DE TWEELINGZUSTERS De opbouw van de groote bloemententoonstelling te Heemstede nadert snel zijn voltooiing. Een aardig kijkje bij de monumentale af werking der expositie H. M. de Koningin heeft Maandag in gezelschap van H. K. H. Prinses Juliana voor Huis ten Bosch te den Haag de Saar-mariniers geïnspecteerd De internationale autotentoonstelling te Berlijn heeft over gebrek aan belangstelling niet te klagen. De moderne luxe wagens hebben aller aandacht Als de storm langs de kusten gewoed heeft. Strandjutters te Scheveningen op zoek naar aan gespoelde voorwerpen Bij Massinia is een Engelsch watervliegtuig neergestort tengevolge waarvan negen personen om het leven kwamen. De ruïne van het toestel De filmactrice Dolly Haas is Maandag per vliegtuig op Schiphol aangekomen, om een tournee door ons land te makeR Tengevolge van den hevigen regenval is de Seine de laatste dagen belangrijk gestegen, zoodat verschillende deelen der kaden onderliepen. De opruimings werkzaamheden langs de rivier FEUILLETON. Uit het Engelsch van PATRICIA WENTWORTH. Nadruk verboden 27) „Doe alsjeblieft niet zoo ezelachtig. Kan je mij een goede bezorgen?" „Laat eens kijken Je kon Messing wel eens probeeren. Hier is z'n adres". John noteerde het. „Dank je", zei hij kortaf in de telefoon. Daarop Lewis Smith weer: „Zeg als je nog steeds op zoek bent naar haar wees in hemelsnaam voorzichtig". John hing den hoorn op. Die eeuwige waar schuwingen en die ellendige geheimzinnig- doening ontstemden hem. Hij had nu eenmaal het onwrikbare besluit genomen. Anne Be linda te vinden, wat er ook gebeuren mocht en wat hem ook in den weg stond. Hij be gon met Messing op te zoeken, maar het ge zicht van den man, zijn heele verschijning, stond hem al direct tegen. De detective zat aan zijn schrijftafel, met een heeleboel zake lijk uitziende paperassen om zich heen. In een kantoor ernaast was een bediende aan 't werk. John vond alles aan Mr. Messing even onsympathiek en irriteerend: zijn nagels, zijn das, zijn kraaloogjes, zijn pntneus, zijn glimmende geplakte haren John fronste zijn wenkbrauwen en stak van wal. „Ik ik wil iemand opsporen. Dergelijke karweitjes knapt U toch op, is 't niet?" Mr. Messing opende een dik, gewichtig uit ziend boek en bedekte all" gegevens, die op de pagina's voor hem opgeteekend stonden, zorgvuldig met een groot vloeiblad. „U zoudt verstomd staan", verklaarde hij minzaam, „als ik u vertelde, hoeveel en welke menschen wij al opgespoord hebben. Maar dat is het groote nadeel van een vertrouwens positie als de mijne, je mag er niet over spreken, je mag geen reclame maken. Maar dat neemt niet weg", voegde hij er met een bescheiden, haast verontschuldigend lachje bij. „dat je succes vroeger of later toch be kend raken. Nu" hij doopte zijn pen in de inkt „U zei, dat U iemand wenschte op te sporen?" Mr. Messing sprak zonder accent, maar hij had een stem, die zoo sterk aan een ac cent deed denken, dat je 't er in miste. „Ik wil een meisje opsporen. Haar naam is Anne Jones", verklaarde John bruusk. Maar terwijl de woorden over zijn lippen kwamen, sponnen zijn gedachten: „Wat een afgrijselijke vent! 't Soort kerel om je wild te maken! 't Idee om zoo'n individu Anne te laten opsporen. Maar ze moest gevonden worden. Enfin, hem maar zoo weinig moge lijk vertellen. Maar hoe weinig zou dat kun nen zijn?" „Annie Jones", Mr. Messing doopte zijn pen weer in en schreef den naam in het boek. „Ja, gisteren kwam ze uit Holloway". „Bent u naar de politie geweest?" Neen. Ze werd gisteren in vrijheid gesteld en ging toen familieleden buiten de stad op zoeken. Omstreeks half zeven moet ze in Londen zijn teruggekomen; aan Waterloo- station. Haar familieleden zijn ongerust over haar en zouden graag willen weten waar ze nu is, omdat ze bang zijn, dat ze geen geld bij zich heeft". „En't adres van die familieleden?" „Dan kan ik U niet geven. Dat doet er ook heelemaal niet toe. Het komt er alleen maar op aan, uit te vinden waar ze naar toe is gegaan, toen ze in Londen terugkwam". „Heeft ze ook familie of vrienden in Lon den?" „Zeheeft zich niet met hen in verbinding gesteld ze hebben niets van haar gehoord daarom zijn ze zoo ongerust". „Hm. Signalement?" Gruwelijk in een woord, om aan dit sinis tere sujet 'n gedetailleerde beschrijving van Anne Belinda te moeten geven. Maar er zat niets anders op ze moest immers gevonden worde. Daarbij was al het andere van geen belang. „Donker haar kort geknipt" (de herinne ring aan haar lange, donkere vlechten, gaf John en pijnlijken prik) „Bleeke gelaatskleur ('maar ze zou toch wel niet steeds zoo bleek blijven, als toen ze zich aan zijn arm had vastgeklemd en hem aangestaard had met groote blauwe oogen, die niets schenen te zien) „Bleeke gelaatskleur", herhaalde Messing schrijvend. Donker blauwe oogen. Donkere wimpers". (Die zouden nu wel niet meer doorweekt zijn van tranen). „Kleeding". „Grijs mantelpakje, en een klein zwart hoedje, 'n soort muts, die het haar heele maal bedekt'". „Bijzondere kenteekenen?" Het kleine hartvormige moedervlekje stond John weer levendig voor den geest; maar voor geen geld ter wereld zou hij hierover tegen Mr. Messing hebben gerept. Hij schudde het hoofd. „Annie's lengte". Hij wist, dat ze tot zijn schouder kwam, maar dat was alweer iets, dat hij toch niet vertellen kon. Snel rekende hij even en taxeerde een meter vijf en zestig. „Heel middelmatig", vond Mr. Messing, „Heel middelmatig. Nu, mijnheer pardon, ik geloof, dat ik uw naam niet goed verstaan heb". „Robinson", antwoordde John prompt. „Nu mijnheer Robinson, we zullen onmid dellijk met het onderzoek beginnen zieken huizen, lijkenhuizen, de politie, reclasseerings- vereenigingen, tehuizen voor meisjes, toe vluchtsoorden voor ojTbehuisden en, andere liefdadige instellingen, die in aanmerking ko men. We zullen ze allemaal systematisch af werken en ik twijfel er niet aan, of we zullen u in minder dan geen tijd bevredigende be richten kunnen geven. Mag ik nog even uw adres?" John gaf het adres van zijn advocaten- firma. Zoodra hij het detectivebureau, dat hem een ellendig gevoel van beklemming had ge geven, verlaten had, belde hij Lewis Smith weer op hem te vragen, zoodra er eenig bericht kwam voor Mr. Robinson, hem dit direct te willen laten weten. In zijn hotel vond hij een dikken bundel drukproeven, die zoo juist per post gekomen waren en hij was blij afleiding te kunnen vinden in werk. Den volgenden dag herinnerde hij zich plotseling met iets van schrik, dat hij afge sproken had dien avond bij mevrouw Fossick Yates „De" mevrouw Fossick Yates, te gaan dineeren. „Zij zal mij natuurlijk aangenaam bezig houden met boetpredikaties over het onrecht dat de maatschappij aan de vrouw bedrijft en de kleine Fossick Yates zelf zal mij door zagen met beschouwingen over albinisme bij kikkers en soortgelijke wetenswaardigheden -hemeltjelief, dat kan een gezelligen avond worden!,, Als inleiding tot den „gezelligen avond" had John een heel drukken dag. Met tusschen- poozen belde hij Lewis Smith op om te infor- meering of Messing al wat van zich had laten hooren en de laatste maal werd hij op bepaald onparlementaire wijze afgescheept. De Fossick Yates bewoonden een flat in een der lastigst te bereiken voorsteden van Lon den, John, die in de meening verkeerde met den underground er op de minst-omslachtige wijze te kunnen komen, ervoer, dat hij twee keer overstappen, toen verder met" een bus, vervolgens weer met een andere bus om ten slotte na een wandeling van circa tien minu ten op £e plaats yap bestemming te beenden. Er was geen lift, dus klom hij de vijf en vijftig treden naar de flat der familie Fossick Yates in een verre van vroolijke stemming op. Hij had nauwelijks gebeld of de deur ging open en de heer des huizes, opgewonden en onstuimig-hartelijk als altijd verwelkomde hem in hoogst eigen persoon. „Beste jongen m'n waarde Sir John bijzonder aardig van u, werkelijk bijzonder aardig. Ja, ja, kom trek uw jas uit en o, hier is nog een ieege kapstok, ik zal m'n pet wel ergens anders hangen. En kijken uw jas, uw hoed en das. Ja, kom ga mee naar bin nen". De das, die hij zenuwachtig van John had aangepakt, viel op den grond, en toen hij bukte om hem op te rapen, viel de hoed. Ten slotte was het John zelf, die de garderobe op hing! Zijn gastheer voerde hem in de zitkamer, en werd voorgesteld aan Mrs. Fossick Yates, een groote en onweersprekelijk knappe vrouw met een modern geonduleerd kapsel en goed zittende, zwart satijnen japon, die haar wel gevormde schouders ten volle de verschul digde eer bewees. Zij begroette John met een honingzoet lachje en stelde hem op haar beurt voor aan „mijn vriendin, Miss Webster", een lange, hoekige dame met kortgeknipt vlasblond haar en groote, eenigszins kwijnende oogen, die steeds op Mevrouw Yates bleven rusten in een haast extatische bewondering. Miss Webster droeg een overdreven hoeveelheid groene tule, met iets van oosterschen zwier kunstig om haar broodmager lichaam gedrappeerd en was behangen met een ongepermitteerde hoe veelheid kettingen, kralen en half-edelstee- nen, van zeer gevarieerde Orientalische her komst. Een enorme broche, al even exotisch als de kralen en juweelensnoeren, en twee markiezenringen met vreemd-blauwe steenen er in, voltooiden den rijkdom harer versier selen. Dank zij de kettingen, rammelden ze bij eiken stap dien ze deed, .(Wordt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 8