DE TWEELINGZUSTERS De ontzaglijke lawines, waardoor Zwitserland dezer dagen werd geteisterd, hebben verschillende slachtoffers geeischt De aangerichte schade is zeer aanzienlijk. Boomen en huizen werden onder de neerstortende sneeuwmassa's bedolven. Hierboven een detail van de verwoesting Pelleas (Andre Gaudin) en Melisande (Janine Michau) in het tweede bedrijf van de opera Pelleas en Mélisande, waarvan hedenavond voor de Wagnervereeniging in den Stadsschouwburg te Amsterdam een opvoering gegeven wordt De heer G H. P Bloemen, die met ingang van 1 5 Februari Is benoemd tot burgemeester van Oldenzaal De schaatsenrijders L. Dijkstra en Jan Langendijk zijn Woensdag van Schiphol vertrokken naar de wereldkampioenschappen hardrijden op de schaats te Oslo. De heer van Laar, voorzitter van den Kon. Ned. Schaatsenrijdersbond, neemt afscheid van de vertrekkenden De Keizer van Abessinië, Haile Selassie, tijdens een parade in de Abessinische hoofdstad, Addis Abeba Da Nederlandsche kantvareanlging .Het Molenwiekje' houdt in de kunstzaal Kleykamp te den Haag een drie* daagsche tentoonstelling. Zeeuwsche meisjes toonen op de expositie het kantwerk In het kinderhospitaal te Londen wordt op het oogenblik de zgn. .teletactor" toegepast, waarmede doofstomme kinderen geluiden kunnen voortbrengen die het spreken kunnen vervangen Potemkin, de Russische gezant te Parijs, die benoemd is tot lid van het centraal executief comité der Sovjet Unie Dr. J. P. B de Josselin de Jong is benoemd tot gewoon hoog leeraar in de faculteit der let teren en wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Stroomlijn op de internationale auto tentoonstelling in de groote tentoon stellingshallen aan den Kalserdamm te Berlijn Het ijzeren constructiewerk dat onlangs in de Valentijnkade te Amsterdam stortte, is Woensdag gelicht FEUILLETON. Uit het Engelsch van PATRICIA WENT WORTH, Nadruk verboden 23) John voegde deze mededeeling bij de andere details. „En wat heeft ze geantwoord?" Nicholas haalde de schouders op. „Ze is haastig weggegaan om haar trein te halen. Ze heeft er niets op gezegd en Jenny was natuurlijk te ontdaan om op antwoord aan te dringen." Eén moment voelde John weer de wanhoop in Anne's greep om zijn arm, zag hij haar blinde, smartelijke oogen voor zich. „Je denkt dus dat ze geen antwoord gegeven heeft? Ik geloof dat je je vergist." „Wat.wat bedoel je?" „Je zegt dat Jenny haar geld heeft aange boden om van het tooneel te verdwijnen en dat ze geen antwoord op dat voorstel gegeven heeft. Ik geloof dat ze dat wél heeft gedaan. Ze is niet naar het hotel teruggegaan. Weet jij waar ze nu is?" „Geen flauw idee. Maar ik vlei mezelf niet met de hoop, dat we haar kwijt zijn". John knikte. „Je weet niet waar zij is; en je zult dat ook niet gewaar worden dat is mijn opinie. Ik geloof dat Anne jullie haar antwoord ge geven heeft door niet naar het hotel terug te gaan". „Zoo, denk Je dat? Ik wilde dat ik er ook zoo over kon denken!" z John klemde nijdig zijn kaken opeen. „Ik wil weten hoeveel geld ze heeft". „C?k hjervan heb ik geen flauw idee". „Heeft ze geen geld van zichzelf?" „Neen". „Maar ze had toch zeker wel geld bij zich?" „Dat zal wel". Het scheen Nicholas niet bijster veel belang in te boezemen. „Veel kan 't in elk geval niet geweest zijn", verklaarde John. „Wat zal zoo'n meisje in haar beurs hebben 'n paar shilling zeg één, hoogstens twee pond! En daarvan heeft ze haar hotel betaald; ze heeft een taxi gehad; die een heelen tijd heeft moeten wachten. Ze zal niet veel overgehouden heb ben nadat ze haar kaartje naar de stad had genomen". John stond op. „Dank je voor je inlichtingen. Ik zal wel zien". „Wat ben je in vredesnaam van plan?" stiet Nicholas uit, hem aanstarend. John keek over zijn schouder, terwijl hij naar de deur liep. „Wat ik van plan ben? Anne te vinden". XVII. Anne had een onderhoud met Juffrouw Pettigrew. Juffrouw Pettigrew zat aan een tafel, waarop zich een schrijfmachine be vond, een cyclostile, een telefoontoestel en een groot register. Ze had grijzend-bruin haar, ouderwetsch opgemaakt en een rond. blozend gezicht, waaruit een paar vriendelijke, maar onderzoekende porcelein-blauwe oogen de be zoekster aankeken. „Bent u gisteren ontslagen?" De stem klonk helder en pittig, „Ja". Was u maar dadelijk hier gekomen. Het is jammer dat u dat niet gedaan hebt heel jammer. Waarom hebt u dat niet ge- laan?" „Ik ben naar vrienden geweest". „Ja". Anne zei niets. Juffrouw Pettigrew liet een halve minuut zwijgend voorbijgaan, toen vervolgde ze; „Nu, vandaag heb ik helaas niets voor u. Logeert u bij uw vrienden?" Het ontging de helder-blauwe oogen niet dat alle kleur uit Anne's gezicht wegtrok. De stem ging voort: „En waar hebt u vannacht geslapen?" Anne keek op en een sprankje humor lichtte in haar blik. „Ik heb niet erg veel geslapen. Ik heb op de Enbankement gezeten". „Geen geld?" informeerde juffrouw Petti grew. „Acht pence", antwoordde Anne met een flauwen glimlach. „Ze stuurden u toch niet weg met niet meer dan acht pence in uw zak?" ,0, neen. Ik dacht dat ik voldoende had ik ben bang dat ik wat royaal bij geweest". Juffrouw Pettigrew gaf een knikje. .Dacht natuurlijk dat haar vrienden zich over haar zouden ontfermen en dat gebeurde niet", was haar onuitgesproken conclusie. „Nu, dat gaat zoo niet", hernam ze toen. „Ik zal probeeren om voor vannacht onder dak voor u te vinden. In dezen tijd van het jaar is dat niet moeilijk. Laat ik eens zien wat kunt u alzoo?" „Het kan me niet schelen wat ik doe als ik maar iets heb om mee te beginnen". „Ervaring?" „Niet veel". De telefoonbel rinkelde en Juffrouw Pet tigrew nam den hoorn op. „Ja gunst met Miss Pettigrew. Wie? U? O, goeden morgen". Een gonzend gebrom klonk eenigen tijd in den hoorn de stem van den spreker of spreekster aan den anderen kan van de lijn waartusschen Juffrouw Pettigrew uitroepen liet hooren als: „Juist, ja ja, nu, het spijt mij". Toen wierp zij een snellen blik op Anne en zei in de telefoon. „Als u even geduld hebt, bel ik u zoo nog op". Daarop legde ze den hoorn neer. „Dat was mevrouw Gates", richtte ze zich _tot Anne. „Ze is een trouwe klant van ons. Ze zoekt een binnenmeisje", Anne keek hoopvol naar Miss Pettigrew. „Dat zou iets voor mij zijn", zei ze. „Zonder de minste routine?" „Ja, ik weet zeker dat ik het zal kunnen", verklaarde ze vol vuur, een kleur krijgend. „Nu, dan zullen we er maar het beste van hopen! Ik zal u naar haar toesturen. Ze is wanhopig om hulp verlegen; het meisje, dat ik haar het laatst stuurde, is gisteren op stel en sprong vertrokken. Ze is natuurlijk ont zettend uit haar humeur. Het is geen ge makkelijke betrekking". De laatste opmer king kwam er, na 'n pauze van misschien een seconde, droog achteraan. Weer tintelde een glimp van vroolijkheid in Anne's oogen. „Hoe lang blijven de meisjes er gewoon lijk?" vroeg ze. Juffrouw Pettigrew's eigen gevoel voor hu mor werd op een zware proef gesteld. Maar haar frisch gezicht stond heel ernstig toen ze antwoordde: „Van drie dagen tot drie maanden". „Waarom zoo kort?" „Dat moet u maar zelf ontdekken zou ik zeggen. Ze klagen niet „Maar blijven doen ze evenmin", vulde Anne aan. „Maar enfin, ik kan me niet de luxe permitteeren pretentieus te zijn". Juffrouw Pettigrew knikte goedkeurend. „Dat is verstandig. Ik onthoud mij altijd van prgssie. Maar als ik raad moest geven Om Anne's lippen speelde de inspireerende, zonnige glimlach, die aan Anne Belinda Wa- veney hoorde en niet aan Annie Jones. Miss Pettigrew schrok er even van. „Ik zou anders erg dankbaar zijn voor uw raad". „Och, die heeft niet veel te beteekenen. Zooals ik al zei, ik geef geen raad, maar als ik het deed zou ik zeggen: Wen u aan, u een beetje doof te houden. Menschen, die veel praten, meenen niet altijd elk woord dat ze zeggen. Wees niet overgevoelig en denk er aan dat een goed getuigschrift, na bijvoorbeeld een half jaar ergens te zijn, het mij aanmerkelijk gemakkelijker zal maken een betere betrekking voor u te vinden". „Dank u", was Anne's bescheid en de woorden kwam uit een oprecht-dankbaar hart. XVIII. John reed langzaam naar de stad terug. Hij reed langzaam, omdat hij moest denken. Dat eene verschrkkelijke woord: „dievegge" loerde, als een grijnzend gedrocht in het centrum van zijn geest en telkens als het weer in zijn hersens hamerde gaf 't hem een gruwelijke weeë sensatie. „Dievegge gevangenis" monsterachtige woorden die buiten elk; verband stonden met iemand's eigen leven,; met zijn familie, met de vrouwen van zijn] familie: leege klanken, die nooit tastbare', werkelijkheid hadden ingehouden! Hij reed in het bleeke, klare zonlicht tus-l schen hagen, beladen met een blanke weelde; van meidoornbloesem. Uit het Noord-Oosten,' kwamen wolken opzetten aan den helder-] blauwen hemel wolken als voortgeblazen' veeren en even wit als de meidoornbloesem/ Toen hij tien mijlen gereden had, was John; zichzelf weer meester. Hij had nog eens alles nagegaan, wat Nicholas tegen hem ent wat hij tegen Nicholas gezegd had. Hetgeen hem aan het eind het sterkst getroffen had, was dat, waarop ook bij het begin zijn aan dacht was gevallen: niet Anne's aandeel in de geschiedenis, maar dat van Jenny het verbazingwekkende getal van leugens, dat Jenny opgedischt had en het gemak, waar mee ze het had gedaan. 'i (Wordt vervolgd)*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 8