DE TWEELINGZUSTERS
FEUILLETON.
Uit het Engelsch van
FATRICJA WENTWORTH.
Nadruk verboden
35)
Anne keek neer in de hei. Die was als een
donker bosch. En heel diep daarin verborgen
bewogen zich kleine, bezige schepseltjes, die
druk heen en weer liepenof zich met
eikaars zaken bemoeiden net als mensehen.
„Ik begrijp je", klonk haar stem, zacht en
.vriendelijk.
„Nogeens, ik ben geen vreemde", herhaalde
John met meer nadruk dan zooeven, „ik kan
dat niet zijn. Nu ik de plaats van je broers
ingenomen heb moet ik doen, wat zij in dit
geval zouden gedaan hebben. Dat moet je toch
met me eens zijn".
„Hoe weet je, dat zij iets voor me zouden
doen?" Anné's stem doofde uit. Welk ver
band kon.er in hemelsnaam besta?*?» tusschen
Courtney en Tom en Annie Jones, die in de
gevangenis had gezeten.
„Neem me niet kwalijk, maar nu praat je
toch onzin, Anne. Kijk eens hier, ik zal je ver
téllen wat mijn bedoeling is. Je vader heeft
zijn testament veranderd". Hij zag haar niet
aan terwijl hij sprak. „Hij heeft een inkomen
van acht honderd pond per jaar aan Jenny
nagelaten inplaats van vierhonderd aan elk
van jullie. Menschen doen wonderlijke dingen
als ze ziek zijn, en ik wil geen critiek oefenen
op zijn besluit. Maar die vierhonderd pond
per jaar moet je uit de opbrengst van het
landsroed hebben en ik zal zorgen dat dit ge
beurt"
„Dat kun je niet".
Natuurlijk kan ik dat wel, Het is zoo een
voudig als wat".
Anne keek hem nu voor het eerst recht
en strak in de oogen.
„Je bedoelt dat jij het mij zoudt geven?"
„Ik bedoel wat ik zeg: dat het uit de op
brengst van het landgoed zou komen".
,vDat wil zeggen van jou".
Even was het stil.
„Het is maar hoe je het opvat".
„Het is de zuivere waarheid ik noem
het kind bij den naam".
„Kom, Anne, ben je nu zoo idioot trotsch
dat je een uitkeering uit de opbrengst van
je eigen vaders bezittingen niet wilt accep
teeren?"
Alle kleur verdween uit haar gezicht.
„Ik wil geen stuiver accepteeren, die mijn
vader me niet nagelaten heeft".
John voelde een steek van pijn, zooals hij
nog nooit een wonde in zijn eigen hart
had gevoeld.
„Annetoe.
„Het is immers zooals ik gezegd heb".
Hij zag dat ze vocht om haar zélfbeheer-
sching te bewaren; hij stond op en -wandelde
enkele meters weg, om haar tijd te geven,
weer tot kalmte te komen. Als hij nu bleef
waar hij was, zou hij haar aanraken, zijn
hand op haar arm leggen of iets van dien
aard, als hij haar aanraakte, wist hij niet, wat
er zou kunnen gebeuren. Dus was het beter
zich van haar te verwijderen.
Hij kwam terug en inmiddels was Anne
ook opgestaan.
„Ik kan het heusch niet doen", zei ze,
toen hij weer bij haar kwam. „Je moet het
mij niet kwalijk nemen, maar werkelijk, ik
kan het niet".
„Waarom toch niet?"
„Het is absluut onmogelijk! Maar je je
moet vooral niet denken, dat ik ondankbaar
ben. En ik wil ook niet dat je verkeert over
over Jenny denkt". Er kwam een harde trek
in zijn gezicht en hij beroerde even haar
arm. „Heusch, dat mag je niet doen, Je be
grijpt me niet §n ik —.ik kan het niet uit
leggen. Jenny Jenny heeft me de helft aan
geboden".
Deze woorden klonken zoo zielig, dat John's
hart ineenkromp. Jenny moest, .zich-schamen,
om dat arme kind zoo te laten. Maar de dag
zou komen, die Jenny den laatstèn penny van
haar schuld zou laten betalen.
Hij legde zijn hand met een bruuske be
weging op de hare.
„Zoo, bood Jenny je de helft aan? En
accepteer je dat?"
Hij voelde een krampachtige trillingen de
kleine zachte meisjeshand.
„Neen. Dat kan ik ook niet aannemen. Laat
alsjeblieft mijn hand los".
Hij voldeed aan haar verlangen, niet wetend
wat hij verder zeggen zou. Alles wat hij zei,
deed haar pijn. Hoe kon hij vermijden haar te
kwetsen. Ze was als een vogel in een kooi,
wild heen-en-weer fladderend en zich zelf
verwondend aan de handen, die bevrijding
wilde brengen. Wat moest je in zoo'n geval
doen. Het hulpelooze dier in de kooi laten,
uit angst het te kwellen. Of maar doorgaan
met pijn doen?
„Ik heb de boel bedorven!" riep hij hardop,
mistroostig.
„Dat heb je niet".
„Ik heb de boel absoluut bedorven; ik wist
trouwens wel vooruit, dat ik dat zou doen.
Toe Anne, laten we in vredesnaam opnieuw
beginnen. We zijn neef en nicht en ik wil niets
liever dan goede vrienden met je zijn. Drom-
mel-nog-aan-toe, zie je dan zelf niet in, dat
je onmogelijk bij dat verfoeilijke mensch kan
blijven?"
Anne wist niet wat ze verwacht had
maar zeker niet dat het gesprek een wending
zou nemen in de richting van haar „meeste
res", De beste taktiek was, zich snel ver
schuilen.
„Waarom heb je zoo'n intensen hekel aan
dien armen Mrs, Fossick Yates?"
„Arm? Nonsens, hoor. Ze is een arrogant,
opschepperig, vinnig manwijfVoor geen geld.
ter wereld zou ik de kleine Fossick Yates
willen zijn".
„Ik ook niet! Maar hij kan zijn dienst niet
opzeggen. Ik ben van plan er zes maanden
te blijven om een goed getuigschrift te krij
gen, en dan zal het wel niet moeilijk zijn
om een behoorlijke betrekking te krijgen".
Anne's stem stierf weg bij .de laatsje woorden.
Wat had ze gezegd? Wat had ze hem ver
teld? Hoeveel wist hij? Hij had haar, ver
wijtend te verstaan gegeven dat ze hem als
een vreemde beschouwde. Maar het vervelende
was, dat ze hem juist niet'kon beschouwen
als- een vreemde. Ze betrapte zich erop dat
ze kameraadschappelijk en onbevangen met
hem praatte zonder elk woord wat ze zei te
wikkèïT en te wegen. Wat had ze-nu gezegd?
Met een blik van verwarring en ontstelte
nis, die hem door de ziel ging bracht ze nog
een paar rampzalige zinhen uit.
Toen viel John haar In de rede. „Je kunt
het daar onmogelijk zes maanden uithou
den".
Anne werd er stil van. Een dag, nu dat ging,
maar een maand heeft dertig dagen en som
mige zelfs een en dertig. Zes maal dertig en
nog paar dagen er bij was ongeveer honderd
drie en tachtig dagen. Ze zag zich al honderd
drie en tachtig nachten door worstelen in het
kleine, benauwde kamertje; met juffrouw
Brownling zwaar ademend naast haar in een
bed, dat iederen keer kraakte als de slaap
ster zich omdraaide; honderd drie en tachtig
keer ontbijten met juffrouw Brownling in de
morsige, rommelige keuken; honderd drie en
tachtig maal avondeten; brood met marga
rine en bij uitzondering een hompje stokoude
kaas; honderd drie en tachtig dagen en
avonden met een weerzinwekkend vertoon
van eerbied „ja mevrouw" en „neen mevrouw"
en „goed mevrouw" moeten zeggen tegen Mrs.
Fossick Yates.
„Ik kan het ja, ik kan het", hield ze zich
zelf voor. Ze keek John aan met een opge
richt hoofd en een schaduw va° ern lachie
om haaa: moncL
„Tob er maar niet langer over", wendde ze
zich daarop tot hem. „Je begrijpt het niet. Je
zei daarnet, dat we neef en nicht zijn. Dat
zijn we niet. Anne Waveney is doou, Die was
je nicht. Ik ben Annie Jones en die staat in
geen enkele relatie tot je. Ik behoor niet tot de
Waveney's en geen van die draagt ook
maar de minste verantwoordelijkheid voor
mij. Ik ben Annie Jones, verdien mijn eigen
brood, en ben vast van plan dat te blijven
doen ook. Je zei, dat je goede vrienden met
me wilde zijn. Maar we kunnen geen vrienden
zijn jij kunt geen vrienden zijn met Annie
Jones en Annie Jones kan geen vrienden
hebben buiten haar eigen stand".
Ze zweeg en haar ademhaling ging gejaagd.'
„Is dat alles wat.je me te zeggen hebt?"-
„Ja".
„Heb je er dan bezwaar tegen Anne Be
linda te zijn tot we terug zijn? Ik bedoel,
voor het geval, dat je het ongepast van mij
vindt om met Annie Jones uit te zijn?"
Anne keek hem uitvorschend aan. Zijn ge
zicht had een ernstige uitdrukking en zijn-
oogen ontmoetten de hare met een blik vol
ongekunstelde eerlijkheid.
„De kwestie is", vervolgde hij, „we zijn hief
zestig kilometer van Londen en we kunnen:
voor dezelfde moeite een prettige rit hebben.
De heenreis was toch ook erg gezellig, niet
waar?"
„Je bent buitengewoon vriendelijk geweest'.
„Ik heb een vriendelijken aard. Dat zit in de
familie. Ik veronderstel, dat jij het ook wet
zou kunnen zijn, als je het probeerde".
Ze gaf geen antwoord en ook John zweeg
eenige oógenblikken.
Toen, heel even, lachte hij; een breeden-
zonnigen lach.
„Kom, Anne Belinda", noodigde hij uit.
(Wordt vervolgd)
Het oude visschersdorp Scheveningen gaat verdwijnen. In den loop der jaren zijn Honderden huisjes onbe
woonbaar verklaard en thans is het sloopingswerk in vollen gang
Het Engelsche s.i. „Turicum", dat bij Werkspoor te Amsterdam machinereparatie had
ondergaan, vertrok Woensdag door de Oosterdoksluis. Het schip kon juist passeeren. Aan.
beide zijden bleef slechts een ruimte van 37Va c.M. vrij
Mej Zimmerman, dochter van den eersten concertmeester van het Concertgebouworkest te Amsterdam,
is Woensdag in het huwelijk getreden met mr. A. C. van Zeggelen. Het bruidspaar verlaat met da
bruidsmeisjes het stadhuis
De marconist van de .Uiver" tijdens <J(
Melbourne-race, Van Brugge, is Woanjdaj
te Amsterdam in het huwelijk getreden nut
mej. Geudeker. Het bruidspaar bij het
verlaten van hel stadhuis
De studentenroeivereeniging „Nereus" traint weer op den
Amstel te Amsterdam. Het oefenen op het droge in de
zgn. .trog"
De gerestaureerde Oude Kerk te Schoonhoven is Woensdag aan de Ned Herv.
Gemeente aldaar overgedragen Een overzicht tijdens de plechtigheid Achter in het
midden links minister Marchant, naast hem de burgemeester van Rotterdam
In Frascati te Amsterdam
werd Woensdag de kijk
dag gehouden van de
tabak, die bij den brand
aan boord van het s.s.
Tabian beschadigd werd