DE TWEELINGZUSTERS De inzending van het proefstation voor scheepsbouwkunde te Wageningen op de derde nationale water sporttentoonstelling, de -H.I.S.W.A." te Amsterdam Maart roert zijn staart. Zelfs de sneeuwbuitjes blijven niet uit. De jeugd, zooals ze de laatste dagen dikwijls naar school gaat Een scène uit de nieuwe Lumina-film .Die Englische Heirat", waarin Adolf Wohlbruek, Hans Rich ter, Adèle Sandrock, Renate Muller en Fritz Odemar een rol vervullen Op de H I S.W A De heeren, v.l.n.r.E P, Tuii>. hout, voorzitter; W. de Vries Lentsch; W. v. d. Poll, havenmeester en y. d. Boom, inspecteur van de Zee vaart, bezichtigen de nationale watersporttentoonsiel- lieg, welke Vrijdag te Amsterdam werd geopend De nieuwe, negen jaar oude koning van Siam, Ananda, die op het oogenblik met zijn moeder en een jonger broertje te Lausanne verblijf houdt, tijdens een speeluurtje met zijn makkertjes op de school waar de jonge koning zijn opleiding ontvangt De begrafenis van het eerste slachtoffer van de revolutie in Grieken land. De baar met het stoffelijk overschot van den kapitein ter zee Sokos in de straten van Athene FEUILLETON. Uit het Engelseh van PATRICIA WENTWORTH. Nadruk verboden 43) Zij antwoordde: „Ik ben weer in orde", en duwde met haar rechterhand tegen zijn arm. Het was geen flinke duw. „Ik ben weer in orde, John". In plaats dat hij haar losliet, voelde zij zijn 'arm steviger om zich heen „Laat me los", sprak Anne met vreemde, bewogen stem. „Voel je je niet op je gemak? Is het beter zoo?" „Laat me alsjeblieft los". „Je kunt veel beter rustig blijven zitten. Je hebt me afschuwelijk aan het schrikken ge maakt. Ik geloof vast, dat dat verschrikkelijke menseh je niet genoeg te eten heeft gegeven. Luister eens, ik heb wat melk in de auto. Zou jij even tegen een boom kunnen leunen, ter wijl ik de melk ga halen?" Hij liet haar tegen een boom leunen en ging heen. Anne keek hem door haar oog haren na. Ze moest er eigenlijk over nadenken wat ze tegen hem zeggen zou. Wat wist hij? Hoeveel wist hij? Als iemand zegt dat hij alles weet, hoe moest men dan zien uit te vinden of het inderdaad alles was. wat men zelf wist? Ze moest het te weten zien te ko men ze moest iets zeggen. Het kwam er ontzettend veel op aan, wat ze zei en ze zou maar iets bedenken om te zeggen. John kwam terug, in de beste stemming, een thermosflesch en twee kroezen in de hand. „Het is geen melk; het is koffie. Koffie Smaakt wel uit een thermosflesch, maar thee is afschuwelijk. Er zijn eiersandwiches in dit pakje". Hij wierp het haar in haar schoot, schonk koffie 111 en gaf haar een kroes vol. De koffie rook heerlijk en Anne werd zich bewust, dat een warme dronk juist dat was, waaraan ze werkelijk behoefte had Als je een volgenden keer weer flauw valt van den honger, zou ik graag willen, dat je me waarschuwde. Voor jouw is het niet zoo erg, maar ik schrik me een ongeluk als ik je zonder waarschuwen moet opvangen". Het woord Pollard" schoot door Ahne's geest als een slang, die door het gras schiet. John praatte en deed alsof er heelemaal niets gebeurd was. Moest zij het daarbij laten? Of moest ze nu zeggen ja, nu, tusschen dezen slok koffie en den volgenden „Wat heeft Pollard jou verteld?" Ze zette haar kroes neer. Er volgde een moment van ernstig pogen. Toen nam ze den kroes weer op en dronk. Nu niet. Waarom zou ze spreken? Ze kon niet spreken ze kón het niet. „Ik was van plan over Leith Hill te rijden en in Dorking thee te drinken, maar het zal te ver zijn. We moesten ons maar niet haas ten. Wat vindt jij?" Anne vond niets. Ten slotte voerden ze hun oorspronkelijk plan uit en John voerde een opgewekte conversatie zonder met een woord over Pollard te reppen. Toen ze naar de stad terugreden, vroeg hij Anne plotseling wat voor soort verlovingsring ze wenschte. „Daar heb ik nooit over nagedacht. Denkt men daar over als men niet verloofd is?" „Ik weet het niet; dat komt er ook niet op aan. Wat voor een zou jij graag willen heb ben?" „John, ik ben niet met jou verloofd". „O, neen?" „Natuurlijk niet". ,0! Dat maakt het gecompliceerd, omdat ik .vel met jou verloofd ben, dus er zit ook niets anders op, dan dat jij met mij verloofd bent". „Ik ben niet met jou verloofd" „Ik geloof van wel. Ik zie ook geen uitweg voor je. Zou je een ring met saffieren en dia manten willen hebben of alleen diamanten. Of een groote saffier met klein diamantjes er om heen?" „John, ik ben niet". „Ik weet het. Je hebt het al eerder gezegd. Ik wou, dat je het niet telkens herhaalde; het maakt het zoo vreeselijk moeilijk om een be sluit te nemen. Zie je, ik kan je niet gewoon komen opzoeken en dan over ringen praten. Wij moeten het nu afspreken, anders zou ik je moeten opbellen. En dan luistert dat ver schrikkelijke menseh ons telefoongesprek mis schien af. Dus je ziet, dat het absoluut noodig is om alles nu af te spreken. Zie je het ook in?" Anne gaf geen antwoord. „Ik voor mij houd veel van blauwe steenen. Ik zou dolgraag een groote saffier willen geven. We moesten er samen maar een gaan uitzoeken, een, die precies bij je oogen past". John praatte door over ringen, tot ze bij den hoek van Malmesbury Terrace waren. Anne bleef zwijgen. Ze luisterde naar zijn verhaal over kostbare steenen en anecdotes over verlovingen en verlovingsringen. Soms had ze behoefte om te lachen, dan weer om te huilen, maar ze slaagde erin om geen woord te zeggen. John stopte bij den hoek en liep met haar de Ossington Road in. Het was een donkere avond. Er stonden niet veel lantaarns; mid den in den weg was er een en de volgende brandde zoo goed als niet. Terwijl ze door een donker gedeelte van den weg liepen, voelde Anne John's arm om zich heen Zijn stem, zacht en dringend, klonk aan haar oor: „Ben je nog boos?" Anne was heelemaal niet boos, maar ze zei: „Ja". „Omdat ik je in Wisley gekust heb?" „Ja". „Maar waarom? Anne, je liet mè mijn gang gaan dat weet je wel!" „O!" Het was een zachte kreet van protest. „Anne je liet het toe! Ik zou je nooit ge kust hebben, als je het niet goed gevonden had. Dat weet je toch wel?" „O", klonk het weer. John bracht zijn hand heel zacht naar haar kin, duwde haar gezicht omhoog en kuste haar zooals hij eerder gedaan had twee kussen op haar oogen en een op haar mond. „O!" zei Anne weer. Toen stootte ze hem met alle macht van zich af en rende weg. Nadat hij haar het verlichte gedeelte van den weg had zien oversteken en door 'n poort van het blok huizen verdwijnen, keerde hij zich om en wandelde naar de auto terug. Toen hij bij Malmesbury Terrace kwam, neuriede hij een vroolijk deuntje. XXXII. Aurora Fairlie belde John den volgenden dag op voor hij nog met zijn ontbijt klaar was. „Ben jij daar, John Waveney? Ja? Jij bent zoo ongeveer de dertiende persoon, die ik ge sproken heb sedert ik in het hotel terug ben. Ik wilde graag dat je bij mij kwam lunchen. Ik moet .ie spreken. Als je een afspraak hebt, zeg die dan af „Ik heb geen afspraak." „Om half twee dan. Ik ben niet meer in het hotel, want Muriel Deane is naar Scotland vertrokken en heeft mij haar flat geleend. Schrijf het adres even op. Rig aio Mansions 110". Om half twee vond hij Aurora temidden van vergulde meubeltjes en zacht gekleurde aquarellen, haar massieve voeten stevig op een rose Aubusson karpet geplant. Ze droeg grove schoenen en het Tweed pak van onbestemde kleur, waarin hij haar al twee keer gezien had. Hij vroeg zich af, of ze er wellicht ook in sliep, zoo zag het er uit. Ze begroette hem hartelijk en sprak over haar schouder heen. tegen het dienstmeisje, dat hem had binnen gelaten. „Lunch, Horrocks!" Toen, nadat de deur gesloten: „Dwaze gewoonte om een meisje bij haar achternaam te noemen! Aanmati gend.. Zeker om voor te wenden dat je een butler hebt terwijl dat niet het geval is. Echt iets voor Muriel. Kom, ga mee, ik heb al om half acht ontbeten, dus ik heb trek". De eetkamer was aangrenzend, een k'.eina kamer in wit met ebbenhouten meubelen, zwart karpet, zwarte gordijnen en een zwarte kom midden op de tafel, waarin een kunst bloem, een witte waterlelie dreef, vuil aan de randen. „Begrafenisachtig vind je niet?" zei Aurora met haar levendige stem. „Ik heb Muriel gezegd, dat ik hoogstwaarschijnlijk haar zwart en wütte servies breken zou in haar afwezigheid en haar iets vroolijkers er voor in de plaats zou geven. Zij is nogal een kwijnend type goudblond haar en door schijnende handen, die een heel gewicht aan goud en diamanten dragen; ze ziet er uit alsof ze nooit in de buitenlucht komt, arme stak ker. Deze kamer bezorgt me rillingen, maar het eten is prima. Kwijnende vrouwen heb ben altijd goede keukenmeisjes. Kijk hier, alles koud en we moeten or.s zelf bedienen, omdat ik met je praten wil en Horrocks heeft een manier om ae kamer in en uit te sluipen, dat ik er griezelig van word. Daar is zalm en biefstuk en een soort sla, een uitvinding van het keukenmeisje. Bedien je". Toen John hen beiden bediend had, at juffrouw Fairlie een minuut of vijf zonder iets te zeggen; daarna hield ze op. nam nog een grooter stuk zalm en begon te praten. „Dus je hebt Anne toch gevonden. Waar is ze". „Ze wil niet, dat iemand het weet". „Ik heb nooit van mijn leven zoo'n onzih gehoord! Waarom mag niemand dat weten? „Niemand mag het weten!" (Wordt vervolgd!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 8