DE TWEELINGZUSTERS
De bekende Nederlandsche volkszanger en
luitspeler Geert Dils, slotvoogd van kasteel
Assumburg te Heemskerk wordt 1 7 Februari
a s 60 jaar
Ondanks het minder gunstige weer blijft de Oxford-ploeg
gestadig In training voor den komenden grooten wed
strijd tegen Cambridge. De roeiers tijdens een trainings
race te Henley
De eerste overspanning van de brug over het Hollandsch
Diep bij den Moerdijk op de werf der firma Penn
Bauduin te Dordrecht, gereed voor het transport
Marktdag in een der kleine
steden van het Abessinischa
grensgebied, dat thans in ver
band met het conflict met Italië
de oog.en der geheele wereld
op zich gevestigd heelt
Op de internatio
nale auto-ten
toonstelling in de
groote hallen aan
den Kaiserdamm
te Berlijn zijn de
nieuwste snufjes
op het gebied der
auto-techniek ge-
exppseerd
De heer J. W, Klein heeft tegen
1 Mei a s ontslag aangevraagd
ak burgemeester van Ridder»
kerk
is'op^zijn^verzoek'per 1° Aapril °ostelijk landhoofd van de nieuwe brug over het Hollandsch Diep bij den Moerdijk pe 0pVOering yan Debussy's opera .Pelleas en Mélisande" voor de Wagnervereeniging In den Stadsschouwburg te Amsterdam,
eervol ontslag verleend als worden de 117 betonnen palen, ieder 21 meter lang, ingeheid werd Donderdagavond o.m, bijgewoond door den Franschen gezant Baron de Vitrolles en minister Marchant
burgemeester van Ophemert
FEUILLETON.
Uit het Engelsch van
PATRICIA WENTWORTH.
Nadruk verboden
24)
Bij het begin al, Anne stapt in de taxi en
komt niet op tijd aan het station opdagen.
Jenny wacht niet op haar. Jenny en juffrouw
Jones gaan met den trein, die Anne gemist
heeft, en Jenny vertelt haar vader dat Anne
in de stad bij vrienden blijft logeeren. Waar
om? Waarom in vredesnaam zei ze niet, dat
Anne den trein gemist had? Als ze leugens
over Anne was begonnen te vertellen, betee-
kende dit, dat ze drommels goed wist, dat
Anne niet terugkwam en ze daarvoor een
reden moest opgeven. Daarna volgden stroo
men van leugens en ze moest ze deksels
goed hebben verteld ook. anders zou deze of
gene het wel gemerkt hebben. Maar niemand
kwam achter de waarheid tot Jenny op haar
huwelijksreis was en het liegen aan juffrouw
Jones moest overlaten.. Het ging juffrouw
Jones klaarblijkelijk niet zoo goed af als aan
Jenny en Sir Anthony ontdekte, dat hem wat
op de mouw was gespeld.
Jenny vertelde het Nicholas van Anne een
week na hun trouwen. Dat was een van de
dingen, die John het meest gestoken had.
Jenny had Nicholas op de hoogte gebracht
toen ze een week getrouwd waren! Dat wilde
zeggen, dat ze Nicholas, net als de anderen,
systematisch had voorgelogen. Ze had hem
verteld van de ziekeninrichting, dat Anne van
niemand bezoek mocht hebben en het da-
gelijksche bericht niet te vergeten: „Die lieve
Anne is vandaag veel beter, vindt je het niet
^eerlijk" of nQ, Nick, Anne is niets goed"a Ze
had hem een rad voor de oogen gedraaid
hem zoet gehouden met mooie praatjes en
krokedillentranen geweend, omdat Anne geen
bruidsmeisje kon zijn. En toen, een week na
hun huwelijk, had ze den euvelen moed ge
had om hem kalmweg te vertellen, dat ze hem
en alle anderen voor den gek had gehouden.
John liet een kort, boos lachje hooren. Hij
vroeg zich af hoe Nicholas Marr dit wel op
genomen zou hebben. En toen, heel plotse
ling was hij zich bewust, dat Nicholas de zaak
nooit uit dit oogpunt bekeken had. Nicholas
Marr kon Anne alleen zien onder zijn eigen
gezichtshoek: Anne en de schande, die ze
over haar familie had gebracht, de aanstoot,
die ze de dierbare „society" had gegeven.
Jenny hoorde tot hen, die Anne onrecht had
gedaan dat was Nicholas' opvatting.
„Neen, het is geen seconde tot hem door
gedrongen, dat ze hem voorgelogen heeft".
John daarentegen, zag Jenny's verhaal over
Anne zooals men dingen in een mist ziet.
Waarom zou, in zoo'n warnet van leugens,
iets waar zijn? Waarom bijvoorbeeld, zou er
in Jenny's mededeelingen over hetgeen er
gebeurde vóór Anne de taxi verliet, meer
waarheid schuilen, dan in de verklaring
die ze aan Sir Anthony gaf van Anne's
wegblijven?
John besloot juffrouw Jones maar meteen te
gaan opzoeken. Hij zocht het adres, dat Delia
hem gegeven had, in zijn zakboekje op en
prentte dat nog eens goed in zijn geheugen:
juffrouw Jones woonde bij een getrouwde
dochter, Edwin Rea-d nummer 21, Chapham.
John vond nummer 21. Op zijn kloppen
werd de deur geopend door een plompe vrouw
met een vale gelaatskleur en in een helder
blauwe overall gekleed. John vroeg naar juf
frouw Jones en werd in het „salon" gelaten,
waar witte houtjes in den haard lagen en
een sombere pendule van zwart marmer naar
geestig tikte.
Juffrouw Jones' getrouwde dochter was
zichtbaar trotsch op haar „mooie kamer". Ze
wierp een zelfvoldane blik on de twee be-
kleede armstoelen met rood pluche, die tien
jaar geleden uit een deftigen inboedel op een
verkooping verzeild waren geraakt en zoo in
deze nederige woning beland. Haar oogen
dwaalden lïefkoozend naar een „echt ma
honie" tafeltje, waarop een groot, ouder-
wetsch portretalbum met verguld slot prijkte.
Toen keerde ze zich om.
„Wie kan ik zeggen
„Sir John Waveney".
Ze zweeg, blijkbaar een beetje beduusd,
knikte alleen maar en liep, kennelijk niet op
haar gemak, de kamer uit. John hoorde haar
zware voeten op de trap en er bleef geen
andere afleiding dan zijn omgeving te inspec-
teeren.
Hij was bezig zijn blik langs het blinkend-
propere, kleinburgelijke interieur te laten
dwalen, toen juffrouw Jones met afgemeten
waardigheid binnenkwam. Ze was even blo
zend als haar dochter bleek was en had een
stevig gezet figuur. Ze droeg een ouderwet-
sch, zwart wollen japon met een hoogen
boord. De omliggende hoeken van het linnen
kraagje dat er op bevestigd was, waren met
Zwitsersch borduursel versierd. Boven aan
den hals had ze een groote oudmodische
broche met een randje gevlochten gouddraad
er om heen en in het midden gevlochten haar.
Haar overige tooi bestond uit een dikken
gouden horlogeketting en kleine gouden oor
knoppen
John keerde zich met een vriendelijk lachje
naar haar toe maar schrok van de eerbiedige
vijandigheid in haar houding. Ze gaf hem
een hand, die koud, plomp en slap aanvoelde.
Hij wist niet wat hij zeggen of hoe hij begin
nen moest en nam zijn toevlucht tot een on
benullige opmerking over het weer zooiets
als: „wat een prachtige dag vandaag!"
Juffrouw Jones beaamde: „Ja meneer". Ze
had kleine, grijze oogen en het grijze haar,
dat in een strakke, platte wrong op het ach
terhoofd was vastgemaakt, was in het mid
den keurig gescheiden. Geen enkel haartje,
dat het waagde uit den band te springen. Vla,
„Ik ben voor de week-end bij lady Mar ge
weest".
Juffrouw Jones reageerde niet op deze mede
deeling en na een pijnlijke pauze vervolgde
John:
,U zult U wel afvragen wat het doel van
mijn komst is (o, lieve deugd, dat was niet
tactvol). Ik was erg verlangend om U een
bezoek te brengen ik ik wilde iets met
u bespreken".
Juffrouw Jones herhaalde: „Ja mijnheer".
Toen, tot John's opluchting, bood ze hem
een stoel aan en ging zelf ook zitten. Maar
toe ze beide gezeten waren, volgde nogmaals
een tergende stilte. Juffrouw Jones scheen
het niet te hinderen. Ze staarde beleefd en
onwillig naar den muur ter linkerzijde van
John en hield de handen gevouwen in haar
schoot. Met een wanhopige poging maakte
John een eind aan het zwijgen.
„Ik kom bij u, omdat ik u over mijn familie
wilde spreken U hebt voor al mijn neven-
en nichten gezorgd, nietwaar?"
„Voor meneer Courtney, van dat hij een
maand was af", verklaarde juffrouw Jones
stuursch.
„Ik heb Courtney tot mijn spijt niet gekend
Tom wel; ik heb in zijn compagnie ge
diend".
Juffrouw Jones klemde de lippen opeen,
opende ze weer en sprak:
„Meneer Courtney was de knapste jonge
man uit het graafschap en meneer Tom was
zoo knap in 't leeren, dat niemand hem bij
kon houden".
Weer werden de lippen stijf op elkander
geklemd: de blik van de scherpe grijze oogjes
rekende definitief af met iedere pretentie, die
deze nieuwe Waveney eventueel op het stuk
van uiterlijk of hersenen zou laten gelden.
Hemel-nog-an-toe! Wat een bonk ijs."
kreunde het in John. Maar hij vervolgde: „Ik
zei zooeven, dat ik u over mijn familieden wil
de spreken, maar het is in hoofdzaak mijn
bedoeling over mijn nichtje Anne te praten".
iM manheer^ - j
„Het is dringend noodig, dat ik met haar
in contact kom"
„Ja mijnheer".
„En ik dacht, dat u mij haar adres wel zou
kunnen bezorgen. Kunt u dat?"
Juffrouw Jones' stem daalde nog iets meer
onder het vriespunt.
„Neen mijnheer".
„Juffrouw Jones", drong John, naar voren
leunend. „Er is mij zoo vreeselijk veel aan
gelegen om mijn nichtje te vinden. Weet u
waar zij is?"
„Juffrouw ik bedoel Lady Marr is
de aangewezen persoon om u dat te vertel-
ten".
„Is ze dat? En gesteld dat ze het niet
weet?"
„Lady Marr zal het zeker weten".
„Ze weet het niet. Ik bedoel niet dat- ze
zegt, dat ze het niet weet ze weet het op
het oogenblik heusch niet".
„Lady Marr zal het positief zeker weten",
hield ze stroef vol.
„Ze weet het niet. Ze beweerde, dat ze bet
niet wist, toen ze het inderdaad wel wist,
maar nu weet ze het werkelijk niet".
„Dat is Lady Marr's zaak".
John had een flauwe hoop, dat het op een
andere manier misschien zou lukken.
„U maakt het mij niet gemakkelijk om met
u te praten. Kijk eens, het is beter, dat ik het
u ronduit vertel. Ik weet de heele geschiede
nis".
Juffrouw Jones verviel weer in stugge
zwijgzaamheid en tuurde naar den miïur.
Eindelijk werd het John te machtig; ge
prikkeld sprong hij op.
„Ik zeg u toch, dat ik de heele geschiedenis
weet. Lady Marr heeft aan iedereen verteld,
dat haar zuster in Spanje was, om na een
ziekte weer heelemaal op krachten te komen.
Ik geloofde het verhaal niet en vanmorgen
heeft Sir Nicholas mij de waarheid mede
gedeeld. Hij vertelde mij, dat mijn nichtje een
jaar gevangenisstraf heeft ondergaan."
-- fflaüu