BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDEN Mag ik vandaag weer direct met de brief jes beginnen? A.s. Woensdag zien we elkan der toch weer. Lief ZONNESTRAALTJE. Waar ik sneeuw voor m'n spei van maak? Wel van couran- tensnippers. Hoe alles precies gaat? Dat kan ik je nu niet vertellen. Op de club hoor je het wel, wanneer we zoover zijn. Dag Zonne straaltje. Lief FLUWEELTJE. Wat jammer dat je niet overgaat, zeg. Doe nu maar verder goed je best, a.s. Woensdag mag je even op dra den wachten. Ja, dat meisje gaat bij ons op school. A.s. Zondag zal ik. als ik even gelegen heid heb, in je album schrijven. Neen, ik ben niet naar E. geweest. Dag Rozafluweeltje. Lief GOUDBLONDJE. Ik dank je voor je lange brief. Wat je raadsels betreffen, heb ik momenteel niet veel tijd om ze op te los sen. Je weet heusch niet wat er de laatste maanden voor mij te doen is. Het is verba zend veel en ik hoop na de Baaschvacantie je, wat betreft het oplossen van raadsels, tevre den te stellen. De vertaling van je Duitsche spreekwoordén laat ik hier volgen. Alle begin is moeilijk. Nood leert bidden. De rechte weg is de beste. Dag Goud- blondje. Best REPELSTEELTJE. Jij mag met het lboogjesspel mededoen. Ik hoop dat het goed gaat, maar je wilt je best wel doen, niet? Dag Repelsteeltje. Beste KOZAKKENHOOFDMAN. Je hebt je best op je briefje gedaan, hoor. Het ge vlekte is buiten je schuld, het schrift is keu rig. Dag Kazakkenhoofdman. Lieve WILDZANG. Als ik je maar her ken, zeg? Een meisje met een nieuwe rose zij den jurk schrijf je. 'k Zal goed opletten hoor. Veel genoegen. Dag Wildzang. Best KLAVERTJËVIER. Je doet dus ook al aan stelten loopen? Je vindt het zeker erg prettig? Brei maar flink a^n je panlappen. Dag Klavertjevier. Best INDIAANTJE. Je lijkt wel een soort •konijnenhandelaar te worden. Zal je vooral goed voor de beesten zorgen? Ze zijn, wan neer we ze bezitten, geheel van onze behan deling en verzorging afhankelijk. Dag In diaantje. Beste TOM MIX. Van je ouders heb ik een ansichtkaart uit Rio de Janeiro ont vangen. Ze schrijven, dat het er verbazend warm is. 'k Vind het heel vriendelijk, dat ze trouw aan me denken. Weet je nog meer van die moppen? Dag Tom Mix. Lief GOUD'JdUILTJE. Je kunt van mij een voordracht krijgen die niet gezongen be hoeft te worden. A.s.. Woensdag zal ik er een voor je uitzoeken. Ik dank je voor je teeke- ning. Het eerste stukje vind ik wel aardig. Dag Goudmuiltje. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Dat vind ik leuk zeg, een door je zelf geschreven brief van je te ontvangen. Zoo zie ik dat kleine kinderen groot worden. Zie ik je Woensdag weer? 'k Denk van wel. Dag Boodschapstertje. Lief LACHEBEKJE. Je hebt -dus van het voorlezen genoten? Ja, voorlezen !s altijd heel prettig. Nu hebben we er echter geen tijd meer voor. Stukjes instudeeren wordt nu hoofdzaak. Dag Lachebekje. Beste ZILVERVOS. 'k Kan begrijpen dat je blij met de kaplaarzen bent. Het eten smaakt je heel lekker? Vriend, daar ben ik heel erg blij om. Je wordt nog een reus. Dag Zilvervos. Lief MEIKEVERTJE. Natuurlijk ontvang ik graag een teekening van je. Was je verge ten m'n groeten over te brengen? Je wilt het nu nog wel doen. nietwaar? Dag Meikevertje. Best GOUDVINKJE. Je vader ging dus geheel onverwachts uit. Ik zal om de zijde denken hoor. Je krijgt het kleedje best op tijd klaar. Dag Goudvinkje. Beste DEUGNIET. Ik zal het voor je in orde maken hoor. 'k Kan begrijpen dat je moeder het graag klaar heeft. Neen, winter is het nog niet geweest. Doe mijn groeten aan Jennie terug, wil je? Dag Deugniet. Beste WANDELAAR. Zoo was je zoo in de war? Dan maar nooit meer extra vrij, vind je niet? Even plagen mag zeker wel? Dag Wandelaar. Best KRULLENKOPJE. Dat je de wol voor je kussen niet meer bij kunt krijgen is te begrijpen. Wie weet hoe lang geleden het gekocht is. Er is echter wel iets op te vin den, breng je werk Woensdag maar mede, Is Beb zoo nieuwsgierig naar de Zaterdag- sche krant? Zeg Bep, eet je nog flink, zoowel boterhammen als warm eten? Ben je weer beter? Dag Krullenkopje, dag Bep. Best KABOUTERTJE. Vriendje, je bent telaat met de mededeeling van je zift haar verjaardag. Als de krant verschijnt is ze reeds jarig geweest. Wei jammer, maar niets aan te doen. Dag Kaboutertje. Lief BOSCHVIOOLTJE. Ja meisjelief, 'k geloof dat er van handwerken voorloopig niet veel zal komen. Wilien we iets goeds opvoe ren, dan moeten we flink repeteeren en heb ben we alle uurtjes die we samenkomen, hoog noodig. Dag Boschviooltje. Beste ZUS. Als Nelly rubriekertje blijft mag ze op het feest komen. Vindt ze het niet heel erg jammer om zelf nergens aan mede doen? Toen ik zoo oud was als jullie nu zijn, deed ik altijd aan alle mogelijke stukjes enz. mede. Het is zoo nuttig. Je krijgt een zekere vrijheid van beweging, die op later leeftijd goed te pas kan komen. Maar misschien kan Nelly nog tijd vinden. Dag Zus. Beste SNEEUWKONINGIN. Je taschje heb ik gevonden en voor je weg geborgen. Woensdag moet, je me maar even vragen. Wat een moppige teekening zeg. Je kunt me Za terdag niet in Haarlem gezien hebben, want ik was toen in den Haag. Dag Sneeuwkoningin Beste JOPIE SLIM. Je zus heeft dus weer een mantel en muts gekregen. Zal ik haar herkennen als ik haar in haar nieuwe mantel zie? Wat jammer dat je je centen bent gaan versnoepen. Dag Jopie Slim. Beste DICKY BIGMANS. Zoo was het een negen? Jongen dat vind ik knap. Wat zijn jullie steeds fijn aan het voetballen op school. Jullie verliezen anders vrij veel. Maar flink trainen hoor. Dag Dicky Bigmans. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIBF. CRITLI'S AVONTUUR MET DE KAZEN. Warm scheen de zon op de Alp, waar Gritli, het Zwitsersche boerinnetje bezig was met maken van de Zwitsersche kazen; jullie weten wel, die heele groote kazen, waarin zoo veel gaten zijn. Terwijl Gritli zoo bezig was, moest ze op eens bij zich zelf bedenken, dat de kazen net gezichten hadden, die haar aankeken. Som mige hadden een lachend gezicht en andere weer een onvriendelijk; maar allemaal keken ze naar Gritli. „Wat raar, dat ik dat vroeger nooit gemerkt heb," denkt Gritli. „Hè wat warm is die zon; het is bijna onmogelijk te werken in die hitte. Je krijgt er ook zoon slaap van!" „Wij ook, Gritli; wij ook!" Verbaasd kijkt het meisje op. Ze is alleen bezig achter de alpenhut; wie spreekt daar dan tegen haar? Zij kijkt om, nee, er is niemand. „Ra, ra wie spreekt daar?" gaat 'tzelfde fijne stemmetje door en een heel koor herhaalt; ,Ra, ra, wie spreekt daar?" Dat is toch te gek", denkt Gritli. „Ik zie nemand en ik hoor toch spreken. Ik droom toch niet?" Dan valt haar blik op de kazen, verbeeldt ze het zich, of lachen nu alle kazen? „Zijn jullie het, die tegen me praten?" „Ja, Gritli!" Een oogenblik is het meisje verstomd van verbazing; maar dan lacht ze alweer. „Jullie hebt mij doen schrikken. Sinds wan neer kunnen jullie spreken?" „Oh", zei de grootste kaas, die vooraan lag, ,dat kunnen alle kazen; maar we laten het nooit merken aan de menschen." „Maar," zei Gritli, „jullie hebben het mij nu toch wel laten merken?" Het was of de kazen even verlegen werden. Toen nani de grootste, die ook de brutaalste was, het woord weer. „Ja, zie je," zei hij en het was of hij geheim- zinnig glimlachte, „we vonden jou allemaal zoo aardig en nu wilden we je eens een verras sing bezorgen. Daarom zijn we eerst begonnen met tegen je te praten; ben je nieuwsgierig om te weten, waarmee we je nog meer wilden ver rassen!" „Een beetje wel," bekende Gritli eerlijk. „Nu. dan zulien we je het maar laten zien. Jongens in het gelid!' Wat was dat? Gritli deed haar oogen wijd open. Gritli zag iets, wat ze nog nooit gezien had, n.l. dat de kazen alle maal dunne beentjes hadden met hooge laarsjes aan en ook armen, die heel dun waren De groote kaas, die blijkbaar de aanvoerder was, had 'n tambourstok in z'n hand, stelde zich voorop en achter elkaar marcheerden de kazen het huisje rond. Gritli, die dacht, dat ze droomde, wist niet of ze lachen moest. Het was ook meer dan grappig die kazen daar zoo ustig te zien wandelen. Maar het werd nog anders. Want de kazen begonnen te zingen; hun dunne stemmetjes trilden door de lucht. Dui delijk verstond Gritli de woorden: Wij leven zoo vroolijk, wij leven zoo blij. Joeeh-hei! joeeh-hei! Van dansen en zingen houden wij. Joech-hei! joech-hei! Wees vroolijk en dans met ons mee! Joech-hee; joech-heeü De kazen pakten elkaar bij de handen en dansten in het rond. Nu schaterde Gritli; want het was zoo koddig a-1 die dunne beentjes met de zware laarsjes te zien rondhuppelen. „Nu, was het een verrassing voor je?" vroeg de groote kaas. Gritli knikte; „Oh ja," zei ze toen beleefd. „Deze dans heb ik speciaal voor jou be dacht en hij," hier wees de groote kaas op een ander, „heeft het liedje gemaakt." „Dan dank ik u allebei wel", zei Gritli weer en ze schudde voorzichtig de dunne kaze- handjes, die haar werden toegestoken. „Geef ons allemaal een hand," vroeg een andere kaas met een hoog stemmetje. Dat deed Gritli. „Nu moeten we weer terug; we zijn al een uur bezig geweest ,A1 een uur?" schrok Gritli, „had ze dan al een uur niet gewerkt? Een uur staan droo- men?" Ze keek op. Wat was dat? Ze stond weer achter het alpenhuisje en voor haar lagen de kazen net zooals straks voor ze waren begin nen te spreken. De zon, die straks zoo fel op haar hoofd had geschenen, was nog maar half te zien, achter de hooge bergen. Gritli wreef zich de oogen uit. ,Zou ik het gedroomd hebben van die grap pige kazen?" Ze keek eens naar de rij. Maar toen was, of de groote kaas, die straks ook aldoor het woord gevoerd had, listig tegen haar knipoog-, de, of hij zeggen wilde: „Verraad ons geheim niet!" En toen wist Grit/li zeker, dat ze niet ge droomd had. RITA VAN B. ZATERDAG 9 FEBRUARI 1935 DE KWIKSTAARTEN. In 't kleine vogelhuisje Daar zaten pa en moe Het sneeuwde o het sneeuwde zoo Het vlieggat was haast toe. In 't kleine vogelhuisje Daar was geen voedsel meer Pa zei: waar moet je 't zoeken Bij al dit slechte weer? In 't kleine vogelhuisje Daar keek moe peinSend rond Of ze ook in een hoekje Een enkle korrel vond. In 't kleine vogelhuisje Daar zag ze, 't is heusch waar Een klein zwart parapluutje Dat stond daar kant en klaar. Hier pa, vlieg gauw naar buiten Neem mee je paraplu De sneeuw zal jouw niet deren. Haal gauw wat eten nu. Pa Kwik ging heel gehoorzaam Met paraplu op stap En zag hij nu een wormpje Dan deed hijhap, hap, hap. En toen zijn buikje vol was Ving hij er zes voor moe Hij vloog zijn liedje zingend Toen heel vlug naar haar toe. HET VISCHSPEL. Als alle spelletjes, die we in huis hebben vervelen, is het wel eens prettig een heel nieuw vermaak te hebben. En dat spel is het visch- spel, dat we eerst echter zelf zullen maken. Daarvoor knippen we in de eerste plaats een rechthoekig stuk carton, zooals fig. 1 aangeeft. Waar de stippellijn staat, wordt het stuk car ton omgevouwen. De visclijes worden heel gemakkelijk ge maakt. Figuur 2 plakken we op een visitekaar tje en knippen dit uit. Twee van zulke visch- jes plakken we met de rugzijden tegen elkaar. Bevestig er vervolgens de vinnen aan en zet deze uit. Op deze manier worden vijf vischjes vervaardigd. Neem nu een dun stokje, waaraan je een touwtje maakt en haak aan het einde van dat touwtje een omgebogen speld. In het carton heb je ondertusschen vijf spleten gemaakt; hierin hang je nu de visch- jes. Elk vischje heeft een nummer gekregen. Dan kun je beginnen met visschen. Wie in een bepaald aantal „hengelbeurten" het hoog ste aantal punten gehaald heeft, is winnaar. OOM KEES. WIE ZOEKT ER MEE? DE PAPEGAAI. Tot een der mooiste vogels, die in de warme werelddeelen wonen, behoort zeker wel de uit- eenloopende familie der papegaaien. Hij is een echte klimmert, wat mogelijk is, door de twee naar voren en twee naar achteren geplaatste teenen (klimvoeten)die zich om de tak of stok heenklemmen, wat ook op de "teekening te zien is. Een kenmerk der papegaaien is wel het buitengewoon goed ontwikkelde geheugen. Hierdoor komt het ook, dat het beest dadelijk ziet, wanneer bijvoorbeeld broer Jan binnen komt en dan ook „Jan" roept met zijn krijsch- stem, maar nooit tegen Piet Jan zal zeggen. Buiten dat zij, natuurlijk het meest in ge- tamden staat, de mensehelijke stem kunnen nabootsen, doen zij ook allerlei dieren na, die in hun herinnering aan het vrije leven in het warme zuiden, voortleven. Zij nestelen zich in boomgaten of rotskloven, al naar de gelegen heid het toelaat, waarna het wijfje een aantal eieren soms wel 10 legt. Behalve in Europa leeft de papegaai in alle werelddeelen, hier en daar wat minder als elders. Afrika heeft de minste soorten. Hun veeren worden door de inboorlingen gebruikt tot versierselen, voor de landbouw leveren ze weinig nut op, in tegendeel zijn het echte roovers van land en tuinbouwgewassen. Het aantal families, dat tot in de 400 loopt, kenmerken zich allen door een min of meer verschil in lichaamsbouw. Zoo is van de Stompstaartpapegaaien de staart kort, breed en recht. De Jako is degene, die het meeste aanleg heeft om te leer en spre ken en wordt daarom veelal naar het westen je transpor teer d om daar als huisdier ver kocht te worden. Het grappige gebabbel, waar bij men versteld staat van de opmerkingsgave van het dier, heeft al tot heel wat kluchten aanleiding gegeven. Men verhaalt zelfs van een dienstmeisje een of ander sieraad uit een kamer, waar een papegaai in zijn kooi ver toefde, had weggenomen. Toen de eigenaresse van het juweel even later binnenkwam om haar kleinood aan te doen, moet de papegaai voor verrader hebben gespeeld. Zoo zijn er meer, soms allerwonder lijkste en fabelachtigste geschiedenissen over dit mooie dier. Tot de familie der papegaaien behoort ook de parkiet en de kaketoe. Als er een papegaai in de kamer is, is het zaak, om geen verkeerde dingen te doen, want denk er om: hij ziet er niet tegen op je „er met je haren bij te halen", als 't erop aan komt, al doet hij dat ook met zijn leelijke knerpende krijschstem. W. L. VOOR DE KNAPPERTS. EEN GOED ZAAKJE Christiaan heeft dertig noten. Mooie noten, die hij wil verkoopen. Hij geeft twee noten voor één cent. Zijn vriend Hans bezit ook der tig noten, die hij wil verkoopen: drie voor 2 cent. Daar komt een jongen, die de noten wil koopen. Als hij hun verschillende prijzen hoort, zegt hij „Weten jullie wat; ik zal alle noten koopen en wel vijf stuks voor drie cent. Dat is toch hetzelfde, als wanneer ik van jullie apart koop." Christiaan rekent een beetje wantrouwend na; maar Hans zegt; „Goed, dat doen we." En als de jongen weg is met zijn zestig no ten, begint Hans te lachen en zegt: „Hebben we daar even een goed zaakje gedaan?" Heeft Hans gelijk? TOCH VERKEERD. „Ach", zeide de eene loodgieter tegen de an dere. „al die grappen over loodgieters, die hun gereedschap vergeten, zijn maar onzin. Hier loopen wij nu met zijn tweeën en geen van beiden heeft zijn gereedschap vergeten." Ze belden bij het huis aan, het dienstmeisje deed open: „Ik denk, dat u verkeerd bent, want wij hebben geen loodgieters noodig," zei ze vriendelijk. VERJAARDAGENRUBRIEK. 15 Februari is Janna Bossche jarig. Schuil- „Dat is vreemd; ik meende toch stellig on naam: Wildzang. Adres: Adrianastraat 27, raad te hooren. Er moeten hier verscheurende Umuiden. dieren in den omtrek zijn!" Gevaarlijk gedierte. In Britsch-Indië sterven jaarlijks meer dan een half millioen menschen tengevolge van een slangenbeet. Visch op een groote hoogte. In het Hima- laya-gebergte heeft men op een hoogte van 4000 meter in een bergmeertje visch gevangen. Zou 't waar wezen? Een Fransch weerkun dige voorspelt tot 1950 koude natte zomers. Hij beweert dat we -geregeld koude en natte zo mers ongeveer 16 jaar- achtereen hebben. Een langslaper. Dat was zeker de woestijn slak in het Museum voor Natuurlijke Historie te Londen, die 2-1/2 jaar nadat ze er in ge bracht werd ontwaakte en aan den wandel ging: DE STRAF BLIJFT NOOIT UIT. „Wat is dat? De vrouw zal toch niet het plan hebben me een bad te geven? Daar voel ik niets voor l 4= 3: fp ff 4i Ik zou liever buiten een beetje gaan hollen, En het water is ook zoo nat. Nee hoor.... ik spring het raam uit, dan kan het vrouwtje me lekker niet vinden, als ze me wil wasschen. Eén, twee, hup....!" KORFBAL. Korfbal is een echt Nederlandsche sport ge worden. Nergens wordt dit spel zoo enthou siast gespeeld als in ons land. Toch is het niet van Nederlandschen oorsprong, maar werd uit Zweden geïmporteerd. Zooals het nu gespeeld wordt, vertoont het echter weinig overeenkomst met het spel, waarvan het werd afgekeken. In België speelt men ook korfbal; men kent het daar echter niet zoo lang als bij ons en speelt het ook minder goed. Tot nu toe is een Belgische ploeg er nog nooit in geslaagd het Oranje-twaalftal te verslaan. De Belgen heb ben korfbal geleerd in de oorlogsjaren, toen er zoovele Belgische vluchtelingen naar Hol land kwamen en hier geïnterneerd werden. Een korfbal-team bestaat uit twaalf spelers en wel zes dames en zes heeren. Het speelveld is in drie groote vakken verdeeld, waar zich vier spelers van iedere partij opstellen: twee dames en twee heeren. De spelers mogen niet buiten het vak komen, waarin zij zich bevin. den. Wanneer er twee doelpunten gemaakt zijn onverschillig wie de gelukkige partij is wordt van vak verwisseld. Het doel van het 1 is een bal door een mand te wei-pen, die boven aan een paal bevestigd is. De palen zijn in de buitenste vakken opgesteld. Hieruit blijkt dus, dat het middenvak een verbindingsrol speelt de spelers kunnen immers niet bui ten het vak komen en er voor zorg draagt dat de bal van de verdediging naar den a&n- il Komt. De bal mag niet met de voeten aangerukt worden. Evenmin mag met den bal geloopcn worden, ook al stuitert men deze op den grond. Het gevolg hiervan is, dat de bal voortdurend naar een anderen speler geplaatst moet wor den, hetgeen dus een levendig karakter aan het spel verleent. Als je eens in de gelegenheid bent een bal door een mandje te gooien moet je het eens probeeren. Je zult zien dat het lang niet ge makkelijk is. In 1902 werd het spel bij ons ingevoerd. Een jaar later waren er zes clubs, die deze sport beoefenden. Thans bestaan er, naar schat ting, een kleine honderd, die samen bijna vijf duizend leden tellen. SCH.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 10