Liverpool-» Amsterdam uur In de kooi» H UIT DE PERS Esperanto op het tooneel. Een merkwaardig hoekje van Engeland. Steile kant bij Cromer, waarin het betonde Rijnbëd zichtbaar is. ..Da's eens en nooit weer, dan liever door de lucht", zei een mijner vriendinenn, die uit Zuid-Amerika kwam met de Zuid Pacific lijn der Kon. Ned. Stoomb. Mij. Deze lijn verheugt' zich n.l. in veel vracht van Liverpool, zoodat de thuisvarende schepen daar vaak 4 of 5 dagen liggen om te lossen en de passagiers zoolang met hun ziel onder hun arm daar moeten rondhangen. De reis overland door Engeland, dan over het Kanaal en weer trein reis in Holland is een langdurig en kostbaar geval, bovendien een ellende als ge met kin deren reist en ook voor groote menschen, die het drukke wereldverkeer wat afgewend zijn. Dus blijven de meesten aan boord bij de rammelende ratelende kranen en andere hijschapparaten die van 's ochtends vijf uur tot 's avonds negen een helsch kabaal maken of zwerven rond door de altijd mistige vuile, rookerige havenstad. Maar dat is nu uit. Voor het eerst dit jaar brengt de K.L.M. u in drie uur tijd van Liverpool in dierbaar Amsterdam. U pikt op Pear Head Bus B. die U dwars dooi de stad in een half uurtje op 300 meter van Liverpool Airport neerzet. Hoe de K.L.M. haar passagiers als geëerde gasten behandelt weet iedereen. U kunt natuurlijk ook in Adelphi- Hotel logeeren en met de K.L.M.-bus naar het vliegveld gaan. En dan is het een mooi reisje ook nog. Het vliegveld ligt vlak aan de Mersey en daar staat de „Valk" klaar met gonzende motoren. Met den in deze streken gebruikelijken Zuid- Westelijken wind brengt precies half één de start u dadelijk boven de rivier. Is het hoog water, dan kunt ge u verbeelden voor het laatst de golven van den Atlantischen Oceaan onder u te zien rimpelen. Liverpool met zijn reusachtige dokken wordt even zichtbaar, maar dan hellen wij reeds in de bekende lin kerbocht, die voorschrift is bij alle aankomen en vertrekken op Europeesche luchtvaartter reinen en zien de prachtige groote havenbrug over de Mersey bij Runcorn. De stad zelf is zwart en rookerig evenals Manchester, waar wij even later langs vliegen. Wat een rook en nevel, maar als ik Manchester townhall zie schiet ik toch even in een lach. Dertig jaar geleden wandelde ik daar rond en werd mijn aandacht geboeid door een mooi schilderij, voorstellende Adam en Eva in het Paradijs. Eva heeft in dien tijd blijkbaar nog maar weinig indruk op mij gemaakt, maar Adam zie ik nóg staan, niet zoo zeer om zijn mannelijk schoon, maar omdat hij achteloos stond te leunentegen een keurig gemetseld half steens baksteenen muurtje. Dat muurtje was beslist het beste van de heele schilderij. Eigenlijk nog interessanter is Barton-bridge, die ik juist zie opengaan, bijna vlak onder ons. Dat is geen brug voor menschen of auto's, maar een, die schepen overtocht ver leent, die in een provinciaal kanaal varen, dwars over het Manchester-shipcanal heen. Dat laatste is zoo iets als ons Noordzee- Kanaal. Indertijd als jongen heb ik die brug met een schip er in zien opendraaien en weer sluiten, de sluisjes opengaan en de schepen zien verder varen. Boven het reusachtige Manchester met zijn honderden schoorsteenen hangt een dusdanige walm, dat onze piloot maar wat aan zijn stuurt je trekt en ons op 2000 meter boven de menschelijke luchtjes uitbrengt. Dat geeft meteen een goed overzicht over de Peekbogen, die bergruggegraat van Engeland. Zoo uit de hoogte gezien een breede, met hei bedekte heuvelrug, waarop blijkbaar onbegrijpelijker wijze diepe rivier- en bee*kdalen zijn ingesne den; dat moet in vroegere tijden gebeurd zijn, in den IJstijd, toen de rand van het Poolijs hier vlak bij was en groote sneeuwmassa's de heuvels bedekten, die door hun afsmelten re- lief aan het terrein hebben gegeven. Tegen den bergrug aan hangt een wolken massa, die ons vergast op dat ongelooflijk mooie schouwspel, van een wolkenzee met- dikke stapelwolkkoppen er boven uit onder een diep-blauwen heuvelkoepel door enkele vederwolkjes geaccentueerd. Dat is echter ook maar weer een smalle strook, dat is te zeggen, tien minuten zijn hier een dikke dertig kilo meter, maar het is genoeg om weer eens even intens te genieten van het prachtige schouw spel. Dan lost de wolkenbank zich in lange propjes op en aan dezen kant van de water scheiding blijkt ook de lucht veel zuiverder dan in het industriegebied rondom Manches ter. Wij zien de aarde weer als een land kaart, beneden ons liggen spoorwegen, as- phaltbanen, bouwland en, als typisch Engelsch verschijnsel, midden in het bouwland een groot bosch, wat heide („ruigt", zou de boer zeggen) en daarmiddenin een groot gazon met een forsch kasteel. Dat zijn de oude Engelsche landgoederen met hun jachtterrein eromheen, dat zc nog hebben weten te vrijwaren voor den landhonger der boeren. Er is heel wat van die ruigt in vele graafschappen van En geland en wat dat betreft kan Engeland heel wat verder Selfsupporting zijn. dan het nu is. Daar kronkelt een bruin drabbig stroompje, dat snel breeder wordt. Kan het zijn? Nu de Humber al? Ja, wij zijn bijna een uur onder weg en in dien tijd vliegen wij dwars over Engeland heen. Een uur over 183 K.M.! Dan moeten wij tegenwind hebben, anders maken wij met onze verstelbare schroeven 200 per uur. Snel verbreedt zich de rivier, de motoren zingen een toontje lager, wij planeeren naai de stad. Daar liggen reeds booten op stroom. De vlakke slijkoevers maken plaats voor flinke havenwerken, aanlegpieren, stapel plaatsen, hout, hout en nog eens hout. dan volgt de stad, eerst buitenwijken met park- aanleg en tuintjes. In eens valt mij op dat Engeland immers zoo rijk is aan kerken, maar dat je er in de nieuwe wijken heel weinig ziet. En ze zijn zoo aardig, die typisch Engelsche kerkjes met hun vierkanten toren. Maar wij zijn de stad alweer voorbij. De petroleumwerf glijdt onder ons door en vooruit wordt het vliegveld zichtbaar, een beetje ongelijk, maar natuurlijk komen wij toch veilig aan den grond. Een knus klein kantoortje, een wacht kamer, waar net een stoel en sofa in kan, maar vriendelijke menschen, politie, douane, alles even vlot en welwillend. Vliegpassagiers zijn ook nette lui! En dan gaat het al gauw weer verder. De Humbermond is sterk ver sterkt, dus daar mogen wij niet over. Eerst zoowat pal Zuid, langs een mooi oud kerkje en dan de rivier over, een groote kolenhaven, dan het aardige Grimsby, waar een vuurtoren als een campanile de aandacht trekt en voort gaat het weer over Engelsche dorpen en bouw landen en kasteelen, tot wij Oostwaarts mogen zwaaien en bij Saltfleet den Haringvijver on- der ons krijgen. Echter slechts tijdelijk want wij vliegen eerst nog voor de Washbaai langs op Cromer aan. Daai- heb ik ook nog menigen voetstap liggen. Vraag den piloot maar er vlak langs te vliegen, dat doet hij toch niet voor iedereen. Aan weerszijden van het dorpje, maar vooral aan den Oostkant, knaagt de Noordzee aan een steilkust van een tachtigtal meters hoog. Een der merkwaardigste hoek jes van Engeland! Want dat staat vast, dat deze rug omhoog werd geperst door ijsmassa's, die een 50.000 jaar geleden uit Scandinavië kwamen afzakken en een muur van ijs op wierpen waartegen vele Duitsche rivieren, ook ae Rijn zich Westwaarts moesten afwen den. Dezelfde ijsmuur, die tot Nijmegen ons land bedekte, die den heuvelrug van Maarn opperste, rukte groote blokken krijt los uit den rotsondergrond voor Cromer en schoof ze omhoog om ze vlak rondom het tegenwoor dige dorp op den heuvel te laten liggen, ver mengd met steenen, die in en op het ijs uit Finland en Zweden waren meegekomen. En dat is nog niet alles. Heeft de zee net weer aan den steilkant geknaagd, dan zien wij on geveer op strandhoogte een donkere band. Daar heb ik brokken van mammoethkiezen uitgehaald en oeroshorens en wapens van den voorhistorischen mensch. En gerold hout en zoetwaterslakjes endezelfde steentjes, die ge op de Brabantsche hei vindt en die in vroeger tijden, toen het Kanaal nog niet be stond, door den Rijn naar Engeland moeten zijn gebracht. Die donkele laag boven Cro mer's strand is een Rijnbedding van dik 100.000 jaar terug met overblijfselen van wat toen in deze streken leefde. Ik hoop dat ik er nog eens langs mag vliegen! Boven de Noordzee, gezellig op 300 M.; dan kunt ge de menschen op de schepen toewuiven. En een tukje doen? Neen, dezen brief heb ik boven de Noordzee geschreven; dat gaat heel goed in onze mooie driemotorige Fokkers. Met inkt hoor! Straks vliegen wij over Zandvoort. dat nog wel aan de Zee zal liggen, dan over Haarlem om even te zien of mijn huis er nog staat. Let eens op hoe prachtig dat Spaarne dooi de stad kronkelt en hoe mooi het vergezicht is naar Spaarndam. Dan de rijkdom van de Haarlemmermeer, een glijdend zachte lan ding op het prachtige Schiphol om 20 min. voor 4. Wees gedankt K.L.M. Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN. Het briefgeheim geschonden? Op den dag der candidaatstelling voor de verkiezing van de Provinciale Staten hield de Amsterdamsche afdeeling van de Liberale Staatspartij „De Vrijheidsbond" een vergade ring, waarin o.a. als spreker optrad de lijst aanvoerder dezer partij, de heer A. Asscher. In zijn rede leverde de heer Asscher nog al scherpe critiek op de N. S. B. Hij zeide o.m dat de Nat. Socialistische Beweging buiten- landsche import is van de slechtste soort, stelde voorts de vraag, waar het geld voor de propaganda der N. S. B. vandaan komt en verklaarde het de taak der Nederlandsche re geering te achten, zulks te doen onderzoeken. Op f4 Maart, twee dagen na de vergadering schreef ir. A. Heldring, directeur van ..Het Algemeen Handelsblad" een brief aan den i heer Asscher, welke luidde: ..Ik heb met eenige ontsteltenis het verslag gelezen van uw rede voor de Liberale Partij. Misschien is ze verkeerd weergegeven. In het belang der liberalen kan ik hun slechts aanraden, hun strijd tegen de N. S. B. niet te voeren in eenigen vorm, waaruit angst voor of antipathie tegen allerhande beginselen van de N.S.B. gelezen kan wor den. Een voorspelling, „dat zij zetels zullen krijgen" is waarschijnlijk een mooie propa ganda voor de N.S.B. komende uit den mond van een voornaam liberaal als u. De liberale partij moet optreden als iets zeer positiefs, met aanbod van groote din gen, als persoonlijke vrijheid, burgerzin, orde, vaderlandsliefde, geestelijke vrijheid, ver draagzaamheid, weerbaarheid, initiatief enz. en niet met afkammen van anderen. Men moet in het openbaar óf de N. S. B. behandelen als iets zeer voorbijgaands (in ons land), een crisis-verschijnsel, óf men moet hun goede voornemens prijzen (orde vaderlandsliefde, anti-communisme, herstel van eerbied voor het handwerk) en dan kalm betoogen, dat hun middelen slechts leiden zullen tot een tyrannie, vermindering van het zelfrespect van elk Nederlander en van de nationale efficiecy. Men kan dan be toogen. dat een werkelijk Liberalisme zoowat hetzelfde kan bieden, doch zonder de ge varen. U zult mij wel ten goede houden, dat ik u dit ronduit schrijf u heeft te doen met een volkomen onscrupuleuze tegenpartij, en men moet ze den wind uit de zeilen nemen. Ik ben gaarne bereid dit u nog eens monde ling uit te leggen het is hier een quaestie van tactiek, maar ze is in een verkiezings periode van primair belang voor de liberalen die nu alleen door zich een moedige en positieve partij te toonen aanhang maken" Volgens het Hbld. is de brief in een geslo ten enveloppe met den naam van het Alg. Handelsblad erop gedrukt en geadresseerd aan den heer Asscher door een dei- bezorgers van het blad weggebracht maar bij vergissing afgegeven aan een verkeerd adres in dezelfde straat. Daar zou volgens het blad een N. S. B.-lid wonen. Wat verder met den brief is gebeurd, is niet be kend, maar zeker is echter, dat de heer As scher de brief later in een blanco envelopne heeft ontvangen. In het jongste num mer van „Volk en Vaderland" is thans een facsimile van den brief gepubliceerd. „Volk en Vaderland" heeft bij den publicatie van het facsimile van dezen brief gemeend scherpe critiek te moeten uiten op de gestie van den Vrijheidsbond en heeft vele conclu sies getrokken uit de raadgevingen van ir. Heldring. Na kennis genomen te hebben van de pu blicatie in „Volk en Vaderland" heeft het Handelsblad in een hoofdartikel de kwestie toegelicht en den brief eveneens gepubliceerd. Het blad geeft een zeer scherp oordeel over deze geschiedenis en zegt dan o.m.; „Voortaan zal ieder behoorlijk mensch in Nederland weten dat het noodig is zijn brief geheim zorgvuldiger te waarborgen dan tot dusver in onzen rechtsstaat noodig was. En deze bijdrage tot het fatsoen in de Neder landsche samenleving komt van de Beweging die in haar officieele brochure over haar staatsleer verklaart te worden gedragen „door DINSDAG 2 APRIL 1935 een krachtige ethische idee". De ethipv - ICK Qjj iletr Alle middelen naar het schijnt. Ook inb'r- in het briefgeheim. Is dit trouwens te v wonderen bij een levensbeschouwing die weinig eerbied toont voor de persoonlik crooofolii Ito vrü'hpï/9 9" Cl geestelijke vrijheid?" Bij informatie aan het Hoofdkwartier - de N.S.B. te Utrecht deelde men aan de mede; dat de hoofdredacteur van hetNSft orgaan, mr. S. A. van Lunteren, een faschifï! (fotografisch) van het bewuste schrijven ontvangen, zonder een begeleidend schrijd en ook zonder vermelding van den naam v den afzender, die tot op heden niet hu j N.S.B. bekend is. 013 De heer Van Lunteren oordeeine schrift, zoo werd het blad verder medegederf authentiek en is vervolgens tot plaatsing „Volk en Vaderland" overgegaan. J1 Andere feiten over de historie, zoo j verklaard, zijn er niet te geven. De Officier van Justitie bij de arrondks mentsrechtibank te Amsterdam heeft th) het Handelsblad verneemt, ambtshalve te men aanwezig geacht, om een ernstig Wh' tieel onderzoek te gelasten inzake de schen ding van het briefgeheim, in verband met dé bovenvermelde zaak, teneinde eventueel wü strafvervolging te kunnen instellen. Te weinisr electriciteit in de Ver. Staten. WASHINGTON. I April (V.D.) uit schillende uitlatingen blijkt reeds geruimen tijd, dat men in de groote industrieele centra in het Oosten en Midden-Westen der Ver Sb ten vreest voor een tekort aan electrisc'ne energie die noodlottig zou kunnen blijken in bijzondere omstandigheden bijv. wanneer de Ver. Staten in een oorlog zouden worden ver wikkeld. In de eerste van een reeks rappo;. ten, die de Federal Power Commission op ver zoek van president Roosevelt uitbrengt, wordt eveneens op dit gevaar gewezen. De vraa* naar stroom nadert reeds de grens «an debet schikbare capaciteit in vele districten. Zorg- vuldiger planmatiger bouw van nieuwe krachtcentrales onder federaal toezicht en faciliteiten voor het overbrengen van elec- trische energie acht de commissie noodzake lijk om de veiligheid en de welvaart van het land te bevorderen. Het kapitaal dat voor de uitvoering van dergelijk plan noodig is wordt geraamd op 30 milliard dollar. Om te begin nen beveelt de commissie aan dat een belang rijk gedeelte van het crediet van 4880 mil- li-oen dollar voor het werkverschaffingsobject van president Roosevelt voor dit doel gebruik! wordt. Ingenieus en geraffineerd. Een loonend bedrijf, zelfs In deze tijden. ier en daar liggen in het polderland nog eendekooien. Omgeven met hoog geboomte zijn zij ware oasen in het vlakke, boomlooze polderland, waar slechts hier en daar een enkele sierlijke mo len en die worden ook al schaarsch het eentonige van het landschap breekt. Daar vallen tegen den ochtend groote vluch ten wilde eenden in, die meekomen met de halftamme kooieenden, die eiken avond de kooi verlaten om te gaan fourageeren. Zoon kooi ligt heel rustig. Binnen een bepaalden kring een cirkel met een straal van 1300- 1500 M. mag niet geschoten worden, en de kooiker zorgt er angstvallig voor, dat de rust in de kooi niet verstoord wordt. Zoo was er dan ook geen sprake van, dat wij gedurende den vangtijd, die zoo ongeveer van begin October tot half Februari loopt, de kooi mochten bezoeken. En zelfs na afloop van den vangtijd ziet de kooiker de bezoekers lie ver gaan dan komen. Toch hadden wij het er al lang op gezet, om dat interessante bedrijf, dat al minder en minder uitgeoefend wordt, eens in werking te zien. Zoo slaagden wij er dan eindelijk na veel moeite in, een vergun ning los te krijgen voor een in werking zijnde eenaekooi, twee dagen voordat de vangst ge sloten werd Het turfje Als we het huis van den kooiker, dat natuur lijk „Kooilust" heet, naderen, staat deze reeds op ons te wachten. Wij volgen hem langs een smal paadje, over een paar nog smallere plankjes, maar de kooi, die een honderd meter achter de woning ligt. Bij het huisje waar het voer, de gereedschappen, en de gevangen eenden bewaard worden, raapt de kooiker iets van den grond, 't Is het beroemde smeulende turfje. De kooikers beweren n.l. tegen alle be toogen van ornithologen in, dat de eenden een zeer scherpe reuk hebben en gebruiken daar om een smeulend turfje om de menschengeur te „overstemmen". De koppen ver naar voren suizen ze weg. „Onze prins was hier 's, heere. 't Was Ooste- wind, en ik zei al, dat we niks zoue vange. Nou, de heere lachte me uit, netuurlijk, en de Prins zei: Late me 't toch maar 's prebeere. Maar we ware nog niet halverwege de kooi, of alle eende gonge al op de wieke. U begrijpt, de Prins rook zoo sterk naar zeep en ode- klonje, en dat met die oostewind!" Nu is het ook Oostenwind. Maar of wij nu j niet naar zeep en eau de cologne ruiken, of I dat de eenden vandaag minder scherp ruiken. een feit is het dat er niets opvliegt. Of zou er niets zijn? Voorzichtig naderen we de riet- schutten, die het geheele kooimeer of „wed" omgeven. Voor ons uit loopt een bruingeel hondje dat, zooals we zullen zien, een belang rijke rol bij de vangst speelt. Door een paar kijkgaten kunnen we het geheele „wed", een vrijwel ronde plas, overzien. Langs de kanten ligt wat ijs, maar in het midden ligt de plas nog geheel open. Daar nu zwemmen de verschillende eendensoorten. In de eerste plaats natuurlijk de halftamme „kooieenden", die als lokvogels dienst doen. En verder dan wilde eenden, talingen, smienten, tafeleenden, een kuifeendje, een paar pijl staarten en een stuk of zes nonnetjes. Vooral die nonnetjes zijn prachtige vogels. Bijna ge heel blank, met een zwarte oogviek, en verder wat zwart op vleugels en zijden. Hier en daar staat op het ijs een talinkje zich te zonnen, 'en telkens weerklinkt 't gefluit van de smien ten. Precies een blikken kinderfluitje. De kooiker acht het aantal bevredigend, om te probeeren wat te vangen. „Maar veul zal 't niet zijn, want ik heb de laaste weke haast niks gevonge". Ingenieus en geraffineerd „De eerste die zoo'n kooi maakte, mot toch maar een handige vent geweest zijn, meneer", vindt de kooiker. En zoo is het Handig en sluw. Zooals gezegd, ligt midden in de kooi het „wed". Van daaruit zijn een aantal pijpen ge graven, die zoo gekromd zijn, dat men aan het uiteinde ervan, het „wed" niet zien kan. Het wed zoowel als de holle kant van de pijpen zijn geheel afgezet met ongeveer manshooge, rieten schutten, waarin hier en daar kijkga ten zijn aangebracht. Langs den bollen kant van de pijpen echter, zijn de rietschutten zóó geplaatst, dat men wel het uiteinde van de pijp, doch niet het meer kan zien, en bijgevolg ook niet gezien kan worden. Deze rangschikking doet het meest denken aan die van tooneelcoulissen. De pijpen zijn verder overdekt, 't zij met wijd- mazig kippengaas, zooals hier, 't zij met visch- netten. terwijl zij aan het einde, dat heel smal en ondiep is. in een vangkooi uitloopen. De kooiker begint nu aan den ingang van de pijp voer te strooien. Hierop komen onmid dellijk de kooieenden af, schuchter gevolgd door de wilde eenden. Zoo worden de dieren, al strooiend, verder de pijp ingelokt, terwijl wij steeds achter de schutten verborgen blijven' Nu komt ook het hondje aan de beurt. Dit komt telkens door de opening tusschen twee schutten te voorschijn, loopt een eindje langs de pijp, en verdwijnt dan weer door de volgen de opening. Dit spelletje wordt steeds her haald, en lokt de eenden, die erg nieuwsgierig zijn. en er niets van begrijpen, steeds verder de pijp in. Nu vertoont de kooiker zich plotse ling in de opening tusschen twee schutten. Door de schuine plaatsing ervan, wordt hij wel gezien door de eenden in de pijp, maar niet door de achtergebleven eenden op het „wed". Onder de eenden in de pijp verwekt deze plotselinge verschijning een panische schrik. In doodelijken angst vluchten zij, doch worden door de steeds nauwer wordende pijp tenslotte in de vangkooi gedreven. Een ruk aan het touw, de klep sluit zich, en de eenden zijn „gevonge". De kooieenden. di< aan de verschijning van den kooiker gewend zijn, zijn kalm de pijp weer uitgezwommen en liggen nu weer rustig op het wed. De nonnetjes en het kuifeendje zijn onmiddellijk ondergedoken, om eerst in het wed weer boven te komen en met luid vleugelgeklep weg te vliegen. De buit De buit bestaat uit een viertal talinkjes, vijf wilde eenden en een smient.Een vrij poover resultaat dus. „Toen de Prins hier de tweede keer was, vong ik in de noorderpijp twee-en- twintig en in de westerpijp een-en-twintig eende", vertelt de kooiker. „Maar de laaste tijd is het slecht, 't Is trouwes ook haast of- geloope". Talinkje. Gewoonlijk draait men de gevangen eenden onmiddellijk den nek om. Maar ter onzer eere en meer nog, omdat er op het oogenblik toch geen vraag meer naar is zullen deze weer losgelaten worden. Maar niet nadat ze elk een aluminium ringetje van het Leidsch Museum om hun poot gekregen hebben. Mis schien worden ze dezen zomer wel ergens in Noorwegen of Zweden geschoten, want door het ringonderzoek weet men thans, dat een groot deel van de eenden, die hier 's winters vertoeven, in Noordelijker streken broeden. Voorzichtig wordt het ringetje bevestigd. Dan worden ze weer losgelaten. Luid klapwie kend, de koppen ver naar voren, suizen ze weg. Ditmaal zijn ze er goed afgekomen. Maar dui zenden eenden laten 's winters het leven in de verschillende eendekooien, die daar liggen tusschen het hooge geboomte, oogensehijnlijk een veilige rustplaats, maar in werkelijkheid ware moordkuilen. Een loonend bedrijf In het lage huisje onder aan den dijk, drin ken we een „kommetje" thee. „Vroeger", ver telt de kooiker, „was het een zeer loonend be drijf. Er zijn wel jaren geweest meneer, dat de kooi 3500 gulden schoon winst gaf. Daar waren dan de kosten voor onderhoud van de kooi. voer en ook mijn loon af. Tegenwoordig is dat veel minder, maar toch wordt-er elk jaar nog een goede winst gemaakt. Voor een tafeleend wordt in den goeden tijd dan ook zestig a ze ventig cent betaald. Ze brengen veel meer op: dan geschoten eenden, die vol met hagel zit ten". Nu komen er ook foto's voor den dag. netjes bewaard in de linnenkast. Van den Prins, die hier een paar maal was. „Een echte jager, me neer, zoo voorzichtig!" en van de Koningin, van de Prinses en van de Koningin-Moeder, die hier allen zijn geweest, om het interessante bedrijf te aanschouwen. En verder foto's van de kooi, van den kooiker met z'n hond, van de kooikersvrouw, van het kooihuis, de laatste allemaal van onzen stadgenoot, den heer Strijbos. Als we vertellen, dat we dien goed kennen, en vaak bij hem komen, moeten we beloven, hem de groeten te zullen over brengen. Kuifeendje. Dat zullen we doen, en met een hartelijk „tot weerziens" nemen we afscheid van den kooiker en diens vrouw. Haarlem. Februari 1935 KO ZWEERES UITGIFTE VAN LUCHTVAART POSTZEGELS. Naar het Nederl. Haagsch Corr. Bureau ver- neemt zal tegen het einde van dit jaar een speciale „luchtvaartpostzegel" worden uitge geven waarvan de opbrengst ten goede zal komen aan het nationaal luchtvaartfonds. Blijspel van Strindberg opgevoerd De heer Malmquist, die tegenwoordig de regie voert bij het nieuwe, dit najaar inge wijde stadstheater in Göteborg, waar hij als regisseur zeer beroemd is, bewees reeds, dat zijn oordeel over en zijn interesse voor Espe ranto niet enkel vleierij was. Het bewijs vond plaats Zondag 25 November, toen de door hem opgerichte en geleide „Zweedsche dra matische tooneelgroep" in „Folktheatren" in Göteborg. in samenwerking met de stedelijke esperantoclubs, in het openbaar in Espe ranto het blijspel van August Strindberg: „Spelen met vuur" opvoerde voor 300 per sonen, grootendeels esperantisten, maar ook tooneel-enthousiasten critici, Journalisten en anderen. Plechtig en waardig verliep de voorstelling. Het enthousiaste publiek beloonde de spelers met een krachtig applaus en bloemen voor de vertolkster van de vrouwelijke hoofdrol, De oudere esperantisten genoten en waren trotsch op hun taal. de nieuwelingen, die zich Esperanto mogelijk als eenigszins styr voorstellen, verwonderden zich over de ele gantheid en welluidendheid van die taal Het oordeel was eenstemmig. De crities van de stedelijke pers was het niet met aLes eens, b.v. wat betrof de acteurs, maar in een opzicht, nl. over de taal waren de beschripm gen eensluidend. En omdat juist deze zijde van de zaak ons het meest interesseert geven we daarover eenige uitspraken. t Göteborgs-Tidningen schreef o.a.: succes was onbetwistbaar. De Esperantoraai klonk mooi van het tooneel en was interes sant om te hooren, zelfs als men zien mo&i voelen als een onwetende vreemdeling.. Nv Tid: Ongetwijfeld, is Esperanto een mooie taal voor het tooneel: het fimn natuurlijk en in t geheel niet als maakwe.s. De voorstelling schonk vermaak ook aan esperantisten Hanclels-Tidningen: He schouwöUo werd bezocht door een talrijk en naar scheen zeer Esneranto-kennend pub-ie*---' Men constateerde, dat Eva Lagerstrom. - 24-jarige schoondochter met veel tempe ment sneelde. Zii gaf antwoorden, weirew™ schenen". Göteborgs-Posten: „....Het publiek- voor 't meerendeel de taal kende wa genwoordig groote practische voordeelen teekent was groot in aantal en gaio wonden zijn lof te kennenDe leek zich tevreden stellen met teconstawe dat het ongetwijfeld gemakkelijk ee' neeistuk op te voeren In Esperanto Göteborgs-Morgenpost- -Het bie de kunstmatige taal zeer duidelijk en klonk van het tooneel en dat ze zeer keliik zich aanpast, aan de dramatise centen van een zoowel komieke ais dravende natuur<je Zooals men uit deze citaten ziet, w beoordeeling van de bladen buiten,, gunstig. jra8di Tot deze onverwachte erkenning mogelijk bij dat de heer Malnwuls' kend staat als regisseur. Indien dit hebben we een speciale reden om on heugen, als we zien. dat de ..Zweeds matische tooneelclub" onder zun J leiding nier slechts een kortstondig. stelling toonde. In een krantenmter klaarde de heer Malmnuist openHJKj0 ;8 groot^che plannen koestert om esp benutten voor het tooneel. De v'hope* in Göteborg was een eerste stap, ina Hik niet de eenige in zijn soort, wan j weet mogelijk openen zich nier .-.npt-ipvPn voor een arbeidsveld, dat I zaak van beslissende beteekenis sa-' - Uit „Sennaci'f

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 6