/XV'
/A\\
V/
A V
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDEN.
DE DROEVE GESCHIEDENIS
DE EERSTE STOOMSCHEPEN.
HET „WATERVALSPEL"
■-■■«.■-••-y-r -> --- #8' *K r-' f ww>.,—
A.s Woensdag gaan we weer met nieuwe
moed repeteeren. Jullie komt allen om 2 uur
en gaat om 3.30 naar huis dan hebben jullie
ook nog gelegenheid om fijn stelten te loopen.
Dus tot Woensdag.
Beste ZILVERVOS. Schitterend dat je
een tien voor rekenen gekregen hebt. Blijf
maar flink je best doen. Dus je doet ook aan
voetballen? Dag Zilvervos.
Lief KLAVERTJE VIER. Wat is je pop
nu weer mooi geworden. Je moeder verstaat
de kunst. Kan ze voor mij ook niet eens een
jurk breien? Speel maar prettig. Dag Kla
vertje vier.
Lief MEIKBVERTJE. Je behoeft me iedere
week geen verhaaltje te schrijven hoor. Wil je
tm'n groeten aan Mej. W. van mij terugdoen?
Zit je bij haar in de klas? Dag Meikevertje.
Beste KOZAKKENHOOFDMAN. Zie ik je
a.s. Woensdag weer en zal je dan flink je best
doen? Als je naar de club gaat, doe dan voor
al voorzichtig. Telkens als ik jullie de brug
zie passeeren denk ik, als ze maar geen on
gelukken krijgen, ze loopen zoo ondoordacht.'
Dak Kozakkenhoofdman.
Best INDIAANTJE. Je bent dus op je
eentje uit wandelen gegaan. Was je niet te
laat thuis en waren je ouders niet erg onge
rust? Voortaan maar eerst naar huis gaan,
dat lijkt mij beter. Dag Indiaantje.
Beste TOM MIX. Zeker je vorige brief heb
ik ontvangen maar had toen geen gelegen
heid er diep op in te gaan. Van je voetbal
schoenen wist ik niets af, je hebt me er ook
niet over geschreven. Prettig zeg, Wat zal je
nu voetballen, 'k Ben nieuwsgierig wie de
meeste punten op het volgend rapport heeft,
jij of de jongen waarmede je aan het wed
ijveren bent. Dag Tom Mix..
Best KRULLENKOPJE, kleine Bep. Och,
och, wat wil die Bep graag groot zijn en me
dedoen: Je brief heb ik gezien hoor, maar je
moet toch heusch nog wat geduld hebben
Flink zoo Krullenkopje, werk thuis maar
dan komt het kussen heusch op tijd klaar.
Zoek je vooral de kleuren goed uit, zoodat het
een goed geheel wordt. Dag Krullenkopje.
BOSCHVIOOLTJE. Ja meisje dat komt
er van. 'k Vind het niet lief van je. Waarom
niet het werk dat je opgedragen wordt, direct
flink en goed aangepakt? Als je grooter bent
zal je wel meer voor werkjes komen te staan
die je minder prettig vindt, maar die je toch
moet doen. Zal je voortaan beter aanpakken?
Dag Boschviooltje.
Lief ROZAFLUWEELTJE. Je hebt geen
briefje terug ontvangen omdat je je briefje te
laat hebt ingestuurd. Donderdagmorgen uiter
lijk 9 uur en ik ontving 't pas Donderdag
avond. Nu was 't mooi op tijd. Dag Rozaflu-
•weeltje.
Best GOUDBLONDJE. Wanneer ik jarig
ben? Op één der 365 dagen van een jaar. Ieder
die bij het onderwijs werkzaam is, heeft door
geleerd. Zoo, vanaf de Lagere school, kom je
niet voor de klas. Ja zeker, Zaterdagsmor
gens heb ik ook school, maar heb om 11.45 al
tijd heel veel haast. Ik moet dan, wil ik op tijd
op de lessen zijn, met den trein van even 12
uur weg. Zaterdags heb ik dus nooit tijd
voor je. Dag Goudblondje.
Beste ROBBEDOES. Jongen, wat heb je
een mooie teekening voor me gemaakt. Ik vind
haar heel mooi. Wat zal dat gezellig zijn des
avonds met je moeder en Klaas de liedjes uit
het Avroboek te kunnen zingen. Ik heb ook
de 2 deeltjes. Vind je de plaatjes er ook niet
mooi in? Echte, vroolijk lachende kinder
snuitjes. Zing maar prettig. Dag Robbedoes.
Lief LACHEBEKJE. Ja meisjelief, de kin
deren zijn heel gelukkig met hun warme
maaltijden en eten flink. Het is voor alle per
sonen die aan de voeding, in welken vorm
ook, een werkzaam aandeel hebben, een groote
voldoening dat alles zoo goed slaagt en het
geld regelmatig binnen komt. Zoo zie je „met
eendrachtige samenwerking en ware liefde is
er nog wel iets te bereiken." Dag Lachebekje.
Beste JENNIE. Je raadsel kan ik niet op
lossen. Misschien wel een deel 4 9 10 6 4 is
melk. 1 8 9 is ijs. De rest??? Ja zeker, de voor
drachten doen we in de kleeding die bij het
stukje past. Goed hoor. Kom Woensdag maar.
Dag Jennie.
Lief MADELIEFJE. Zeg wat heb je keu
rig geschreven, 'k Vind het altijd prettig keu
rig geschreven briefjes te ontvangen. Heeft je
moeder je weer verwend? Een mooie groene
jurk, 't is maar niet fijn zeg? Gelukkig dat
Willy weer beter is. Als ze nu maar goed op
past en voor warme, droge voeten zorgt. Ze
blijft vooreerst nog erg vatbaar. Dag Made
liefje.
Lief POPPENMOEDERTJE. Hoe ik je
postpapier vind. Wel. snoezig. Je hebt zeker
verschillende plaatjes? Je zuster weet wel wat
mooi is en wat je kunt gebruiken. Je kunt nog
best mededoen hoor. Dag Poppenmoedertje.
Lief SNEEÜWKÖNINGINNETJE. Zoo zijn
Catrientje en Mets H. je vriendinnetjes? Ik
ken Catrientje wel en ook haar vader en moe
der. Ze woont op de Stationsweg. Gaat ze bij
je op school? Voortaan beter je aardrijks
kunde leeren hoor. Dag Sneeuwkoningin.
Beste DICKY BIGMANS. Zeg wat heb je
het op de Bazar laat gemaakt. Je hebt zeker
Zondagmorgen flink uitgeslapen? Welk cijfer
heb je voor je aardrijkskunde repetitie een 3
©f een 9? Het staat heel onduidelijk aange
geven. Dag Dicky Bigmans.
Goeden middag JOPIE SLIM. Ook al zoo
laat naar bed gegaan? Gelukkig dat er niet
alle dagen een bazar gehouden wordt. Je was
dus gelukkig met je flesch eau de cologne.
Dag Jopie Slim.
Beste Zus. Of ik nog schaatsenrijden kan?
'k Weet het niet. Zoolang ik in de gemeente
Velsen ben en dat is ruim 14 jaar, heb ik niet
gereden, 'k Zal het ook niet meer probeeren.
Een groote liefhebster ben ik er nooit van ge
weest. Maar of er deze winter nog ijs komt?
Afwachten maar. Dag Zus.
Lief ZONNESTRAALTJE. Als ik je niet
teruggeschreven heb, dan ben je stellig te laat
met inzenden geweest. Ja, het lied „Wakk're
jongens" enz. vind ik heel mooi. Dag Zonne
straaltje.
Lief FILMSTERRETJE. Prettig, dat je
zal probeeren zooveel mogelijk m'n raad op
te volgen. Je zult er heusch geen spijt van
hebben. Ken je het spreekwoord niet:
„Brengt ge de zon in 's naasten leven,
Ze zal op U haar weerschijn geven."
Natuurlijk zal ik het verslag in de courant
lezen. Ik vind het best als je je zuster wat
verlicht en de zaak voor Maartje in orde
maakt. Dag Filmsterretje.
Lief VUURVLINDERTJE. Je hebt dus
van de vensterbank een winkel of etalage ge
maakt. 'k Kan het me begrijpen. Zoo'n ven
sterbank leent er zich zeer goed voor maar....
ik Jcan ook begrijpen dat je zuster je boven ge
legenheid gaf om verder uit te stallen. Dag
Vuurvlindertje.
Beste VERKENNER. Met oorpijn moet je
niet in de koude loopen. Je krijgt het dan
nog erger. Julie gaat dus verhuizen? Ook niet
prettig in dezen tijd zeg. Gelukkig dat je moe
der weer hersteld is. Dag Verkenner.
Lief MEIDOORNTJE. Je hebt heel wat
programma's verkocht zeg. Wie zal de prijs
winnen? Wat zal je keurig zijn in je rose zij
den jurk. Zou ik je nog herkennen? Even pla
gen mag wel, niet? Dag Meidoorntje.
Lief KABOUTERTJE. Ja vriend, ik zou
het ook jammer vinden voor jullie en daar
omzal ik doen, wat in m'n vermogen is.
Is je been weer over? 'k Hoop je Woensdag te
zien. Dag Kaboutertje.
Veel groeten van
Mej. E. VTJLBRIEF.
Wim: Vader, waarom hebben de giraffen
zulke lange halzen?
Vader: Omdat ze zich voeden met de bla
deren van de boomen.
Wim: En waarom zitten die bladeren dan
zoo hoog?
Vader: Omdat de giraffen zich dan niet be
hoeven te bukken.
VAN MENEER DRIBBEL, DIE TOCH
NOC BLIJ AFLIEP
Reeds twintig eeuwen geleden ski-'de men
in Scandinavië. De god van den winter Oellar
werd altijd afgebeeld met ski's. Dichters uit
het hooge Noorden noemden omstreeks 900
schepen „ski's van de zee". Maar ook de oude
Romeinen kenden de ski. Zij maakten er zelf
wel geen gebruik van, maar op hun verove
ringstochten ontmoetten zij volkeren, die niet
alleen op ski's liepen, maar die ook hun die
ren sneeuwschoenen onder de pooten bonden.
Als sport begon men met skiën pas in 1860
Noorwegen. Duitschland, Engeland
Zwitserland volgden spoedig'. Het is wel
vreemd, dat de Zwitsers het skiën van ande
ren moesten leeren.
In 1883 kregen de monniken van St. Ber
nard een paar ski's ten geschenke. Een paar
jaren later beoefenden zij het skiloopen als
sport.
Het maken van skitochten is een van de
mooiste ontspanningen. Het glijden langs be
sneeuwde hellingen levert heel wat sensaties
op. Ski-loopen is niet zoo moeilijk te leeren
wil men echter groote tochten ondernemen
dan heeft men toch wel eenige jaren oefening
noodig. Tenzij men steeds in een land woont
waar men 's winters skiën kan; dan gaat het
vanzelfsprekend vlugger. Een belangrijk ding
is ook het inwassen van de ski's. Een goed ski-
looper weet of hij z'n ski's moet inwassen bij
vriesweer, bij dooiweer enz. Dit is een belang
rijke kwestie bij wedstrijden.
Het ski-springen is een sport, die heel veel
moed vereischt en ervaring. Deze sport eischt
jaarlijks slachtoffers. De sensaties die men on
dergaat wanneer men eenige tientallen meters
vrij door de lucht zweeft, zijn van dien aard,
dat wanneer men een keer gesprongen heeft,
men er niet gauw genoeg van krijgt. Beden
ken jullie eens wat dat beteekenen. wil: een
sprong van over de 60 meter! Met een vaartje
van ongeveer 100 kilometer suist de springer
van de helling, stoot aan het einde van de hel
ling krachtig af en recht op, geheel in even
wicht rekt hij zoo lang mogelijk het springen
en concentreert zich dan geheel op het neer
komen. Wanneer hij niet het juiste oogenblik
afmikt kan hij een leelijke tuimeling- maken.
Jullie begrijpt wel dat men maar niet direct
er mee kan beginnen van een groote schans te
springen. Men begint eerst met het oefenen op
een kleine heuvel en wanneer men dan de slag
beet heeft, waag men zich geleidelijk op
grootere springschansen. Meisjes en jongens
beoefenen dit springen en de springwedstrlj-
den trekken steeds weer duizenden toeschou
wers, die naar de koene sportmenschen kijken
die met een snelheid van 100 KM. door de
lucht snellen, zwaaiend met hun armen om
toch vooral niet hun evenwicht te verliezen.
SCH.
Meer Dribbel en meneer Kribbel waren bu
ren en waren beiden op hetzelfde kantoor
werkzaam.
Ze hadden beiden een eigenaardige gewoonte
om nl. op straat hun ochtendblad al loopende
te lezen. Het grachtje, waar ze langs moesten
was wel lieel stil en verlaten, maar de heer
Dribbel was toch al eens thuis gekomen met
een blauw oog, omdat hij tegen een lantaarn
paal was aangeloopen.
Op zekeren morgen woei het van belang,
maar dat belette den heeren toch niet om rus
tig het nieuwste nieuws in zich op te nemen.
Maar opeens nam meneer de Wind den hoed
van meneer Dribbel mee en hoewel meneer
Dribbel dadelijk strijdvaardig met zijn stok
ernaar sloeg, het bolle hoedje verdween in het
grachtwater.
„Meneer Kribbel, wat moet ik doen?" jam
merde Dribbeltje.
„Even dat raadsverslag uitlezen," zei meneer
Kribbel droogjes.
„Maar mijn hoedl"
Nu zag meneer Kribbel den hoed van me
neer Dribbel dobberen op de golfjes van het
opgezwiepte grachtwater.
„Er is geen schipper te bekennen en veel
bijzonders is dat hoedje van jou ook niet, dat
ik zou zeggen: soeda laat maar zwemmen, 't Is
bij negenen, dus wachten kunnen we niet. En
daarenboven, wat moet je met dien klets-
natten hoed doen?" was het resolute antwoord
van meneer Kribbel.
„Gelijk heb je Kribbel, maar ik zou rheu-
matiek kunnen opdoen met mijn kalen knikker
in de kou."
„Welnee kerel, ze zeggen, dat het de haar
groei bevordert."
De klok begon al negen te spelen, zoodat
de beide heeren er een stapje op moesten leg
gen, hoewel meneer Dribbel met droeve oogen
afscheid nam van zijn voortvarend dopje.
Onder kantoortijd prakkizeerde hij, dat hij
straks toch maar dadelijk in den dichtst bij
zijnden hoedenwinkel een nieuw hoofddeksel
zou koppen. Hij zou er immers toch aan moeten
Toen de beiden heeren het grachtje hadden
verlaten kwam daar een oud vrouwtje uit een
heel oud huisje. Ze had voor haar horretje ge
zien, hoe daar twee heeren aan 't gesticulee-
ren en redeneeren waren, alsof ze ruzie had
den. Ze was wel een beetje nieuwsgierig aan
gelegd en als ze haar kacheltje had opge
stookt, zou ze maar eventjes haar poesje bui
ten laten, dan kon ze meteen eens kijken,
wat er aan de hand was.
Hé. wat dreef daar midden in de ga-acht?
Een hoed? O, als die maar niet van een van
die heeren was? Had er eentje geen hoed op
gehad? Ze zou 't niet kunnen zeggen. Maar
nu dacht ze opeens aan iets heel ergs. Twee
jongens slenterden langs het grachtje en za
gen het hoedje ook.
„Is tie van U, juf?"
Het juffrouwtje keek de jongens minachtend
aan en zei bestraffend: „Spot er maar niet
mee, daar kan best een mensch in 't water
liggen. Ik zag straks een ruzietje enne
„Zeg Dirrek, late me dat hoedje gaan op-
dreggen met die stok," stelde kameraad Piet
voor.
Dirk had vlug den stok gegrepen, maar daar
kwam zoo waar een politie-agent aanstappen.
Het oude dametje zou net naar binnen gaan
Maar nu voelde ze zich verplicht aan den man
van 't gerecht te vertellen, wat ze gezien had.
Dirk prikte na eenige minuten het hoedje
aan den dregstok, alsof 't een oliebol was. Zijn
vriend Piet nam het eraf en bekeek het aan'
alle kanten en zei triomfeerend tegen den
agent: „D'r staat een naam in P. Dribbel."
„P. Dribbel," herhaalde de agent.
„Ik weet hem te wonen," riep Dirk. Mijn
moeder werkt er t Is Baanstraat 6."
,Ga dan maar even met me mee," zei de
agent.
„De hoed ooK agent?"
„Ja, natuuriijk, dat is het bewijsstuk."
Een kwartier daarna werd de heer Dribbel
op zijn kantoor opgebeld door de politie.
Of tie 't zelf was?
Nu kwam het verhaal van den opgevischten
hoed, waar de heer Dribbel direct opheldering
van kon geven-
„Jongen Dribbeltje, wat zal je vrouw in
angst gezeten hebben," zei menaar Kribbel,
toen hij van het telefoongesprek hoorde.
Dien morgen was meneer Dribbel niet al te
best bij zijn werk. Om 12 uur haastte hij zich
naar huis, kocht onderweg een nieuwen hoed
en een bos tulpen.
Toen hij thuis kwam, werd hij met open
armen door zijn vrouw ontvangen. Wat ze een
angst had uitgestaan toen die agent met den
jongen en den druipenden hoed bij haar op
den stoep stond.
Maar één ding moest meneer Dribbel plech
tig beloven, dat hij nooit meer op straat zijn
ochtendblad zou lezen. De heer Dribbel heeft
dit plechtig beloofd en om niet te kunnen
zwichten voor de verleiding, laat hij zijn och
tendblad voortaan maar thuis.
En van den weeromstuit doet de heer Krib
bel hetzelfde.
PELIKANEN.
Voor de pelikanen, die we ditmaal zullen
bespreken, is het 't beste, dat we naar Artis
gaan (je weet wel, de bekende dierentuin in
Amsterdam), waar ze bij tientallen voorko
men in de groote vijver.
De tafreeltjes die zich aan deze groote vij
ver afspelen, veranderen elk oogenblik. Komt
men 's morgens, dan ziet men de vogels aan
den oever druk bezig met toilet maken. De pe
likanen zitten elke veer van hun plomp lichaam
met de grootste zorg glad te strijken en ne
men daarbij de grilligste standen aan.
Tegen den middag zijn bijna alle vogels in
het water te vinden, dan komen de meeste
bezoekers en bestaat er kans voor hen bij de
bruggen kruimeltjes enz. te bemachtigen, die
door de kinderen in het water worden ge
worpen. Maar de grootste drukte en bewegin;
is tegen drie uur ongeveer.
Dan ziet men de pelikanen in dichte ge
lederen met uitgestrekte vleugels al dansend
toesnellen, dan plompen de aalscholvers hals
over kop in het water en zwemmen uit alle
macht naar de brug; maar ziet men ook in
de verte de oppasser verschijnen, met de wel
bekende mand aan den arm, die de visch be
vat. Alles haast zich om niet te laat te ko
men en als de oppasser op de brug verschijnt
zijn allle vogels op hun post en wachten dan
begeerig op de dingen die komen zullen.
Met volle handen wordt de visch hun toe
geworpen, die, voordat ze de oppervlakte van
het water bereiken, in de wijd geopende bek
ken der pelikanen verdwenen zijn. Eindelijk
wordt de mand boven de vogels omgekeerd,
met massa's valllen de visschen er uit en
vijf minuten later is er geen spoor meer van
te ontdekken. De gulzigheid en vraatzucht van
deze vogels is niet te beschrijven; ze gunnen
zich geen tijd om te slikken; doch verzamelen
zooveel mogelijk in hun wijde keelzakken.
Laten we nu eenige vogels eens nader be
schouwen. De pelikanen, die er in de verte zoo
plomp uitzien met hun groot lichaam, hun
dunne hals en groote kop, vallen van nabij
nogal mee; want de kleur van hun vee ren en
ook van hun snavel iis verwonderlijk zacht
en mooi. Het geheele lichaam is roodachtig
van kleur, alleen op de borst is het geel. De
oogen zijn rood en de naakte plekken daar
omheen geel. Aan den onderkant van de bek
bezitten de pelikanen een groote vliezige zak,
die zeer uitrekbaar is en waaraan ze den
naam kropgans te danken hebben. De vier
teenen der voeten zijn alle naar voren ge
richt en door een zwemvlies verbonden..
Deze vogels leven in het zuiden van Europa
en Azië en in het grootste deel van Afrika en
de Nieuwe Wereld bevolken ze de zeestranden
en de rivieren. Daar ze niet kunnen duiken
vindt men ze het meest op ondiepe wateren,
waar ze met hun snavel de grond kunnen be
reiken, zoodat de visschen niet aan hun ver
volging kunnen ontsnappen. Hun gulzigheid
is ongeëvenaard.
Et zijn verscheidene soorten van pelikanen.
De boven opgegeven kenmerken gelden voor
de meest voorkomende soort, de pelecanus
onocrotalus, zooals hij in het Latijn heet. De
grootere soorten onderscheiden zich door
minder opvallende kleuren. De pelecanus cris-
pus is meer grijsachtig en heeft een rood ge
kleurde keelzak; terwijl de Australische soort,
de pelecanus conspicillatus een bijna geheel
zwarte rug bezit.
E. W.
Toen de stoomvaart zich begon te ontwik
kelen, hielden de schepen op zee net zulke
wedstrijden als tegenwoordig de vliegmachines.
Denk maar aan de LondenMelbournerace!
Heele volken waren geestdriftig over de re
sultaten. Op de Atlantische Oceaan heerschte
een ware wedijver tusschen de Engelsehe en
Amerikaansche schepen.
Het eerste stoomschip dat de overtocht
maakte, was de „Savannah". Dat wil zeggen,
toen het schip New-York verlaten had, onder
het uitpuffen, van groote rookwolken en het
eenmaal uit het gezicht van de kust was,
heesch het zijn zeilen, die in dien tijd ieder
stoomschip nog had en zeilde de Oceaan over.
Voor de Engelsehe kust werden de vuren weer
opgestookt en als eerste „stoomschip" kwam
de „Savannah" de haven van Liverpool bin
nen. Moge deze handeling dan niet erg spor
tief geweest zijn, men had in ieder geval steen
kool gespaard.
Na de „Savannah-' waren het de „Curacao"
en de „Royal William", die de overtocht wer
kelijk volbrachten. Na de overtocht van de
„Royal William" had de sensationeele wed
strijd plaats tusschen de „Sirius" en de
Great-Western". Ale zeevarende landen
stelden het grootste belang in dezen wedstrijd,
die een historische datum in de geschiedenis
van het zeewezen vormt. Allereerst was er een
wedstrijd tusschen de beide schepen wie het
eerst klaar was voor het vertrek. 5 April 1938 i
vertrok de „Sirius" van Cork in Iceland. E-
„Great-Western", grooter en machtiger, kon
pas drie dagen daarna van Bristol vertrekken.
En de eigenlijke wedstrijd begon. De „Sirius"
verbruikte zoo veel mogelijk steenkool om
haar snelheid op te voeren. Eenige lengtegra
den achter haar voer de „Great Western".
Dank zij haar drie dagen voorsprong be
reikte de „Sirius" New-York het eerst en wel
op 23 April. De overtocht had 17 dagen ge
duurd; voor dien tijd een ongelooflijk korte
tijd.
ZATERDAG 2 FEBRUARI 1935
Toen het schip de haven binnenstoomde,
werd het begroet door een salvo kanonschoten,
de in de haven liggende schepen hadden zich
getooid met vlaggen en wimpels en met een
geweldige geestdrift werd het schip ontvangen.
Terwijl men nog bezig was de „Sirius" te
huldigen, verscheen er aan den horizon een
tweede rookpluim. Het was do „Great-Wes
tern", die een groot gedeelte van den verloren,
tijd op haar mededingster had imgeloopen.
Sportief begroetten de Amerikanen de
„Great-Western" met een tweede salvo en
lieten de beide equipages in de eer deelen.
Uit een technisch oogpunt bezien, is de
overwinning van de „Sirius" nog belangrijker.
De Sirius was namelijk de eerste die met een
condensator uitgerust was, in een tijd waarin
de andere schepen nog zeewater in hun ketels
gebruikten.
De „Great-Western" maakte nog 90 over
tochten van Amerika naar Engeland. Toen
werd hij aan een andere maatschappij ver
kocht voor diensten op Zuid-Amerika en Oost-
Indië. In 1856 sloopte men het schip.
De wedstrijd tusschen de „Sirius" en de
„Great-Western" was het begin van de snel
heidswedstrijden tusschen de Trans Atlanti
sche stoomers.
Het schip, dat de overtocht het vlugst
maakt, is houder van de „blauwe wimpel". De
strijd gaat tusschen Frankrijk met de „Nor-
mandië"; Duitschland met de „Bremen" er
de „Europa"; Italië met de „Rex"; Engeland
met de nog niet geheel voltooide „Queen
Mary" en Amerika met verschillende schepen
De eer, de blauwe wimpel te bezitten (die in
werkelijkheid niet bestaat), wordt op het
oogenblik gedeeld door het Italiaansche schip
„Rex" en de Duitsche „Europa", die de over
tocht van Europa naar Noord-Amerika in
ruim vier en een halven dag maken.
Bij het vervaardigen van dit spel, vangen
we twee vliegen in één klap, zooals de uitdruk
king luidt. Want we gaan het spel eerst zelf
maken, wat al plezierig is. En daarna kunnen
we er met broertjes en zusjes, vriendjes en
vriendinnetjes heel gezellig mee spelen; dat
is dus het tweede genoegen.
We zullen nu eerst bespreken, hoe het spel
vervaardigd moet worden. In de eerste plaats
heb je daarvoor een vrij hooge doos noodig.
De beide zijkanten snij je schuin weg, zoodat
aan den voorkant een rand van ongeveer
15 c.M. hoogte blijft staan. Nu zaag je van dun
triplex een plankje, dat precies dezelfdé
breedte heeft als de binnenzijde van de doos,
maar dat aan den voorkant 6 a 7 c.M. korter
is. Op dit plankje heb je op afstanden van 3
tot 4 c.M. kleine spijkertjes geslagen met ron
de kopjes, op de manier, zooals de teekenaar
aangeeft. De ruimte, die je van voren over
houdt verdeel je in vakjes (zie teekening),
die aan den voorkant genummerd worden.
Nu rest je nog aan den bovenkant een soort
mandje te maken, dat wel iets lijkt op de
mand, die bij korfballen gebruikt wordt. Deze
„korf" maak je van dun soepel carton of van
blik; met een paar kleine spijkertjes bevestig
je hem aan den bovenkant.
Het geheel wordt vervolgens netjes geschil
derd.
Het spel wordt als volgt gespeeld:
Je gooit een knikker door de „korf" aan den
bovenkant; door de spijkertes, die in den weg
staan, zal de knikker een zig-zag weg naar be
neden nemen en in een der vakjes vallen.
Bij het maken van het mandje bovenaan,
moet je er dus rekening mee houden, dat de
knikker er gemakkelijk door moet kunnen
A 1 I I T
5. -10 25 -10 5
Het aantal punten, dat ieder der spelers bij
een worp haalt, wordt opgeschreven en wie
in een bepaald aantal beurten de meeste pun
ten heeft, is winnaar van het spel. De win
naar mag de inzet uit den pot opstrijken. Het
aantal spelers aan dit spel is onbepaald.
OOM KE2SS,