Liverpool-» Amsterdam
uur
In de kooi»
H
UIT DE PERS
Esperanto op het tooneel.
Een merkwaardig hoekje van Engeland.
Steile kant bij Cromer, waarin het betonde Rijnbëd zichtbaar is.
..Da's eens en nooit weer, dan liever door de
lucht", zei een mijner vriendinenn, die uit
Zuid-Amerika kwam met de Zuid Pacific lijn
der Kon. Ned. Stoomb. Mij. Deze lijn verheugt'
zich n.l. in veel vracht van Liverpool, zoodat
de thuisvarende schepen daar vaak 4 of 5
dagen liggen om te lossen en de passagiers
zoolang met hun ziel onder hun arm daar
moeten rondhangen. De reis overland door
Engeland, dan over het Kanaal en weer trein
reis in Holland is een langdurig en kostbaar
geval, bovendien een ellende als ge met kin
deren reist en ook voor groote menschen, die
het drukke wereldverkeer wat afgewend zijn.
Dus blijven de meesten aan boord bij de
rammelende ratelende kranen en andere
hijschapparaten die van 's ochtends vijf uur
tot 's avonds negen een helsch kabaal maken
of zwerven rond door de altijd mistige vuile,
rookerige havenstad. Maar dat is nu uit. Voor
het eerst dit jaar brengt de K.L.M. u in drie
uur tijd van Liverpool in dierbaar Amsterdam.
U pikt op Pear Head Bus B. die U dwars dooi
de stad in een half uurtje op 300 meter van
Liverpool Airport neerzet. Hoe de K.L.M. haar
passagiers als geëerde gasten behandelt weet
iedereen. U kunt natuurlijk ook in Adelphi-
Hotel logeeren en met de K.L.M.-bus naar het
vliegveld gaan.
En dan is het een mooi reisje ook nog. Het
vliegveld ligt vlak aan de Mersey en daar
staat de „Valk" klaar met gonzende motoren.
Met den in deze streken gebruikelijken Zuid-
Westelijken wind brengt precies half één de
start u dadelijk boven de rivier. Is het hoog
water, dan kunt ge u verbeelden voor het
laatst de golven van den Atlantischen Oceaan
onder u te zien rimpelen. Liverpool met zijn
reusachtige dokken wordt even zichtbaar,
maar dan hellen wij reeds in de bekende lin
kerbocht, die voorschrift is bij alle aankomen
en vertrekken op Europeesche luchtvaartter
reinen en zien de prachtige groote havenbrug
over de Mersey bij Runcorn. De stad zelf is
zwart en rookerig evenals Manchester, waar
wij even later langs vliegen. Wat een rook en
nevel, maar als ik Manchester townhall zie
schiet ik toch even in een lach. Dertig jaar
geleden wandelde ik daar rond en werd mijn
aandacht geboeid door een mooi schilderij,
voorstellende Adam en Eva in het Paradijs.
Eva heeft in dien tijd blijkbaar nog maar
weinig indruk op mij gemaakt, maar Adam zie
ik nóg staan, niet zoo zeer om zijn mannelijk
schoon, maar omdat hij achteloos stond te
leunentegen een keurig gemetseld half
steens baksteenen muurtje. Dat muurtje was
beslist het beste van de heele schilderij.
Eigenlijk nog interessanter is Barton-bridge,
die ik juist zie opengaan, bijna vlak onder
ons. Dat is geen brug voor menschen of
auto's, maar een, die schepen overtocht ver
leent, die in een provinciaal kanaal varen,
dwars over het Manchester-shipcanal heen.
Dat laatste is zoo iets als ons Noordzee-
Kanaal. Indertijd als jongen heb ik die brug
met een schip er in zien opendraaien en weer
sluiten, de sluisjes opengaan en de schepen
zien verder varen.
Boven het reusachtige Manchester met zijn
honderden schoorsteenen hangt een dusdanige
walm, dat onze piloot maar wat aan zijn
stuurt je trekt en ons op 2000 meter boven de
menschelijke luchtjes uitbrengt. Dat geeft
meteen een goed overzicht over de Peekbogen,
die bergruggegraat van Engeland. Zoo uit de
hoogte gezien een breede, met hei bedekte
heuvelrug, waarop blijkbaar onbegrijpelijker
wijze diepe rivier- en bee*kdalen zijn ingesne
den; dat moet in vroegere tijden gebeurd zijn,
in den IJstijd, toen de rand van het Poolijs
hier vlak bij was en groote sneeuwmassa's de
heuvels bedekten, die door hun afsmelten re-
lief aan het terrein hebben gegeven.
Tegen den bergrug aan hangt een wolken
massa, die ons vergast op dat ongelooflijk
mooie schouwspel, van een wolkenzee met-
dikke stapelwolkkoppen er boven uit onder
een diep-blauwen heuvelkoepel door enkele
vederwolkjes geaccentueerd. Dat is echter ook
maar weer een smalle strook, dat is te zeggen,
tien minuten zijn hier een dikke dertig kilo
meter, maar het is genoeg om weer eens even
intens te genieten van het prachtige schouw
spel. Dan lost de wolkenbank zich in lange
propjes op en aan dezen kant van de water
scheiding blijkt ook de lucht veel zuiverder
dan in het industriegebied rondom Manches
ter. Wij zien de aarde weer als een land
kaart, beneden ons liggen spoorwegen, as-
phaltbanen, bouwland en, als typisch Engelsch
verschijnsel, midden in het bouwland een
groot bosch, wat heide („ruigt", zou de boer
zeggen) en daarmiddenin een groot gazon met
een forsch kasteel. Dat zijn de oude Engelsche
landgoederen met hun jachtterrein eromheen,
dat zc nog hebben weten te vrijwaren voor
den landhonger der boeren. Er is heel wat
van die ruigt in vele graafschappen van En
geland en wat dat betreft kan Engeland heel
wat verder Selfsupporting zijn. dan het nu is.
Daar kronkelt een bruin drabbig stroompje,
dat snel breeder wordt. Kan het zijn? Nu de
Humber al? Ja, wij zijn bijna een uur onder
weg en in dien tijd vliegen wij dwars over
Engeland heen. Een uur over 183 K.M.! Dan
moeten wij tegenwind hebben, anders maken
wij met onze verstelbare schroeven 200 per
uur. Snel verbreedt zich de rivier, de motoren
zingen een toontje lager, wij planeeren naai
de stad. Daar liggen reeds booten op stroom.
De vlakke slijkoevers maken plaats voor
flinke havenwerken, aanlegpieren, stapel
plaatsen, hout, hout en nog eens hout. dan
volgt de stad, eerst buitenwijken met park-
aanleg en tuintjes. In eens valt mij op dat
Engeland immers zoo rijk is aan kerken, maar
dat je er in de nieuwe wijken heel weinig ziet.
En ze zijn zoo aardig, die typisch Engelsche
kerkjes met hun vierkanten toren. Maar wij
zijn de stad alweer voorbij. De petroleumwerf
glijdt onder ons door en vooruit wordt het
vliegveld zichtbaar, een beetje ongelijk, maar
natuurlijk komen wij toch veilig aan den
grond. Een knus klein kantoortje, een wacht
kamer, waar net een stoel en sofa in kan,
maar vriendelijke menschen, politie, douane,
alles even vlot en welwillend. Vliegpassagiers
zijn ook nette lui! En dan gaat het al gauw
weer verder. De Humbermond is sterk ver
sterkt, dus daar mogen wij niet over. Eerst
zoowat pal Zuid, langs een mooi oud kerkje
en dan de rivier over, een groote kolenhaven,
dan het aardige Grimsby, waar een vuurtoren
als een campanile de aandacht trekt en voort
gaat het weer over Engelsche dorpen en bouw
landen en kasteelen, tot wij Oostwaarts mogen
zwaaien en bij Saltfleet den Haringvijver on-
der ons krijgen. Echter slechts tijdelijk want
wij vliegen eerst nog voor de Washbaai langs
op Cromer aan. Daai- heb ik ook nog menigen
voetstap liggen. Vraag den piloot maar er vlak
langs te vliegen, dat doet hij toch niet voor
iedereen. Aan weerszijden van het dorpje,
maar vooral aan den Oostkant, knaagt de
Noordzee aan een steilkust van een tachtigtal
meters hoog. Een der merkwaardigste hoek
jes van Engeland! Want dat staat vast, dat
deze rug omhoog werd geperst door ijsmassa's,
die een 50.000 jaar geleden uit Scandinavië
kwamen afzakken en een muur van ijs op
wierpen waartegen vele Duitsche rivieren,
ook ae Rijn zich Westwaarts moesten afwen
den. Dezelfde ijsmuur, die tot Nijmegen ons
land bedekte, die den heuvelrug van Maarn
opperste, rukte groote blokken krijt los uit
den rotsondergrond voor Cromer en schoof ze
omhoog om ze vlak rondom het tegenwoor
dige dorp op den heuvel te laten liggen, ver
mengd met steenen, die in en op het ijs uit
Finland en Zweden waren meegekomen. En
dat is nog niet alles. Heeft de zee net weer
aan den steilkant geknaagd, dan zien wij on
geveer op strandhoogte een donkere band.
Daar heb ik brokken van mammoethkiezen
uitgehaald en oeroshorens en wapens van den
voorhistorischen mensch. En gerold hout en
zoetwaterslakjes endezelfde steentjes, die
ge op de Brabantsche hei vindt en die in
vroeger tijden, toen het Kanaal nog niet be
stond, door den Rijn naar Engeland moeten
zijn gebracht. Die donkele laag boven Cro
mer's strand is een Rijnbedding van dik
100.000 jaar terug met overblijfselen van wat
toen in deze streken leefde. Ik hoop dat ik er
nog eens langs mag vliegen!
Boven de Noordzee, gezellig op 300 M.; dan
kunt ge de menschen op de schepen toewuiven.
En een tukje doen? Neen, dezen brief heb ik
boven de Noordzee geschreven; dat gaat heel
goed in onze mooie driemotorige Fokkers. Met
inkt hoor! Straks vliegen wij over Zandvoort.
dat nog wel aan de Zee zal liggen, dan over
Haarlem om even te zien of mijn huis er nog
staat.
Let eens op hoe prachtig dat Spaarne dooi
de stad kronkelt en hoe mooi het vergezicht
is naar Spaarndam. Dan de rijkdom van de
Haarlemmermeer, een glijdend zachte lan
ding op het prachtige Schiphol om 20 min.
voor 4. Wees gedankt K.L.M.
Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN.
Het briefgeheim geschonden?
Op den dag der candidaatstelling voor de
verkiezing van de Provinciale Staten hield de
Amsterdamsche afdeeling van de Liberale
Staatspartij „De Vrijheidsbond" een vergade
ring, waarin o.a. als spreker optrad de lijst
aanvoerder dezer partij, de heer A. Asscher.
In zijn rede leverde de heer Asscher nog al
scherpe critiek op de N. S. B. Hij zeide o.m
dat de Nat. Socialistische Beweging buiten-
landsche import is van de slechtste soort,
stelde voorts de vraag, waar het geld voor de
propaganda der N. S. B. vandaan komt en
verklaarde het de taak der Nederlandsche re
geering te achten, zulks te doen onderzoeken.
Op f4 Maart, twee dagen na de vergadering
schreef ir. A. Heldring, directeur van ..Het
Algemeen Handelsblad" een brief aan den i
heer Asscher, welke luidde:
..Ik heb met eenige ontsteltenis het verslag
gelezen van uw rede voor de Liberale Partij.
Misschien is ze verkeerd weergegeven.
In het belang der liberalen kan ik hun
slechts aanraden, hun strijd tegen de N.
S. B. niet te voeren in eenigen vorm, waaruit
angst voor of antipathie tegen allerhande
beginselen van de N.S.B. gelezen kan wor
den. Een voorspelling, „dat zij zetels zullen
krijgen" is waarschijnlijk een mooie propa
ganda voor de N.S.B. komende uit den
mond van een voornaam liberaal als u.
De liberale partij moet optreden als iets
zeer positiefs, met aanbod van groote din
gen, als persoonlijke vrijheid, burgerzin, orde,
vaderlandsliefde, geestelijke vrijheid, ver
draagzaamheid, weerbaarheid, initiatief enz.
en niet met afkammen van anderen.
Men moet in het openbaar óf de N. S. B.
behandelen als iets zeer voorbijgaands (in
ons land), een crisis-verschijnsel, óf men
moet hun goede voornemens prijzen (orde
vaderlandsliefde, anti-communisme, herstel
van eerbied voor het handwerk) en dan kalm
betoogen, dat hun middelen slechts leiden
zullen tot een tyrannie, vermindering van
het zelfrespect van elk Nederlander en van
de nationale efficiecy. Men kan dan be
toogen. dat een werkelijk Liberalisme zoowat
hetzelfde kan bieden, doch zonder de ge
varen.
U zult mij wel ten goede houden, dat ik
u dit ronduit schrijf u heeft te doen met
een volkomen onscrupuleuze tegenpartij, en
men moet ze den wind uit de zeilen nemen.
Ik ben gaarne bereid dit u nog eens monde
ling uit te leggen het is hier een quaestie
van tactiek, maar ze is in een verkiezings
periode van primair belang voor de liberalen
die nu alleen door zich een moedige en
positieve partij te toonen aanhang maken"
Volgens het Hbld. is de brief in een geslo
ten enveloppe met den naam van het Alg.
Handelsblad erop gedrukt en geadresseerd
aan den heer Asscher door een dei-
bezorgers van het blad weggebracht
maar bij vergissing afgegeven aan een
verkeerd adres in dezelfde straat. Daar zou
volgens het blad een N. S. B.-lid wonen. Wat
verder met den brief is gebeurd, is niet be
kend, maar zeker is echter, dat de heer As
scher de brief later in een blanco envelopne
heeft ontvangen. In het jongste num
mer van „Volk en Vaderland" is thans een
facsimile van den brief gepubliceerd.
„Volk en Vaderland" heeft bij den publicatie
van het facsimile van dezen brief gemeend
scherpe critiek te moeten uiten op de gestie
van den Vrijheidsbond en heeft vele conclu
sies getrokken uit de raadgevingen van ir.
Heldring.
Na kennis genomen te hebben van de pu
blicatie in „Volk en Vaderland" heeft het
Handelsblad in een hoofdartikel de kwestie
toegelicht en den brief eveneens gepubliceerd.
Het blad geeft een zeer scherp oordeel over
deze geschiedenis en zegt dan o.m.;
„Voortaan zal ieder behoorlijk mensch in
Nederland weten dat het noodig is zijn brief
geheim zorgvuldiger te waarborgen dan tot
dusver in onzen rechtsstaat noodig was. En
deze bijdrage tot het fatsoen in de Neder
landsche samenleving komt van de Beweging
die in haar officieele brochure over haar
staatsleer verklaart te worden gedragen „door
DINSDAG 2 APRIL 1935
een krachtige ethische idee". De ethipv
- ICK Qjj
iletr
Alle middelen naar het schijnt. Ook inb'r-
in het briefgeheim. Is dit trouwens te v
wonderen bij een levensbeschouwing die
weinig eerbied toont voor de persoonlik
crooofolii Ito vrü'hpï/9 9" Cl
geestelijke vrijheid?"
Bij informatie aan het Hoofdkwartier -
de N.S.B. te Utrecht deelde men aan de
mede; dat de hoofdredacteur van hetNSft
orgaan, mr. S. A. van Lunteren, een faschifï!
(fotografisch) van het bewuste schrijven
ontvangen, zonder een begeleidend schrijd
en ook zonder vermelding van den naam v
den afzender, die tot op heden niet hu j
N.S.B. bekend is. 013
De heer Van Lunteren oordeeine
schrift, zoo werd het blad verder medegederf
authentiek en is vervolgens tot plaatsing
„Volk en Vaderland" overgegaan. J1
Andere feiten over de historie, zoo j
verklaard, zijn er niet te geven.
De Officier van Justitie bij de arrondks
mentsrechtibank te Amsterdam heeft th)
het Handelsblad verneemt, ambtshalve te
men aanwezig geacht, om een ernstig Wh'
tieel onderzoek te gelasten inzake de schen
ding van het briefgeheim, in verband met dé
bovenvermelde zaak, teneinde eventueel wü
strafvervolging te kunnen instellen.
Te weinisr electriciteit in de
Ver. Staten.
WASHINGTON. I April (V.D.) uit
schillende uitlatingen blijkt reeds geruimen
tijd, dat men in de groote industrieele centra
in het Oosten en Midden-Westen der Ver Sb
ten vreest voor een tekort aan electrisc'ne
energie die noodlottig zou kunnen blijken in
bijzondere omstandigheden bijv. wanneer de
Ver. Staten in een oorlog zouden worden ver
wikkeld. In de eerste van een reeks rappo;.
ten, die de Federal Power Commission op ver
zoek van president Roosevelt uitbrengt, wordt
eveneens op dit gevaar gewezen. De vraa*
naar stroom nadert reeds de grens «an debet
schikbare capaciteit in vele districten. Zorg-
vuldiger planmatiger bouw van nieuwe
krachtcentrales onder federaal toezicht en
faciliteiten voor het overbrengen van elec-
trische energie acht de commissie noodzake
lijk om de veiligheid en de welvaart van het
land te bevorderen. Het kapitaal dat voor de
uitvoering van dergelijk plan noodig is wordt
geraamd op 30 milliard dollar. Om te begin
nen beveelt de commissie aan dat een belang
rijk gedeelte van het crediet van 4880 mil-
li-oen dollar voor het werkverschaffingsobject
van president Roosevelt voor dit doel gebruik!
wordt.
Ingenieus en geraffineerd.
Een loonend bedrijf, zelfs In deze tijden.
ier en daar liggen in het polderland
nog eendekooien. Omgeven met hoog
geboomte zijn zij ware oasen in het
vlakke, boomlooze polderland, waar
slechts hier en daar een enkele sierlijke mo
len en die worden ook al schaarsch het
eentonige van het landschap breekt.
Daar vallen tegen den ochtend groote vluch
ten wilde eenden in, die meekomen met de
halftamme kooieenden, die eiken avond de
kooi verlaten om te gaan fourageeren. Zoon
kooi ligt heel rustig. Binnen een bepaalden
kring een cirkel met een straal van 1300-
1500 M. mag niet geschoten worden, en de
kooiker zorgt er angstvallig voor, dat de rust
in de kooi niet verstoord wordt.
Zoo was er dan ook geen sprake van, dat wij
gedurende den vangtijd, die zoo ongeveer van
begin October tot half Februari loopt, de kooi
mochten bezoeken. En zelfs na afloop van
den vangtijd ziet de kooiker de bezoekers lie
ver gaan dan komen. Toch hadden wij het er
al lang op gezet, om dat interessante bedrijf,
dat al minder en minder uitgeoefend wordt,
eens in werking te zien. Zoo slaagden wij er
dan eindelijk na veel moeite in, een vergun
ning los te krijgen voor een in werking zijnde
eenaekooi, twee dagen voordat de vangst ge
sloten werd
Het turfje
Als we het huis van den kooiker, dat natuur
lijk „Kooilust" heet, naderen, staat deze reeds
op ons te wachten. Wij volgen hem langs een
smal paadje, over een paar nog smallere
plankjes, maar de kooi, die een honderd meter
achter de woning ligt. Bij het huisje waar het
voer, de gereedschappen, en de gevangen
eenden bewaard worden, raapt de kooiker iets
van den grond, 't Is het beroemde smeulende
turfje. De kooikers beweren n.l. tegen alle be
toogen van ornithologen in, dat de eenden een
zeer scherpe reuk hebben en gebruiken daar
om een smeulend turfje om de menschengeur
te „overstemmen".
De koppen ver naar voren suizen ze weg.
„Onze prins was hier 's, heere. 't Was Ooste-
wind, en ik zei al, dat we niks zoue vange.
Nou, de heere lachte me uit, netuurlijk, en de
Prins zei: Late me 't toch maar 's prebeere.
Maar we ware nog niet halverwege de kooi,
of alle eende gonge al op de wieke. U begrijpt,
de Prins rook zoo sterk naar zeep en ode-
klonje, en dat met die oostewind!"
Nu is het ook Oostenwind. Maar of wij nu
j niet naar zeep en eau de cologne ruiken, of
I dat de eenden vandaag minder scherp ruiken.
een feit is het dat er niets opvliegt. Of zou er
niets zijn? Voorzichtig naderen we de riet-
schutten, die het geheele kooimeer of „wed"
omgeven. Voor ons uit loopt een bruingeel
hondje dat, zooals we zullen zien, een belang
rijke rol bij de vangst speelt.
Door een paar kijkgaten kunnen we het
geheele „wed", een vrijwel ronde plas, overzien.
Langs de kanten ligt wat ijs, maar in het
midden ligt de plas nog geheel open. Daar
nu zwemmen de verschillende eendensoorten.
In de eerste plaats natuurlijk de halftamme
„kooieenden", die als lokvogels dienst doen. En
verder dan wilde eenden, talingen, smienten,
tafeleenden, een kuifeendje, een paar pijl
staarten en een stuk of zes nonnetjes. Vooral
die nonnetjes zijn prachtige vogels. Bijna ge
heel blank, met een zwarte oogviek, en verder
wat zwart op vleugels en zijden. Hier en daar
staat op het ijs een talinkje zich te zonnen,
'en telkens weerklinkt 't gefluit van de smien
ten. Precies een blikken kinderfluitje.
De kooiker acht het aantal bevredigend, om
te probeeren wat te vangen. „Maar veul zal
't niet zijn, want ik heb de laaste weke haast
niks gevonge".
Ingenieus en geraffineerd
„De eerste die zoo'n kooi maakte, mot toch
maar een handige vent geweest zijn, meneer",
vindt de kooiker. En zoo is het Handig en sluw.
Zooals gezegd, ligt midden in de kooi het
„wed". Van daaruit zijn een aantal pijpen ge
graven, die zoo gekromd zijn, dat men aan het
uiteinde ervan, het „wed" niet zien kan. Het
wed zoowel als de holle kant van de pijpen
zijn geheel afgezet met ongeveer manshooge,
rieten schutten, waarin hier en daar kijkga
ten zijn aangebracht.
Langs den bollen kant van de pijpen echter,
zijn de rietschutten zóó geplaatst, dat men
wel het uiteinde van de pijp, doch niet het
meer kan zien, en bijgevolg ook niet gezien
kan worden. Deze rangschikking doet het
meest denken aan die van tooneelcoulissen. De
pijpen zijn verder overdekt, 't zij met wijd-
mazig kippengaas, zooals hier, 't zij met visch-
netten. terwijl zij aan het einde, dat heel
smal en ondiep is. in een vangkooi uitloopen.
De kooiker begint nu aan den ingang van
de pijp voer te strooien. Hierop komen onmid
dellijk de kooieenden af, schuchter gevolgd
door de wilde eenden. Zoo worden de dieren,
al strooiend, verder de pijp ingelokt, terwijl
wij steeds achter de schutten verborgen blijven'
Nu komt ook het hondje aan de beurt. Dit
komt telkens door de opening tusschen twee
schutten te voorschijn, loopt een eindje langs
de pijp, en verdwijnt dan weer door de volgen
de opening. Dit spelletje wordt steeds her
haald, en lokt de eenden, die erg nieuwsgierig
zijn. en er niets van begrijpen, steeds verder
de pijp in. Nu vertoont de kooiker zich plotse
ling in de opening tusschen twee schutten.
Door de schuine plaatsing ervan, wordt hij
wel gezien door de eenden in de pijp, maar
niet door de achtergebleven eenden op het
„wed". Onder de eenden in de pijp verwekt
deze plotselinge verschijning een panische
schrik. In doodelijken angst vluchten zij, doch
worden door de steeds nauwer wordende pijp
tenslotte in de vangkooi gedreven. Een ruk aan
het touw, de klep sluit zich, en de eenden zijn
„gevonge".
De kooieenden. di< aan de verschijning van
den kooiker gewend zijn, zijn kalm de pijp
weer uitgezwommen en liggen nu weer rustig
op het wed. De nonnetjes en het kuifeendje
zijn onmiddellijk ondergedoken, om eerst in
het wed weer boven te komen en met luid
vleugelgeklep weg te vliegen.
De buit
De buit bestaat uit een viertal talinkjes,
vijf wilde eenden en een smient.Een vrij poover
resultaat dus. „Toen de Prins hier de tweede
keer was, vong ik in de noorderpijp twee-en-
twintig en in de westerpijp een-en-twintig
eende", vertelt de kooiker. „Maar de laaste
tijd is het slecht, 't Is trouwes ook haast of-
geloope".
Talinkje.
Gewoonlijk draait men de gevangen eenden
onmiddellijk den nek om. Maar ter onzer eere
en meer nog, omdat er op het oogenblik
toch geen vraag meer naar is zullen deze
weer losgelaten worden. Maar niet nadat ze
elk een aluminium ringetje van het Leidsch
Museum om hun poot gekregen hebben. Mis
schien worden ze dezen zomer wel ergens in
Noorwegen of Zweden geschoten, want door
het ringonderzoek weet men thans, dat een
groot deel van de eenden, die hier 's winters
vertoeven, in Noordelijker streken broeden.
Voorzichtig wordt het ringetje bevestigd.
Dan worden ze weer losgelaten. Luid klapwie
kend, de koppen ver naar voren, suizen ze weg.
Ditmaal zijn ze er goed afgekomen. Maar dui
zenden eenden laten 's winters het leven in de
verschillende eendekooien, die daar liggen
tusschen het hooge geboomte, oogensehijnlijk
een veilige rustplaats, maar in werkelijkheid
ware moordkuilen.
Een loonend bedrijf
In het lage huisje onder aan den dijk, drin
ken we een „kommetje" thee. „Vroeger", ver
telt de kooiker, „was het een zeer loonend be
drijf. Er zijn wel jaren geweest meneer, dat de
kooi 3500 gulden schoon winst gaf. Daar waren
dan de kosten voor onderhoud van de kooi.
voer en ook mijn loon af. Tegenwoordig is dat
veel minder, maar toch wordt-er elk jaar nog
een goede winst gemaakt. Voor een tafeleend
wordt in den goeden tijd dan ook zestig a ze
ventig cent betaald. Ze brengen veel meer op:
dan geschoten eenden, die vol met hagel zit
ten".
Nu komen er ook foto's voor den dag. netjes
bewaard in de linnenkast. Van den Prins, die
hier een paar maal was. „Een echte jager, me
neer, zoo voorzichtig!" en van de Koningin,
van de Prinses en van de Koningin-Moeder,
die hier allen zijn geweest, om het interessante
bedrijf te aanschouwen. En verder foto's van
de kooi, van den kooiker met z'n hond, van
de kooikersvrouw, van het kooihuis, de laatste
allemaal van onzen stadgenoot, den heer
Strijbos. Als we vertellen, dat we dien goed
kennen, en vaak bij hem komen, moeten we
beloven, hem de groeten te zullen over
brengen.
Kuifeendje.
Dat zullen we doen, en met een hartelijk
„tot weerziens" nemen we afscheid van den
kooiker en diens vrouw.
Haarlem. Februari 1935
KO ZWEERES
UITGIFTE VAN LUCHTVAART
POSTZEGELS.
Naar het Nederl. Haagsch Corr. Bureau ver-
neemt zal tegen het einde van dit jaar een
speciale „luchtvaartpostzegel" worden uitge
geven waarvan de opbrengst ten goede zal
komen aan het nationaal luchtvaartfonds.
Blijspel van Strindberg opgevoerd
De heer Malmquist, die tegenwoordig de
regie voert bij het nieuwe, dit najaar inge
wijde stadstheater in Göteborg, waar hij als
regisseur zeer beroemd is, bewees reeds, dat
zijn oordeel over en zijn interesse voor Espe
ranto niet enkel vleierij was. Het bewijs vond
plaats Zondag 25 November, toen de door
hem opgerichte en geleide „Zweedsche dra
matische tooneelgroep" in „Folktheatren" in
Göteborg. in samenwerking met de stedelijke
esperantoclubs, in het openbaar in Espe
ranto het blijspel van August Strindberg:
„Spelen met vuur" opvoerde voor 300 per
sonen, grootendeels esperantisten, maar ook
tooneel-enthousiasten critici, Journalisten
en anderen.
Plechtig en waardig verliep de voorstelling.
Het enthousiaste publiek beloonde de spelers
met een krachtig applaus en bloemen voor
de vertolkster van de vrouwelijke hoofdrol,
De oudere esperantisten genoten en waren
trotsch op hun taal. de nieuwelingen, die
zich Esperanto mogelijk als eenigszins styr
voorstellen, verwonderden zich over de ele
gantheid en welluidendheid van die taal
Het oordeel was eenstemmig. De crities
van de stedelijke pers was het niet met aLes
eens, b.v. wat betrof de acteurs, maar in een
opzicht, nl. over de taal waren de beschripm
gen eensluidend.
En omdat juist deze zijde van de zaak ons
het meest interesseert geven we daarover
eenige uitspraken. t
Göteborgs-Tidningen schreef o.a.:
succes was onbetwistbaar. De Esperantoraai
klonk mooi van het tooneel en was interes
sant om te hooren, zelfs als men zien mo&i
voelen als een onwetende vreemdeling..
Nv Tid: Ongetwijfeld, is Esperanto
een mooie taal voor het tooneel: het fimn
natuurlijk en in t geheel niet als maakwe.s.
De voorstelling schonk vermaak ook aan
esperantisten
Hanclels-Tidningen: He schouwöUo
werd bezocht door een talrijk en naar
scheen zeer Esneranto-kennend pub-ie*---'
Men constateerde, dat Eva Lagerstrom. -
24-jarige schoondochter met veel tempe
ment sneelde. Zii gaf antwoorden, weirew™
schenen".
Göteborgs-Posten: „....Het publiek-
voor 't meerendeel de taal kende wa
genwoordig groote practische voordeelen
teekent was groot in aantal en gaio
wonden zijn lof te kennenDe leek
zich tevreden stellen met teconstawe
dat het ongetwijfeld gemakkelijk ee'
neeistuk op te voeren In Esperanto
Göteborgs-Morgenpost- -Het bie
de kunstmatige taal zeer duidelijk en
klonk van het tooneel en dat ze zeer
keliik zich aanpast, aan de dramatise
centen van een zoowel komieke ais
dravende natuur<je
Zooals men uit deze citaten ziet, w
beoordeeling van de bladen buiten,,
gunstig. jra8di
Tot deze onverwachte erkenning
mogelijk bij dat de heer Malnwuls'
kend staat als regisseur. Indien dit
hebben we een speciale reden om on
heugen, als we zien. dat de ..Zweeds
matische tooneelclub" onder zun J
leiding nier slechts een kortstondig.
stelling toonde. In een krantenmter
klaarde de heer Malmnuist openHJKj0 ;8
groot^che plannen koestert om esp
benutten voor het tooneel. De v'hope*
in Göteborg was een eerste stap, ina
Hik niet de eenige in zijn soort, wan
j weet mogelijk openen zich nier
.-.npt-ipvPn voor een arbeidsveld, dat
I zaak van beslissende beteekenis sa-' -
Uit „Sennaci'f