Regeering wil f 77 millioen bezuinigen.
Tevens een belastingverlaging
voorgesteld.
MAANDAG 29 APRIL 1935
Uitgaven van Sociale Zaken, Waterstaat en
Onderwijs het sterkst verminderd.
Het reeds lang aangekondigde algemeene bezuinigingsontwerp
is thans verschenen. De regeering geeft hierin een reeks middelen
aan, waardoor de uitgaven voor de Staatshuishouding met 77
millioen worden verminderd. Bij de Rijksbegrooting-1935, is een
dekkingsplan opgemaakt, waardoor in 1936 een bedrag van 20
millioen wordt verkregen, zoodat in totaal een bedrag van 97 mil
lioen beschikbaar komt. Voor 1936 zal hiervan 63 millioen effectief
kunnen worden gemaakt, de overige 34 millioen is perspectief
bezuiniging.
Hoewel ramingen thans zeer slecht te maken zijn, schat de regee
ring, dat de begrooting voor het dienstjaar 1936 een tekort van 75
millioen zal opleveren.
In het bezuinigingsontwerp is, naast de maatregelen tot inkrimping
der Staatsuitgaven, een plan opgesteld om een bedrag van 20
millioen te gebruiken voor1. vermindering van opcenten op de
Grondbelasting; 2. vermindering van de Omzetbelasting voor gas en
electrische energie; 3. verlaging van den accijns op gedistilleerd
en bier.
De bedragen, welke op de verschillende de
partementen bezuinigd zullen worden, zijn de
volgende
Algemeen
5 pet. salarisverlaging f 10.000.000
Verlaging pensioenen en
wachtgelden 5.000.000
Sociale Zaken 17.000.000
Waterstaat 14.150.000
Onderwijs 14.000.000
Financiën 9.650.000
Defensie 5.550.000
Binnenlandsche Zaken 600.000
Justitie 530.000
Economische Zaken 500.000
Buitenlandsche Zaken 220.000
Koloniën 10.000
Samensmelting Invaliditeits-
en Ouderdomsfonds.
Wat de bezuinigingen op de verschillende
hoofdstukken der Rijksbegrooting betreft,
vermelden wij:
De regeering acht vérstrekkende maatre
gelen ten opzichte van Sociale Zaken nood
zakelijk. Naast een verlichting van lasten door
het, in-geval van ziekte en bij een ongeval de
eerste zes weken, uit te keeren percentage te
verlagen tot 70, bezuiniging op ontsmettin
gen in gevolge de Ziektewet, wil de regeering
komen tot een samensmelting van het Invali-
diteits- en Ouderdomsfonds.
Verder zal t. z. t. worden voorgesteld de in
gevolge de Invaliditeitswet toe te kennen be
dragen voor het vervolg te herzien. De Waren
wet zal buiten werking worden gesteld en
sterke bezuining op de salarieering bij den
Gezondheidsraad worden toegepast.
Verlichting van de lasten kan op voor de
betrokken groepen van verzekerden minst ge
voelige wijze worden verkregen door het per
centage van het loon, dat als geldelijke uit-
keering wordt genoten in geval van ziekte en
in geval van ongeval over de eerste zes we
ken, thans bedragende 80, te verlagen tot 70.
In totaal zou de hierdoor verkregen lasten
vermindering bedragen.
a. ziektewet f 1.875.000
b. ongevallenweg 1921 f 500.000
c. land- en tuinbouwongevallen-
wet 1922 50.000
f 2.475.000
De noodzakelijkheid is geboden van een
andere wijze van overbrenging van de lasten,
die de Staat ten aanzien van de Invaliditeits-
en Ouderdomsverzekering op zich heeft ge
nomen, waarbij eenerzij ds de uit de verzeke
ringsfondsen verschuldigde uitkeeringen niet
in gevaar worden gebracht, doch anderzijds
de Staat voorloopig voor een aanzienlijk deel
vrij is gesteld van de zware lasten der gelden
de wettelijke regelingen
Deze andere wijze van opbrengen van las
ten, die de regeering bij wijze van proef zou
willen volgen, houdt het tot dusver gevormde
kapitaal intact en do^t het ook in deze tijden
nog een weinig aangroeien, terwijl, mochten
de tijden middelerwijl verbeteren, meer ka
pitaal zal kunnen worden gevormd.
Voorgesteld wordt, het Invaliditeits-
fonds en het Ouderdomsfonds A te
vereenigen tot een nieuw gemeen
schappelijk fonds, aangeduid als „In-
validiteits- en Ouderdomsfonds"'.
Verder wordt het plan geopperd de Waren
wet geheel buiten werking te stellen. Het aan
geboden ontwerp zal, wet geworden, aan de
kroon de bevoegdheid geven om hetzij de ge-
heele wet, hetzij een gedeelte van de wet bui
ten werking te stellen.
Voorts wenscht de regeering den afzonder
lijken tak van de Inspectie voor de volksge
zondheid, die belast is met het toezicht op de
Warenwet, de Opiumwet en de Wet op de art-
senijbereidkunde op te heffen.
De gewijzigde financiering der Invaliditeits-
en Ouderdomsverzekering moet f 16.000.000
opbrengen en de intrekking der warenwet
f 723.000.
Bezuinigingen bij het Onderwijs.
Bij de afdeeling Hooger Onderwijs worden
geen voorstellen gedaan tot opheffing van
een der universiteiten of van een of meer fa
culteiten. Wel is de regeering er op bedacht
het aantal leerstoelen, waar mogelijk, te be
perken.
De regeering acht het wel wenschelijk, ana
loog aan de tandartsopleiding te Utrecht, de
opleiding tot apotheker op één plaats (Leiden)
te concentreeren.
Verder zal nog bezuiniging worden bereikt
door het treffen van maatregelen tot samen
werking tusschen de Rijksuniversiteiten, de
gemeentelijke universiteit te Amsterdam, de
Landbouw- en de Technische Hoogeschool en
de Ned. Handelshoogeschool.
Dr. H. Colijn.
De regeering meent, dat het uniforme eind
examen der H. B. S. leidt tot noodelooze ver
hooging der kosten van het onderwijs. Een
voorgedragen nieuwe regeling beoogt: a. de
gelegenheid te scheppen het eindexamen af
te leggen uitsluitend voor de vakken, waarin
de leerlingen het onderwijs ten einde toe heb
ben gevolgd, en b. voor de afgifte van eind
diploma's aan andere leerlingen een regeling
bij Alg. Maatregel van Bestuur mogelijk te
maken.
Voorts wordt voorgesteld het recht tot af
leggen van academische examens alleen te
verbinden aan het bezit van een einddiploma
met bepaalde cijfers voor de in verband met
de gekozen studierichting belangrijkste vak
ken. Een der meest sprekende voorbeelden van
hetgeen hiermede wordt beoogd, is het stellen
van den eisch van het bezit van een einddi
ploma met bepaalde cijfers voor de wiskun
dige vakken voor hen, die aan de Technische
Hoogeschool te Delft examens wenschen af te
leggen.
Een voorstel tot vermindering van het
aantal klassen bij H.B.S. en gymnasia beoogt
de omzetting van de verschillende hoogere
burgerscholen in scholen met drie-jarigen
cursus mogelijk te maken en tevens, voor
wat het bijzondere onderwijs aangaat (het
Rijk heeft geen gymnasia of lycea) in be
paalde gevallen ook mogelijk te maken dat
scholen voor voorbereidend hooger onderwijs
die niet ver van andere dergelijke scholen
zijn gelegen, slechts vier klassen zullen om
vatten. Ook een verkorting van den cursus
duur van vele dagnijverheidsscholen voor
jongens wordt voorgesteld, gepaard met een
verhooging van den toelatingsleeftijd (tot
13 jaar).
Eenige ingrijpende voorstellen worden er
verder gedaan ten aanzien van het lager
onderwijs en de leerkrachten daarbij.
Het wordt gewenscht geacht den duur van
den cursus voor U.L.O. tot ten hoogste vier
jaren te beperken.
Een voorstel strekt daartoe. In het belang
van het U.L.O. zelf wordt het voorts noodig
geoordeeld, dat niet-geschikte kinderen niet
tot de U.L.O.-scholen worden toegelaten,
met name de kinderen, die in een zevende
of achtste leerjaar van een gewone lagere
school de afronding van het lager onderwijs
kunnen ontvangen en voor wie het U.L.O.
als te zwaar moet worden afgewezen.
Wanneer, zegt de Regeering verder ten
aanzien van het L.O. van een drastische 1
salarisvermindering wordt afgezien, zou wij
ziging der leerlingenschaal niet zijn te ont
gaan.
Echter van verdere verhooging van de leer
lingenschaal zou het resultaat zijn, dat op
groote schaal onderwijzers werden vervan.
gen door kweekelingen met akte, zonder dat
voor de rechtspositie dezer laatsten ook maar
iets werd gedaan.
Veel meer aangewezen schijnt het. het
instituut van kweekelingen met akte een
wettelijke basis te geven; hem een bepaalde
belooning te verzekeren; maar dan ook ge
lijktijdig te regelen, in welken omvang hij
geleidelijk voor den gewonen onderwijzer in
de plaats moet treden.
Wordt deze weg ingeslagen, zegt de Re-
geering, dan is ook een nieuwe verhooging
van de cijfers der leerlingenschaal niet nood-
1 zakelijk, maar kan met behoud der geldende
getallen, althans in hoofdzaak, het ver-
eischte resultaat worden bereikt.
Voorts zal voortaan bij het gewoon lager
onderwijs de aanstelling van z.g.n. boven
tallige leerkrachten niet meer mogelijk zijn,
maar zal versterking voortaan alleen door
aanstelling van een kweekeling mogelijk
worden.
Op het oogenblik is het totaal salaris der
nog in dienst zijnde boventallige leerkrach
ten ongeveer 5 1/2 millioen. Dit zal geleidelijk
in den vorm van wachtgeld van de gemeen
ten naar het Rijk worden overgeheveld.
Daar het niet meer mogelijk was tijdig
een bevredigende regeling tot stand te bren
gen nopens de vermindering van het getal
kweekscholen, is een bepaling ontworpen, dat
de geheele opleiding van onderwijzers tijde
lijk wordt geremd en alle kweekscholen een
snel afloopend subsidiebedrag zullen ontvan
gen.
Om de doorstrooming van het onderwijzend
personeel te bevorderen, komt het der re
geering verkieslijk voor de oudere leerkrach
ten te pensionneeren en wel hen, die den
leeftijd van 60 jaar hebben bereikt.
Onmiddellijk komen 1626 personen voor
voorloopige pensionneering in aanmerking
Reeds 1322 plaatsen kunnen door wachtgel
ders worden ingenomen. Het verschil tusschen
jaarwedden en wachtgelden eenerzijds en de
voorloopige pensioenen anderzijds vormt een
rechtstreeksche bate. Er blijven dan nog rond
1100 wachtgelders over, onder wie er een
;eker aantal is, dat niet of uiterst moeilijk
voor een herplaatsing in aanmerking komt.
Er wordt vorogesteld, als regel aan de ge
meenten en schoolbesturen geen rijksver-
raeding wegens onderwijzersjaarwedden meer
te verleenen voor onderwijzers van zestig
jaar en ouder, en de wachtgeldregeling aldus
te wijzigen, dat geen wachtgeld zal worden
toegekend aan hen, voor wie aanspaak op
voorloopig pensioen bestaat.
De voorgestelde regeling heeft alleen op de
hoofden en klasse-onderwijzers aan openbare
gesubsidieerde en bijzondere scholen voor ge
woon en uitgebreid lager onderwijs betrek
king.
De regeering wenscht de schoolgeldheffing
ook eenigszins anders te regelen en wel met
inachtneming van de geldelijke draagkracht
der schoolgeldplichtigen.
Tevens beoogt de regeering nog een wette-
lijken grondslag te geven voor de maatregelen
tot vermindering van het getal scholen voor
bijzonder lager onderwijs, waar dit, zonder dat
afbreuk wordt gedaan aan constitutioneele
beginselen, mogelijk is. De regeering heeft
betrouwbare aanwijzingen, dat, zoodra de
voorgestelde voorzieningen zullen zijn tot
stand gekomen, waardoor het risico van ver
lies der waarborgsom, in geval van school-
opheffing om reden van doelmatigheid, van
de schoolbesturen zal zijn afgenomen, in een
aantal gevallen tot vrijwillige opheffing van
bijzondere scholen zal worden overgegaan.
De voornaamste bezuinigingen, welke hier
door zullen worden verkregen, zijn: vervan
ging onderwijzers door kweekelingen f 8 a
f 9.000.000; verhooging leerlingenschaal U.L.O.
f 1.500.000; beperking aantal bijz. l.o. scholen
f 1.000.000; inkrimping aantal kweekscholen
f 1.500.000.
Waterstaat.
De besparing van rond f 14.000.000 op Wa
terstaat is als volgt samengesteld.
Terugbetaling aan Zuiderzeefonds f 300.000.
Bijdrage calamiteuze polders f 100.000. Winter
en Stormschade f 100.000. Uitkeering aan Zui
derzeefonds f 200.000. Idem van Zuiderzee-
steunwet f 200.000. Bijdrage aan Zuiderzee
fonds ad f 646.500.
Verkeersfondsbegrooting. Kanaalhavens
Sluiskil f 60.000. Subsidie vaarweg Amsterdam-
Rotterdam f 400.000. Subsidie aan Groningen,
vaarweg GroningenIJselmeer f 600.000. Sub
sidie aan Friesland f 50.000. Bijdragen kanaal
EindhovenWilhelminakanaal f 152.000. Bij
drage HilversumVecht f 115.000. Bijdrage
Westfriesche kanalen f 450.000.
Spoorwegen. Opschorting afschrijvingen
f 4.000.000. Verlaging rente belegging gelden
pensioenfonds in bedrijf f 700.000. Conversie
f 600.000. Vermindering personeelbezetting
f 700.000. Loonsverlaging 1 Januari 1935
f 3.200.000. Opheffing verliesgevende lijnen
f 800.000.
Tramwegen f 500.000 te zamen f 13.327.000
in totaal dus f 13.996.500 of rond f 14.000.000,
te vermeerderen met verdere besparingen, te
zamen bedragende f 150.000.
Een deel van de bovengenoemde bezuini
gingen zal bereikt worden door de desbetref
fende post hetzij naar den kapitaaldienst
ovèr te brengen, hetzij de financiering
voortaan uit het werkfonds te doen geschie
den.
Financiën.
De voornaamste bezuinigingen op Finan
ciën zullen verkregen worden door een tijde
lijke wijziging van de Muntwet, (stopzetting
van de rentebijschrijving gedurende de jaren
1936 tot en met 1940 van het Nederlandsch
Muntfonds) f 3.250.000 en door een tijdelijke
overbrenging van de uitkeeringen wegens af
schrijving door de bedrijven naar den gewo
nen dienst f 6.000.000.
Buitenlandsche Zaken.
Voor Binnenlandsche zaken worden de
voornaamste posten gevonden in een vermin
dering van de ondersteuning van behoeftige
Nederlanders in het buitenland in verband
met de daling van het aantal steungevallen
en de verlaging der tarieven door aanpassing 1
aan de Duitse he steunnormen (f 200.000) en
in opheffing van de Armenraden (f 79,272).
Justitie.
Voor Justitie wordt een bezuiniging van
f 100.000 op crimineele psychopathenzorg be
rekend; van f 200.000 door overbrenging van
het grootste gedeelte van de werkzaamheid
der deurwaarders in strafzaken naar de pos
terijen; van f 80.000 door de beperking van
verzet en hooger beroep in strafzaken. Tevens
denkt de regeering f 60.000 te kunnen bezuini
gen op het Rijkstucht- en opvoedingswezen en
f 50.000 door beperking van de processen-ver
baal en vereenvoudigde aanteekening van-
vonnissen in kantongerechtstrafzaken.
Voorgesteld wordt de mogelijkheid van
verzet af te schaffen;
le tegen vonnissen in eersten aanleg,
waartegen verweer van den verdachte in hoo
ger beroep mogelijk is.
2e. tegen vonnissen of arresten, reeds in
beroep gewezen.
Beperking van hooger beroep in strafzaken
hoopt men te kunnen bereiken door een twee
tal wijzigingen.
Defensie.
De posten, waardoor men bij Defensie de be
zuiniging zal bereiken zijai de volgende:
Afschaffing soldijverhooging van dienst
plichtigen na 6 mnd. dienst 40.000; afschaf
fing reëngagementspremiën 35.000, afschaf
fing gratis verstrekken van kleeding bij in
diensttreding van vrijwilligers 70.000; diverse
besparingen 400.0000; onvoorziene uitgaven
20.000: subsidies Philantrop. vereenigingen
voor reeïasseering van ontslagen sanatorium
patiënten (gewezen militairen) 1000; idem
hoofdbestuur der Ver. Volksweerbaarheid
1000; doorvoering capitulantenstelsel uitein
delijk pl.m. 5000.000.
zooals men weet, is de commissie-Idenburg
van oordeel geweest, dat invoering van een
capitulantenstelsel mogelijk is. De regeering
acht het echter niet mogelijk, de door de
commissie-Idenburg genoemde aantallen capi-
tulanten te bereiken, omdat de burgerlijke
overheids- en semi-overheidsdienst niet een
voor die getallen voldoend aantal betrek
kingen ter beschikking heeft.
Andere departementen.
Van de bezuinigingen op andere departemen
ten noemen we van Buitenlandsche Zaken
88.000 door vermindering van de dlenst-
uitgaven der gezantschappen en consulaten
39.618. door vermindering van de kosten
van voorlichting en 31.800 door de verminde
ring van de geheime uitgaven.
De bezuinigingen op Economische Zaken
betreffen een aantal kleinere posten en die
op koloniën een verlaging van onvoorziene
uitgaven met 10.000.
Hoe de regeering den
toestand ziet.
Tekort voor 1936 op f75 millioen
geraamd.
Aan de zeer uitgebreide memorie van toe
lichting, welke het door de regeering inge
diende bezuinigingswetsontwerp vergezelt, is
het volgende ontleend:
De regeering wenscht op de minst pijnlijke
wijze de Overheidshuishouding sneller dan
thans geschiedt, te doen aanpassen aan de ge
wijzigde bestaansvoorwaarden, waaronder het
Nederlandsche volk naar het zich laat aan
zien voor langen tijd zal moeten leven.
Zij acht dit onafwijsbaar noodzakelijk om
dat de reserves der volkshuishouding in steeds
sneller tempo worden opgeteerd zonder dat
uitzicht bestaat, dat deze optering de over
brugging van een tijdelijke inzinking zal
kunnen mogelijk maken, omdat reeds lang
vaststaat, dat van een tijdelijke inzinking geen
sprake is en het economisch leven met ineen
storting zou worden bedreigd, indien aan deze
reserve een einde mocht komen, voordat een
nieuw evenwicht zal zijn bereikt. Het geheele
offer van deze optering van in lange jaren ge
kweekte reserves van ons volksvermogen, zou
ten slotte voor niets gebracht zijn en aan het
einde van dit proces zou de dan ontstane
economische situatie niet meer te beheerschen
zijn. De aanpassing zou zich dan op onbe-
heerschte wijze, vermoedelijk met hevige
schokken, toch voltrekken en de levensstan
daard zou veel dieper wegzinken dan bij een
nog tijdig ingrijpen het geval behoeft te
zijn.
De gèheele Nederlandsche volkshuishouding
raakt door de beklagenswaardige ontwikke
ling van de internationale economie in een
steeds beklemmender isolement. Daar Neder
land door zijn geografische positie was voor
beschikt, een knooppunt te zijn voor handel
en goederenverkeer tusschen de groote om
liggende landen en de overzeesche gebieden
en zich gedurende de laatste eeuw steeds
meer in die richting heeft gespecialiseerd,
treft bovengenoemd isolement dit land meer
dan eenig ander.
De regeering gaat dan nader in op den toe
stand van den landbouw en van onze overzee
sche gewesten en noemt onze economische po
sitie een benauwend probleem, „te benauwen
der, omdat de bestrijding van die internatio
nale oorzaken door een klein land slechts in
geringe mate succes kan opleveren. Slechts een
opmerkelijk gebrek aan inzicht of wel een ver
achtelijke demagogie kunnen er toe drijven
eenigen Nederlandschen regeerder te verwijten
dat de toestand niet snel genoeg verbetert,
d.w.z. dat hij nog niet in staat is gebleken het
huidige aangezicht der wereld te veranderen.
Ware dit juist dan zou men zich er in kunnen
verheugen, dat door een eenvoudige verwisse
ling van regeerders de welvaart kon worden
hersteld".
De autarkische tendenties, de ineenschrom
pelende koopkracht in tal van landen en ver
schillende andere factoren, in de Memorie van
Toelichting genoemd, hebben de welvaart diep
geschokt. Enkele cijfers ter illustratie van den
toestand zijn voldoende.
Het gemiddeld inkomen per aangeslagene in
de Rijksinkomstenbelasting over 1915/16 (in
komen 1914) bedroeg (na correctie met het
indexcijfer 1,4) 3203. Over het jaar 1933/34
(inkomen 1932) bedroeg het 2125. De op
brengst der rijks-, provinciale- en gemeente
belastingen bedroeg per hoofd der bevolking'
in de periode 1910-1914 (na correctie met het
genoemde indexcijfer) gemiddeld 49. In 1932
bedroeg die opbrengst ruim 91 'per hoofd.
De verzwaarde belastingdruk alleen geeft,
echter geen volledig beeld van den werkelijken
toestand. Weliswaar blijft bij een te hoog op-
gevoerden druk der publieke lasten de noodige
kapitaalvorming achterwege en moet daarom
die druk bij een sterk in aantal toenemende
bevolking binnen betrekkelijk korten tijd tot
een algemeen vermindering van welstand lei
den, maar indien met deze belasting verzwa
ring de publieke diensten zonder verderen te
ruggang nog eenigen tijd in evenwicht ge
houden konden worden, bestond er althans
geen oogenblikkelijk gevaar en zou de aan
passing van het levenspeil aan de verminder
de draagkracht met meer geleidelijkheid kun
nen plaats hebben.
Helaas echter is, ondanks deze tot de uiterst
grens opgedreven lasten, van een evenwicht
nog geen sprake. De belastingen hebben de
grens der maximale opbrengst overschreden,
maar nog telkens komen nieuwe behoeften
voorzieningen vragenOp de rijksbegrooting
1935 was bij de indiening een tekort geraamd
van f 92.992,886.
Hiervan gaat af: dekkingsmiddelen, voor-,
Minister Slotemaker de Bruine.
zooverre zij in 1935 effectief zullen zijn, als:
vermindering pensioenlasten f 3 millioen, ver
laging tekort gemeentefonds 'f 20.5 millioen
verhoogde heffing motorrijtuigen f 7.5 mil
lioen, verlaging annuiteit invaliditeitsfonds
en ouderdomsfonds f 14 millioen, heffing van
tijdelijke opcenten op de rijksinkomstenbelas
ting en de vermogensbelasting f 14.5 millioen
en belasting doode hand f 3 millioen, totale
dekking f 62.5 millioen; blijft eén tekort van
rond f 30 millioen.
Dit tekort moet worden verhoogd: Wegens
in het licht van na het opmaken der raming
nader gebleken feiten, te verwachten lagere
opbrengsten der middelen f 30 millioen; steun
aan de scheepvaart f 8 millioen; meerdere
kosten van werkverschaffing f 2.5 millioen-
hooger tekort spoorwegen f 2.5 millioen, te
zamen f 43 millioen. Totaal tekort over 1933
f 73 millioen.
Het voor 1936 te verwachten
tekort f75 millioen
Een juiste raming van het over 1936 te ver
wachten tekort is in de bestaande omstandig
heid uiterst moeilijk. Telkens weder doen zich
op het terrein van de internationale toestan
den gebeurtenissen voor, die van grooten in
vloed zijn op onze Staatsfinanciën. Ramingen,
die op het tijdstip, waarop zij worden gemaakt
volkomen verantwoord zijn, blijken soms
reeds na enkele maanden door nieuwe, geheel
onverwachte feiten achterhaald te worden.
Het hieronder becijferde tekort voor 1936
moet daarom met alle voorbehoud worden
aanvaard. Bij deze becijfering is er van uit
gegaan, dat de middelen in dat jaar in totaal
niet minder zullen opbrengen dan het hierbo
ven reeds met 30 millioen verminderde ra-
mingcijfer voor 1935. Dit beteekent al, dat ge
rekend wordt met een mindere opbrengst van
verschillende belastingen, omdat de opcen
ten op de inkomstenbelasting en de vermogens
belasting, geheven krachtens de wet van 4
Maart 1935 (Staatsblad no. 70), die over 1935
slechts voor twee derde gedeelte ten bate van
het Rijksbudget komen, over 1935 voor het ge
heel haar invloed zullen doen gevoelen.
Met dit voorbehoud kan voor 1936 het te
kort worden geraamd als volgt: Tekort 1935
f 73 millioen. Renteverlaging voor woning-
bouwvoorschotten f 2.5 millioen. Tekort 1936
rond f 75 millioen.
Herstel van het economisch
evenwicht.
Herstel van het economisch evenwicht zal
ook verkregen kunnen worden zonder eenig
ingrijpen der overheid. Het proces zou dan
deels veel te snel, anderdeels veel te langzaam
plaats grijpen. De te snelle aanpassing zou
zich vooral openbaren op het terrein van den
landbouw en van de koopkracht der arbeiders
klasse. Zij wordt daar geremd door de over
heidsmaatregelen tot steun aan den landbouw
en de door de overheid getroffen voorzienin
gen op het terrein der werkloosheid.
Te langzaam heeft de natuurlijke aanpas
sing plaats op het gebied van de vaste lasten,
die op het bedrijfsleven drukken en op dat van
sommige kosten van levensonderhoud, welker
onvoldoende daling op haar beurt belet, dat
in een aantal bedrijven het loonpeil zich zou
aansluiten aan de gewijzigde omstandigheden.
Dit te hooge loonpeil leidt tot wederom hoo
gere kosten van levensonderhoud voor an
dere groepen. Het verzwaart middellijk en on
middellijk de bestaansvoorwaarden voca' de
bedrijven en vergroot uiteindelijk de werkloos
heid.
Op het nemen van maatregelen tot versnel
ling van het aanpassingsproces is de aandacht
der regeering voortdurend gevestigd.
Voor de overheid ligt voorhands daar de
voornaamste taak: het treffen van maatrege
len op het terrein harer eigen huishouding.
Tot die maatregelen behoort allereerst een
ingrijpende wijziging van het rijksbudget,
welke de regeering gelijk hierboven reeds werd
uiteengezet, op een verbetering met ongeveer
f 77 millioen meent te kunnen stellen.
Verlaging der pensioenen.
Zooals boven reeds is gemeld, wil de regee
ring de salarissen van het rijkspersoneel met
vijf procent verlagen. Voor de voorbereiding
der salarisverlaging is een commissie be
noemd.
Ook de pensioenen zullen echter verminderd
worden.
Nu de Rijkssalarissen bij herhaling ver
laagd moesten worden, acht de regeering het
niet onbillijk, dat de pensioenen van hen, die
het voordeel hebben genoten naar een vroe-
geren op het hooge salarispeil berustenden
grondslag te zijn gepensionneerd, worden om
gerekend naar den tegenwoordigen lageren
grondslag. De hieruit voortvloeiende pensioens
verlaging zal in geen geval meer dan 10 pet.
bedragen Voor de verdere uitwerking van dit
beginsel is eveneens een speciale commissie
aangewezen.
Wachtgelders, van wie vast staat, dat zij
nimmer voor herplaatsing in aanmerking
zullen komen, zullen onder nader geformuleer
de voorwaarden naar het Pensioenfonds wor
den overgebracht.
Om het Pensioenfonds tegelijkertijd te ont
lasten wordt een verdere unificatie van pen
sioenaanspraken voorbereid.