I
DE VROUW IN DE XXe EEUW.
VAN winter naar lente.
huistyran.
ons wekelijksch
knippatroon.
KEUKENGEHEIMEN.
om zelf te maken.
meisjes camisoles.
kragen.
VRIJDAG 8 MAART 1935
Overgangsmodellen.
Ai is het nog wat guur, langzamerhand
heeft de zon meer kracht en krijgen we het
idee, dat de lente niet ver meer is. Dan ver
veelt de dikke winterjas ons en zouden we
raag iets anders aan trekken. Maar
het Is nog koud en de japonnen, die we zonder
mantel willen dragen, moeten daar zeer zeker
op berekend zijn.
We geven hier een paar aardige modellen:
Nr. 1: japon van dik zwart of donkerblauw
fluweel, gegarneerd met grijs Persianer of
astrakan. De snit is eenvoudig en toch gedis
tingeerd, Heel aardig is de garneering van
gespen aan de voorzijde.
No. 2: donkerblauwe fluweelen japon, ge
garneerd met randen wit bont. Door het
aoarte voorstuk en de schouderkraag, die van
achteren in een pelerine overgaat, zit deze
japon zeer warm. Bij deze jurk wordt een
kleine fluweelen barètje gedragen, dat voor
over in het gezicht wordt gezet.
Bij de andere japon draagt men een een
voudig rond hoedje in de kleur der garnee-
ring.
Heel elegant staan bij deze japonnen de
sportieve wandelschoenen van grijze peau de
suède. Over de nauwe mouw wordt een kap-
handschoen gedragen: grijs voor het eerste
en wit bij het tweede toiletje. De tasschen.
van leer of peau de suède, worden in de hoofd
kleur der japonnen gehouden.
De snoode belager aller huiselijke gezellig
heid heeft zijn winterslaap gedaan, hij is wel
nog wat loom en langzaam na zijn lang
durige periode van niets-doen, maar een
paar zonnige dagen zullen hem ongetwijfeld
de noodige energie verleenen de schoon
maak!
De huisvrouwen reageeren verschillend op
zijn verschijnen, hoewel zij het op éen punt
roerend eens zijn: hij is een ongeevenaarde
tyran, aan wien geen weerstand kan worden
geboden.
Waarom haal je hem dan In huis, wanneer
je hem zoo verafschuwt, oppert meneer A.
Hij blijkt er totaal geen kijk op te hebben:
omdat het noodig is, zegt zijn vrouw, en daar
mee vindt zij het voldoende gemotiveerd.
Mevrouw B., aan wie diezelfde vraag wordt
gesteld, waagt éen poging om haar man te
overtuigen door hem stoffige hoekjes, vuile
gordijnen en zoldersche spinraggen te laten
zien. Maar meneer B. raadt haar aan: maak
dat dan in orde, en bekommer je verder
nergens om.
Bij de familie C. gaan ze verhuizen, en de
vrouw des huizes beweert met een ongeloo-
feliJke luchthartigheid, dat verhuizen heel
wat minder onaangenaam is dan schoonma
ken, wat haar man wel gelooven wil. Totdat
de verhuizing inderdaad een feit is, en zon
neklaar blijkt, dat schoonmaak-rommel is
kinderspel vergeleken bij verhuis-rommel.
In het gezin van D. vyordt het huis opge
knapt, schilders en behangers zijn er druk
bezig en de huisvrouw verbeeldt zich dat al
het nieuwe, dat niet schoongemaakt behoeft
te worden, een aanmerkelijke besparing Van
werk zal geven bij de schoonmaak. Maar zij
vergeet, dat daartegenover de rommel die
bij zulk werk onvermijdelijk is, die besparing
vrijwel heelemaal teniet doet.
Tenslotte besluit mevrouw E. om dit jaar
nu eens definitief met die dwaze schoon
maakwoede te breken, door alleen zoo nu en
öan, wanneer er eens gelegenheid toe is, een
hamer een zoogenaamde schoonmaakbeurt
t* geven. Tot ver in den zomer zal zij met
uie schoonmaakbeurten opgescheept zitten,
het warme weer zal een veel grooter bezwaar
iüken te zijn, dan zij van tevoren heeft
overwogen, en het volgend jaar begint ze
en zeker al op den eersten, besten zonni-
gen dag in Februari, om daarna eens heer-
hJk van voorjaar en voorzomer te kunnen
genieten.
Natuurlijk zijn er vrouwen die heelemaal
n schoonmaken o heerlijk ideaal voor
s..e veelgeplaagde huisvaders die er zich aan
moeten onderwerpen
Maar laten zij zich troosten met de ge-
c te dat zij deze voorjaarsplaag deelen
c het overgroote deel van hun sexe-ge-
pooten.
E. E. J.—P.
Hier volgen de beschrijvingen van een
paar aardige voorjaarsjaponnen.
Nr. 544: zeer geschikte japon voor zwaar
dere dames van donkerblauwe of zwarte stof.
De jurk wordt van voren geknoopt en deze
sluiting loopt uit in een diepe plooi. Onder
de japon wordt een vestje van wit piqué ge
dragen. Benoodigd materiaal: 3.50 meter
stof van 130 centimeter breedte en 50 centi
meter piqué.
No. 545: aardige japon voor slanke figuur
tjes. De Schotsche geruite stof wordt zoowel
recht als schuin verwerkt. De knoopen en
de ceintuur worden in dezelfde tint gekozen.
Benoodigd matei'iaal: 4 Meter van 130 centi
meter breedte. (Men heeft met het oog op
het schuin knippen meer noodig dan ge
woon)
Beide patronen zijn in alle maten tegen
den prijs van 0.50 ets. per stuk te verkrijgen
bij de „Afdeeling Knippatronen" van de Uit
geversmaatschappij: tPDe Mijlpaal", postbox
175 te Amsterdam.
Toezending zal geschieden na ontvangst
van het bedrag, dat kan worden overge
maakt per postwissel, in postzegels of wel
per postgiro 41632.
Den lezeressen wordt vriendelijk verzocht
bij bestelling van een der patronen het ge-
wenschte nummer en ook de verlangde maat,
d.w.z. boven-, heup-, taillewijdte, enz. duide
lijk op te geven. Gelieve verder naam en
adres volledig te vermelden; men voorkomt
daardoor onnoodige vertraging in de opstu
ring.
Fransch broodschoteltje (4 personen)
ongeveer 150 gram oud brood zonder korst.
11/2 ons geraspte oude kaas, 75 gram boter.
1/2 liter melk, 3 eieren, wat zout en nootmus
kaat.
Smeer een vuurvaste schotel met wat boter
in, leg laag om laag de dunne, gesmeerde
sneetjes brood erin en strooi de geraspte kaas
ertusschen. Klop de eieren met wat zout en
nootmuskaat, roer er de melk door en giet
dit mengsel over het gevulde schoteltje, zoo
dat het brood erdoor bedekt is. Leg bovenop
nog een paar klontjes boter en zet dan het
schoteltje in een warme oven tot de inhoud
mooi gerezen en lichtbruin gekleurd is (30
a 40 min.)
Koolraapschotel (4 personen): 1 flinke
koolraap, 11/2 ons geraspt of gekruimeld oud
brood, 21/2 deciliter melk, 1/2 ons boter, 2
eieren, zout, suiker, nootmuskaat.
Schil de koolraap, snijd hem in plakken en
daarna in reepjes en kook deze in ruim water
met zout gaar. Zeef de gaar gekookte koolraap
en vermeng ze met het broodkruim, de melk
de eieren en de boter; roer er daarna naar
smaak nog wat zout, suiker en nootmuskaat
door. Doe het mengsel in een met boter in
gesmeerde vuurvaste schotel, bestrooi de bo
venkant met wat paneermeel, druppel er wat
gesmolten boter over en zet de schotel ge
durende 1/2 uur in een warme oven.
Poolsch gebak: een eenvoudig, smakelijk en
niet duur gebak, zeer geschikt om bij de mid.
dag thee te presenteren.
4 ons bloem, 15 gram gist, 3 eieren, 80 gr.
suiker, 4 deciliter lauwe melk, geraspte schil
van 1 citroen, 75 gr. boter.
Klop de èieren met de suiker, voeg hierbij
de gist, die met de lauwe melk is aangemengd,
de gesmolten boter, de geraspte citroenschil
en het gezeefde meel. Besla dit alles met een
houten lepel tot een stevig, luchtig deeg; doe
't in een met boter besmeerden cakevorm en
laat het daarin 1 a 11/2 uur op een lauw
plekje rijzen. Bak de koek in een vrij heete
oven gaar (ongeveer 45 minuten).
C. F.
Een reuzespons. Clnlangs werd bij de Ba
hama-eilanden een spons van den bodem der
zee gehaald, die ruim 80 pond woog.
i
Een gastmaal voor 20.000 personen. Tij
dens het Weener Congres in October 1814 gaf
keizer Frans I een feestmaal ter herdenking
van den slag bij Leipzig, waar 20.000 soldaten
aanzaten.
Het camisoletje, waarvan hier de beschrij
ving volgt, is bestemd voor meisjes van een
jaar of zes. Het is zeer vlug te vervaardigen;
met heeft er slechts 50 gram zefirwol voor
noodig en twee breinaalden met een middel
lijn van 4 of 5 millimeter.
Men begint onderaan het voorpand en zet
60 steken op. We breien recht heen en weer.
Zoo breit men 20 centimeter; dan kant men
aan iederen kant 5 steken af.In de volgende 8
toeren kant men om de twee toeren aan iede
re zijde 1 steek af. Daarna breit men nog 6
toeren zonder mindering. Op 8 steken aan den
zijkant breit men een schouder van 12 centi
meter hoogte. Deze laat men staan en men
neemt de overige steken weer op.Voor den hals
kant men een aantal steken af. Op de 8 ste
ken, die overblijven, breit men de tweede
schouder. Dan zet men het aantal afgekanté
steken voor den hals weer op. Aan iedere zijde
meerdert men om de twee toeren een steek
en dit 8 toeren lang; dan meerdert men aan
beide zijde 5 steken en nu moet men het
aantal steken van het begin weer op de naald
hebben.
Recht heen en weer breit men dan weer 20
centimeter. Daarna kant men af.
Om het camisole'tje in elkaar te zetten,
behoeft men alleen de zijkanten dicht te
naaien. Voor de stevigheid haakt men arms
gaten en halsopening nog om, met zijde of
haakgaren in dezelfde of een andere tint.
Door de grove steek wordt het een zeer licht
en toch warm kleedingstuk, dat iedere moeder
graag voor haar dochtertje zal maken.
Onmodern geworden donkere japonnetjes
kan men op een zeer eenvoudige wijze weer
draagbaar maken. Van wit pique vervaardigt
men de garnituurtjes. zooals onze afbeelding
er een paar weergeeft. Deze moeten echter
hagelwit zijn, zoodat ze de aandacht van de
rest van het jurkje afleiden. Daarom moet
men een paar kragen hebben, zoodat men
vaak een schoon garnituur om kan doen. Bij
zonder leuk is het garnituur a la Koningin
Christina van Zweden die de bekende filmster
Greta Garbo voor ons heeft doen herleven
Een voortreffelijk vlugschrift is versche
nen als nommer 2 van de serie Sleutelbos-
brochures, onder den titel; „Waarom wij
werken".
Deze sleutelbos is een vriendschapsverbond
van katholieke afgestudeerde vrouwen, on
der de zinspreuk „Propter-Veritatem-et-
Mansuetudinem et Justitiam (wegens waar
heid, goedertierenheid en rechtvaardigheid).
De sleutelbosbrochures ontstaan door onder
linge bespreking en samenwerking, vermel
den over het algemeen geen naam van een
schrijfster en zijn verkrijgbaar aan het Sleu
telbos-secretariaat Prins Mauritsplein 30 te
's-Gravenhage.
Het is goed. dat van een zijde, waar men
wel eens de eerbied voor het gezin wil mo-
nopoliseeren, dit loflied op den arbeid der
ongehuwde vrouw is aangeheven. Elke blad-
ziide dezer brochure ademt liefde tot den
arbeid terwijl de quaestie van den arbeid der
ongehuwde vrouw van vele zijden is bekeken
en deze, ook op grond van tal van aanhalin
gen uit uitspraken van de besten uit katho
lieke kringen, op een hoog voetstuk is ge
plaatst. waarvan hij moeilijk weder kap
worden nedergehaald. Slechts wat de arbeid
der gehuwde vrouw betreft, kunnen deze ka
tholieke vrouwen nog niet komen in de ge-
dachtensfeer van een Joh. Naber. die. hoe
wel zelf niet voor dien arbeid, de vrijheid
der echtgenooten zelf hierover te oordeelen
verdedigt, en zoo ondeugend opmerkt, dat bij
verbod van arbeid voor de gehuwde vrouw op
elk diploma aan een vrouw uitgereikt, „al
leen geldig voor ongehuwden". behoorde te
staan.
Voor dit verbond van katholieke vrouwen
behoort de gehuwde vrouw in haar gezin.
Wat echter haar argumenten inzake den ar
beid der ongehuwde vrouw betreft, deze stem
men in alle opzichten overeen met die. welke
de voorgangsters in de vrouwenbeweging
steeds weer hebben doen gelden, om vrijheid
van arbeid te bepleiten, argumenten, welke
ook weer op de jeugdconferentie van Bilt-
hoven werden gehoord en welke door de te
genstanders vgn vrouwenarbeid nog nooit
afdoende zijn weerlegd. ïn de eerste plaats
wijzen zij er op, dat de vrouw te allen tijde
arbeid heeft verricht ook bezoldigde zon
der dat er verzet was tegen haar werken bui
tenshuis, dat de maatschappij noodig had
maar dat, toen de vrouw ook in beter be-
Waarom wij werken
zoldigde betrekkingen optrad, verzet ont
stond. Verder leggen zij er bijzonder den na
druk op, dat die systematische, geregelde be
zoldigde arbeid, de vrouw beter schoolt voor
het leven- of haar levenstaak zal zijn die
van huisvrouw en moeder, of dat zij in een
beroep zal blijven arbeiden, of als maatschap
pelijk werkster haar krachten kosteloos geeft
omdat zij hier plichtsbetrachting en ver
antwoordelijkheidsbesef leert, terwijl de sa
menwerking met anderen, eigenbelang onder
geschikt maakt aan dat der gemeenschap.
Voorts behandelen zij de quaestie van vrou
welijke beroepen, waarin de vrouw uitslui
tend zou thuis hooren en doen dan uitko
men, dat men hier niet te doen heeft met
een vaststaand begrip, dat de man is door
gedrongen in tal van beroepen, welke oor
spronkelijk vrouwelijk heetten (kleermaker,
huisbediende, kok, glazenwasscher. wassohe-
rij, conservenindustrie etc.) met den terug
slag, dat de arbeid, welke van de huishou
ding naar de fabriek ging. de vrouw naar de
fabriek trok, waar zij dan weer gedeeltelijk
de plaatsen van den man innam.
Schr. doen eenerzijds uitkomen, dat de
maatschappij de medewerking der vrouw
noodig heeft, dat er zelfs beroepen zijn, waar
het werk der vrouw beter toevertrouwd is;
anderzijds, dat het niet juist is, dat het cij
fer der huwelijken zou zijn achteruitgegaan
omdat de vrouw veeleischender zou zijn ge
worden in verband met haar economische
onafhankelijkheid. Integendeel zou dit cij
fer de laatste tien jaren zijn gestegen. Geen
vrouw werd door haar beroepsarbeid afkee-
rig van het huwelijk. Wel kon het huwelijk
op hooger peil komen, omdat het niet enkel
verzorgingsinstituut behoefde te zijn, de
vrouw niet in den man in de eerste plaats
den kostwinner behoefde te zien, die haar
behoedde tegen de afhankelijkheid van fa
milie. Daarnaast is het van belang, dat de
broer niet langer belast werd met de zorg
voor de ongehuwde zuster.
Tenslotte stellen de schr. in het licht, dat
de vrouw niet in de eerste plaats werkt voor
de bezoldiging en daarom minder dan de
man aansluiting zoekt bij de vakvereeniging
welke loonsverbetering kan brengen. Of zij
hierbij het gebrek aan saamhorigheidsge
voel der vrouwen niet over het hoofcl zien.
zullen we in het midden laten, om onze bij
zondere instemming te betuigen met hetgeen
zij zeggen over de beteekenis van het mi
lieu, de uiterlijke omstandigheden voor de
vrouw, die, als zij alleen staat, haar oogen-
blikken van arbeidsmoeheid kent, geneigd is
te veel van zichzelf te vergen, als om zeker
minderwaardigheidsgevoel in slaap te wie
gen, dat niet is te genezen door de aanklacht
van leeken, dat de ongehuwde vrouw te
egoistisch, te luxueus of te veeleischend is en
wel kan volstaan met een zitslaapkamer.
wel door gepaste ontspanning, een behage-
lijke omgeving, een waardeerend woord, een
gezellig maal: „De groei van werkend meisje
tot werkende vrouw gaat dikwijls met be
roep en levenscrisissen gepaard, die bijna al
tijd samenvallen en elkaar versterken", mee-
nen schr. en we achten het haar verdienste,
dat zij hierop de aandacht vestigen en eer
lijk een oorzaak van mislukking geven.
welke zoo vaak ten onrechte wordt uitge
legd. ais een bewijs, dat de vrouw niet ge
schikt is voor beroepsarbeid en dat zij
daarbij aanduiden, wat de buitenwereld doet
om het kwaad te verergeren, en hoe zij door
begrijpen en welwillendheid de jonge vrouw
in haar moeilijkheden zou kunnen tegemoet
komen.
De dienstbodenquaestie is niet vergeten in
dit vlugschrift en hier nemen deze vrouwen
een eigen plaats in, door te betwisten, dat
tegenzin tegen den huishoudelijken arbeid
zou leiden tot den dienstbodennood Op zeer
gezonde wijze verklaren zij de mislukking
van pogingen de fabrieksarbeidsters voor
dienstbode op te leiden in avondcursussen,
uit de moeheid van de meisjes, terwijl zij
door als vervolg op de schoolperiode een hal
ven werkdag aan te bevelen in de fabriek
(met ochtend- en middagploegen) en een
halven schooldag voornamelijk gewijd aan
huishoudonderwiis. schijnen tegemoet te ko
men in de behoefte aan een compromis voor
alle belanghebbenden. Eenige verdienste ten
bate van de ouders, betere leiding en opvoe
ding voor de meisjes, beter geschoold perso
neel voor de mevrouwen. We kunnen dit on
derdeel hier slechts vluchtig hespreken,
maar meenen, dat hier voor de huiswrou-
wenvereeniging wel stof ter verwerking ligt.
We herhalen: een uitstekende brochure,
waaruit we als antwoord aan allen, die ge
neigd zijn meer poëzie te zien in het meisje
dat droomend wacht op de liefde, dan in de
werkende vrouw, gaarne citeerer...De droom
der verwachting kan grooter bekoring heb
ben, maar de aanvaarding der werkelijkheid
vormt sterker vrouwen".
Aan sterke vrouwen heeft deze tijd immer-
vooral behoefte.
EMMY J. B.
Het is iets wat je
telkens weer opvalt
en waar je je aan
stoot: dat er een
leeftijd is die geen
medelijden kent.
Die leeftijd valt zoo
tusschen de veertien
en zeventien a
achttien jaar. De
H.B.S. en gymna
siumtijd. En het zijn
veelal de leeraren
aan deze instellin
gen die er de dupe
van zijn.
In den tijd dat ik op de Meisjes H.B.S. was
zijn er twee leeraressen zenuwziek geworden.
Ik ben mij er van bewust daar ijverig aan
meegeholpen te hebben en ik herinner me
geen enkel oogenblik van spijt daarover. Eer
der van voldoening. Wat waren we sterk met
elkaar, wat konden we die vervelende juf
frouwen aan; we kwamen als overwinnaars
uit den strijd. We wilden pret hebben, zelf
de baas zijn en er waren een paar leeraressen
bij wie dat lukte. Je was zoo dwaas niet, die
kans voorbij te laten gaan.
Ik geloof, dat in die jaren ongebreideld een
zeer menschelijke zucht tot uiting komt: de
zucht om macht uit te oefenen. Op de lagere
school had je een grooten eerbied voor „de
juffrouw", die stond mijlen boven je. Maar ge
durende de zes jaar van je lagere school
bezoek luwde die eerbied meer en meer. Een
vriendinnetje maakte eens een grapje over
het uiterlijk van de jufrouw, je vond het
heerlijk er om te lachen, heerlijk omdat 't
zoo brutaal en oneerbiedig was. Dat je dat
durfde! Het was de eerste stap waarbij je je
aan de macht van de juffrouw ontworstelde.
En als je dan later ontdekte, dat je zelf
macht uit kon oefenen! Dat je lesuren in de
war kon sturen en den tijd voor je eigen ge
noegen besteden! Op de lagere school was je
klein en onderdrukt. Op de H.B.S. ga je je
groot voelen, daar weet je wat het is te kun
nen heerschen. Ook hier weer een reactie. Uit
het onderdrukt zijn volgt een greep naar de
macht. De absolute macht zonder beperking
of medelijden. Je vindt je zelf zoo flink! Je
durft zoo. En wat er van den ander terecht
komt, daar vraag je niet eens naar.
De leeftijd zonder medelijden. Ja, maar toch
kunnen die zelfde treiters-op-school in andere
omgeving dikwijls het medelijden en de liefde
zelf zi.jn. Voor kleinere zusjes en broertjes,
voor een zieke moederHet blijkt in hoofd
zaak het „gezag" waartegen ze in opstand
komen. Ook zie je vaak hoe kinderen die zelf
geplaagd worden graag de gelegenheid aan
grijpen om zelf mee te plagen als het een
anderen klasgenoot geldt. Zoo volgt het een
uit het ander; het zal wel in de eerste plaats de
zucht van den jongen mensch zijn om niet
overheerscht te worden.
Er valt niet veel tegen te redeneeren, het is
meestal vergeefs een beroep te doen op het
goede hart van het jongmensch in kwestie.
Hij ziet den geplaagden leeraar eigenlijk over
het hoofd, het gaat in de eerste plaats om hem
zelf. om zijn eigen vrijheid uit te leven. Het
is hoewel bijna altijd onbewust zijn
verzet tegen een systeem.
Het is erg gemakkelijk om te zeggen, dat
het systeem niet deugt. Beweert men dat, dan
moet men er ook wat anders voor in de plaats
geven. Kinderen opvoeden absoluut zonder
dwang? Het is een mooie theorie. Maar voor
iemand met een beetje praktijk onhoudbaar.
Zorgen dat kinderen niet geplaagd worden
opdat ze niet in de verleiding komen terue to
plagen? Niet uit te voeren. Maar in die ncn-
ting kunnen we toch wel iets doen, zoo min
mogelijk kinderen „op hun kop zitten", zoo
min mogelijk hun persoonlijkheid onderdruk
ken. Op vele scholen tracht men dit ook al te
doen. Dat lijkt me een zegen, niet alleen voor
de kinderen, maar vooral voor de H.B.S.-
leeraren. Zij hebben het baantje de kinderen
in hun moeilijkste jaren te regeeren. De leef
tijd zonder medelijden. Daar is menig gevoe
lig mensch onder bezweken.
Ook hier is de kwestie van het gezag een
moeilijk probleem. Als het eens te erg gevoeld
is. wordt het later uit reactie meedoogenloos
met voeten vertreden.
BEP OTTEN,