DE TWEELINGZUSTERS
Groote gevaren irotseerend poogt een reddingbrigade in de Oetztaler Alpen hulp te brengen aan slachtoffert van een lawine»
ongeluk. Een suggestieve opname tijdens het moeizame werk bij het schijnsel der lantaarns
Goede vrienden op de nationale honden
tentoonstelling te Brighton (Eng.)
Miss Mary A Dingman, secretaresse van den wereldbond
van Christen Jonge Vrouwen, tijdens haar lezing over „work
for disarerhement in Geneva", welke zij Donderdagavond
te den Haag hield
De bergingswerkzaamheden van het sleepschip Marie-José, dat onlangs tegen
de St. Servaasbrug te Maastricht lek was geslagen, zijn in vollen gang
Een overzicht van de derde nationale tentoonstelling op watersportgebied, de „H.I.S.W.A.", te Amsterdam
Minister prof. Slotemaker de Bruine be
zichtigt een race-kano op de tentoonstelling
van werkstukken door de leerlingen van den
gemeentelijken vakcursus te den Haag, welke
expositie Donderdag door den Haagschen
wethouder van Sociale Zaken, mr. dr. de
Vries (met hoed op) werd geopend
Mr. M. Krijger, die banotmd
is tot burgemeester van Lam-
sterland
FEUILLETON.
Uit het Engelsch van
PATRICIA WENTWORTH.
Nadruk verboden
42)
Ze moest „Neen" zeggen en ze moest het
met zoo'n nadrukkelijke onbewogen koelheid
zeggen, dat hij overtuigd zou zijn dat het
er hopeloos voor hem uitzag. Ze moest hem
zoo energiek beduiden haar verder met rust
te laten, dat hij het niet in zijn hoofd zou
krijgen weer bij haar terug te komen. Maar
hoe kon ze dat in 's hemelsnaam, terwijl ze
niet in staat was hem aan te zien en haar
stem kalm en vast te laten klinken?
Eensklaps voelde ze zijn arm om haar
heen. Ze slaakte een lichte kreet en kroop in
een hoekje van de voorbank.
„Neen, neen; alsjeblieft niet
„Anne, liefste stil nu. Ik zal je niet aan
raken als je dat niet hebben wilt. Het is alleen
zoo vreeselijk moeilijk als je er zoo uit ziet.
Vind je het erg ik bedoel werkelijk erg
dis ik je hand vasthoud?"
Anne vond het heelemaal niet erg, dat
was het afschuwelijke geval. Ze wilde niets
liever dan die pezige, stevige hand
op haar handen blijven voelen: ze wilde niets
liever dan dat hij zijn arm weer om haar
heen zou slaan, om haar tegen de wereld te
beveiligen. Met een heftige wllsinspanning
hief ze de oogen op en keek hem door een
nevel van tranen aan.
„Toe, liever niet".
John nam zijn hand dadelijk weg en ging
rechtop zitten.
„Goed dan. Maar we moeten toch praten,
ïk houd van je".
„Dat moet je niet doen".
„Wat heeft het voor zin te zeggen dat ik
dat niet moet doen; ik doet het en daarmee
uit".
Twee groote tranen vielen in Anne's schoot.
Zij werden niet door de ruwe stof opgenomen,
maar lagen op het blauw en groene patroon
als glinsterende regendroppels. Nu de tranen
gevallen waren kon ze zien hoe obstinaat
John's gezicht stond .Het was heelemaal niet
het gezicht van een verliefden jongeman. Er
was een grimmig vastberaden trek om zijn
mond en zijn kin stak naar voren.
„Het is heusch verkeerd", kwam het bevend
over haar lippen.
.„Nonsens. Je houdt niet van ieman omdat
het goed of niet goed is. Je neemt je niet voor
het te doen of te laten; het gaat buiten je
om het gebeurt eenvoudig. En als het ge
beurt, geeft het niets om te beweren of je
het niet doen moet. Dat kun je net zoo goed
zeggen tegen ieman die van een dak van een
huis valt".
Anne zocht haar zakdoek, vond dien niet
en knipperde met de oogen.
„Dus je ziet dat het volmaakt nutteloos is
dat te zeggen. Ik houd van je. En daar kun jij
niets tegen doen. Ik kan het zelf niet. En als
ik het kon zou ik het nog niet willen ik
vind het heerlijk ik vind het zalig ik
verlang er reusachtig naar je alles van het
begin af te vertellen".
Anne dwong zich tot zelfbeheersching. Ze had
het gevoel of ze iets wat te zwaar voor haar
was, uit een heel diep water moest trekken;
maar ze deed het. Ze ging rechtop zitten en
zei wat ze zich voorgenomen had te zeggen.
„Het is beter dat je me dat niet vertelt. Ik
kan niet luisteren ik verlang niet te luis
teren".
Preciei in het midden van den laatsten zin
begaf haar stem haar omdat John haar aan
keek met oogen, die haar onomwogen van een
teugen beschuldigden
„Het komt me voor, dat je toch maar luis
teren moest", zei hij yerdacht beminnelijk.
„Neen, ik kan niet het het is werke
lijk doelloos".
John zuchtte.
„Mijn lieve kind, wat geeft het nu om zoo'n
ontzettenden onzin te praten. Ik spreek je
over mijn liefde, omdat ik het heerlijk vind
om dat te doen".
Anne schudde het hoofd.
„Je moet het niet doen".
„Waarom niet?"
ineens was de nevel voor haar oogen en de
brok in haar keel verdwenen. Het leek een
wonder en de opluchting was groot.
Ze kon hem nu aankijken en vragen:
„John, wat weet je precies?"
„Ik weet dat ik van je houd en ik weet dat
ik kan maken dat jij ook van mij gaat hou
den!"
Ze hief haar hand op als om iets weg te
vegen.
„Je weet best dat ik dat niet bedoel. Ik be
doel wat jij van mij afweet".
John greep haar hand en hield die een
oogenblik vast.
„Je bent Anne Belinda dat is genoeg".
„Neen John, dat is niet genoeg. Speel niet
met mij. Vertel mij wat je weet".
„Ik geloof dat ik alles weet", antwoordde
hij heel vriendelijk.
„Dan", ze trok haar hand terug „dan
hoef ik je niets meer te zeggen. Als je alles
weet, dan weet je ook dat ik niet naar je
kan luisteren".
„Neen, dat weet ik nu juist niet. Eerlijk ge
zegd, Anne, jij doet te tragisch misschien
is zelfs theatraal wel het goede woord. Er is
geen enkele reden om tragisch of theatraal
te doen. Ik houd ontzettend veel van je en ik
wil met je trouwen en ik zie niet in, waarom
dat niet zou gebeuren. Het maakt mij ziedend
als ik bedenk, dat jij de lepels en vorken van
dat verschrikkelijke Fossick Yates mensch
schoonmaakt en haar erbarmelijke diners op
dient hoe meer ik er aan denk, hoe ra
zender ik mij opwind. Als je niet wilt dat ik
stapel dol word, dan moet je mij toestaan je
daar weg te halen. Je kunt me niet wijsmaken
dat je lust hebt bij zoo'n mirakel te blijven!
Trouw subiet met me! Ik zal zóó goed voor
je zijn, Anne Belinda!"
„John, houdt op! Het is buitengesloten.
Neen wacht! Je zegt dat je alles weet;
maar ik geloof het niet anders zou je niet
met me willen trouwen. Ik weet niet wat je
gehoord hebt ik weet niet wat de menschen
zeggen. Jenny heeft aan iedereen verteld dat
ik ziek was en met Aurora naar Spanje ge
gaan ben. Ik was niet ziek en ik ben niet in
Spanje geweest. Ik heb in de gevangenis ge
zeten wegens diefstal".
Terwijl ze het laatste woord sprak, opende
ze het portier van de auto en sprong eruit.
Ze had gedacht, dat ze het kon zeggen. Nu,
ze had het gezegd. Maar nu het eruit was,
kon ze niet zoo vlak bij hem blijven, zoodat
ze hem haast aanraakte en afwachten wat
hij zeggen zou. De impuls om weg te loopen
en hem niet weer te zien was zoo sterk en
plotseling, dat ze uit de auto was en weg
rende voor ze eigenlijk wist wat ze ging doen.
Ze hield, met een ruk, haar vaart in, toen
ze niet meer dan twintig meter geloopen
had. John vond haar, leunend tegen een
boom. Haar handen drukten tegen de ruwe
schors achter haar; haar hoofd, door het
kleine hoedje omsloten, was achterover ge
bogen. Ze zag eruit alsof ze door onzichtbare
handen gekneveld was. John legde de handen
op haar schouders. „Anne, lieveling. Ik wist
het! Waarom ben je weggeloopen? Ik heb je
toch verteld dat ik alles wist
„Dat niet".
„Ja, dat wel en al het andere al het
andere, begrijp je? Wil je nu mee terugkomen
in de auto en voor afwisseling werkelijk eens
over interessante onderwerpen praten?"
„Ik weet niet wat je bedoelt", antwoordde
Anne op een wanhopigen toon.
„Niet? Onzin, je weet het wel: maar ik wil
het je wel uitleggen. Dat van de gevangenis
was me al een heelen tijd bekend. Ik hoorde 't
van Nicholas den dag nadat je in Waterdene
was en Jenny je wegstuurde. Hij vertelde ny]
ook den reden. Ik kan me nu niet voorstel
len hoe ik me zoo kalm wist te houden. Tel
kens als ik er aan denk vraag ik me ai, waar
om ik hem geen pak slaag heb gegeven, maar
ik was toen zoo verlangend je te vinden dat
ik Nicholas niet de moeite waard vond om
aandacht aan te verspillen".
Nu lachte Anne. „Waarom zou je Nicolas
een pak slaag hebben gegeven? Het was waar
„Ja, dat je In de gevangenis geweest oent,
is zeker waar. Maar ik weet nog iets meer
dan dat feit en de reden dat je veroordee.d
was. Ik weet ter wille van wie 't was. Ik heö
een interessant gesprek gehad met Mr. Pol
lard, dien juwelier uit Bond Street, zie je.
„O", klonk het zacht en diep als een zucnt
bijna. Anne's lippen waren juist volooenae
geopend om het geluid door te laten; ze wa
ren strak gespannen.
De boom, waartegen ze leunde, scheen te
bewegen, want ze voelde de ruwe schor»
schuren tegen haar handpalmen. John za,
haar wankelen ze was op het punt te
vallen.
Voor ze het bewustzijn geheel verloor was
ze zich nog vaag bewust van stevige armen
beschermende om haar heen.
Anne kwam tot zich zelf door den klank
van haar eigen naaif.
„Anne Anne Anne Anne". Het wa»
als het geluid van het breken van golven._ne
was haar eigen naam, maar die klonk naa
vreemd in de ooren. Ze opende de ooge
John's gezicht was zoo dichtbij, dat zij ze o
middelijk weer sloot. Haar linkerhand ius_
op iets droog en hards. Beukenbladeren, a»
zat op den grond op een bed van
deren. John's arm was om haar heengesia^
haar hoofd lag tegen zijn schouder, zij
gezich beroerde het hare, hij zei haar naa
(Wordt vervolgd'