Intimiteiten van de hoofdstad.
Albert van Dalsum: arrivé en toch nog zoeker.
Zoo een en ander.
Oude proeflokalen
en slijterijen in Amsterdam.
waar de traditie ran de knusse,
liefst oude proellokaaltjes of slijte-
MïSr zoo volgehouden wordt als in Am-
ÏÏXm. Bijna iedere niet-Amstendamme:
,.ont pr wel een paar van, maar alleen d<
Sfi Amsterdammer weet ze allemaal te
Snln wie ze niet weet. die vindt ze niet
wip zou willen trachten ze op een middag
Smaal aan te doen. die zou een wonder-
fiSSn zwerftocht moeten beginnen door het
.riste gedeelte van Amsterdam, hij zou zich
E smalle steegjes moeten wringen, van
Sïï bestaan hij nooit geweten heeft; hij
«ui er voor de zooveelste maal de onweer-
Xanbare charme van de Jordaan met zijn
X kronkelgrachtjes en zijn wonderlijke
Sangersbruggetjes bij ontdekken en
Zi "dat hij bij ieder nieuw ontdekt proef
lokaal of slijterijtje aangelegd had, dan zou
Ei?aan het eind van zijn middag vinden, dat
1. dat half dozijntje best verdiend had voor
tiin uionierstocht door oud-Amsterdam. De
Sist zou waarlijk niet alleen bestaan uit de
instige stemming, die hem tenslotte vast en
Jïker een dronk op Amsterdam en zijn proef
lokaaltjes zou doen uitbrengen, maar zelfs
ils die lustige stemming al lang weer tot het
vprieden behoort, dan zou hij nog een koste
nde herinnering over hebben aan de char
me en de schoonheid van wat hij ontdekte.
De perceelen Kattegat 4 en 6 te Amsterdam.
Het oudste van die lokaaltjes dateert
als gebouw, niet als slijterij uit 1614, en
ligt op den hoek van het Kattegat en de
Ossespooksteeg, vlak tegen de oude kerk
aan, die in den Amsterdamschen volksmond
„de ronde Luthersche" pleegt te heeten, en
die met zijn groene koperen koepel het heele
oude stadsgedeelte rechts van de Nieuwe
Zijds Voorburgwal domineert. Het is met
2ijn buurman, die in nauw familieverband
met hem staat, want eigenlijk is hij zijn
tweelingbroertje sinds enkele jaren het
eigendom van de Vereeniging „Hendrick de
Keyser", die het tweetal, dat in den loop der
tijden heel wat van zijn fraïcheur verloren
had, van top tot teen Het restaureeren, zoo
dat er nu daar in het Kattegat, dat niet veel
meer dan een oud en onaanzienlijk straatje
is, twee frissche. gesoigneerde oud-HolIand-
sche huisjes met kittige trapgeveltjes, een
oud-Hollandsche dubbele deur en volkomen
in stijl gereconstrueerde ramen te pronk
staan.
Het tweetal heet sinds onheugelijke tijden
„De Gouden en de Silveren Spiegel" de
„taveerne" is „De Silveren Spiegel" en in
den gouden woont sinds de restauratie een
sigarenhandelaar, die zioh beha gelijk pleegt
te koesteren in het deel van de glorie en de
publieke belangstelling, dat van zijn beroem
de w Donstee op hem afstraalt en wiens voor
naamste zorg het is, dat zijn besognes hem
beletien op alle foto's te figureeren, die door
Nederlander en vreemdeling van de twee
huisjes gemaakt worden. Het moet helaas
gezegd worden, dat voor belangstellenden
„De Silveren Spiegel" eigenlijk meer attrac
ties bezit dan de gouden het met buiten
gewone zorg gereconstrueerde interieur van
,X)e Silveren Spiegel" is waarlijk de borrel
waard, die redelijkheidshalve de entreeprijs
is. en zoowel het café als het op de eerste
verdieping gelegen oud-Hollandsche verga
derzaaltje loonen de moeite dubbel en dwars.
De naam van de twee huisjes is altijd een
bron van gissingen geweest, en zal dat ver
moedelijk wel altijd blijven. De naam „Spie
gel" voor huizen kwam in Amsterdam meer
voor: in 1669 vond men bijvoorbeeld in de
Kalverstraat ook een „zilveren spiegel", ter
wijl er in de zeventiende en achttiende eeuw
m oud-Amsterdam voortdurend dergelijke
benamingen voor huizen opdoken: een
„Cristallijnen Spiegel", een „Roode Spiegel",
en ook ,De twee Spiegels" en „De drie Spie
gels". Vermoedelijk staat dat wel in verband
met den bekenden Amsterdamschen naam
■.Spiegel"; en in het geval van ..De Gouden
en de Silveren Spiegel" in het Kattegat staat
het vast, dat de twee huisjes in 1681 in het
bezit kwamen van Burgemeester Hendrick
Backer van Amsterdam, die getrouwd was
met Bregitta Spiegel, zoodat men tegen
woordig maar aanneemt, dat burgemeester
Backer de twee huisjes in een galante bui
naar zijn vrouw genoemd heeft. Of Bregitta
Spiegel toen ooit gedacht heeft, dat haar
naam 250 jaar later nog zou prijken op de
twee fleurige huisjes, die in het Kattegat
zoo knus en kneuterig tegen de Luthersche
wru aan liggen, en waarvan er één op het
oogenblik één, van Amsterdam's meest ge
waardeerde slijterijen herbergt?
Bit de tweede helft van de zestiende eeuw
^.^eeren drie van Amsterdam's beroemdste
«™e proeflokalen, waarvan er twee oor-
fP'onkehjk de likeurstokerijen van nog
weeds bestaande Amsterdamsche firma's
Af ea waarvan de derde van het begin
i.L^enJ Is geweest, terwijl de bijbe
horende distilleerderij zich er naast bevond.
71 aUe drie de gevallen hebben de eige-
<>pVmLvan de oude huisjes hun bezit in eere
Lr» ^et was daartoe meer
slotte dan.jn heb andere, maar ten-
tot de mooiste en beroemdste van Amster
dam hooren en met interieurs, die volkomen
den ouden stijl bewaard hebben, in stand te
houden. Waarop in alle drie die gevallen,
zooals het hoort, de belooning ook op de
goede daad volgde, en de drie proef lokaaltjes
tot de populairste van Amsterdam gingen
behooren.
Het oudste van de drie is het bekende „De
drie Fleschjes", dat in de Gravenstraat bij
den Dam en de Nieuwe Kerk ligt, en dat
met zijn elegant trapgeveltje, en ook al weer
zijn ouderwetsche dubbele deur en zijn
kleine ruitjes één van de mooiste huisjes uit
het oude buurtje is. Het dateert uit 1650, en
het heeft in de geschiedenis van het Amster
damsche leven een rol van beteekenis ge
speeld. Justus van Maurik had onder ande
ren een teer plekje in zijn Amsterdamsch
hart voor dit kleine pronkstuk, en releveert
het in verscheidene van zijn boeken, en dat
schilders en teekenaars er geregeld hun
krachten op beproefden en nog beproeven,
ligt voor de hand. De oudste bekende afbeel
ding van het oude huls is een prent uit het
jaar 1788. die zich in het museum Fodor be
vindt, en waarop „De drie Fleschjes" al pre
cies het aspect van nu heeft.
Uit het jaar 1679 dateert de distilleerderij
van Wijnand Fockink, een Amsterdamsch
likeurstoker, die in dat jaar een klein perceel
in de Pijlsteeg vlak bij den Dam kocht, en
zich daar vestigde. Tien jaar later werd het
huis door brand verwoest; en toen het in 1689
weer opgebouwd was, werd dat het geboorte
jaar van het proeflokaal „De gekroonde Wil
deman", dat tegenwoordig nog steeds en zelfs
bij niet-Amsterdammers bekend, zoo niet be
roemd is. Bijna even beroemd waren tot voor
korten tijd Gerrit met zijn oud-Hollandschen
zijden pet, en Gerrit's vrouw met haar wit
schortje, die jaren lang achter de toonbank
van „De gekroonde Wildeman" hebben ge
troond en die bijna tot de inventaris waren
gaan behooren eigenlijk had namelijk nie
mand gedacht, dat Gerrit en zijn vrouw ooit
uit het proeflokaal zouden verdwijnen. Niet
zoo lang geleden is dat toch gebeurd, en
slechts Gerrit's beroemde „bon mots" hebben
zich in „De Gekroonde Wildeman" gehand
haafd en houden zijn nagedachtenis in eere.
Wie bij Wijnand Fockink zich al te veel ver
grijpt aan de zoutjes, waarmee de borrels er
gesavoureerd worden, die heeft nog steeds
groote kans, dat de één of ander Gerrit's be
roemdste kwinkslag weer ophaalt, en dat men
hem op Gerrit's bekenden zacht-afkeurenden
toon verwijt: „Die meneer eet al zijn fatsoen
op...."
Het derde van dit drietal Amsterdamsche
beroemdheden is het bekende huis met de
luifel „In het Rinsche Anijsvat" in de Wes
terstraat in de Jordaan. Het werd in 1684 op
gericht als eigendom van nog een anderen Am
sterdamschen likeurstoker de Westerstraat
was toen nog de Anjeliersgracht, die in latere
jaren het lot van meer beroemde Jordaan-
grachtjes heeft moeten deelen en gedempt
werd weg schilderachtige wallenkanten,
weg oude, zware boomen en intieme sfeer, weg
weer even typisch staaltje van oud-Amster-
damsch stadsbeeld. Maar van de oude gevel
tjes van de Anjeliersgracht staan er in de
Westerstraat nog verscheidene, en „In het
Rinsche Anijsvat", dat ditmaal geen trap
geveltje, maar een sierlijk rond gebogen gevel
tje van een tijn, die men maar betrekkelijk
zelden ziet, bezit, neemt er een eereplaats
tusschen in.
De Jordaan, die een van de oudste stadsge
deelten van Amsterdam is, kan trouwens op
nog meer oude proef lokaaltjes en slijterijtjes
bogen.
Op de Rozengracht bevindt zich nog een
ander „huis met den luifel", namelijk van de
firma Bols, waarvan de benedenverdieping
ook tot proeflokaal is ingericht, maar die
jammer genoeg niet meer voor het publiek
toegankelijk is.
En ten slotte vindt men op de Egelantiers
gracht dicht bij de Prinsengracht het jongste
van Amsterdam's oude slijterijen, namelijk
die van de firma Hoppe, die in de tweede helft
van de achttiende eeuw gesticht werd. Alweer
door brand werd echter in 1820 het geheele
gebouw vernield, zoodat de tegenwoordige
slijterij, met zijn mooie plavuizen vloer, zijn
prachtige antieke staande klok en het oude
leuningtrapje naar de hooger gelegen kan
toren uit dien tijd dateert.
Zes beroemde oude proeflokalen en stijte-
rijen is Amsterdam rijk; en met zijn zessen
houden ze één van Amsterdam's kostelijke
tradities in stand. Wie houdt van Amsterdam,
en gevoelig is voor die charmes van Amster
dam. die „niet in Baedeker staan", die zoeke
dit zestal eens op en hij heeft kans, dat hij
vriendschap voor zijn leven met ze sluit!
Want Baedeker is inderdaad in dit opzicht
nog steeds niet compleet. Wel verwijst hij den
vreemdeling naar „De drie Fleschjes" en naar
,De Gekroonde Wildeman" en raadt ieder
buitenlander aan daar een uurtje te spendee-
ren aan de combinatie van de mooiste staal
tjes van vroege Hollandsche bouwkunst en de
beste proefjes van oude Hollandsche distil-
leerkunst, maar daar laat hij het bij. En ter
wijl hij de op zich zelf al groote fout begaat
van één van Amsterdam's mooiste en oudste
stadsgedeelten, de Jordaan' als „quantité ne-
gligeable" te beschouwen, verwaarloost hij
daarmee tegelijkertijd de drie oude slijterijen
en proef lokaaltjes, die er zich bevinden, en
waarvan zeker die in de Westerstraat en op
de Rozengracht de moeite dubbel en dwars
waard zijn!
WILLY VAN DER TAK.
DONDERDAG 28 FEBRUARI '35
Paleis voor Volksvlijt moet
weer gaan trekken.
Vordering van obligatichouder toegewezen.
AMSTERDAM, 27 Februari (V. D.) Het ge
rechtshof heeft vandaag uitspraak gedaan
in het geschil, dat de N.V. Paleis voor Volks
vlijt en een deel van haar obligatiehouders
verdeeld houdt. De heer M. H. de Castro te
Brussel, een der obligatiehouders heeft des
tijds gevorderd, dat het Paleis zou worden
veroordeeld tot het doen houden van de
sinds 1911 geschorste trekking van obligaties.
Deze zaak is indertijd uitvoerig door de Am
sterdamsche rechtbank behandeld In hoo
ger beroep heeft het gerechtshof de vorde
ring van den heer De Castro op bepaalde
gronden afgewezen. Daarna heeft ae Hooge
Raad deze uitspraak gedeeltelijk vernietigd
en de zaak ter nadere beslissing terug ver
wezen naar het hof. In deze zaak is eenlgen
tijd geleden gepleit. Voor het Paleis trad op
Mr, M, L. Kan, voor den heer de Castro Mr.
M. van Vugt. Het hof heeft thans de vorde
ring van den heer De Castro toegewezen en
het Paleis veroordeeld tot het houden der
achterstallige trekkingen, die onmiddellijk
achter elkaar en dus niet met tusschenooo-
zen van een half jaar zullen plaats hebben.
Het Paleis is veroordeeld in de kosten van
het geding begroot op f 665.
Bloeiende loterij-onderneming
van „Dutch Schulz".
Jaren met een omzet van 30 millioen dollar!
NEW YORK, 27 Februari (Reuter). De
politie te New York heeft een verboden lote
rijonderneming van reusachtigen omvang
ontdekt, alsmede een bankonderneming, die
waarborgsommen voor misdadigers verstrekte.
Het onderzoek leidde tot de verbazingwekken
de ontdekking, dat een der beruchtste mis
dadigers en smokkelaars van New York, Ar
thur Flegenheimer genaamd, die als gangster
onder de naam „Dutch Schulz" bekend stond,
de heele zaak reeds jarenlang leidde. Hoewel
de New Yorksche politie reeds maanden lang
naar Dutch Schulz zocht, wist deze zelf een
groote vergadering van zijn medewerkers te
houden. De laterijonderneming had in haar
beste jaren een totaal omzet van 30 millioen
dollar. Een neger, die als agent voor Dutch
Schulz optrad verdiende binnen drie jaar meer
dan 200.000 dollar. De organisatie stortte ten
slotte ineen, doordat Dutch Schulz alleen de
beschikking over de winst wenschte te hebben.
Catastrofale ontploffing te
Moskou.
MOSKOU, 27 Febr. (V.D.) Bij een ont-
ploffing in een van de grootste potloodenfa-
brieken alhier zijn 29 werklieden gedood. De
ontploffing werd gevolgd door een brand, die
het geheele gebouw vernielde. Alle brandweer
brigades van Moskou zijn op het tooneel van
den brand en 25 ambulance brigades bieden
hulp aan de gevonden. Het vuur sloeg over op
vier belendende perceelen. die eveneens een
prooi der vlammen werden. De ontploffing
had plaats in een compressor, waarna een cy
linder samengeperste lucht ontplofte en door
drie vloeren heensloeg. Driehonderd werklie
den zijn door verwondingen niet in staat te
werken.
Naar dictatoriaal bewind op
Cuba?
President Mendieta zou aftreden.
Te Havana doen geruchten de ronde, dat
■Carlos Mendieta zou aftreden als president
van de Cubaansche republiek en dat de dic
tatuur zou worden ingesteld.
De Ver. Staten, aldus meldt Reuter zullen
zich wel daartegen verzetten, tenzij de Zuide
lijke Amerikaansche Staten van meening zijn,
dat een dictatuur de toestand op Cuba zou
verbeteren.
BERUCHT BANDIET UIT DE
GEVANGENIS ONTSNAPT.
FORT WORTH (Texas). 27 Febr. (Reuter).
Een der gevaarlijkste misdadigers van de
Vereenigde Staten. Raymond Hamilton, die
ter dood veroordeeld is, is er in geslaagd uit
de gevangenis alhier te ontsnappen.
Hij werd later in een auto gesignaleerd,
doöh wist door 'n hevigen kogelregen van de
politie te ontsnappen; vermoedelijk is hij ge
wond.
K. L. M.-lijn naar Doncaster?
Besprekingen gevoerd.
LONDEN, 26 Febr. (Reuter). De bladen
deelen mede, dat de president van het Don
caster vliegveld comité van een bezoek aan
Nederland is teruggekeerd. Hij heeft met de
directie van de K.L.M. een onderhoud gehad
in verband met een te openen luchtdienst op
Doncaster.
De K1.M,-directie heeft beloofd een ex
pert te zenden, die het Doncaster-vliegveld
zal keuren. De beslissing wordt binnen een
week verwacht.
zqn ze er alle drie in geslaagd de merk
n,. - «"c uiic lil vi c uicia.
aiïilge °ude gebouwtjes, met geveltjes, die
Een zilveren jubileum en steeds weèr verjonging.
Het Wijnroeierskantoor en „De Drie Fleschjes" in 1788,
Op 16 Maart as. zal Albert van Dalsum in
den Amsterdamschen Stadsschouwburg met
een door hem geregisseerde voorstelling van
Shakespeare's „Othello" zijn zilveren jubileum
als tooneelspeler herdenken.
Wij vinden hem voor het afgesproken on
derhoud in zijn werkkamer in den Stads
schouwburg. aan zijn lessenaar, tegenover die
van zijn mede-directeur Defresne. Even nog
denkt hij ons te ontsnappen door ons een
tijdschrift in de hand te duwen en te zeggen:
„Hier vindt U alles in".
Wij werpen een blik op den inhoud van wat
Van Dalsum ons geeft:
„Albert van Dalsum werd den 5en Januari
1889 te Amsterdam geboren. Hij doorliep de
H.B.S. 3 j. c„ samen met o.m. Cor Ruys en
Adolf Bouwmeester. Vervolgens trad hij in
dienst bij de Nederlandsche Spoorwegen". En
hierop volgt een droge opsomming van de ge
zelschappen, waaraan Van Dalsum gedurende
de afgeloopen 25 jaar verbonden was en de
rollen, waarin hij heeft gespeeld.
Natuurlijk zijn wij hiermee niet tevreden
en kunnen wij deze bijzonderheden slechts
beschouwen als het geraamte van een werke
lijke levensbeschrijving van een strijdend en
zoekend kunstenaar als Van Dalsum, niet
alleen tooneelspeler, maar ook regisseur, too-
neelleider, decorontwerper, experimentator,
voor wie elk van deze droog opgesomde wij
zigingen in zijn uiterlijke omstandigheden een
schrede op den weg van zijn ontwikkeling als
kunstenaar beteekent.
En het is volstrekt geen gebrek aan welwil
lendheid. doch eerder bescheidenheid, dat Van
Dalsum aanvankelijk probeert door ons met
een dorre biografie af te schepen, aan een
gesprek te ontkomen. Maar als we eenmaal
op dreef zijn vlot het zeer wel en de persoon
lijke herinneringen en opvattingen van den
acteur brengen de. opsomming van tooneelge-
zelschappen en rollen tot leven.
Het begin eischt natuurlijk een verklaring.
Hoe kwam Van Dalsum bij de H.IJ.S.M.? Het
is natuurlijk het oude liedje, van de familie
die niet wil dat de zoon naar het tooneel gaat
omdat er zoo weinig vooruitzicht in zit. „In
een bepaald opzicht is dat ook wel juist", zegt
Van Dalsum glimlachend, doch zelfs toen al
stond het voor hem vast, dat zijn roeping toch
het tooneel zou zijn. Zijn opvatting van het
tooneel was een verhevene; vooral de poëzie
trok hem aan en hij legde zich dan ook voor
namelijk toe op het zeggen van verzen. Nog
bij de spoorwegen ging hij les nemen bij Jan
C. de Vos, die hem tot de realiteit terug
bracht. „Leg die verzenboekies eens uit je
hand", begon de oude Jan C. hem te zeggen
„en leer eens een claus van een dialoog tus
schen twee menschen". Jan C. de Vos bracht
Van Dalsem het begrip bij, dat voor het too
neel de lyrische uiting alleen niet genoeg was,
en dat men op de plankeii in de eerste plaats
bij het spelen van een rol moest trachten een
ander mensch voor te stellen."
Niettemin moet De Vos Sr. aan Van Dal-
sum's oorspronkelijke ambitie gedacht hebben,
toen hij hem een introductie gaf voor
Royaards, die in dien tijd, in 1909, bezig was
met zijn groote Vondel-ensceneeringen. En
zoo debuteerde Albert van Dalsum als de
Aartsengel Rafaël in „Adam in Ballingschap"
Een van de dingen, die Van Dalsum zich van
dit debuut herinnert, is dat hij zijn gezicht
had moeten wit schminken, doch zijn handen
vergeten had, zoodat deze donker afstaken
"tegen zijn costuum van Aartsengel en
Royaards hem op het allerlaatste oogenblik
op dit verzuim moest wijzen.
Van Dalsum vertelt vol eerbied van Royaards,
waar hij zijn eerste practische leerschool had.
Royaards wist de menschen uit te diepen uit
de tooneelfiguren. „Bij Royaards heb ik de
eerbied voor het vak van tooneelspelen ge
leerd, heb ik geleerd dat het detail van even
veel beteekenis is als de groote dingen, dat
een klein -bijrolletje met evenveel zorg behan
deld moet worden als een hoofdrol".
In Royaards ziet Van Dalsum nog altijd,
met Verkade, den grooten baanbreker van een
nieuwe periode van het tooneel in Nederland,
In dien tijd speelde Royaards bijna uitslui
tend klassiek of romantisch werk en na eeni-
gen tijd begon Van Dalsum er naar te ver
langen het tooneel ook van een anderen kant
te leeren kennen. Toen Herman Roelvink bij
de Koninklijke Vereeniging „Het Neder
landsch Tooneel" kwam, kreeg hij daar een
kans, o.a. in Shaw's „Mensch en Opper-
mensch", terwijl hij zijn eesrte groote kans
kreeg in de „Gijsbreght".
In het begin van den oorlog combineerden
eenige tooneelspelers zich voor het geven van
eenige opvoeringen van een zomerspel in het
openluchttheater te Bergen (N.H.) Men speel
de o.a. Vondel's „Joseph in Dothan". Men
werkte dien zomer zeer prettig samen, zoo
prettig dat men besloot de samenwerking een
permanent karakter te geven en aldus werd het
Groot Tooneel opgericht, onder leiding van
Van Dalsum, Ch. Gilhuys, Coen Hissink, Ger.
Arbous en Jacq. Sluyters. Een zoo veelhoofdig
bewind leidde op den duur tot het uiteengaan
van het Groot Tooneel en Van Dalsum kwam
terug bij de Koninklijke Vereeniging, waar
inmiddels Eduard Verkade de leiding had ge
kregen. Ook over Verkade spreekt Van Dalsum
met groote eerbied: „Verkade bracht vooral
de psychologie der figuren zeer scherp naar
voren en opende voor mij een nieuw terrein
voor mijn ambitie." Met nadruk verklaart
Van Dalsum hoe prettig zijn samenwerking is
geweest met Verkade. en wat het verschil was
in de opvatting van Shakespeare tusschen
Verkadeen Royaards. Bij hem speelt Van Dal
sum o.a. den Koning in „Hamlet" en Arend in
de „Gijsbreght".
Na 1920 komt de tooneelstaking en vertrekt
Verkade en Royaerds. Bij hem speelt Van Dal-
het Rotterdamsch Hofstad Tooneel, waar hij
onder leiding van Van der Lugt o.a. Brutus in
„Julius Caesar" speelt.
Het was in 1922 dat Van Dalsum het Mas
kerspel van Yeats regisseerde, met de prach
tige maskers van Hlldo Krop. Hij beschouw
de dit voornamelijk als een experiment, in een
behoefte om zich eens los te maken van de
realiteit van het gewone tooneel.
Toen Verkade in 1922 terug kwam, kwam
Van Dalsum bij hem Dij „De Haghespelers".
Wij zullen niet al zijn rollen bij dit gezelschap
opnoemen, doch herinneren slechts aan zijn
eerste groote regie succes, toen Verkade hem
in 1923 Ibsen's „Bouwmeester Solness", waarin
hij zelf den titelrol speelde, liet regisseeren.
Hij vertelt hiervan: „Juist in dien tijd werd
„Bouwmeester Solness" in Amsterdam ge
speeld door Bassermann en zijn vrouw. Ik
ging er naar kijken en was het gloeiend on
eens ermee en dacht bij mijzelf: „Ik doe het
heelemaal anders". Tegenover het naturalis
me van Bassermann streefde Van Dalsum naar
een ge^tyleerdheid van décors en opvoering.
In 1924 werden „De Haghespelers" samen
gevoegd met „Comoedïa" tot hot „Vereenlgd
Tooneel" en Van Dalsum ging met Verkade
mee naar Amsterdam.
Evenals alle kunstenaars zocht ook Van
Dalsum in deze periode bewust naar een nieu
we richting, naar nieuwe vormen. Vooral in
het buitenland vierde het expressionisme
hoogtij, en onder invloed hiervan regisseer
de Van Dalsum o.a. Molnar's „Liliom" en
Mohr's „Improvisaties in Juni". Met uiterst
eenvoudige middelen trachtte hij de werke
lijkheid te suggereeren. Het expressionisme
heeft naar de meening van Van Dalsum en
ook volgens Defresne die zich van tijd tot
tijd in het gesprek mengt, op het tooneel nooit
een zoo overwegenden invloed gehad als op
andere kunsten, en is trouwens in het alge
meen in Nederland nooit zoo krachtig tot
uiting gekomen als in het buitenland, vooral
bijvoorbeeld in Duitschland. De beweging lieo
dood op het gevoel voor nuchterheid en rea
liteit van het Nederlandsche volk, zooals al
len in het buitenland, die er op den duur niet
van terugkwamen doodliepen, zooals bijvoor
beeld in Duitschland Piscator dood is geloopen
en in Rusland Meyerhold pas kort geleden
ervan terug moest komen.
Maar zoowel Van Dalsum als Defresne zijn
het erover eens, dat het expressionisme een
zeer belangrijke taak heeft verricht en den
weg heeft vrijgemaakt voor het moderne too
neel. door zijn verheviging van den inhoud,
het op de spits drijven van den vorm. waar
door het t oude stemmingsbeeld verving door
een essence van den vorm die de stemming
moest suggereeren.
De tegenstelling tusschen dit tooneel en
dat van Royaards is evident. Royaards was in
wezen een man van '80, van het „1'art pour
l'art", die in de allereerste plaats naar schoon
heid zocht, waarmee het expressionisme in het
geheel geen rekening hield.
In 1929 begon Van Dalsum met Dr. Wynancl
Frans het Oost-Nederlandsch Tooneel. Uit
deze periode dateert ook zijn samenwerking
met Defresne die van zoo groote beteekenis
voor het tooneel in Nederland is geweest en
nog steeds is. Van het overdreven expres
sionisme kwam men terug, doch men bleef de
noodhaak zien van een grooter evenwicht tus
schen vorm en inhoud. In dezen geest regis
seerde Van Dalsum oa. „De Comedie van het
Geluk'Volpone in de bewerking van Stephan
Zweig en regisseerde Defresne O'Neill's „Lief
de onder de Olmen", waarin Van Dalsum den
ouden boer, en Kurt Weill's „Drie Stuivers
Opera waarin hij de rol van Tiger Brown
speelde.
De stichting van het Oost-Nederlandsch
Tooneel voelt Van Dalsum als het begin van
een nieuwe periode. Voor de eerste maal ver
zamelde hij een troep van medewerkers om
zich heen, die zich niet in de verhouding van
geëngageerden voelden doch werkten in den
geest van samenwerking op voet van gelijk
heid. Alle krachten bij het Oost NecLerlandsch
Toonee* waren bereid offers te brengen en
geheel belangeloos het ideaal van de tooneel-
speelkunst te dienen.
In 1930 vormde Van Dalsunm met Verkade
de artistieke leiding van het Amsterdamsch
Tooneel, in 1931 volgde de samenvoeging met
de Koninklijke Vereeniging en toen deze in
1932 ineenstortte, kwam onder leiding van
Van Dalsum en Defresne de Amsterdamsche
Tooneelvereeniging tot stand, welker artis
tieke successen van zoo recenten datum zijn,
dat een ieder zich die nog kan herinneren,
o.a. Obey's „De Reis van Noach over de wa
teren", „Eindexamen" van Max Dreyer,
„P'haea" van Fritz von Unruh, Zuckmayer's
„Circus Knie", Dostojewski's „Schuld en
Boete" en van den allerlaatsten tijd „Gele
Koorts' van Sydney Howard en Paul de
Kruif. „De Roman van John Loving", van
O'Neill.
In het gesprek kwam ook nog de „tooneel-
crisis" even naar voren, die naar de meening
van Van Dalsum ex crisis van de tooneel -
schrijfkunst is, en zoo vertellen Van Dalsum
en Defresne van hun werk en hun strijd en
vooral van hun zoeken, waardoor een man als
Van Dalsum ondanks een zilveren jubileum
nog steeds een der jongeren is, die in de ver
jonging der tooneelkunst in Nederland het
grootste aandeel heeft Door alles heen blijft
hij zoeken naar de bevrijding der theater
kunst van alle stroomingen, naar het
zuivere en menschelijk bewogen tooneel van
dezen tijd.
Panama weigert gedèpre-
cieerd geld.
Cheque van kwart millioen dollar i
Washington teruggezonden.
PANAMA, 26 Februari (Reuter). De repu
bliek Panama heeft aan Washington een
chèque van een kwart millioen dollars terug
gezonden, die de Vereenigde Staten het toe
zenden voor de driemaandelijksche huur van
het Panama-kanaal.
Panama weigert gedepreeieerd geld in be
taling aan te nemen en doet opmerken, dat
het contract voor de pacht van het Panama-
kanaal betaling in goud stipuleert.
Panama deelde den Vereenigden Staten
ook nog mede. dat tenzij deze de betaling in
goud verrichten Panama den dienst van de
16 millioen dollar bonds, die in de Vereenigde
Staten zijn geplaatst, zal staken.
In Londen staan 600000 huizen
In Londen staan tusschen de 600000 en 650000
huizen voor ongeveer een millioen gezinnen.
Een dikte-meter
Een nieuw soort meetinstrument is uitge
vonden, waarmee men de dikte van stalen en
ijzeren platen kan meten. Het is een magne
tisch apparaatje en men hoeft slechts een
zijde van het te meten voorwerp te kunnen
bereiken.
Minder vrouwelijke studenten
Aan de Duitsche universiteiten neemt het
aantal vrouwelijke studenten af. Het aantal
van hen. die rechten en chemie studeeren is
met vijftig procent teruggeloopen.
Op de markt verkocht de kwakzalver een
levenselixer.
„Kijkt naar mij", schreeuwde hij, „driehon
derd jaar oud en nog kerngezond".
,.Is hij werkelijk zoo oud?" vroeg een dame
aan den jeugdig uitzienden assistent.
„Ik zou het u niet kunnen zeggen", was het
antwoord, „ik werk pas honderd jaar voor
hem".
Kleine wenken
Een doffe spiegel is helder te maken door
hem op te wrijven met een neteldoeksch lapje,
waarin wat blauwsel is gedaan.