ii
1111
III 1
11 i
Ills
11 i
1119
8 8 1
pill
1 1 I
I11
L.l 1
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDEN.
Het sluitingsfeestje behoort alweer tot- het
verleden, k Vond het heel gezellig en prettig
jullie allen weer eens om mij heen te zien. Heb
ben jullie pleizier gehad? 'k Geloof van wel.
Nu maar trouw schrijven en vriendinnetjes
en vriendjes voor mij werven. Hoe meer ik er
heb. hoe liever het mij is. Zoo nu en dan ver
ras ik jullie met iets. 'k Raad jullie daarom
aan, trouw de rubriek te lezen enme
vooral trouw te schrijven. De verrassingen
zijn alleen bestemd voor de rubriekertjes die
steeds hun briefje zenden.
Beste PIETJE PELLE. Vriend je hebt me
begrepen en dat vind ik prettig. Je briefje
zag er nu goed verzorgd uit en ik hoop dat
je steeds voor keurige briefjes blijft zorgen. Je
Je bent heel tevreden met je drukdoos? Daar
ben ik blij om. Je schuilnaam heb je keurig
onder je briefje afgedrukt. Je hebt maar een
roep over ons feestje en schrijft „het sluitings
feestje was geweldig-'. Blijf me maar trouw
dan word je in de gelegenheid gesteld meer
van die „geweldige" feestjes mede te maken.
Dag Pietje Pelle.
Beste TOM MIX. Dat is ook even een bof
ze°". Verhuizen terwijl je vacantie hebt. Wat
zal je genoten hebben van de inpakkerij en
natuurlijk heb je flink geholpen, 'k Moet je
ook even een pluim op je alpino steken. Ik
vind het heel flink van je dat je. ondanks je
haast geen gelegenheid hebt gehad om mij
te schrijven, je toch gezorgd hebt dat ik op
tijd je briefje in nvn bus vond. Je neemt geen
gelegenheidjes te baat om de briefjessehrij-
verij een keertje uit te stellen. Tom ik hoop
dat je altijd zoo flink blijft en zorgt dat, wat
je moet doen, gedaan wordt ondanks moei
lijkheden, Geef je me in je volgend briefje je
nieuw adres op? Dag Tom Mix.
Lief MEIKEVERTJE. Nu heb ik toch ook
nog tot 1 Mei vacantie gekregen. Hoe vind
je dat? Wat zal het 2e Paaschdag druk in
Velserbeek geweest zijn. Het weer was heel
mooi en er waren natuurlijk heel veel men-
schen op de been. Heeft het Paaschhaasje je
nog goed bedacht? Dag Meikevertje.
Lief KLAVERTJEVIER. Boschviooltje
treft het. Ze behoeft nu niet meer zoo heel
ver met haar briefje te loopen en zij kan ge
makkelijk zorgen, dat ik het op tijd heb. Voor
de kinderen, die zoo ver wonen als jij, wordt
naar een besteladres gezocht. Zoodra ik er een
heb, schrijf ik het adres in de rubriek en dan
wordt het voor de ver afwonende rubrieker
tjes ook gemakkelijker. Hoe heb je het feestje
gevonden? Schrijf je me er eens lets over? Dag
Klavertjevier.
Best GOUDBLONDJE. Ja hoor, ik heb,
evenals jij, prettige Paaschdagen gehad. Raad
sel 1 weet ik geloof ik, wel op te lossen. De
maan, de zon, de klok. Heb ik de oplossing
goed? Raadsel 2 geef ik op. Raadsel 3: Omdat
de stok de wandelaar niet draagt. Binnen
kort geef ik weer eenige raadsels in de rubriek
Dag Goudblondje.
Lief ROSA FLUWEELTJE. Heb je reeds
een korte mouwen jurk aan? Dat kan wel pret
tig zijn, maar als het zoo koud is, brrr. Je moe
der heeft je dus weer een beetje erg verwend
met het net met Paascheieren. De speeltuin
,.De Moerberg'' weet ik wel. De opening heb
ik eenige jaren geleden bijgewoond. Ga je er
vaak spelen? Je kiek zal ik bij gelegenheid
eeris bewonderen. Dag Rosa Fluweeltje.
Lief BOSCHVIOOLTJE. Je woont nu dus
op de Wilhelminakade. Dat is heel wat dich-
ter bij het bureau van de courant en bij ons
clubgebouw: Wat zal je nu steeds goed op tijd
met je briefje zijn. Daar bof ik dus ook nog
bij. Hoe heb je het Woensdagmiddag gevon
den? Naar welke school ga je nu voortaan?
Dag Boschviooltje.
Lief REPELSTEELTJE. 'k Kan heel goed
begrijpen dat je, nu je vader weer ziek is, geen
gelegenheid hebt gehad me steeds te schrijven
en vind het dan ook in dit geval niet erg. Je
moet maar flink je moeder helpen en goed
op je broertje passen. We zullen nu afspreken
dat je me schrijft, wanneer je er gelegenheid
voor hebt. Moet je echter je moeder helpen,
dan laat je je briefje achterwege. Is je vader
weer beter, wat ik voor je ouders, je broertjes
en jou zelf, innig wensch, dan schrijf je me
weer geregeld. Dag Repelsteeltje.
Best KABOUTERTJE. Wat jammer dat
Wietske haar belastingplaatje verloren heeft.
Het is te hopen dat een eerlijk persoon het
gevonden heeft, zoodat het op het politiebu
reau wordt aangegeven. Heb je je vaders mu
ziekinstrument netjes gepoetst? Dat is flink
hoor. Je briefje heb ik altijd mooi op tijd.
Dag Kaboutertje.
Beste DEUGNIET. Ja inderdaad hoop ik
volgende week een briefje met meer nieuws
van je te ontvangen. Je zet maar een boom
op over ons feestje, van 1.1. Doijsdagmiddag.
Stof tot schrijven zal je nu heusch wel heb
ben. Verband tusschen je teekening en de
bijgeschreven spreuk: „Haastige spoed gaat
zelden goed'' heb ik niet kunnen ontdekken.
5k Ben nu reeds benieuwd naar je volgend
briefje. Dag Deugniet.
Beste JENNIE. Ja hoor, ik heb prettige
Paaschdagen gehad. Janna is maar weer eens
uit geweest. Zij gaat nog al eens een slippertje
maken. Je verlangt zeker, evenals ik, naar
wat warm weer?De groeten van je zal ik Oom
Kees doen toekomen. Dag Jennie.
Lief MEIDOORNTJE. Alle voorwerpen
een vaste plaats geven, vrouwtjelief, dan be
hoef je nooit te zoeken. Je blokschriftbriefjes
vind ik altijd erg netjes, netter dan je laat
ste briefje. Toch raad ik je, je ook op schuin
schrift naast blok-schrift toe te leggen.
Schrijf je me eens hoe je het sluitingsfeestje
gevonden hebt? Dag Meidoorntje.
Lief FILMSTERRETJE. De pretjes kun
nen niet op. Moet Jeanne 30 April soms in
Chr. Belangen zingen? Lief van haar moeder,
je te inviteeren. Geniet maar fijn zeg. Heb
'je Woensdagmiddag ook genoten en was je
blij met je collier?
Dag pretmaakstertje.
Lief VUURVLINDERTJE. Prettig dat je
zulke gezellige dagen hebt gehad. Het treu
ren van Herthie zal wel spoedig over zijn.
Schrijf je ine eens hoe je het Woensdagmid
dag in ons clubzaaltje gevonden hebt? Nog
prettige vacantiedagen.
Dag Vuurvlindertje.
Beste MEISJES en JONGENS. Jullie
houden je allen aan de afspraak? Prachtig
Volgende week krijg ik dus zeer veel brief
jes en verteilen jullie me van alles en nog
wat.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBREEF.
RAADSELS.
Verschillende rubriekertjes hebben mij ge
vraagd, zoo nu en dan eenige raadsels op te
willen geven. Aan hun verzoek vril ik gaarne
voldoen. De oplossingen moeten uiterlijk
Donderdagmorgen voor 9 uur aan het bureau
van de courant, Kennemerlaan, of aan mijn
huis, Roggeveenstraat 275 bezorgd zijn.
Indien één of twee goed oplossingen bin
nen komen krijgen de kinderen, die de goede
oplossingen inzonden, ieder een reep cho
colade.
Mochten er meer goede oplossingen zijn,
dan beslist het lot.
Ik ben een spreekwoord van 24 letters.
10, 2, 3, 16, 18 schoeisel.
24, 4, 2. 3, 21 andere naam voor „koren".
13. 15, 12 dragen wij om den hals.
17, 29, 4, 10, 14, 7, 13 land in Europa.
8, 9, 5, 10 zit aan een wagen.
1, 6. 24 is om op te loopen en te rijden.
6. 11 legt de kip.
22, 23, 19, 16 beteékent „nog eens".
Ik ben zeer benieuwd hoeveel goed oplos
singen worden ingezonden. Flink aan het
werk en zeer veel succes.
De groeten van
Mej. E. VTJLBRIEF.
HET FEESTJE VAN ONZE RUBRIEKERTJES
De kinderen, die afgeloopen winter, des
Woensdagimddags trouw het clubwerk be
zocht hebben, hadden Donderdagmiddag on
der leiding van mej. Vijlbrief, feest.
Even drie uur kwamen allen opgewekt het
zaaltje. Prins Hendrikstraat 119, binnen. Het
feest bestond uit eenige wedstrijd spelen en
het zoeken naar weggestopte presentjes.
Blokjes rapen.
Hiervoor was veel animo. Allen liepen wat
ze konden en zij die zoo handig waren ge
weest hun gymnastiekschoenen aan te trek
ken, maakten de meeste kans.
Prijswinsters-winnaars waren
Anno van Beilen, Jo v. d. Pol, Herman
Visser. Jan Winter, Jan van Beilen, Trien
Bos, Frida Visser, Fenna Bakker, Maartje
Visman, Teunis Ras, Arie Verschoor, Dini
Vos. Alie van Beilen, Rie van Herle.
Balloopen.
Ook hiervoor was veel animo en tenslotte
ontvingen de volgende kinderen, als 'win-
sters en winnaars een versnapering:
Griet Visman, Griet Duizendstra, Trijntje
Winter. Wielske Winter, Fenna Bakker. Marie
Post, Lien Gravenmaker, Mientje Visser, Beb
Vos, Janna Bossché, Trien Bos, Antje Bosker,
Treini Gravenmaker. Alie van Beilen, Marie
Middelkoop, Marie van Herle, Jacob Guijt,
Teunis Ras. Arie Verschoor, Mar tien Post,
Anno van Beilen, Jurri Bosker, Jan v. Beilen.
Tusschen de bedrijven door werden kleine
versnaperingen uitgedeeld die de jeugd zich
goed liet smaken.
Tot slot .moest gezocht worden naar de
verstopte presentjes. Er ontstond een uit
bundige vreugde wanneer een zoekster of
zoeker dicht bij het voorwerp gekomen, door
liep of over het voorwerp heen zag. De span
ning steeg steeds meer en meer om te ein
digen met een zeer luid applaus, wanneer
het voorwerp was gevonden.
De volgende presentjes kwamen alzoo in
het bezit van de vriendinnetjes en vriendjes
van de leidster.
Mappen met vlechtmatjes, paarlen col
liers. drukkérijtjes met losse gummi letters,
verfdoosjes met tuben berf, poppen-ameuble
mentjes. Japansche slaappopjes, zakken met
glazen stuiters, doosjes met spoortreintjes,
doosjes met verschillende magneten.
Tenslotte sprak mej. Vijlbrief een slot
woord waarin zij o.m. zeide, dat zij het heer
lijk had gevonden, allen een pleizierigen mid
dag bezorgd te hebben. Zij hoopte dat de
kinderen haar trouw zonden blijven schrij
ven en in hun omgeving, andere kinderen
zouden opwekken ook rubriekertje te wor
den. De bepaling, dat de ouders abonné van
de IJmuider Courant moesten zijn, kon vol-5
gens haar geen beletsel zijn.
„Jullie hebt reeds menig pretje medege
maakt en zult, wanneer jullie trouw de ru
briek volgen, nog heel wat keertjes verrast
ZATERDAG 27 APRIL 1935
worden. Maar zorgt vooral voor uitbreiding
van m'n vriendenschaar", aldus spreekster.
De kinderen antwoordden met een luid
applaus. Tot slot kregen allen nog enkele
kleine versnaperingen en elk een groote reep
chocolade. Voldaan gingen allen huiswaarts
en bedankten allen persoonlijk mej. V. voor
den prettigen middag. Het was intusschen
half zes geworden en de kinderen hadden
dus 2 1, 2 uur lang plezier gehad.
EEN AARDIG GOOCHELKUNSTJE.
Voor het uitvoeren van dit tooverkunstje
vraag je aan een der aanwezigen 'n zakdoek te
leen. Als je dien hebt, neem je hem in het
midden op en knipt den top er af, zooals je op
de teekening kunt.zien. Degene van wie de
zakdoek hoort, zal waarschijnlijk niet al te
vriendelijk kijken; maar dan kun je hem ge
rust stellen, door te zeggen, dat hij zijn zak
doek weer gerepareerd terug krijgt.
Om goed te laten zien, dat je er een stuk
uitgeknipt hebt» leg je het doekje op je arm
en., het gat is duidelijk zichtbaar. Dan strijk
je even geheimzinnig met je hand over het
doekje, leg hem er even op enals je je
hand wegneemt, is de zakdoek weer heel.
Dit kunststukje is heel eenvoudig uit te voe
ren; veel hulpmiddeltjes heb je ook niet noo-
dig. Alleen een rond stukje stof van hetzelfde
materiaal, als het costuum. dat je aan hebt
en een apart klein doekje. Dit doekje hou je
verborgen in de binnenzijde van je hand. Als
je nu de middenpunt van den zakdoek te voor
schijn trekt uit je hand is het natuurlijk niet
de zakdoek, maar de punt van het doekje, dat
daar verborgen zat. De zakdoek blijft dus in de
hand. Als je nu den zakdoek op je mouw legt,
smokkel je daar meteen het ronde stukje stof
op. Het bedrog is volkomen; niemand ziet,
dat de stof er op ligt.
Om den zakdoek nu weer zoogenaamd te re-
pareeren heb je niets anders te doen, dan
met je hand erover heen te strijken en het
stukje stof weg te nemen.
Als je dit een beetje handig uitvoert, zal
niemand er achter komen, hoe je dat nu
eigenlijk klaar speelt.
WIE ZOEKT ER MEE?
Deze kwajongen wilde appels stelen, maar
hij heeft de veldwachter gezien. Jullie ook?
DE BEURT IS AAN KLEINE
TEEKENAARS.
J
Ditmaal is het weer eens een geheel an
der iets, dat we zullen bespreken. We zullen
namelijk eens een straat teekenen, met hooge
huizen aan een zijde. Het is niet moeilijk hoor;
je hoeft er niet van te schrikken.
Je ziet, dat we ramen en deuren voorstellen
door zwarte streepjes. Geen gordijnen en ra
men teekenen. Het gaat er om een indruk te
geven en niet cm iedere kleinigheid apart
voor te stellen. Ook de schoorsteenen worden
met behulp van een enkele lijn weergegeven,
dus geen rookpluimen, windvangers, enz. je
moet niet vergeten, dat een schets niets an
ders wil zijn dan een duidelijke indruk van
iets en dat we daarbij alle kleinigheden, die
het geheel onduidelijk zouden kunnen maken,
moeten vermijden.
OOM KEES.
HOP PAARDJE, HOP.
Hop, paardje, hop.
Draaf maar in galop.
'k Wou zoo graag naar Oma toe,
Jij bent toch vooreerst niet moe.
Hop, paardje, hop.
Hop, paardje, hop.
Nu niet in galop.
'k Moet even wat vragen gaan,
Blijf dus nu maar rustig staan.
Sta, paardje, sta!
Voort paardje, voort.
Loop zooals het hoort.
Kijk mijn vlag maait van de pret
En mijn steek is opgezet.
Voort paardje, voort.
Hu, paardje, hu!
'k Geloof we zijn er nu.
'k Breng je vlug nog naar de stal,
Waar je heerlijk rusten zal.
Hu, paardje, hu!
GUUSJES AVONTUUR MET DE KROKODIL
De kinderen speelden aan de rivier; ze had
den een reusachtige krokodil uit gummi, die
ze op konden blazen. Dan was het precies een
echte; want de kleuren waren die van een
levende. Ze schoven de krokodil in het diepe
water, gingen er op zitten en deden er kunst
stukjes mee. zooals ze den vorigen Zondag
gezien hadden in het circus, waar kapitein
Knokyl met zijn gedresseerde krokodillen op
trad.
Alleen Guus je, vier jaar oud mocht niet
meespelen, hij was te klein en moeder had
hem verboden in het water te gaan. Hij zat
in het warme zand aan den oever en huilde
dikke tranen. Zelfs de plak koek, die de kin
deren hem gegeven hadden, kon hem niet
troosten.
Toen de kinderen genoeg hadden van
het circusspelen, lieten ze de gummi
krokodil aan den kant liggen en begon
nen te ballen. Ook daar mocht Guusje niet
aan meedoen; want hij kon den bal niet van
gen en was veel te onhandig. Hij moest zijn
koek maar opeten.
Plotseling riep een van de kinderen: De
krokodil is weg; de krokodil is weg!
Dolven hadden hem van den oever getild
en meegenomen.
Zoeken, zoeken, Guusje. Jij ook! Help de
krokodil zoeken.
Nu er gezocht moest worden mocht Guusje
plotseling meedoen. Alle kinderen liepen
stroomafwaarts; alleen Guusje, die van stroo
ming niets wist, ging stroomopwaarts, alsof
de gummi-krokodil tegen den stroom op kon
zwemmen. De anderen lachten hem uit en zei
den, dat hij met hen mee moest gaan; maar
Guusje was boos. omdat hij niet mee had mo
gen spelen en ging nu juist den anderen
kant op.
Twee mannen, die aan den oever wandelden
hielden de kinderen staande.
Waar gaan jullie naar toe? vroegen ze.
Onze gummi-krokodil zoeken, riepen, de
kinderen en gingen door. Die is wegge
raakt.
Net zooals bij de volwassenen, zei een
der mannen tegen den ander; wij zoeken
sinds gisteren ook een krokodil; maar een
echte, die uit het circus ontsnapt is. Wie weet,
waar die nu rond zwemt. Het circus heeft vijf
tig gulden belooning uitgeloofd voor dengene.
die de krokodil vindt.
Guusje stapte ondertusschen verder. Geen
van de anderen was meer te zien; geen een.
Daar achter een stuk boomstam aan den
oever, half in het water, lag de krokodil.
Guusje lachte; Zie je, ik was de slimste;
ik heb de krokodril (zoo noemde hij het dier-»
gevonden.
Hij kwam naderbij en probeerde het dier
uit het water te trekken; maar wat was hij
zwaar. Hij opende zijn bek en keek Guusje aan.
Misschien kan ik wel met hem praten!
dacht Guusje. Hij had ook niet geweten, dat
de krokodil zijn bek open kon maken. Hij zei:
Kom, kom krokodil; ga mee naar huis!
en hij floot hem, als een hond. De krokodil
kwam langzaam uit het water en volgde,
Guusje. Opdat hij niet meer in het water zou
gaan, liep Guusje met hem door het kreupel
hout en ging op weg naar huis. Als het dier
soms niet verder wilde, floot hij of lokte het
met een stuk koek.
Stoffig en verhit kwamen ze beide bij Guus-
jes huis. Guusje bracht het dier in den tuin,
liet hem in den goudvisschenvijver óm een
beetje af te koelen. Ofschoon het zich heel
klein maakte, ging het er maar half in. Maar
het snoof verfrischt en dankbaar.
Toen ging Guusje eens naar zijn broertjes
en zusjes kijken. Maar er was niemand thuis;
ook vader en moeder niet. Guusje wist ook
niet, dat iedereen op dat oogenblik langs de
rivier liep en riep: Guusje, Guusje!.
Guusje was weg.
Gisteren is er een krokodil uit het circus
ontsnapt, zei iemand zachtjes tegen Guusjes
vader. En krokodillen eten kleine kinderen.
Pas toen 't heelemaal donker was, kwamen
de ouders en de kinderen thuis.
Daar is Guusje; kind waar heb je ge
zeten?
Ik heb de krokodril gevonden, zei Guusje
Welke krokodil?
Hij is in den tuin, in de goudvisschen-
vijver!
Vader nam een lantaarn en ging naar bui
ten met Guusje. Bij de goudfvisschenvijver
ging hij ontzet een stap achteruit. Daar lag een
echte krokodil, die wijd zijn muil opensperde.
Maak hem niet aan het schrikken vader,
zei Guusje. Hij lust graag koek.
Vader telefoneerde naar het circus. Een
half uurtje later kwam een heer in een mooi
uniform met een auto om het dier te halen.
Het was kapitein Knokyl. Hij gaf het dier iets
te eten en haalde uit zijn zak twee biljetten
van 25 gulden.
Wie krijgt de belooning? vroeg hij.
Guusje, zei vader. De kapitein gaf Guusje
plechtig het geld.
Mag ik alstublief de krokodil houden,
vroeg Guusje.
GREETJE VAN FOOLE.
NIET OM DE ZEE.
Tante: Heb je een prettig dagje aan ze«
gehad?
Marie: 't Was zoo vol in de bioscoop dat we
van de verveling maar in een strandstoel
gaan zitten.
DAT ZAL WEL ZOO ZIJN.
Een H. B. S.'er moest schriftelijk beant
woorden, hoeveel steenkolen er jaarlijks door
Amerika worden uitgevoerd. Hij schreef: In
1492 geen enkel mud.
BAAS BOVEN BAAS.
De eene reiziger vertelt aan den ander, dat
hij nog nooit een stad heeft bezocht, waar
't zoo mistig was, als in Londen.
„Nu," beweert de ander, „ik ben toch eens
ergens geweest, waar 't nog veel mistiger was."
„.Waar was dat dan?'
„Ja, dat weet ik niet, want daar was het
te mistig voor."
Chineesche eigenaardigheden. Als een
Chinees zich zoo verdienstelijk gemaakt heeft
dat hij waard is in den adelstand verheven
te worden, dan wordt niet hij maar zijn groot
vader in den adelstand verheven. Als twee
Chineezen elkaar willen uitschelden, dan
schimpen ze op eikaars overgrootmoeder. Wie
tegen een Chineesch zegt „ei van een schild
pad" slingert hem een vreeselijke beleediging
naar het hoofd.
De eerste stoomfluit. In 1333 werd door
den spoortrein van Leicester naar Swanning-
ton een vrachtwagen overreden. Men voelde
nu de behoefte eiken locomotief van een
waarschuwingsmiddel te voorzien en dit werd
een stoomfluit.
TERUG NAAR
'T SPEELCOEDLAND
door W. B.—Z.
Het eendje en de olifant
Stonden zoo eenzaam aan den kant
Het eendje kwaakte:
Kwi, kwa, kwak,
'k Wou dat er iemand tot me sprak.
„Hier ben ik," zei de olifant.
„Kom zet de zorgen maar aan kant,"
Het eendje kwaakte
Kwi, kwak, kwa,
'k Geloof, dat ik er vandoor nu ga."
Het eendje en de olifant
Liepen toen samen hand aan hand.
Het eendje kwaakte
Kwi, kwak, kwa,
Zeg olifant, wie loopt ons na?
„Dat ben ik," riep daar juffrouw kip
Zeg wacht eens even, hip, hip, hip.
Het eendje kwaakte
Kwak, kwa, kwi
Dan gaan we reizen met zijn drie.
De kip, de eend, de olifant,
Kwamen nu bij een heel groot land.
Het eendje kwaakte
Kwak, kwa, kwi
Daar loopen zwartjes, 'k zie er drie,
Het spaarpotvarken zit ze na.
Die kan niet bijten ha, ha, ha.
Het kipje hipte
En vloog vlug.
Al op het varkentje zijn rug.
Zoo kwamen ze in 't speelgoedland,
En zetten zich daar aan den kant.
De olifant blies
Met zijn snuit
En nu is het verhaaltje uit.