloops infor
meerde naar een auto.
Er bleek er.één te zijn, die hoewel op
het moment defect met een paar uurtjes
wellicht disponibel zou zijn. Maarhet zou
niet goedkoop zijn, want.... op Zondag!
Mijnheer Prik stuitte verdere ontboezemin
gen, door te verzekeren, dat de prijs er niet op
aan kwam, als hij .maar weg kon komen uit
dit ellendige oord.
Het was vier uur in den middag geworden,
toen de hoofdpersoon van dit verhaal in een
rammelend open Fordje dateerend uit den
oprich tings tijd dezer beroemde fabriek via
een hobbeligen straatweg, een zanderiger
landweg, waar de oude rammelkast tweemaal
bleef steken en met vereende krachten van
den chauffeur en mijnheer Prik weer in het
berijdbare spoor was gebracht benevens een
glibberigen asphaltweg, wijl het in tusschen
was begonnen te regenen óók tenslotte be
landde in het kleine provinciestadje, vanwaar
een sneltrein hem voerde naar Amsterdam,
waar hij tenslotte, het zij in een auto, hetzij
per trein binnen een klein uur z'n woonplaats
zou kunnen bereiken.
Om half acht ontving Georgine in tranen
een totaal ontredderden en hopeloos verfom
faaiden heer Prik, die zich met een „geluk
kig!" op één der stoelen liet neerzinken, alsof
hij geen plan had, daarvan het eerste jaar
overeind te rijzen.
Doch, hij was er binnen de minuut reeds
weer van omhoog geveerd, toen Georgine hem
et van tranen verstikte stem verweet: „Man
waar heb'je gezeten? Wat hebben we ons on
gerust over je gemaaktdat isnog
nooit gebeurd, zoo lang we getrouwd zijn
dat je op Oudejaarsavond niet bent thuis ge
komen! Vertel 'esgauw dano, ik ben
op van de zenuwen!"
Het duizelde mijnheer Prik.
Onwillekeurig daalde z'n hand naar z'n
binnenzakwaaruit hij wat aarzelend z'n
zakagenda trok, een handig boekje met voor
iederen dag een bladzijde voor notities.
De heer Prik sloeg het openhet boekje
begon met,.., 31 December waarmee het te
vens eindigde, daar het de laatste blad
zijde was.
Mijnheer Prik stond paf!
Maar dandan had hij vergeten
dat blaadje af te scheuren, eergisteren al!
En eensklaps schoot het hem door zijn
hoofd, hoe hij dien vorigen avond was wakker
geschrokken van een vaag tumult,... scho
ten vanuit de verte, doch vermoeid was hij
onmiddellijk weer ingedommeld, zonder ei-
verdere aandacht aan te wijden.
Enin gedachten zag hij opeens weer,
hoewel het hem door z'n geweldige haast dien
ochtend niet was opgevallen, althans niet tot
hem was doorgedrongen, de gesloten winkels
in het kleine dorpje.... de neergelaten gor
dijnen, de Zondagsche kleeren der menschen.
en ook herinnerde hij zich ploas de bewering
van den kastelein betreffende die auto: 't zal
wel niet goedkoop zijn, want.op Zondag.
Hij had er even nog om geglimlacht. Die
menschen maakten nu toch ook van alles een
rustdag! had hij gemeend zelfs van den
Oudejaarsdag.
En nu
Hij stond moeizaam op en trad op z'n vrouw
toe.
Nou, meende hij dan dan wensch ik
ie het allerbeste in het Nieuwe, hoorhet
allerbeste, ennewaarom ik gisteren niet
ben gekomen? Dat zal ik je straks wel ver
tellen! Eerst ga ik me verkleeden! en terwijl
hij langzaam naar de deur wandelde, draaide
hij zich nog eens op en sprak als nadenkend
en in gepeins verzonken: Zoo, zoodus
vandaag is het 1 Januari, Nieuwjaarsdag!
Enfin.
Z'n optimistische natuur had het allererg
ste alweer verwerkt, en een oogenblik zelfs
drong de humor van het geval tót hem door:
Enfin, vrouwzoo zie je al weer.... een
goed begin is het halve werk!!
Onze wensch voor '35
Ziet U in twéé regels staan:
Dat al wat g'U zélve toewenscht
In vervulling moge gaan.
Ook voor U heeft '34
Een speciale rol gespeeld;
,,Waschgemakk'lijk,waschvoordee
't Was Persil in klank en beeld.
'34 bracht veel méér nog
Voor het Nederlandsch Publiek:
Want Jutphaas kreeg zijn moderne,
Practische Persil fabriek.
Persil kwam óók in de wolken,
En dat is héél goed bedacht: |tó
Zij ontmoet daar menig huisvrouw, f%;
Die zij in de wolken bracht.
Wat zal '35 brengen?
Eén ding staat er nu al vast:
't Is, dat ons mooi Amsterdam met
De Persil-school wordt verrast.
Da's het feit van '35,
Van belang voor groot en klein:
De Persil-school zal de vraagbaak
Graag voor elke huisvrouw zijn.
't Is van groot belang, dat ieder
Weet, wat Persil doet en kan:
Onze wensch voor '35:
Komt en profiteert er vanl
Adv. Buk
„SERVICE*
E-.Ostermann &C;s Handpl MUNV Amsterdam Fabrieken te JutphaasUtrecht j
(Adv. lngez. Med.)
Over den Economischen Toestand.
Op Oudejaarsavond werpt men een blik te
rug op wat achter ons ligt. Zoo is het ook dit
maal weder. Het beeld is somber. Het vrijwel
volmaakte productie-apparaat, hetwelk aan
hooge technische eischen voldoet, staat voor
een belangrijk gedeelte ongebruikt en toch
lijden millioenen op deze wereld gebrek. De
wereldcrisis, waaronder wij leven, vindt haar
oorzaak niet in te weinig produceeren, maar
in een onjuiste distributie.
Na een tijdperk van een vrijwel onbelem
merd handelsverkeer vóór 1914 werden de
oorlogsjaren een periode van handelsbelem-
merende maatregelen. Het verdrag van Ver
sailles is de primaire oorzaak, dat de han
delsvrijheid na 1918 niet terugkeerde. Zware
reparatielasten, nieuw gevormde staten
abnormale veranderingen in het productie
apparaat en de onvastheid van enkele be
taalmiddelen beletten een terugkeer tot nor
male omstandigheden. Internationale confe
renties volgden elkander op. Daar wist men
alleen te nemen, maar helaas niet te geven
De gevolgen bleven niet uit. Kunstmatige
bescherming sloeg de klok. Oneconomisch
werkende bedrijven wenschte men blijkbaar
in stand te houden. Men gleed daardoor ver
der van het hellend vlak af. Het beschermings
apparaat werd met nieuwe, steeds meer ver
nuftige middelen aangevuld. Iedere zet op het
schaakbord lokte een tegenzet uit. Naast pro
hibitieve invoerrechten, contingenten, export-
premies, transferregelingen, moratoria
clearingstelsels en monetaire handelsconcur-
rentie staan reglementeeringen op schier ieder
gebied. Het resultaat? De internationale han
del is tot ongeveer tweederde gedeelte van zijn
volume in gewicht en tot een derde gedeelte
van zijn volume in waarde gedaald. Van den
wereldhandel wordt nog maar circa vijftien
procent tot stand gebracht door landen met
waarde vaste munteenheden, zonder transfer
restricties. Het autarkische systeem en de
door het buitenland getroffen maatregelen
hebben Nederland sterker gegeeseld dan
eenig ander land. Des te opvallender is het,
dat de Nederlandsche handel, blijkens de be
kende in- en uitvoer cijfers, zich, vergeleken
bij andere landen, gunstig heeft gehouden.
Daarnaast dient men evenwel te bedenken,
dat onze Nederlandsche uitvoer slechts ten
deele in stand kan worden gehouden door hef
leggen va.n zware lasten op den binnenland-
schen consument. Deze betaalt zooals al
gemeen bekend, circa twee honderd mil-
lioen gulden per jaar voor de steun aan onzen
landbouw, waardoor de kosten voor levens
onderhoud in ongunstigen zin worden be-
invloed. De hoop dat het jaar 1934 een ople
ving van beteekenis zou doen zien, is helaas
niet bewaarheid.
De verdere daling van enkele der belang
rijkste betalingsmiddelen en de voortdurend
toenemende betalingsmoeilijkheden hebben
een algeheel herstel belet. De stabilisatie van
enkele munteenheden zal noodig zijn voor
een werkelijk herstel van den wereldhandel.
De geneigdheid daartoe is gering. De han
delsbelemmeringen zullen afgebroken moeten
worden en het multilateralisme, het z.g. drie
hoeksverkeer, zal weder hersteld moeten wor
den. Onze export zal voorloopig een der
grootste zorgenkinderen blijven, maar nooit
dient uit het oog verloren te worden, dat
handhaving van import noodzakelijk is om
onzen export te handhaven. De ervaringen
met Duitschland geven ons in dat opzicht vol
doende stof tot nadenken. Wij hebben en
laten de oorzaken buiten beschouwing onze
gunstige handelspolitieke positie t. o. v.
Duitschland verspeeld. Een nauwere econo
mische aansluiting met andere landen zal
van het grootste belang zijn. „Oslo" mag daar
bij misschien als voorbeeld aangehaald
worden, het „Goudblok" als een voortzetting
van dit denkbeeld. Dat daarnaast internatio
naal overleg ter regeling der productie en
den afzet van vele belangrijke goederen gebo
den zal zijn, zal wel door niemand ontkend
worden. Het vraagstuk der productie
dis tributiekosten blijft in 't bijzonder voor
ons land van groot belang. Met Zwitser
land vormt Nederland een duurte-eiland in
Europa. Wij kunnen in menig opzicht op de
internationale markt niet meer medeconcur-
reeren.
En voor den middenstander is de positie-
zeker niet rooskleurig. Hij ziet zijn debiet
meer en meer inkrimpen, eenerzijds door de
vermindering van de koopkracht van het
grootste gedeelte der consumenten, anderzijds
wordt zijn positie bemoeilijkt door de overbe
zetting van het distributie-apparaat. Het ca
deaustelsel met zijn uitwassen, de regeling
van het uitverkoopwezen, het afbetalingsstel
sel, het automatenprobleem, de concurren
tie door groot-winkelbedrijven, het zijn alle
moeilijkheden, waarmede de particuliere
middenstander te kampen heeft. Men roept
om hulp van overheidswege. Dat geschiedt in
een groot gedeelte van het kamp, waar men
zich in vroeger jaren met hand en tand te
gen dergelijke bemoeiingen verzette. Die roep
om steun gaat, naar zijn persoonlijk gevoelen,
veel te ver. Men denke slechts aan het beken
de „sperverbod", hetwelk in bepaalde mid-
denstandsgroepen als het geneesmiddel bij
uitnemendheid wordt aanbevolen, maar waar
van de huidige minister van Economische Za
ken, blijkens zijn eigen uitlatingen, gelukkig
geen heil verwacht. Moeten wij weder terug
naar het gildewezen? Naar het gesloten mid-
denstandsbedrijf? Zeer zeker niet. En toch
zijn er velen, die willens en wetens propa
ganda voor deze denkbeelden maken. Moet er
dan niets gebeuren? Zeer zeker is het noodig
dat hier en daar wordt ingegrepen, ook op
het terrein van den middenstand. De uitwas
sen voor zoover deze niet door eigen orga
nisatiekracht uitgesneden kunnen worden
diene van overheidswege beteugeld te worden.
Maar inen hoede zich voor overdrijving. Voor
al op dit gebied. Het is dikwijls uiterst ge
makkelijk de Overheid in het bedrijf te be
trekken, het is een geweldige puzzle daarvan,
weder verlost te worden.
Op oudejaarsavond denken wij aan het
leed in de huisgezinnen der werkloozen, in die
der minderbedeelden. Wij werkenden, besef
fen niet, of dikwijls onvoldoende, dat wij
bevoorrechte wezens zijn. Velen onzer wete£,
niet, wat het beteekent gedwongen te zijn
niets te kunnen doer,. Overheid en het Par*
ticulier Initiatief helpen. En zoo denken wij
en de schrijver dezes in de eerste plaats
op dezen avond aan het Haarlemsche Crisis-
Comité, aan die groep amateurs, die uit zui
ver menschelïjke overwegingen zich ver-
eenigd hebben om hun stadgenooten te hel
pen. In 1931 steunden wij 601, in 1932 circa
1470 en in 1933 ruim 1500 gezinnen. In die
jaren werd door het Comité en het Sub-Co
mité in totaal een bedrag uitgekeerd van
125.000 gulden. Of allen, die zich tot het
Oomité hebben gewend, tevreden zijn ge
weest? Zeer zeker niet. Teleurstellingen zijn
er te over geweest. Dankbaarheid kwam niet
al te dikwijls voor. Dat weerhoudt het Comité
niet voort te werken. Maar dat is alleen mo
gelijk, indien de Haarlemmers hulp blijven
verleenen. Op Oudejaarsavond past het daar
op nog eens de aandacht te vestigen.
MOLLERUS.
Nieuwjaarsfooien en Geschenken:
Handschoenen en Speldegeld.
Hoewel het gebruik geleidelijk schijnt af
te nemen, is het Nieuwjaar-wenschen om
een fooi nog altijd in zwang.
Het woord „fooi" beteekende oudtijds
maaltijd of drinkgelag. Een fooi werd dus niet
in geld, maar in natura gegeven.
Een overblijfsel hiervan kan men o.a. nog
vinden in verschillende landbouwgebruiken..,
zooals de Zuid-Bevelandsche „zaadfooi". Wan
neer het koolzaad is gedorst, wordt het kool-
zaad-mey-liedeke gezongen en dan gaat de
kom met gesuikerde brandewijn rond. Dit
gebruik schijnt de plaats te hebben ingeno
men van het vroegere dorschmaal.
Het Nieuwjaar-wenschen is niet van van
daag of gisteren. Reeds bij de oude Romeinen
ontvingen de patronen de begroeting van hun,
ondergeschikten, ingevolge het oude gebruik,
dat degene die het eerst begroette, van den
ander een geschenk ontving.
Ook bestond bij de Romeinen de gewoonte,
vrienden en bekenden „strenae", of Nieuw
jaarsgeschenken te geven, versierd met jong
groen als symbool van de vernieuwing van
het jaar.
Vooral overheids-personen kregen hun deel
van dien geschenkenregen, waarin de stil
zwijgende bedoeling lag opgesloten, dat zij
wederkeerig de schenkers in het komende
jaar niet- zouden vergeten.
Brand zegt in zijn „Popular Antiquities",
dat ook de oude Saksers hun Nieuwjaars
feest vierden en er veel werk van maakten el
kander geschenken te geven.
De aard van de geschenken hield verband
met stand en positie en met andere omstan
digheden. In Engeland b.v. waren handschoe
nen een zeer gebruikelijk Nieuwjaarsge
schenk. Zij waren toen heel wat duurder dan
tegenwoordig. Soms gaf men inplaats hiervan
„handschoenengeld" als geschenk.
Evenals bij de Romeinen gaf men in En
geland ook Nieuwjaarsgeschenken aan per
sonen van invloed, of om een of andere gunst
te verkrijgen. Door Magistraat en rechters
werden dergelijke cadeautjes zonder bezwaar
_eaccepteerd, ofschoon ook hier uitzonde
ringen voorkwamen Thomas More had eens
in een rechtzaak ten gunste eener dame be
slist en den daaropvolgenden Nieuwjaarsdag
zond zij hem een paar handschoenen waarin
veertig „angels" (oude Eng. munt) waren
verborgen. More zond haar echter het goud
terug met een 'briefje: „Mevrouw. Daar
het in strijd is met de goede manieren, om
Nieuwjaarsgeschenken te weigeren, ben ik
tevreden met uw handschoenen, doch de voe
ring moet ik u uitdrukkelijk terugzenden."
Toen de spelden pas waren uitgevonden en
in het begin van de 15de eeuw in gebruik
kwamen, vormden ze een zeer geschikt Nieuw
jaarsgeschen.k aan dames. Werd inplaats
hiervan geld gegeven, dan heette dit „spelde
geld", een woord waarvan de beteekenis zich
later heeft uitgebreid tot het geld, dat een
man zijn vrouw geeft voor kleine uitgaven.
Het gebruik om Nieuwjaarsgeschenken te
geven aan de Engelsche koningen gaat terug
tot den tijd van Hendrik VI en in de dagen
van Koningin Elizabeth was deze gewoonte
tot een buitensporige hoogte opgevoerd. De
vorstin hield veel van schitterende toiletten,
juweelen en andere sieraden en de geschen
ken, die ze geregeld ontving vertegenwoor
digden een hooge waarde. Jaarlijks werd
hiervan een nauwkeurige inventaris opge-
imaakt, die ze persoonlijk onderteekende. De
gevers behoorden tot alle rangen en stan
den: Peers en bisschoppen en vuilnismannen
van het paleis.
Ten tijde van de Republiek werd dit eigen
aardig gebruik afgeschaft, om nooit meer te
herleven. Het laatste overblijfsel hiervan aan
het Engelsche hof was het goudstuk, dat op
Nieuwjaarsmorgen onder het bord van ieder
der dienstdoende kapelaans werd gelegd, welk
gebruik tot in het begin van de 19de eeuw is
blijven bestaan.
Ook in Frankrijk heeft het geven van
Nieuwjaarsgeschenken bijna als een soort
plicht gegolden. Nieuwjaarsdag heet dan ook
met recht „le Jour d' Etrennes" (nieuwjaars
geschenken). Bonbons en bonbonnieres wisse
len dan in massa van eigenaar en de étalages
der banketbakkers overtreffen elkaar in de
smakelijkste uitstallingen. Ook bronzen en
porseleinen^. kunstvoorwerpen zijn geliefde
Nieuwjaarsgeschenken, maar per saldo is de
Nieuwjaarsdag ook voor de Franschen, zoo
als hij ook elders is en zooals hij door een
schrijver eens geestig werd gekarakteriseerd:,
Dés le matin jusqu'a minuit
On court, on mange, on chante, on ri'„_
On se souhaite avec ivresse
Bonheur et richesse.
A minuit tout cesse,
Pour recommence!* dans un an:
V'la ce que c'est que l'jour de l'an. 1)
1) Van 's morgens -tot middernacht maakt
men plezier. Men wenscht elkaar geluk. Om
twaalf uur des nachts komt er een eind aan,
doch, een jaar later begint het weer: dat is
nieuwjaar.