Regeering wil f 77 millioen bezuinigen. Tevens een belastingverlaging voorgesteld. MAANDAG 29 APRIL 1935 Uitgaven van Sociale Zaken, Waterstaat en Onderwijs het sterkst verminderd. Het reeds lang aangekondigde algemeene bezuinigingsontwerp is thans verschenen. De regeering geeft hierin een reeks middelen aan, waardoor de uitgaven voor de Staatshuishouding met 77 millioen worden verminderd. Bij de Rijksbegrooting-1935, is een dekkingsplan opgemaakt, waardoor in 1936 een bedrag van 20 millioen wordt verkregen, zoodat in totaal een bedrag van 97 mil lioen beschikbaar komt. Voor 1936 zal hiervan 63 millioen effectief kunnen worden gemaakt, de overige 34 millioen is perspectief bezuiniging. Hoewel ramingen thans zeer slecht te maken zijn, schat de regee ring, dat de begrooting voor het dienstjaar 1936 een tekort van 75 millioen zal opleveren. In het bezuinigingsontwerp is, naast de maatregelen tot inkrimping der Staatsuitgaven, een plan opgesteld om een bedrag van 20 millioen te gebruiken voor1. vermindering van opcenten op de Grondbelasting; 2. vermindering van de Omzetbelasting voor gas en electrische energie; 3. verlaging van den accijns op gedistilleerd en bier. De bedragen, welke op de verschillende de partementen bezuinigd zullen worden, zijn de volgende Algemeen 5 pet. salarisverlaging f 10.000.000 Verlaging pensioenen en wachtgelden 5.000.000 Sociale Zaken 17.000.000 Waterstaat 14.150.000 Onderwijs 14.000.000 Financiën 9.650.000 Defensie 5.550.000 Binnenlandsche Zaken 600.000 Justitie 530.000 Economische Zaken 500.000 Buitenlandsche Zaken 220.000 Koloniën 10.000 Samensmelting Invaliditeits- en Ouderdomsfonds. Wat de bezuinigingen op de verschillende hoofdstukken der Rijksbegrooting betreft, vermelden wij: De regeering acht vérstrekkende maatre gelen ten opzichte van Sociale Zaken nood zakelijk. Naast een verlichting van lasten door het, in-geval van ziekte en bij een ongeval de eerste zes weken, uit te keeren percentage te verlagen tot 70, bezuiniging op ontsmettin gen in gevolge de Ziektewet, wil de regeering komen tot een samensmelting van het Invali- diteits- en Ouderdomsfonds. Verder zal t. z. t. worden voorgesteld de in gevolge de Invaliditeitswet toe te kennen be dragen voor het vervolg te herzien. De Waren wet zal buiten werking worden gesteld en sterke bezuining op de salarieering bij den Gezondheidsraad worden toegepast. Verlichting van de lasten kan op voor de betrokken groepen van verzekerden minst ge voelige wijze worden verkregen door het per centage van het loon, dat als geldelijke uit- keering wordt genoten in geval van ziekte en in geval van ongeval over de eerste zes we ken, thans bedragende 80, te verlagen tot 70. In totaal zou de hierdoor verkregen lasten vermindering bedragen. a. ziektewet f 1.875.000 b. ongevallenweg 1921 f 500.000 c. land- en tuinbouwongevallen- wet 1922 50.000 f 2.475.000 De noodzakelijkheid is geboden van een andere wijze van overbrenging van de lasten, die de Staat ten aanzien van de Invaliditeits- en Ouderdomsverzekering op zich heeft ge nomen, waarbij eenerzij ds de uit de verzeke ringsfondsen verschuldigde uitkeeringen niet in gevaar worden gebracht, doch anderzijds de Staat voorloopig voor een aanzienlijk deel vrij is gesteld van de zware lasten der gelden de wettelijke regelingen Deze andere wijze van opbrengen van las ten, die de regeering bij wijze van proef zou willen volgen, houdt het tot dusver gevormde kapitaal intact en do^t het ook in deze tijden nog een weinig aangroeien, terwijl, mochten de tijden middelerwijl verbeteren, meer ka pitaal zal kunnen worden gevormd. Voorgesteld wordt, het Invaliditeits- fonds en het Ouderdomsfonds A te vereenigen tot een nieuw gemeen schappelijk fonds, aangeduid als „In- validiteits- en Ouderdomsfonds"'. Verder wordt het plan geopperd de Waren wet geheel buiten werking te stellen. Het aan geboden ontwerp zal, wet geworden, aan de kroon de bevoegdheid geven om hetzij de ge- heele wet, hetzij een gedeelte van de wet bui ten werking te stellen. Voorts wenscht de regeering den afzonder lijken tak van de Inspectie voor de volksge zondheid, die belast is met het toezicht op de Warenwet, de Opiumwet en de Wet op de art- senijbereidkunde op te heffen. De gewijzigde financiering der Invaliditeits- en Ouderdomsverzekering moet f 16.000.000 opbrengen en de intrekking der warenwet f 723.000. Bezuinigingen bij het Onderwijs. Bij de afdeeling Hooger Onderwijs worden geen voorstellen gedaan tot opheffing van een der universiteiten of van een of meer fa culteiten. Wel is de regeering er op bedacht het aantal leerstoelen, waar mogelijk, te be perken. De regeering acht het wel wenschelijk, ana loog aan de tandartsopleiding te Utrecht, de opleiding tot apotheker op één plaats (Leiden) te concentreeren. Verder zal nog bezuiniging worden bereikt door het treffen van maatregelen tot samen werking tusschen de Rijksuniversiteiten, de gemeentelijke universiteit te Amsterdam, de Landbouw- en de Technische Hoogeschool en de Ned. Handelshoogeschool. Dr. H. Colijn. De regeering meent, dat het uniforme eind examen der H. B. S. leidt tot noodelooze ver hooging der kosten van het onderwijs. Een voorgedragen nieuwe regeling beoogt: a. de gelegenheid te scheppen het eindexamen af te leggen uitsluitend voor de vakken, waarin de leerlingen het onderwijs ten einde toe heb ben gevolgd, en b. voor de afgifte van eind diploma's aan andere leerlingen een regeling bij Alg. Maatregel van Bestuur mogelijk te maken. Voorts wordt voorgesteld het recht tot af leggen van academische examens alleen te verbinden aan het bezit van een einddiploma met bepaalde cijfers voor de in verband met de gekozen studierichting belangrijkste vak ken. Een der meest sprekende voorbeelden van hetgeen hiermede wordt beoogd, is het stellen van den eisch van het bezit van een einddi ploma met bepaalde cijfers voor de wiskun dige vakken voor hen, die aan de Technische Hoogeschool te Delft examens wenschen af te leggen. Een voorstel tot vermindering van het aantal klassen bij H.B.S. en gymnasia beoogt de omzetting van de verschillende hoogere burgerscholen in scholen met drie-jarigen cursus mogelijk te maken en tevens, voor wat het bijzondere onderwijs aangaat (het Rijk heeft geen gymnasia of lycea) in be paalde gevallen ook mogelijk te maken dat scholen voor voorbereidend hooger onderwijs die niet ver van andere dergelijke scholen zijn gelegen, slechts vier klassen zullen om vatten. Ook een verkorting van den cursus duur van vele dagnijverheidsscholen voor jongens wordt voorgesteld, gepaard met een verhooging van den toelatingsleeftijd (tot 13 jaar). Eenige ingrijpende voorstellen worden er verder gedaan ten aanzien van het lager onderwijs en de leerkrachten daarbij. Het wordt gewenscht geacht den duur van den cursus voor U.L.O. tot ten hoogste vier jaren te beperken. Een voorstel strekt daartoe. In het belang van het U.L.O. zelf wordt het voorts noodig geoordeeld, dat niet-geschikte kinderen niet tot de U.L.O.-scholen worden toegelaten, met name de kinderen, die in een zevende of achtste leerjaar van een gewone lagere school de afronding van het lager onderwijs kunnen ontvangen en voor wie het U.L.O. als te zwaar moet worden afgewezen. Wanneer, zegt de Regeering verder ten aanzien van het L.O. van een drastische 1 salarisvermindering wordt afgezien, zou wij ziging der leerlingenschaal niet zijn te ont gaan. Echter van verdere verhooging van de leer lingenschaal zou het resultaat zijn, dat op groote schaal onderwijzers werden vervan. gen door kweekelingen met akte, zonder dat voor de rechtspositie dezer laatsten ook maar iets werd gedaan. Veel meer aangewezen schijnt het. het instituut van kweekelingen met akte een wettelijke basis te geven; hem een bepaalde belooning te verzekeren; maar dan ook ge lijktijdig te regelen, in welken omvang hij geleidelijk voor den gewonen onderwijzer in de plaats moet treden. Wordt deze weg ingeslagen, zegt de Re- geering, dan is ook een nieuwe verhooging van de cijfers der leerlingenschaal niet nood- 1 zakelijk, maar kan met behoud der geldende getallen, althans in hoofdzaak, het ver- eischte resultaat worden bereikt. Voorts zal voortaan bij het gewoon lager onderwijs de aanstelling van z.g.n. boven tallige leerkrachten niet meer mogelijk zijn, maar zal versterking voortaan alleen door aanstelling van een kweekeling mogelijk worden. Op het oogenblik is het totaal salaris der nog in dienst zijnde boventallige leerkrach ten ongeveer 5 1/2 millioen. Dit zal geleidelijk in den vorm van wachtgeld van de gemeen ten naar het Rijk worden overgeheveld. Daar het niet meer mogelijk was tijdig een bevredigende regeling tot stand te bren gen nopens de vermindering van het getal kweekscholen, is een bepaling ontworpen, dat de geheele opleiding van onderwijzers tijde lijk wordt geremd en alle kweekscholen een snel afloopend subsidiebedrag zullen ontvan gen. Om de doorstrooming van het onderwijzend personeel te bevorderen, komt het der re geering verkieslijk voor de oudere leerkrach ten te pensionneeren en wel hen, die den leeftijd van 60 jaar hebben bereikt. Onmiddellijk komen 1626 personen voor voorloopige pensionneering in aanmerking Reeds 1322 plaatsen kunnen door wachtgel ders worden ingenomen. Het verschil tusschen jaarwedden en wachtgelden eenerzijds en de voorloopige pensioenen anderzijds vormt een rechtstreeksche bate. Er blijven dan nog rond 1100 wachtgelders over, onder wie er een ;eker aantal is, dat niet of uiterst moeilijk voor een herplaatsing in aanmerking komt. Er wordt vorogesteld, als regel aan de ge meenten en schoolbesturen geen rijksver- raeding wegens onderwijzersjaarwedden meer te verleenen voor onderwijzers van zestig jaar en ouder, en de wachtgeldregeling aldus te wijzigen, dat geen wachtgeld zal worden toegekend aan hen, voor wie aanspaak op voorloopig pensioen bestaat. De voorgestelde regeling heeft alleen op de hoofden en klasse-onderwijzers aan openbare gesubsidieerde en bijzondere scholen voor ge woon en uitgebreid lager onderwijs betrek king. De regeering wenscht de schoolgeldheffing ook eenigszins anders te regelen en wel met inachtneming van de geldelijke draagkracht der schoolgeldplichtigen. Tevens beoogt de regeering nog een wette- lijken grondslag te geven voor de maatregelen tot vermindering van het getal scholen voor bijzonder lager onderwijs, waar dit, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan constitutioneele beginselen, mogelijk is. De regeering heeft betrouwbare aanwijzingen, dat, zoodra de voorgestelde voorzieningen zullen zijn tot stand gekomen, waardoor het risico van ver lies der waarborgsom, in geval van school- opheffing om reden van doelmatigheid, van de schoolbesturen zal zijn afgenomen, in een aantal gevallen tot vrijwillige opheffing van bijzondere scholen zal worden overgegaan. De voornaamste bezuinigingen, welke hier door zullen worden verkregen, zijn: vervan ging onderwijzers door kweekelingen f 8 a f 9.000.000; verhooging leerlingenschaal U.L.O. f 1.500.000; beperking aantal bijz. l.o. scholen f 1.000.000; inkrimping aantal kweekscholen f 1.500.000. Waterstaat. De besparing van rond f 14.000.000 op Wa terstaat is als volgt samengesteld. Terugbetaling aan Zuiderzeefonds f 300.000. Bijdrage calamiteuze polders f 100.000. Winter en Stormschade f 100.000. Uitkeering aan Zui derzeefonds f 200.000. Idem van Zuiderzee- steunwet f 200.000. Bijdrage aan Zuiderzee fonds ad f 646.500. Verkeersfondsbegrooting. Kanaalhavens Sluiskil f 60.000. Subsidie vaarweg Amsterdam- Rotterdam f 400.000. Subsidie aan Groningen, vaarweg GroningenIJselmeer f 600.000. Sub sidie aan Friesland f 50.000. Bijdragen kanaal EindhovenWilhelminakanaal f 152.000. Bij drage HilversumVecht f 115.000. Bijdrage Westfriesche kanalen f 450.000. Spoorwegen. Opschorting afschrijvingen f 4.000.000. Verlaging rente belegging gelden pensioenfonds in bedrijf f 700.000. Conversie f 600.000. Vermindering personeelbezetting f 700.000. Loonsverlaging 1 Januari 1935 f 3.200.000. Opheffing verliesgevende lijnen f 800.000. Tramwegen f 500.000 te zamen f 13.327.000 in totaal dus f 13.996.500 of rond f 14.000.000, te vermeerderen met verdere besparingen, te zamen bedragende f 150.000. Een deel van de bovengenoemde bezuini gingen zal bereikt worden door de desbetref fende post hetzij naar den kapitaaldienst ovèr te brengen, hetzij de financiering voortaan uit het werkfonds te doen geschie den. Financiën. De voornaamste bezuinigingen op Finan ciën zullen verkregen worden door een tijde lijke wijziging van de Muntwet, (stopzetting van de rentebijschrijving gedurende de jaren 1936 tot en met 1940 van het Nederlandsch Muntfonds) f 3.250.000 en door een tijdelijke overbrenging van de uitkeeringen wegens af schrijving door de bedrijven naar den gewo nen dienst f 6.000.000. Buitenlandsche Zaken. Voor Binnenlandsche zaken worden de voornaamste posten gevonden in een vermin dering van de ondersteuning van behoeftige Nederlanders in het buitenland in verband met de daling van het aantal steungevallen en de verlaging der tarieven door aanpassing 1 aan de Duitse he steunnormen (f 200.000) en in opheffing van de Armenraden (f 79,272). Justitie. Voor Justitie wordt een bezuiniging van f 100.000 op crimineele psychopathenzorg be rekend; van f 200.000 door overbrenging van het grootste gedeelte van de werkzaamheid der deurwaarders in strafzaken naar de pos terijen; van f 80.000 door de beperking van verzet en hooger beroep in strafzaken. Tevens denkt de regeering f 60.000 te kunnen bezuini gen op het Rijkstucht- en opvoedingswezen en f 50.000 door beperking van de processen-ver baal en vereenvoudigde aanteekening van- vonnissen in kantongerechtstrafzaken. Voorgesteld wordt de mogelijkheid van verzet af te schaffen; le tegen vonnissen in eersten aanleg, waartegen verweer van den verdachte in hoo ger beroep mogelijk is. 2e. tegen vonnissen of arresten, reeds in beroep gewezen. Beperking van hooger beroep in strafzaken hoopt men te kunnen bereiken door een twee tal wijzigingen. Defensie. De posten, waardoor men bij Defensie de be zuiniging zal bereiken zijai de volgende: Afschaffing soldijverhooging van dienst plichtigen na 6 mnd. dienst 40.000; afschaf fing reëngagementspremiën 35.000, afschaf fing gratis verstrekken van kleeding bij in diensttreding van vrijwilligers 70.000; diverse besparingen 400.0000; onvoorziene uitgaven 20.000: subsidies Philantrop. vereenigingen voor reeïasseering van ontslagen sanatorium patiënten (gewezen militairen) 1000; idem hoofdbestuur der Ver. Volksweerbaarheid 1000; doorvoering capitulantenstelsel uitein delijk pl.m. 5000.000. zooals men weet, is de commissie-Idenburg van oordeel geweest, dat invoering van een capitulantenstelsel mogelijk is. De regeering acht het echter niet mogelijk, de door de commissie-Idenburg genoemde aantallen capi- tulanten te bereiken, omdat de burgerlijke overheids- en semi-overheidsdienst niet een voor die getallen voldoend aantal betrek kingen ter beschikking heeft. Andere departementen. Van de bezuinigingen op andere departemen ten noemen we van Buitenlandsche Zaken 88.000 door vermindering van de dlenst- uitgaven der gezantschappen en consulaten 39.618. door vermindering van de kosten van voorlichting en 31.800 door de verminde ring van de geheime uitgaven. De bezuinigingen op Economische Zaken betreffen een aantal kleinere posten en die op koloniën een verlaging van onvoorziene uitgaven met 10.000. Hoe de regeering den toestand ziet. Tekort voor 1936 op f75 millioen geraamd. Aan de zeer uitgebreide memorie van toe lichting, welke het door de regeering inge diende bezuinigingswetsontwerp vergezelt, is het volgende ontleend: De regeering wenscht op de minst pijnlijke wijze de Overheidshuishouding sneller dan thans geschiedt, te doen aanpassen aan de ge wijzigde bestaansvoorwaarden, waaronder het Nederlandsche volk naar het zich laat aan zien voor langen tijd zal moeten leven. Zij acht dit onafwijsbaar noodzakelijk om dat de reserves der volkshuishouding in steeds sneller tempo worden opgeteerd zonder dat uitzicht bestaat, dat deze optering de over brugging van een tijdelijke inzinking zal kunnen mogelijk maken, omdat reeds lang vaststaat, dat van een tijdelijke inzinking geen sprake is en het economisch leven met ineen storting zou worden bedreigd, indien aan deze reserve een einde mocht komen, voordat een nieuw evenwicht zal zijn bereikt. Het geheele offer van deze optering van in lange jaren ge kweekte reserves van ons volksvermogen, zou ten slotte voor niets gebracht zijn en aan het einde van dit proces zou de dan ontstane economische situatie niet meer te beheerschen zijn. De aanpassing zou zich dan op onbe- heerschte wijze, vermoedelijk met hevige schokken, toch voltrekken en de levensstan daard zou veel dieper wegzinken dan bij een nog tijdig ingrijpen het geval behoeft te zijn. De gèheele Nederlandsche volkshuishouding raakt door de beklagenswaardige ontwikke ling van de internationale economie in een steeds beklemmender isolement. Daar Neder land door zijn geografische positie was voor beschikt, een knooppunt te zijn voor handel en goederenverkeer tusschen de groote om liggende landen en de overzeesche gebieden en zich gedurende de laatste eeuw steeds meer in die richting heeft gespecialiseerd, treft bovengenoemd isolement dit land meer dan eenig ander. De regeering gaat dan nader in op den toe stand van den landbouw en van onze overzee sche gewesten en noemt onze economische po sitie een benauwend probleem, „te benauwen der, omdat de bestrijding van die internatio nale oorzaken door een klein land slechts in geringe mate succes kan opleveren. Slechts een opmerkelijk gebrek aan inzicht of wel een ver achtelijke demagogie kunnen er toe drijven eenigen Nederlandschen regeerder te verwijten dat de toestand niet snel genoeg verbetert, d.w.z. dat hij nog niet in staat is gebleken het huidige aangezicht der wereld te veranderen. Ware dit juist dan zou men zich er in kunnen verheugen, dat door een eenvoudige verwisse ling van regeerders de welvaart kon worden hersteld". De autarkische tendenties, de ineenschrom pelende koopkracht in tal van landen en ver schillende andere factoren, in de Memorie van Toelichting genoemd, hebben de welvaart diep geschokt. Enkele cijfers ter illustratie van den toestand zijn voldoende. Het gemiddeld inkomen per aangeslagene in de Rijksinkomstenbelasting over 1915/16 (in komen 1914) bedroeg (na correctie met het indexcijfer 1,4) 3203. Over het jaar 1933/34 (inkomen 1932) bedroeg het 2125. De op brengst der rijks-, provinciale- en gemeente belastingen bedroeg per hoofd der bevolking' in de periode 1910-1914 (na correctie met het genoemde indexcijfer) gemiddeld 49. In 1932 bedroeg die opbrengst ruim 91 'per hoofd. De verzwaarde belastingdruk alleen geeft, echter geen volledig beeld van den werkelijken toestand. Weliswaar blijft bij een te hoog op- gevoerden druk der publieke lasten de noodige kapitaalvorming achterwege en moet daarom die druk bij een sterk in aantal toenemende bevolking binnen betrekkelijk korten tijd tot een algemeen vermindering van welstand lei den, maar indien met deze belasting verzwa ring de publieke diensten zonder verderen te ruggang nog eenigen tijd in evenwicht ge houden konden worden, bestond er althans geen oogenblikkelijk gevaar en zou de aan passing van het levenspeil aan de verminder de draagkracht met meer geleidelijkheid kun nen plaats hebben. Helaas echter is, ondanks deze tot de uiterst grens opgedreven lasten, van een evenwicht nog geen sprake. De belastingen hebben de grens der maximale opbrengst overschreden, maar nog telkens komen nieuwe behoeften voorzieningen vragenOp de rijksbegrooting 1935 was bij de indiening een tekort geraamd van f 92.992,886. Hiervan gaat af: dekkingsmiddelen, voor-, Minister Slotemaker de Bruine. zooverre zij in 1935 effectief zullen zijn, als: vermindering pensioenlasten f 3 millioen, ver laging tekort gemeentefonds 'f 20.5 millioen verhoogde heffing motorrijtuigen f 7.5 mil lioen, verlaging annuiteit invaliditeitsfonds en ouderdomsfonds f 14 millioen, heffing van tijdelijke opcenten op de rijksinkomstenbelas ting en de vermogensbelasting f 14.5 millioen en belasting doode hand f 3 millioen, totale dekking f 62.5 millioen; blijft eén tekort van rond f 30 millioen. Dit tekort moet worden verhoogd: Wegens in het licht van na het opmaken der raming nader gebleken feiten, te verwachten lagere opbrengsten der middelen f 30 millioen; steun aan de scheepvaart f 8 millioen; meerdere kosten van werkverschaffing f 2.5 millioen- hooger tekort spoorwegen f 2.5 millioen, te zamen f 43 millioen. Totaal tekort over 1933 f 73 millioen. Het voor 1936 te verwachten tekort f75 millioen Een juiste raming van het over 1936 te ver wachten tekort is in de bestaande omstandig heid uiterst moeilijk. Telkens weder doen zich op het terrein van de internationale toestan den gebeurtenissen voor, die van grooten in vloed zijn op onze Staatsfinanciën. Ramingen, die op het tijdstip, waarop zij worden gemaakt volkomen verantwoord zijn, blijken soms reeds na enkele maanden door nieuwe, geheel onverwachte feiten achterhaald te worden. Het hieronder becijferde tekort voor 1936 moet daarom met alle voorbehoud worden aanvaard. Bij deze becijfering is er van uit gegaan, dat de middelen in dat jaar in totaal niet minder zullen opbrengen dan het hierbo ven reeds met 30 millioen verminderde ra- mingcijfer voor 1935. Dit beteekent al, dat ge rekend wordt met een mindere opbrengst van verschillende belastingen, omdat de opcen ten op de inkomstenbelasting en de vermogens belasting, geheven krachtens de wet van 4 Maart 1935 (Staatsblad no. 70), die over 1935 slechts voor twee derde gedeelte ten bate van het Rijksbudget komen, over 1935 voor het ge heel haar invloed zullen doen gevoelen. Met dit voorbehoud kan voor 1936 het te kort worden geraamd als volgt: Tekort 1935 f 73 millioen. Renteverlaging voor woning- bouwvoorschotten f 2.5 millioen. Tekort 1936 rond f 75 millioen. Herstel van het economisch evenwicht. Herstel van het economisch evenwicht zal ook verkregen kunnen worden zonder eenig ingrijpen der overheid. Het proces zou dan deels veel te snel, anderdeels veel te langzaam plaats grijpen. De te snelle aanpassing zou zich vooral openbaren op het terrein van den landbouw en van de koopkracht der arbeiders klasse. Zij wordt daar geremd door de over heidsmaatregelen tot steun aan den landbouw en de door de overheid getroffen voorzienin gen op het terrein der werkloosheid. Te langzaam heeft de natuurlijke aanpas sing plaats op het gebied van de vaste lasten, die op het bedrijfsleven drukken en op dat van sommige kosten van levensonderhoud, welker onvoldoende daling op haar beurt belet, dat in een aantal bedrijven het loonpeil zich zou aansluiten aan de gewijzigde omstandigheden. Dit te hooge loonpeil leidt tot wederom hoo gere kosten van levensonderhoud voor an dere groepen. Het verzwaart middellijk en on middellijk de bestaansvoorwaarden voca' de bedrijven en vergroot uiteindelijk de werkloos heid. Op het nemen van maatregelen tot versnel ling van het aanpassingsproces is de aandacht der regeering voortdurend gevestigd. Voor de overheid ligt voorhands daar de voornaamste taak: het treffen van maatrege len op het terrein harer eigen huishouding. Tot die maatregelen behoort allereerst een ingrijpende wijziging van het rijksbudget, welke de regeering gelijk hierboven reeds werd uiteengezet, op een verbetering met ongeveer f 77 millioen meent te kunnen stellen. Verlaging der pensioenen. Zooals boven reeds is gemeld, wil de regee ring de salarissen van het rijkspersoneel met vijf procent verlagen. Voor de voorbereiding der salarisverlaging is een commissie be noemd. Ook de pensioenen zullen echter verminderd worden. Nu de Rijkssalarissen bij herhaling ver laagd moesten worden, acht de regeering het niet onbillijk, dat de pensioenen van hen, die het voordeel hebben genoten naar een vroe- geren op het hooge salarispeil berustenden grondslag te zijn gepensionneerd, worden om gerekend naar den tegenwoordigen lageren grondslag. De hieruit voortvloeiende pensioens verlaging zal in geen geval meer dan 10 pet. bedragen Voor de verdere uitwerking van dit beginsel is eveneens een speciale commissie aangewezen. Wachtgelders, van wie vast staat, dat zij nimmer voor herplaatsing in aanmerking zullen komen, zullen onder nader geformuleer de voorwaarden naar het Pensioenfonds wor den overgebracht. Om het Pensioenfonds tegelijkertijd te ont lasten wordt een verdere unificatie van pen sioenaanspraken voorbereid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 6