Intimiteiten van de hoofdstad. Albert van Dalsum: arrivé en toch nog zoeker. Zoo een en ander. Oude proeflokalen en slijterijen in Amsterdam. waar de traditie ran de knusse, liefst oude proellokaaltjes of slijte- MïSr zoo volgehouden wordt als in Am- ÏÏXm. Bijna iedere niet-Amstendamme: ,.ont pr wel een paar van, maar alleen d< Sfi Amsterdammer weet ze allemaal te Snln wie ze niet weet. die vindt ze niet wip zou willen trachten ze op een middag Smaal aan te doen. die zou een wonder- fiSSn zwerftocht moeten beginnen door het .riste gedeelte van Amsterdam, hij zou zich E smalle steegjes moeten wringen, van Sïï bestaan hij nooit geweten heeft; hij «ui er voor de zooveelste maal de onweer- Xanbare charme van de Jordaan met zijn X kronkelgrachtjes en zijn wonderlijke Sangersbruggetjes bij ontdekken en Zi "dat hij bij ieder nieuw ontdekt proef lokaal of slijterijtje aangelegd had, dan zou Ei?aan het eind van zijn middag vinden, dat 1. dat half dozijntje best verdiend had voor tiin uionierstocht door oud-Amsterdam. De Sist zou waarlijk niet alleen bestaan uit de instige stemming, die hem tenslotte vast en Jïker een dronk op Amsterdam en zijn proef lokaaltjes zou doen uitbrengen, maar zelfs ils die lustige stemming al lang weer tot het vprieden behoort, dan zou hij nog een koste nde herinnering over hebben aan de char me en de schoonheid van wat hij ontdekte. De perceelen Kattegat 4 en 6 te Amsterdam. Het oudste van die lokaaltjes dateert als gebouw, niet als slijterij uit 1614, en ligt op den hoek van het Kattegat en de Ossespooksteeg, vlak tegen de oude kerk aan, die in den Amsterdamschen volksmond „de ronde Luthersche" pleegt te heeten, en die met zijn groene koperen koepel het heele oude stadsgedeelte rechts van de Nieuwe Zijds Voorburgwal domineert. Het is met 2ijn buurman, die in nauw familieverband met hem staat, want eigenlijk is hij zijn tweelingbroertje sinds enkele jaren het eigendom van de Vereeniging „Hendrick de Keyser", die het tweetal, dat in den loop der tijden heel wat van zijn fraïcheur verloren had, van top tot teen Het restaureeren, zoo dat er nu daar in het Kattegat, dat niet veel meer dan een oud en onaanzienlijk straatje is, twee frissche. gesoigneerde oud-HolIand- sche huisjes met kittige trapgeveltjes, een oud-Hollandsche dubbele deur en volkomen in stijl gereconstrueerde ramen te pronk staan. Het tweetal heet sinds onheugelijke tijden „De Gouden en de Silveren Spiegel" de „taveerne" is „De Silveren Spiegel" en in den gouden woont sinds de restauratie een sigarenhandelaar, die zioh beha gelijk pleegt te koesteren in het deel van de glorie en de publieke belangstelling, dat van zijn beroem de w Donstee op hem afstraalt en wiens voor naamste zorg het is, dat zijn besognes hem beletien op alle foto's te figureeren, die door Nederlander en vreemdeling van de twee huisjes gemaakt worden. Het moet helaas gezegd worden, dat voor belangstellenden „De Silveren Spiegel" eigenlijk meer attrac ties bezit dan de gouden het met buiten gewone zorg gereconstrueerde interieur van ,X)e Silveren Spiegel" is waarlijk de borrel waard, die redelijkheidshalve de entreeprijs is. en zoowel het café als het op de eerste verdieping gelegen oud-Hollandsche verga derzaaltje loonen de moeite dubbel en dwars. De naam van de twee huisjes is altijd een bron van gissingen geweest, en zal dat ver moedelijk wel altijd blijven. De naam „Spie gel" voor huizen kwam in Amsterdam meer voor: in 1669 vond men bijvoorbeeld in de Kalverstraat ook een „zilveren spiegel", ter wijl er in de zeventiende en achttiende eeuw m oud-Amsterdam voortdurend dergelijke benamingen voor huizen opdoken: een „Cristallijnen Spiegel", een „Roode Spiegel", en ook ,De twee Spiegels" en „De drie Spie gels". Vermoedelijk staat dat wel in verband met den bekenden Amsterdamschen naam ■.Spiegel"; en in het geval van ..De Gouden en de Silveren Spiegel" in het Kattegat staat het vast, dat de twee huisjes in 1681 in het bezit kwamen van Burgemeester Hendrick Backer van Amsterdam, die getrouwd was met Bregitta Spiegel, zoodat men tegen woordig maar aanneemt, dat burgemeester Backer de twee huisjes in een galante bui naar zijn vrouw genoemd heeft. Of Bregitta Spiegel toen ooit gedacht heeft, dat haar naam 250 jaar later nog zou prijken op de twee fleurige huisjes, die in het Kattegat zoo knus en kneuterig tegen de Luthersche wru aan liggen, en waarvan er één op het oogenblik één, van Amsterdam's meest ge waardeerde slijterijen herbergt? Bit de tweede helft van de zestiende eeuw ^.^eeren drie van Amsterdam's beroemdste «™e proeflokalen, waarvan er twee oor- fP'onkehjk de likeurstokerijen van nog weeds bestaande Amsterdamsche firma's Af ea waarvan de derde van het begin i.L^enJ Is geweest, terwijl de bijbe horende distilleerderij zich er naast bevond. 71 aUe drie de gevallen hebben de eige- <>pVmLvan de oude huisjes hun bezit in eere Lr» ^et was daartoe meer slotte dan.jn heb andere, maar ten- tot de mooiste en beroemdste van Amster dam hooren en met interieurs, die volkomen den ouden stijl bewaard hebben, in stand te houden. Waarop in alle drie die gevallen, zooals het hoort, de belooning ook op de goede daad volgde, en de drie proef lokaaltjes tot de populairste van Amsterdam gingen behooren. Het oudste van de drie is het bekende „De drie Fleschjes", dat in de Gravenstraat bij den Dam en de Nieuwe Kerk ligt, en dat met zijn elegant trapgeveltje, en ook al weer zijn ouderwetsche dubbele deur en zijn kleine ruitjes één van de mooiste huisjes uit het oude buurtje is. Het dateert uit 1650, en het heeft in de geschiedenis van het Amster damsche leven een rol van beteekenis ge speeld. Justus van Maurik had onder ande ren een teer plekje in zijn Amsterdamsch hart voor dit kleine pronkstuk, en releveert het in verscheidene van zijn boeken, en dat schilders en teekenaars er geregeld hun krachten op beproefden en nog beproeven, ligt voor de hand. De oudste bekende afbeel ding van het oude huls is een prent uit het jaar 1788. die zich in het museum Fodor be vindt, en waarop „De drie Fleschjes" al pre cies het aspect van nu heeft. Uit het jaar 1679 dateert de distilleerderij van Wijnand Fockink, een Amsterdamsch likeurstoker, die in dat jaar een klein perceel in de Pijlsteeg vlak bij den Dam kocht, en zich daar vestigde. Tien jaar later werd het huis door brand verwoest; en toen het in 1689 weer opgebouwd was, werd dat het geboorte jaar van het proeflokaal „De gekroonde Wil deman", dat tegenwoordig nog steeds en zelfs bij niet-Amsterdammers bekend, zoo niet be roemd is. Bijna even beroemd waren tot voor korten tijd Gerrit met zijn oud-Hollandschen zijden pet, en Gerrit's vrouw met haar wit schortje, die jaren lang achter de toonbank van „De gekroonde Wildeman" hebben ge troond en die bijna tot de inventaris waren gaan behooren eigenlijk had namelijk nie mand gedacht, dat Gerrit en zijn vrouw ooit uit het proeflokaal zouden verdwijnen. Niet zoo lang geleden is dat toch gebeurd, en slechts Gerrit's beroemde „bon mots" hebben zich in „De Gekroonde Wildeman" gehand haafd en houden zijn nagedachtenis in eere. Wie bij Wijnand Fockink zich al te veel ver grijpt aan de zoutjes, waarmee de borrels er gesavoureerd worden, die heeft nog steeds groote kans, dat de één of ander Gerrit's be roemdste kwinkslag weer ophaalt, en dat men hem op Gerrit's bekenden zacht-afkeurenden toon verwijt: „Die meneer eet al zijn fatsoen op...." Het derde van dit drietal Amsterdamsche beroemdheden is het bekende huis met de luifel „In het Rinsche Anijsvat" in de Wes terstraat in de Jordaan. Het werd in 1684 op gericht als eigendom van nog een anderen Am sterdamschen likeurstoker de Westerstraat was toen nog de Anjeliersgracht, die in latere jaren het lot van meer beroemde Jordaan- grachtjes heeft moeten deelen en gedempt werd weg schilderachtige wallenkanten, weg oude, zware boomen en intieme sfeer, weg weer even typisch staaltje van oud-Amster- damsch stadsbeeld. Maar van de oude gevel tjes van de Anjeliersgracht staan er in de Westerstraat nog verscheidene, en „In het Rinsche Anijsvat", dat ditmaal geen trap geveltje, maar een sierlijk rond gebogen gevel tje van een tijn, die men maar betrekkelijk zelden ziet, bezit, neemt er een eereplaats tusschen in. De Jordaan, die een van de oudste stadsge deelten van Amsterdam is, kan trouwens op nog meer oude proef lokaaltjes en slijterijtjes bogen. Op de Rozengracht bevindt zich nog een ander „huis met den luifel", namelijk van de firma Bols, waarvan de benedenverdieping ook tot proeflokaal is ingericht, maar die jammer genoeg niet meer voor het publiek toegankelijk is. En ten slotte vindt men op de Egelantiers gracht dicht bij de Prinsengracht het jongste van Amsterdam's oude slijterijen, namelijk die van de firma Hoppe, die in de tweede helft van de achttiende eeuw gesticht werd. Alweer door brand werd echter in 1820 het geheele gebouw vernield, zoodat de tegenwoordige slijterij, met zijn mooie plavuizen vloer, zijn prachtige antieke staande klok en het oude leuningtrapje naar de hooger gelegen kan toren uit dien tijd dateert. Zes beroemde oude proeflokalen en stijte- rijen is Amsterdam rijk; en met zijn zessen houden ze één van Amsterdam's kostelijke tradities in stand. Wie houdt van Amsterdam, en gevoelig is voor die charmes van Amster dam. die „niet in Baedeker staan", die zoeke dit zestal eens op en hij heeft kans, dat hij vriendschap voor zijn leven met ze sluit! Want Baedeker is inderdaad in dit opzicht nog steeds niet compleet. Wel verwijst hij den vreemdeling naar „De drie Fleschjes" en naar ,De Gekroonde Wildeman" en raadt ieder buitenlander aan daar een uurtje te spendee- ren aan de combinatie van de mooiste staal tjes van vroege Hollandsche bouwkunst en de beste proefjes van oude Hollandsche distil- leerkunst, maar daar laat hij het bij. En ter wijl hij de op zich zelf al groote fout begaat van één van Amsterdam's mooiste en oudste stadsgedeelten, de Jordaan' als „quantité ne- gligeable" te beschouwen, verwaarloost hij daarmee tegelijkertijd de drie oude slijterijen en proef lokaaltjes, die er zich bevinden, en waarvan zeker die in de Westerstraat en op de Rozengracht de moeite dubbel en dwars waard zijn! WILLY VAN DER TAK. DONDERDAG 28 FEBRUARI '35 Paleis voor Volksvlijt moet weer gaan trekken. Vordering van obligatichouder toegewezen. AMSTERDAM, 27 Februari (V. D.) Het ge rechtshof heeft vandaag uitspraak gedaan in het geschil, dat de N.V. Paleis voor Volks vlijt en een deel van haar obligatiehouders verdeeld houdt. De heer M. H. de Castro te Brussel, een der obligatiehouders heeft des tijds gevorderd, dat het Paleis zou worden veroordeeld tot het doen houden van de sinds 1911 geschorste trekking van obligaties. Deze zaak is indertijd uitvoerig door de Am sterdamsche rechtbank behandeld In hoo ger beroep heeft het gerechtshof de vorde ring van den heer De Castro op bepaalde gronden afgewezen. Daarna heeft ae Hooge Raad deze uitspraak gedeeltelijk vernietigd en de zaak ter nadere beslissing terug ver wezen naar het hof. In deze zaak is eenlgen tijd geleden gepleit. Voor het Paleis trad op Mr, M, L. Kan, voor den heer de Castro Mr. M. van Vugt. Het hof heeft thans de vorde ring van den heer De Castro toegewezen en het Paleis veroordeeld tot het houden der achterstallige trekkingen, die onmiddellijk achter elkaar en dus niet met tusschenooo- zen van een half jaar zullen plaats hebben. Het Paleis is veroordeeld in de kosten van het geding begroot op f 665. Bloeiende loterij-onderneming van „Dutch Schulz". Jaren met een omzet van 30 millioen dollar! NEW YORK, 27 Februari (Reuter). De politie te New York heeft een verboden lote rijonderneming van reusachtigen omvang ontdekt, alsmede een bankonderneming, die waarborgsommen voor misdadigers verstrekte. Het onderzoek leidde tot de verbazingwekken de ontdekking, dat een der beruchtste mis dadigers en smokkelaars van New York, Ar thur Flegenheimer genaamd, die als gangster onder de naam „Dutch Schulz" bekend stond, de heele zaak reeds jarenlang leidde. Hoewel de New Yorksche politie reeds maanden lang naar Dutch Schulz zocht, wist deze zelf een groote vergadering van zijn medewerkers te houden. De laterijonderneming had in haar beste jaren een totaal omzet van 30 millioen dollar. Een neger, die als agent voor Dutch Schulz optrad verdiende binnen drie jaar meer dan 200.000 dollar. De organisatie stortte ten slotte ineen, doordat Dutch Schulz alleen de beschikking over de winst wenschte te hebben. Catastrofale ontploffing te Moskou. MOSKOU, 27 Febr. (V.D.) Bij een ont- ploffing in een van de grootste potloodenfa- brieken alhier zijn 29 werklieden gedood. De ontploffing werd gevolgd door een brand, die het geheele gebouw vernielde. Alle brandweer brigades van Moskou zijn op het tooneel van den brand en 25 ambulance brigades bieden hulp aan de gevonden. Het vuur sloeg over op vier belendende perceelen. die eveneens een prooi der vlammen werden. De ontploffing had plaats in een compressor, waarna een cy linder samengeperste lucht ontplofte en door drie vloeren heensloeg. Driehonderd werklie den zijn door verwondingen niet in staat te werken. Naar dictatoriaal bewind op Cuba? President Mendieta zou aftreden. Te Havana doen geruchten de ronde, dat ■Carlos Mendieta zou aftreden als president van de Cubaansche republiek en dat de dic tatuur zou worden ingesteld. De Ver. Staten, aldus meldt Reuter zullen zich wel daartegen verzetten, tenzij de Zuide lijke Amerikaansche Staten van meening zijn, dat een dictatuur de toestand op Cuba zou verbeteren. BERUCHT BANDIET UIT DE GEVANGENIS ONTSNAPT. FORT WORTH (Texas). 27 Febr. (Reuter). Een der gevaarlijkste misdadigers van de Vereenigde Staten. Raymond Hamilton, die ter dood veroordeeld is, is er in geslaagd uit de gevangenis alhier te ontsnappen. Hij werd later in een auto gesignaleerd, doöh wist door 'n hevigen kogelregen van de politie te ontsnappen; vermoedelijk is hij ge wond. K. L. M.-lijn naar Doncaster? Besprekingen gevoerd. LONDEN, 26 Febr. (Reuter). De bladen deelen mede, dat de president van het Don caster vliegveld comité van een bezoek aan Nederland is teruggekeerd. Hij heeft met de directie van de K.L.M. een onderhoud gehad in verband met een te openen luchtdienst op Doncaster. De K1.M,-directie heeft beloofd een ex pert te zenden, die het Doncaster-vliegveld zal keuren. De beslissing wordt binnen een week verwacht. zqn ze er alle drie in geslaagd de merk n,. - «"c uiic lil vi c uicia. aiïilge °ude gebouwtjes, met geveltjes, die Een zilveren jubileum en steeds weèr verjonging. Het Wijnroeierskantoor en „De Drie Fleschjes" in 1788, Op 16 Maart as. zal Albert van Dalsum in den Amsterdamschen Stadsschouwburg met een door hem geregisseerde voorstelling van Shakespeare's „Othello" zijn zilveren jubileum als tooneelspeler herdenken. Wij vinden hem voor het afgesproken on derhoud in zijn werkkamer in den Stads schouwburg. aan zijn lessenaar, tegenover die van zijn mede-directeur Defresne. Even nog denkt hij ons te ontsnappen door ons een tijdschrift in de hand te duwen en te zeggen: „Hier vindt U alles in". Wij werpen een blik op den inhoud van wat Van Dalsum ons geeft: „Albert van Dalsum werd den 5en Januari 1889 te Amsterdam geboren. Hij doorliep de H.B.S. 3 j. c„ samen met o.m. Cor Ruys en Adolf Bouwmeester. Vervolgens trad hij in dienst bij de Nederlandsche Spoorwegen". En hierop volgt een droge opsomming van de ge zelschappen, waaraan Van Dalsum gedurende de afgeloopen 25 jaar verbonden was en de rollen, waarin hij heeft gespeeld. Natuurlijk zijn wij hiermee niet tevreden en kunnen wij deze bijzonderheden slechts beschouwen als het geraamte van een werke lijke levensbeschrijving van een strijdend en zoekend kunstenaar als Van Dalsum, niet alleen tooneelspeler, maar ook regisseur, too- neelleider, decorontwerper, experimentator, voor wie elk van deze droog opgesomde wij zigingen in zijn uiterlijke omstandigheden een schrede op den weg van zijn ontwikkeling als kunstenaar beteekent. En het is volstrekt geen gebrek aan welwil lendheid. doch eerder bescheidenheid, dat Van Dalsum aanvankelijk probeert door ons met een dorre biografie af te schepen, aan een gesprek te ontkomen. Maar als we eenmaal op dreef zijn vlot het zeer wel en de persoon lijke herinneringen en opvattingen van den acteur brengen de. opsomming van tooneelge- zelschappen en rollen tot leven. Het begin eischt natuurlijk een verklaring. Hoe kwam Van Dalsum bij de H.IJ.S.M.? Het is natuurlijk het oude liedje, van de familie die niet wil dat de zoon naar het tooneel gaat omdat er zoo weinig vooruitzicht in zit. „In een bepaald opzicht is dat ook wel juist", zegt Van Dalsum glimlachend, doch zelfs toen al stond het voor hem vast, dat zijn roeping toch het tooneel zou zijn. Zijn opvatting van het tooneel was een verhevene; vooral de poëzie trok hem aan en hij legde zich dan ook voor namelijk toe op het zeggen van verzen. Nog bij de spoorwegen ging hij les nemen bij Jan C. de Vos, die hem tot de realiteit terug bracht. „Leg die verzenboekies eens uit je hand", begon de oude Jan C. hem te zeggen „en leer eens een claus van een dialoog tus schen twee menschen". Jan C. de Vos bracht Van Dalsem het begrip bij, dat voor het too neel de lyrische uiting alleen niet genoeg was, en dat men op de plankeii in de eerste plaats bij het spelen van een rol moest trachten een ander mensch voor te stellen." Niettemin moet De Vos Sr. aan Van Dal- sum's oorspronkelijke ambitie gedacht hebben, toen hij hem een introductie gaf voor Royaards, die in dien tijd, in 1909, bezig was met zijn groote Vondel-ensceneeringen. En zoo debuteerde Albert van Dalsum als de Aartsengel Rafaël in „Adam in Ballingschap" Een van de dingen, die Van Dalsum zich van dit debuut herinnert, is dat hij zijn gezicht had moeten wit schminken, doch zijn handen vergeten had, zoodat deze donker afstaken "tegen zijn costuum van Aartsengel en Royaards hem op het allerlaatste oogenblik op dit verzuim moest wijzen. Van Dalsum vertelt vol eerbied van Royaards, waar hij zijn eerste practische leerschool had. Royaards wist de menschen uit te diepen uit de tooneelfiguren. „Bij Royaards heb ik de eerbied voor het vak van tooneelspelen ge leerd, heb ik geleerd dat het detail van even veel beteekenis is als de groote dingen, dat een klein -bijrolletje met evenveel zorg behan deld moet worden als een hoofdrol". In Royaards ziet Van Dalsum nog altijd, met Verkade, den grooten baanbreker van een nieuwe periode van het tooneel in Nederland, In dien tijd speelde Royaards bijna uitslui tend klassiek of romantisch werk en na eeni- gen tijd begon Van Dalsum er naar te ver langen het tooneel ook van een anderen kant te leeren kennen. Toen Herman Roelvink bij de Koninklijke Vereeniging „Het Neder landsch Tooneel" kwam, kreeg hij daar een kans, o.a. in Shaw's „Mensch en Opper- mensch", terwijl hij zijn eesrte groote kans kreeg in de „Gijsbreght". In het begin van den oorlog combineerden eenige tooneelspelers zich voor het geven van eenige opvoeringen van een zomerspel in het openluchttheater te Bergen (N.H.) Men speel de o.a. Vondel's „Joseph in Dothan". Men werkte dien zomer zeer prettig samen, zoo prettig dat men besloot de samenwerking een permanent karakter te geven en aldus werd het Groot Tooneel opgericht, onder leiding van Van Dalsum, Ch. Gilhuys, Coen Hissink, Ger. Arbous en Jacq. Sluyters. Een zoo veelhoofdig bewind leidde op den duur tot het uiteengaan van het Groot Tooneel en Van Dalsum kwam terug bij de Koninklijke Vereeniging, waar inmiddels Eduard Verkade de leiding had ge kregen. Ook over Verkade spreekt Van Dalsum met groote eerbied: „Verkade bracht vooral de psychologie der figuren zeer scherp naar voren en opende voor mij een nieuw terrein voor mijn ambitie." Met nadruk verklaart Van Dalsum hoe prettig zijn samenwerking is geweest met Verkade. en wat het verschil was in de opvatting van Shakespeare tusschen Verkadeen Royaards. Bij hem speelt Van Dal sum o.a. den Koning in „Hamlet" en Arend in de „Gijsbreght". Na 1920 komt de tooneelstaking en vertrekt Verkade en Royaerds. Bij hem speelt Van Dal- het Rotterdamsch Hofstad Tooneel, waar hij onder leiding van Van der Lugt o.a. Brutus in „Julius Caesar" speelt. Het was in 1922 dat Van Dalsum het Mas kerspel van Yeats regisseerde, met de prach tige maskers van Hlldo Krop. Hij beschouw de dit voornamelijk als een experiment, in een behoefte om zich eens los te maken van de realiteit van het gewone tooneel. Toen Verkade in 1922 terug kwam, kwam Van Dalsum bij hem Dij „De Haghespelers". Wij zullen niet al zijn rollen bij dit gezelschap opnoemen, doch herinneren slechts aan zijn eerste groote regie succes, toen Verkade hem in 1923 Ibsen's „Bouwmeester Solness", waarin hij zelf den titelrol speelde, liet regisseeren. Hij vertelt hiervan: „Juist in dien tijd werd „Bouwmeester Solness" in Amsterdam ge speeld door Bassermann en zijn vrouw. Ik ging er naar kijken en was het gloeiend on eens ermee en dacht bij mijzelf: „Ik doe het heelemaal anders". Tegenover het naturalis me van Bassermann streefde Van Dalsum naar een ge^tyleerdheid van décors en opvoering. In 1924 werden „De Haghespelers" samen gevoegd met „Comoedïa" tot hot „Vereenlgd Tooneel" en Van Dalsum ging met Verkade mee naar Amsterdam. Evenals alle kunstenaars zocht ook Van Dalsum in deze periode bewust naar een nieu we richting, naar nieuwe vormen. Vooral in het buitenland vierde het expressionisme hoogtij, en onder invloed hiervan regisseer de Van Dalsum o.a. Molnar's „Liliom" en Mohr's „Improvisaties in Juni". Met uiterst eenvoudige middelen trachtte hij de werke lijkheid te suggereeren. Het expressionisme heeft naar de meening van Van Dalsum en ook volgens Defresne die zich van tijd tot tijd in het gesprek mengt, op het tooneel nooit een zoo overwegenden invloed gehad als op andere kunsten, en is trouwens in het alge meen in Nederland nooit zoo krachtig tot uiting gekomen als in het buitenland, vooral bijvoorbeeld in Duitschland. De beweging lieo dood op het gevoel voor nuchterheid en rea liteit van het Nederlandsche volk, zooals al len in het buitenland, die er op den duur niet van terugkwamen doodliepen, zooals bijvoor beeld in Duitschland Piscator dood is geloopen en in Rusland Meyerhold pas kort geleden ervan terug moest komen. Maar zoowel Van Dalsum als Defresne zijn het erover eens, dat het expressionisme een zeer belangrijke taak heeft verricht en den weg heeft vrijgemaakt voor het moderne too neel. door zijn verheviging van den inhoud, het op de spits drijven van den vorm. waar door het t oude stemmingsbeeld verving door een essence van den vorm die de stemming moest suggereeren. De tegenstelling tusschen dit tooneel en dat van Royaards is evident. Royaards was in wezen een man van '80, van het „1'art pour l'art", die in de allereerste plaats naar schoon heid zocht, waarmee het expressionisme in het geheel geen rekening hield. In 1929 begon Van Dalsum met Dr. Wynancl Frans het Oost-Nederlandsch Tooneel. Uit deze periode dateert ook zijn samenwerking met Defresne die van zoo groote beteekenis voor het tooneel in Nederland is geweest en nog steeds is. Van het overdreven expres sionisme kwam men terug, doch men bleef de noodhaak zien van een grooter evenwicht tus schen vorm en inhoud. In dezen geest regis seerde Van Dalsum oa. „De Comedie van het Geluk'Volpone in de bewerking van Stephan Zweig en regisseerde Defresne O'Neill's „Lief de onder de Olmen", waarin Van Dalsum den ouden boer, en Kurt Weill's „Drie Stuivers Opera waarin hij de rol van Tiger Brown speelde. De stichting van het Oost-Nederlandsch Tooneel voelt Van Dalsum als het begin van een nieuwe periode. Voor de eerste maal ver zamelde hij een troep van medewerkers om zich heen, die zich niet in de verhouding van geëngageerden voelden doch werkten in den geest van samenwerking op voet van gelijk heid. Alle krachten bij het Oost NecLerlandsch Toonee* waren bereid offers te brengen en geheel belangeloos het ideaal van de tooneel- speelkunst te dienen. In 1930 vormde Van Dalsunm met Verkade de artistieke leiding van het Amsterdamsch Tooneel, in 1931 volgde de samenvoeging met de Koninklijke Vereeniging en toen deze in 1932 ineenstortte, kwam onder leiding van Van Dalsum en Defresne de Amsterdamsche Tooneelvereeniging tot stand, welker artis tieke successen van zoo recenten datum zijn, dat een ieder zich die nog kan herinneren, o.a. Obey's „De Reis van Noach over de wa teren", „Eindexamen" van Max Dreyer, „P'haea" van Fritz von Unruh, Zuckmayer's „Circus Knie", Dostojewski's „Schuld en Boete" en van den allerlaatsten tijd „Gele Koorts' van Sydney Howard en Paul de Kruif. „De Roman van John Loving", van O'Neill. In het gesprek kwam ook nog de „tooneel- crisis" even naar voren, die naar de meening van Van Dalsum ex crisis van de tooneel - schrijfkunst is, en zoo vertellen Van Dalsum en Defresne van hun werk en hun strijd en vooral van hun zoeken, waardoor een man als Van Dalsum ondanks een zilveren jubileum nog steeds een der jongeren is, die in de ver jonging der tooneelkunst in Nederland het grootste aandeel heeft Door alles heen blijft hij zoeken naar de bevrijding der theater kunst van alle stroomingen, naar het zuivere en menschelijk bewogen tooneel van dezen tijd. Panama weigert gedèpre- cieerd geld. Cheque van kwart millioen dollar i Washington teruggezonden. PANAMA, 26 Februari (Reuter). De repu bliek Panama heeft aan Washington een chèque van een kwart millioen dollars terug gezonden, die de Vereenigde Staten het toe zenden voor de driemaandelijksche huur van het Panama-kanaal. Panama weigert gedepreeieerd geld in be taling aan te nemen en doet opmerken, dat het contract voor de pacht van het Panama- kanaal betaling in goud stipuleert. Panama deelde den Vereenigden Staten ook nog mede. dat tenzij deze de betaling in goud verrichten Panama den dienst van de 16 millioen dollar bonds, die in de Vereenigde Staten zijn geplaatst, zal staken. In Londen staan 600000 huizen In Londen staan tusschen de 600000 en 650000 huizen voor ongeveer een millioen gezinnen. Een dikte-meter Een nieuw soort meetinstrument is uitge vonden, waarmee men de dikte van stalen en ijzeren platen kan meten. Het is een magne tisch apparaatje en men hoeft slechts een zijde van het te meten voorwerp te kunnen bereiken. Minder vrouwelijke studenten Aan de Duitsche universiteiten neemt het aantal vrouwelijke studenten af. Het aantal van hen. die rechten en chemie studeeren is met vijftig procent teruggeloopen. Op de markt verkocht de kwakzalver een levenselixer. „Kijkt naar mij", schreeuwde hij, „driehon derd jaar oud en nog kerngezond". ,.Is hij werkelijk zoo oud?" vroeg een dame aan den jeugdig uitzienden assistent. „Ik zou het u niet kunnen zeggen", was het antwoord, „ik werk pas honderd jaar voor hem". Kleine wenken Een doffe spiegel is helder te maken door hem op te wrijven met een neteldoeksch lapje, waarin wat blauwsel is gedaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 7