/XV' /A\\ V/ A V BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDEN. DE DROEVE GESCHIEDENIS DE EERSTE STOOMSCHEPEN. HET „WATERVALSPEL" ■-■■«.■-••-y-r -> --- #8' *K r-' f ww>.,— A.s Woensdag gaan we weer met nieuwe moed repeteeren. Jullie komt allen om 2 uur en gaat om 3.30 naar huis dan hebben jullie ook nog gelegenheid om fijn stelten te loopen. Dus tot Woensdag. Beste ZILVERVOS. Schitterend dat je een tien voor rekenen gekregen hebt. Blijf maar flink je best doen. Dus je doet ook aan voetballen? Dag Zilvervos. Lief KLAVERTJE VIER. Wat is je pop nu weer mooi geworden. Je moeder verstaat de kunst. Kan ze voor mij ook niet eens een jurk breien? Speel maar prettig. Dag Kla vertje vier. Lief MEIKBVERTJE. Je behoeft me iedere week geen verhaaltje te schrijven hoor. Wil je tm'n groeten aan Mej. W. van mij terugdoen? Zit je bij haar in de klas? Dag Meikevertje. Beste KOZAKKENHOOFDMAN. Zie ik je a.s. Woensdag weer en zal je dan flink je best doen? Als je naar de club gaat, doe dan voor al voorzichtig. Telkens als ik jullie de brug zie passeeren denk ik, als ze maar geen on gelukken krijgen, ze loopen zoo ondoordacht.' Dak Kozakkenhoofdman. Best INDIAANTJE. Je bent dus op je eentje uit wandelen gegaan. Was je niet te laat thuis en waren je ouders niet erg onge rust? Voortaan maar eerst naar huis gaan, dat lijkt mij beter. Dag Indiaantje. Beste TOM MIX. Zeker je vorige brief heb ik ontvangen maar had toen geen gelegen heid er diep op in te gaan. Van je voetbal schoenen wist ik niets af, je hebt me er ook niet over geschreven. Prettig zeg, Wat zal je nu voetballen, 'k Ben nieuwsgierig wie de meeste punten op het volgend rapport heeft, jij of de jongen waarmede je aan het wed ijveren bent. Dag Tom Mix.. Best KRULLENKOPJE, kleine Bep. Och, och, wat wil die Bep graag groot zijn en me dedoen: Je brief heb ik gezien hoor, maar je moet toch heusch nog wat geduld hebben Flink zoo Krullenkopje, werk thuis maar dan komt het kussen heusch op tijd klaar. Zoek je vooral de kleuren goed uit, zoodat het een goed geheel wordt. Dag Krullenkopje. BOSCHVIOOLTJE. Ja meisje dat komt er van. 'k Vind het niet lief van je. Waarom niet het werk dat je opgedragen wordt, direct flink en goed aangepakt? Als je grooter bent zal je wel meer voor werkjes komen te staan die je minder prettig vindt, maar die je toch moet doen. Zal je voortaan beter aanpakken? Dag Boschviooltje. Lief ROZAFLUWEELTJE. Je hebt geen briefje terug ontvangen omdat je je briefje te laat hebt ingestuurd. Donderdagmorgen uiter lijk 9 uur en ik ontving 't pas Donderdag avond. Nu was 't mooi op tijd. Dag Rozaflu- •weeltje. Best GOUDBLONDJE. Wanneer ik jarig ben? Op één der 365 dagen van een jaar. Ieder die bij het onderwijs werkzaam is, heeft door geleerd. Zoo, vanaf de Lagere school, kom je niet voor de klas. Ja zeker, Zaterdagsmor gens heb ik ook school, maar heb om 11.45 al tijd heel veel haast. Ik moet dan, wil ik op tijd op de lessen zijn, met den trein van even 12 uur weg. Zaterdags heb ik dus nooit tijd voor je. Dag Goudblondje. Beste ROBBEDOES. Jongen, wat heb je een mooie teekening voor me gemaakt. Ik vind haar heel mooi. Wat zal dat gezellig zijn des avonds met je moeder en Klaas de liedjes uit het Avroboek te kunnen zingen. Ik heb ook de 2 deeltjes. Vind je de plaatjes er ook niet mooi in? Echte, vroolijk lachende kinder snuitjes. Zing maar prettig. Dag Robbedoes. Lief LACHEBEKJE. Ja meisjelief, de kin deren zijn heel gelukkig met hun warme maaltijden en eten flink. Het is voor alle per sonen die aan de voeding, in welken vorm ook, een werkzaam aandeel hebben, een groote voldoening dat alles zoo goed slaagt en het geld regelmatig binnen komt. Zoo zie je „met eendrachtige samenwerking en ware liefde is er nog wel iets te bereiken." Dag Lachebekje. Beste JENNIE. Je raadsel kan ik niet op lossen. Misschien wel een deel 4 9 10 6 4 is melk. 1 8 9 is ijs. De rest??? Ja zeker, de voor drachten doen we in de kleeding die bij het stukje past. Goed hoor. Kom Woensdag maar. Dag Jennie. Lief MADELIEFJE. Zeg wat heb je keu rig geschreven, 'k Vind het altijd prettig keu rig geschreven briefjes te ontvangen. Heeft je moeder je weer verwend? Een mooie groene jurk, 't is maar niet fijn zeg? Gelukkig dat Willy weer beter is. Als ze nu maar goed op past en voor warme, droge voeten zorgt. Ze blijft vooreerst nog erg vatbaar. Dag Made liefje. Lief POPPENMOEDERTJE. Hoe ik je postpapier vind. Wel. snoezig. Je hebt zeker verschillende plaatjes? Je zuster weet wel wat mooi is en wat je kunt gebruiken. Je kunt nog best mededoen hoor. Dag Poppenmoedertje. Lief SNEEÜWKÖNINGINNETJE. Zoo zijn Catrientje en Mets H. je vriendinnetjes? Ik ken Catrientje wel en ook haar vader en moe der. Ze woont op de Stationsweg. Gaat ze bij je op school? Voortaan beter je aardrijks kunde leeren hoor. Dag Sneeuwkoningin. Beste DICKY BIGMANS. Zeg wat heb je het op de Bazar laat gemaakt. Je hebt zeker Zondagmorgen flink uitgeslapen? Welk cijfer heb je voor je aardrijkskunde repetitie een 3 ©f een 9? Het staat heel onduidelijk aange geven. Dag Dicky Bigmans. Goeden middag JOPIE SLIM. Ook al zoo laat naar bed gegaan? Gelukkig dat er niet alle dagen een bazar gehouden wordt. Je was dus gelukkig met je flesch eau de cologne. Dag Jopie Slim. Beste Zus. Of ik nog schaatsenrijden kan? 'k Weet het niet. Zoolang ik in de gemeente Velsen ben en dat is ruim 14 jaar, heb ik niet gereden, 'k Zal het ook niet meer probeeren. Een groote liefhebster ben ik er nooit van ge weest. Maar of er deze winter nog ijs komt? Afwachten maar. Dag Zus. Lief ZONNESTRAALTJE. Als ik je niet teruggeschreven heb, dan ben je stellig te laat met inzenden geweest. Ja, het lied „Wakk're jongens" enz. vind ik heel mooi. Dag Zonne straaltje. Lief FILMSTERRETJE. Prettig, dat je zal probeeren zooveel mogelijk m'n raad op te volgen. Je zult er heusch geen spijt van hebben. Ken je het spreekwoord niet: „Brengt ge de zon in 's naasten leven, Ze zal op U haar weerschijn geven." Natuurlijk zal ik het verslag in de courant lezen. Ik vind het best als je je zuster wat verlicht en de zaak voor Maartje in orde maakt. Dag Filmsterretje. Lief VUURVLINDERTJE. Je hebt dus van de vensterbank een winkel of etalage ge maakt. 'k Kan het me begrijpen. Zoo'n ven sterbank leent er zich zeer goed voor maar.... ik Jcan ook begrijpen dat je zuster je boven ge legenheid gaf om verder uit te stallen. Dag Vuurvlindertje. Beste VERKENNER. Met oorpijn moet je niet in de koude loopen. Je krijgt het dan nog erger. Julie gaat dus verhuizen? Ook niet prettig in dezen tijd zeg. Gelukkig dat je moe der weer hersteld is. Dag Verkenner. Lief MEIDOORNTJE. Je hebt heel wat programma's verkocht zeg. Wie zal de prijs winnen? Wat zal je keurig zijn in je rose zij den jurk. Zou ik je nog herkennen? Even pla gen mag wel, niet? Dag Meidoorntje. Lief KABOUTERTJE. Ja vriend, ik zou het ook jammer vinden voor jullie en daar omzal ik doen, wat in m'n vermogen is. Is je been weer over? 'k Hoop je Woensdag te zien. Dag Kaboutertje. Veel groeten van Mej. E. VTJLBRIEF. Wim: Vader, waarom hebben de giraffen zulke lange halzen? Vader: Omdat ze zich voeden met de bla deren van de boomen. Wim: En waarom zitten die bladeren dan zoo hoog? Vader: Omdat de giraffen zich dan niet be hoeven te bukken. VAN MENEER DRIBBEL, DIE TOCH NOC BLIJ AFLIEP Reeds twintig eeuwen geleden ski-'de men in Scandinavië. De god van den winter Oellar werd altijd afgebeeld met ski's. Dichters uit het hooge Noorden noemden omstreeks 900 schepen „ski's van de zee". Maar ook de oude Romeinen kenden de ski. Zij maakten er zelf wel geen gebruik van, maar op hun verove ringstochten ontmoetten zij volkeren, die niet alleen op ski's liepen, maar die ook hun die ren sneeuwschoenen onder de pooten bonden. Als sport begon men met skiën pas in 1860 Noorwegen. Duitschland, Engeland Zwitserland volgden spoedig'. Het is wel vreemd, dat de Zwitsers het skiën van ande ren moesten leeren. In 1883 kregen de monniken van St. Ber nard een paar ski's ten geschenke. Een paar jaren later beoefenden zij het skiloopen als sport. Het maken van skitochten is een van de mooiste ontspanningen. Het glijden langs be sneeuwde hellingen levert heel wat sensaties op. Ski-loopen is niet zoo moeilijk te leeren wil men echter groote tochten ondernemen dan heeft men toch wel eenige jaren oefening noodig. Tenzij men steeds in een land woont waar men 's winters skiën kan; dan gaat het vanzelfsprekend vlugger. Een belangrijk ding is ook het inwassen van de ski's. Een goed ski- looper weet of hij z'n ski's moet inwassen bij vriesweer, bij dooiweer enz. Dit is een belang rijke kwestie bij wedstrijden. Het ski-springen is een sport, die heel veel moed vereischt en ervaring. Deze sport eischt jaarlijks slachtoffers. De sensaties die men on dergaat wanneer men eenige tientallen meters vrij door de lucht zweeft, zijn van dien aard, dat wanneer men een keer gesprongen heeft, men er niet gauw genoeg van krijgt. Beden ken jullie eens wat dat beteekenen. wil: een sprong van over de 60 meter! Met een vaartje van ongeveer 100 kilometer suist de springer van de helling, stoot aan het einde van de hel ling krachtig af en recht op, geheel in even wicht rekt hij zoo lang mogelijk het springen en concentreert zich dan geheel op het neer komen. Wanneer hij niet het juiste oogenblik afmikt kan hij een leelijke tuimeling- maken. Jullie begrijpt wel dat men maar niet direct er mee kan beginnen van een groote schans te springen. Men begint eerst met het oefenen op een kleine heuvel en wanneer men dan de slag beet heeft, waag men zich geleidelijk op grootere springschansen. Meisjes en jongens beoefenen dit springen en de springwedstrlj- den trekken steeds weer duizenden toeschou wers, die naar de koene sportmenschen kijken die met een snelheid van 100 KM. door de lucht snellen, zwaaiend met hun armen om toch vooral niet hun evenwicht te verliezen. SCH. Meer Dribbel en meneer Kribbel waren bu ren en waren beiden op hetzelfde kantoor werkzaam. Ze hadden beiden een eigenaardige gewoonte om nl. op straat hun ochtendblad al loopende te lezen. Het grachtje, waar ze langs moesten was wel lieel stil en verlaten, maar de heer Dribbel was toch al eens thuis gekomen met een blauw oog, omdat hij tegen een lantaarn paal was aangeloopen. Op zekeren morgen woei het van belang, maar dat belette den heeren toch niet om rus tig het nieuwste nieuws in zich op te nemen. Maar opeens nam meneer de Wind den hoed van meneer Dribbel mee en hoewel meneer Dribbel dadelijk strijdvaardig met zijn stok ernaar sloeg, het bolle hoedje verdween in het grachtwater. „Meneer Kribbel, wat moet ik doen?" jam merde Dribbeltje. „Even dat raadsverslag uitlezen," zei meneer Kribbel droogjes. „Maar mijn hoedl" Nu zag meneer Kribbel den hoed van me neer Dribbel dobberen op de golfjes van het opgezwiepte grachtwater. „Er is geen schipper te bekennen en veel bijzonders is dat hoedje van jou ook niet, dat ik zou zeggen: soeda laat maar zwemmen, 't Is bij negenen, dus wachten kunnen we niet. En daarenboven, wat moet je met dien klets- natten hoed doen?" was het resolute antwoord van meneer Kribbel. „Gelijk heb je Kribbel, maar ik zou rheu- matiek kunnen opdoen met mijn kalen knikker in de kou." „Welnee kerel, ze zeggen, dat het de haar groei bevordert." De klok begon al negen te spelen, zoodat de beide heeren er een stapje op moesten leg gen, hoewel meneer Dribbel met droeve oogen afscheid nam van zijn voortvarend dopje. Onder kantoortijd prakkizeerde hij, dat hij straks toch maar dadelijk in den dichtst bij zijnden hoedenwinkel een nieuw hoofddeksel zou koppen. Hij zou er immers toch aan moeten Toen de beiden heeren het grachtje hadden verlaten kwam daar een oud vrouwtje uit een heel oud huisje. Ze had voor haar horretje ge zien, hoe daar twee heeren aan 't gesticulee- ren en redeneeren waren, alsof ze ruzie had den. Ze was wel een beetje nieuwsgierig aan gelegd en als ze haar kacheltje had opge stookt, zou ze maar eventjes haar poesje bui ten laten, dan kon ze meteen eens kijken, wat er aan de hand was. Hé. wat dreef daar midden in de ga-acht? Een hoed? O, als die maar niet van een van die heeren was? Had er eentje geen hoed op gehad? Ze zou 't niet kunnen zeggen. Maar nu dacht ze opeens aan iets heel ergs. Twee jongens slenterden langs het grachtje en za gen het hoedje ook. „Is tie van U, juf?" Het juffrouwtje keek de jongens minachtend aan en zei bestraffend: „Spot er maar niet mee, daar kan best een mensch in 't water liggen. Ik zag straks een ruzietje enne „Zeg Dirrek, late me dat hoedje gaan op- dreggen met die stok," stelde kameraad Piet voor. Dirk had vlug den stok gegrepen, maar daar kwam zoo waar een politie-agent aanstappen. Het oude dametje zou net naar binnen gaan Maar nu voelde ze zich verplicht aan den man van 't gerecht te vertellen, wat ze gezien had. Dirk prikte na eenige minuten het hoedje aan den dregstok, alsof 't een oliebol was. Zijn vriend Piet nam het eraf en bekeek het aan' alle kanten en zei triomfeerend tegen den agent: „D'r staat een naam in P. Dribbel." „P. Dribbel," herhaalde de agent. „Ik weet hem te wonen," riep Dirk. Mijn moeder werkt er t Is Baanstraat 6." ,Ga dan maar even met me mee," zei de agent. „De hoed ooK agent?" „Ja, natuuriijk, dat is het bewijsstuk." Een kwartier daarna werd de heer Dribbel op zijn kantoor opgebeld door de politie. Of tie 't zelf was? Nu kwam het verhaal van den opgevischten hoed, waar de heer Dribbel direct opheldering van kon geven- „Jongen Dribbeltje, wat zal je vrouw in angst gezeten hebben," zei menaar Kribbel, toen hij van het telefoongesprek hoorde. Dien morgen was meneer Dribbel niet al te best bij zijn werk. Om 12 uur haastte hij zich naar huis, kocht onderweg een nieuwen hoed en een bos tulpen. Toen hij thuis kwam, werd hij met open armen door zijn vrouw ontvangen. Wat ze een angst had uitgestaan toen die agent met den jongen en den druipenden hoed bij haar op den stoep stond. Maar één ding moest meneer Dribbel plech tig beloven, dat hij nooit meer op straat zijn ochtendblad zou lezen. De heer Dribbel heeft dit plechtig beloofd en om niet te kunnen zwichten voor de verleiding, laat hij zijn och tendblad voortaan maar thuis. En van den weeromstuit doet de heer Krib bel hetzelfde. PELIKANEN. Voor de pelikanen, die we ditmaal zullen bespreken, is het 't beste, dat we naar Artis gaan (je weet wel, de bekende dierentuin in Amsterdam), waar ze bij tientallen voorko men in de groote vijver. De tafreeltjes die zich aan deze groote vij ver afspelen, veranderen elk oogenblik. Komt men 's morgens, dan ziet men de vogels aan den oever druk bezig met toilet maken. De pe likanen zitten elke veer van hun plomp lichaam met de grootste zorg glad te strijken en ne men daarbij de grilligste standen aan. Tegen den middag zijn bijna alle vogels in het water te vinden, dan komen de meeste bezoekers en bestaat er kans voor hen bij de bruggen kruimeltjes enz. te bemachtigen, die door de kinderen in het water worden ge worpen. Maar de grootste drukte en bewegin; is tegen drie uur ongeveer. Dan ziet men de pelikanen in dichte ge lederen met uitgestrekte vleugels al dansend toesnellen, dan plompen de aalscholvers hals over kop in het water en zwemmen uit alle macht naar de brug; maar ziet men ook in de verte de oppasser verschijnen, met de wel bekende mand aan den arm, die de visch be vat. Alles haast zich om niet te laat te ko men en als de oppasser op de brug verschijnt zijn allle vogels op hun post en wachten dan begeerig op de dingen die komen zullen. Met volle handen wordt de visch hun toe geworpen, die, voordat ze de oppervlakte van het water bereiken, in de wijd geopende bek ken der pelikanen verdwenen zijn. Eindelijk wordt de mand boven de vogels omgekeerd, met massa's valllen de visschen er uit en vijf minuten later is er geen spoor meer van te ontdekken. De gulzigheid en vraatzucht van deze vogels is niet te beschrijven; ze gunnen zich geen tijd om te slikken; doch verzamelen zooveel mogelijk in hun wijde keelzakken. Laten we nu eenige vogels eens nader be schouwen. De pelikanen, die er in de verte zoo plomp uitzien met hun groot lichaam, hun dunne hals en groote kop, vallen van nabij nogal mee; want de kleur van hun vee ren en ook van hun snavel iis verwonderlijk zacht en mooi. Het geheele lichaam is roodachtig van kleur, alleen op de borst is het geel. De oogen zijn rood en de naakte plekken daar omheen geel. Aan den onderkant van de bek bezitten de pelikanen een groote vliezige zak, die zeer uitrekbaar is en waaraan ze den naam kropgans te danken hebben. De vier teenen der voeten zijn alle naar voren ge richt en door een zwemvlies verbonden.. Deze vogels leven in het zuiden van Europa en Azië en in het grootste deel van Afrika en de Nieuwe Wereld bevolken ze de zeestranden en de rivieren. Daar ze niet kunnen duiken vindt men ze het meest op ondiepe wateren, waar ze met hun snavel de grond kunnen be reiken, zoodat de visschen niet aan hun ver volging kunnen ontsnappen. Hun gulzigheid is ongeëvenaard. Et zijn verscheidene soorten van pelikanen. De boven opgegeven kenmerken gelden voor de meest voorkomende soort, de pelecanus onocrotalus, zooals hij in het Latijn heet. De grootere soorten onderscheiden zich door minder opvallende kleuren. De pelecanus cris- pus is meer grijsachtig en heeft een rood ge kleurde keelzak; terwijl de Australische soort, de pelecanus conspicillatus een bijna geheel zwarte rug bezit. E. W. Toen de stoomvaart zich begon te ontwik kelen, hielden de schepen op zee net zulke wedstrijden als tegenwoordig de vliegmachines. Denk maar aan de LondenMelbournerace! Heele volken waren geestdriftig over de re sultaten. Op de Atlantische Oceaan heerschte een ware wedijver tusschen de Engelsehe en Amerikaansche schepen. Het eerste stoomschip dat de overtocht maakte, was de „Savannah". Dat wil zeggen, toen het schip New-York verlaten had, onder het uitpuffen, van groote rookwolken en het eenmaal uit het gezicht van de kust was, heesch het zijn zeilen, die in dien tijd ieder stoomschip nog had en zeilde de Oceaan over. Voor de Engelsehe kust werden de vuren weer opgestookt en als eerste „stoomschip" kwam de „Savannah" de haven van Liverpool bin nen. Moge deze handeling dan niet erg spor tief geweest zijn, men had in ieder geval steen kool gespaard. Na de „Savannah-' waren het de „Curacao" en de „Royal William", die de overtocht wer kelijk volbrachten. Na de overtocht van de „Royal William" had de sensationeele wed strijd plaats tusschen de „Sirius" en de Great-Western". Ale zeevarende landen stelden het grootste belang in dezen wedstrijd, die een historische datum in de geschiedenis van het zeewezen vormt. Allereerst was er een wedstrijd tusschen de beide schepen wie het eerst klaar was voor het vertrek. 5 April 1938 i vertrok de „Sirius" van Cork in Iceland. E- „Great-Western", grooter en machtiger, kon pas drie dagen daarna van Bristol vertrekken. En de eigenlijke wedstrijd begon. De „Sirius" verbruikte zoo veel mogelijk steenkool om haar snelheid op te voeren. Eenige lengtegra den achter haar voer de „Great Western". Dank zij haar drie dagen voorsprong be reikte de „Sirius" New-York het eerst en wel op 23 April. De overtocht had 17 dagen ge duurd; voor dien tijd een ongelooflijk korte tijd. ZATERDAG 2 FEBRUARI 1935 Toen het schip de haven binnenstoomde, werd het begroet door een salvo kanonschoten, de in de haven liggende schepen hadden zich getooid met vlaggen en wimpels en met een geweldige geestdrift werd het schip ontvangen. Terwijl men nog bezig was de „Sirius" te huldigen, verscheen er aan den horizon een tweede rookpluim. Het was do „Great-Wes tern", die een groot gedeelte van den verloren, tijd op haar mededingster had imgeloopen. Sportief begroetten de Amerikanen de „Great-Western" met een tweede salvo en lieten de beide equipages in de eer deelen. Uit een technisch oogpunt bezien, is de overwinning van de „Sirius" nog belangrijker. De Sirius was namelijk de eerste die met een condensator uitgerust was, in een tijd waarin de andere schepen nog zeewater in hun ketels gebruikten. De „Great-Western" maakte nog 90 over tochten van Amerika naar Engeland. Toen werd hij aan een andere maatschappij ver kocht voor diensten op Zuid-Amerika en Oost- Indië. In 1856 sloopte men het schip. De wedstrijd tusschen de „Sirius" en de „Great-Western" was het begin van de snel heidswedstrijden tusschen de Trans Atlanti sche stoomers. Het schip, dat de overtocht het vlugst maakt, is houder van de „blauwe wimpel". De strijd gaat tusschen Frankrijk met de „Nor- mandië"; Duitschland met de „Bremen" er de „Europa"; Italië met de „Rex"; Engeland met de nog niet geheel voltooide „Queen Mary" en Amerika met verschillende schepen De eer, de blauwe wimpel te bezitten (die in werkelijkheid niet bestaat), wordt op het oogenblik gedeeld door het Italiaansche schip „Rex" en de Duitsche „Europa", die de over tocht van Europa naar Noord-Amerika in ruim vier en een halven dag maken. Bij het vervaardigen van dit spel, vangen we twee vliegen in één klap, zooals de uitdruk king luidt. Want we gaan het spel eerst zelf maken, wat al plezierig is. En daarna kunnen we er met broertjes en zusjes, vriendjes en vriendinnetjes heel gezellig mee spelen; dat is dus het tweede genoegen. We zullen nu eerst bespreken, hoe het spel vervaardigd moet worden. In de eerste plaats heb je daarvoor een vrij hooge doos noodig. De beide zijkanten snij je schuin weg, zoodat aan den voorkant een rand van ongeveer 15 c.M. hoogte blijft staan. Nu zaag je van dun triplex een plankje, dat precies dezelfdé breedte heeft als de binnenzijde van de doos, maar dat aan den voorkant 6 a 7 c.M. korter is. Op dit plankje heb je op afstanden van 3 tot 4 c.M. kleine spijkertjes geslagen met ron de kopjes, op de manier, zooals de teekenaar aangeeft. De ruimte, die je van voren over houdt verdeel je in vakjes (zie teekening), die aan den voorkant genummerd worden. Nu rest je nog aan den bovenkant een soort mandje te maken, dat wel iets lijkt op de mand, die bij korfballen gebruikt wordt. Deze „korf" maak je van dun soepel carton of van blik; met een paar kleine spijkertjes bevestig je hem aan den bovenkant. Het geheel wordt vervolgens netjes geschil derd. Het spel wordt als volgt gespeeld: Je gooit een knikker door de „korf" aan den bovenkant; door de spijkertes, die in den weg staan, zal de knikker een zig-zag weg naar be neden nemen en in een der vakjes vallen. Bij het maken van het mandje bovenaan, moet je er dus rekening mee houden, dat de knikker er gemakkelijk door moet kunnen A 1 I I T 5. -10 25 -10 5 Het aantal punten, dat ieder der spelers bij een worp haalt, wordt opgeschreven en wie in een bepaald aantal beurten de meeste pun ten heeft, is winnaar van het spel. De win naar mag de inzet uit den pot opstrijken. Het aantal spelers aan dit spel is onbepaald. OOM KE2SS,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 10