STARTMITHODEN BIJ
ZWEEFVLIEGEN
Een Elf landen tocht
DE STIJCWIND.
BURGERLIJKE STAND
voor een goed begrip van de mogelijkheden,
die de stijgwind in het algemeen aan den
2weefvlieger geeft, eerst het volgende:
De Duitscher onderscheidt de begrippen:
gleiten en segel-fliegen. En dit is inderdaad
juist. Een zweeftoestel kan niet omhoog
vliegen, is steeds bezig met landen. Onder
zweefvliegen verstaat men dan ook het glij-
vliegen in een stijgwind. Ten opzichte van
dien stijgwind daalt men dus steeds, maar
t.o.v. de aarde komt men omhoog of blijft
men zweven. Alle verrichtingen met zweef
toestellen kan men dus feitelijk als glijvliegen
beschouwen. De naam zegt het al; naar bene
den vliegen. Alleen de omstandigheden kun
nen glijvliegen tot zweefvliegen maken. Die
speciale omstandigheden, samengevat in het
begrip stijgwind gaan we nu bespreken.
Bij een oppervlakkige beschouwing wil het
den leek voorkomen, dat op aarde alleen hori
zontale luchtstroomingen heerschen. Velen
meenen ook, dat deze winden de bronnen zijn.
waardoor de zweefvliegers kunnen zweven. Dit
is in vele gevallen onjuist. Dikwijls zijn het de
verticale luchtstroomingen die door de zweef
vliegers benut worden, om hoogte te winnen.
We zullen de vier verschillende soorten van
stijgwind nader bespreken.
I. Hellingsstijgwind.
Wanneer men 's winters langs het strand
wandelt en de wind waait uit Westelijke rich
tingen, dan zal men dikwijls de zeemeeuwen
kunnen zien zweven parallel met de duinen
reeks, boven aan de toppen der duinen. Deze
beesten zweven dan in de „hellingsstijgwind".
De wind komt namelijk vrij over zee aange
waaid en stuit tegen een obstakel van flinke
hoogte en dat zich over een groote breedte
uitstrekt. De lucht zal zich dus aan den voet
van het duin ophoopen', daarna wordt een
stapel van luchtlagen gevormd, totdat de weg
weer vrij is, en de wind weer het wijde land
kan inblazen. Men zal dus boven aan het duin
een rug van verdichte lucht aantreffen, waar
in zich een zekere stijgingssnelheid zal bevin
den. Een vlieger die nu door rubberkabelstart
parallel met en in dien stijgwind wordt ge
bracht, zal dus in staat zijn, een vlucht te
maken van eenige beteekenis.
We herinneren hier aan de vlucht van onzen
landgenoot Van Tijen, die zich gedurende cir
ca 40 minuten in een hellingsstijgwind langs
het duin stijgende wist te houden. De groote
moeilijkheid van het vliegen in een hellings
stijgwind ligt in het bochtenwerk. Immers de
windrug boven aan het duin is maar erg smal.
Juist breed genoeg om een strakke bocht in
te draaien. Dergelijke bochten moeten steeds
tegen wind in worden genomen, omdat men
anders kans loopt, uit den windrug te slippen
en in het werveigebied te geraken, dat zich
aan de lijzijde van het duin bevindt. In
Duitschland wordt het hellingszweven be
oefend in de Wasserkuppen in het Rhöri-
gebergte. Verder is daar bekend het strand van
Rositten bij het Kurische Haf. Doordat in
Duitschland de Wasserkuppe zelf reeds op een
hoog niveau ligt, is het daar dikwijls mogelijk,
van een hellingsstijgwind in een thermischen
luchtstroom over. te stappen.
Helaas is dit „overstappen" van een hel
lingsstijgwind in een thermischen luchtstroom
in ons land zoo goed als niet mogelijk. Alleen
wanneer de basis van zoo'n thermischen lucht
stroom erg laag ligt, zal hiertoe de mogelijk
heid bestaan. De vraag zal zich bij den lezer
opdoen: „Wat verstaat men onder een ther
mischen luchtstroom?" We zijn hiermede aan
de tweede soort van stijgwind gekomen, n.l.
y de thermische stijgwind
Vóórdat de zweefvliegerij bestond, wist men
van het bestaan van thermischen stijgwind
niets af. Zooals men reeds in ons eerste artikel
heeft kunnen lezen, werd in Duitschland het
zweefvliegen zéér serieus opgevat. Oudere
menschen namen de leiding in handen en
spoedig groeide een organisatie, „Die Rhön-
Rositten Gesellschaft" geheeten, die alle be
langen van de zweef vliegsport behartigde.
Deze instelling ontdekte weldra, dat het
zweefvliegen zeer nauw samen hing met de
meteorologie. Onmiddellijk werd dan ook een
grondig onderzoek ingesteld naar de, reeds in
het land bestaande, meteorologische weten
schappen. Men nam deze gegevens over en
wiep zich met een geweldig enthousiasme op
de ontdekkingen van nieuwe eigenschappen
van den dampkring. Zoo ontstond de weten
schappelijke afdeeling van de Rhön-Rositten
Gesellschaft, die steeds de beschikking kreeg
over de jongste ervaringen van de jeugdige
Duitsche zweefvliegers.
De grootste sensatie ontstond toen de vlie
ger Robert Kroufeld op zekeren dag zijn toe
stel wegstuurde van de westelijke helling van
deWasserkuppe en in groote kringen rondcirke
lend vér boven de 500 M. kwam. Men begreep
toen niet, hoe het mogelijk was, buiten den
hellingsstijgwind zwevende te blijven, ja zelfs
snel te stijgen. Onmiddellijk hield de weten
schappelijke afdeeling zich met dit geval
bezig, en men ontwikkelde de volgende theo
rie, die thans de basis is geworden van de
overlandvluchten der bekende Duitsche zwe
vers.
Overdag wordt de aarde door de zon ver
warmd. Doordat de bodem ongelijk begroeid
is (op de eene plaats bevinden zich immers
boomen,elders weer grasland), zal de eene
plaats van den aardbodem méér warmte op
nemen dan de andere plaats. Men kan dit
verschil in warmte-opneming ook duidelijk
bespeuren, wanneer men een steen en een
stuk zink eenigen tijd naast elkaar in de zon
legt.
Men zal dan bespeuren, dat het stuk zink
in denzelfden tijd veel warmer is geworden,
dan de steen. Wanneer we ons nu een be-
bosehte vlakte voorstellen, waarin een koren
veld is gelegen. Men heeft ervaren, dat een
korenveld véél meer warmte opneemt, dan de
omringende bosschages. Derhalve zal ook de
boven het korenveld gelegen, lucht warmer
worden. Die verwarming zal steeds voortgaan
en intensiever worden.
Wat zal er nu bij windstil weer gebeuren?
Die warme lucht zet uit en krijgt een steeds
grooter wordend volume. Het soortelijk gewicht
van de lucht boven het korenveld wordt dus
lilemer dan die van de omringende lucht
massa. We weten allen dat een gas met kleiner
s.g. omhoog wil stijgen. Immers aan dit prin
cipe dankt de luchtballon zijn omhoogstijgen.
Zoo zal ook de luchtmassa boven het koren
veld omhoog willen. En bij de minste of ge
ringste aanleiding. Bij een klein windvlaagje
maakt die lichtere luchtmassa zich los van
den grond, en stijgt als een ballon zonder om
hulsel omhoog. Zoo'n omhoogstij gen de lucht
massa duidt de Duitscher zéér karakteristiek
aan met den naam: „Termik blase".
Zoo'n thermiekblaas dan, zal zoo lang stij
gen, tot zij in hooger gelegen luchtlagen komt.
Immers hoe hooger men komt des te ijler
wordt de lucht. Die termiekblaas zal dus ten
slotte in een milieu komen, waar zij weer thuis
hoort, en zal dan tot stilstand komen wat de
verticale bewegingen betreft. Waar die ter
miekblaas verdween, blijft natuurlijk geen
luchtledig. De omringende lucht zal dit gat
weer opvullen en hetzelfde spel herhaalt zich.
Die lucht moet dus ergens anders vandaan
komen en het is ons tenslotte duidelijk, dat
waar stijgende luchtstroomen aanwezig zijn,
ook aan den anderen kant dalende lucht
stroomen moeten zijn, en dit is ook inderdaad
zoo.
In het algemeen geldt deze regel: Bodem
oppervlakten, die veei warmte absorbeeren,
geven overdag thermischen stijgwind en op
pervlakten, die weinig warmte absorbeeren,
geven daalstroomen.
Des nachts wijzigt zich de toestand totaal.
De verhoudingen zijn dan precies andersom.
Dit heeft in den beginne bij de zweefvliegers
wel eenige typische gewaarwordingen be
zorgd. Maar aangezien het aantal uitgevoerde
nachtvluchten nog niet van beteekenis is,
speelt de toestand des nachts nog geen groote
rol in de zweefvliegerij.
Wat de daalstroomen betreft die men over
dag aantreft, hiervoor geldt in het algemeen
de regel: tracht er zoo snel mogelijk doorheen
te komen, men zal dan zoo weinig mogelijk
hoogteverlies moeten boeken. Probeer nooit
het toestel in een grooten invalshoek te krij
gen. Al verliest men daardoor ook oogenblik-
kelijk minder snelheid, men verliest tijd en
tijdverlies is in dit geval altijd hoogteverlies.
Het is de bekende Duitsche zwever Wolf
Hirth geweest, die den thermischen stijgwind
heeft bestudeerd en daarvan vele gegevens
heeft vast gelegd. Hij ontdekte b.v.. dat een
thermiek-blaas altijd eenigszins kegelvormig
was, met aan den onderkant de kleinste en
boven de grootste doorsnede. Daar een zweef
toestel altijd aan een minimum grootte v.
bocht gehouden is, zal men inzien, dat men
onder in een thermischen luchtstroom nog niet
omhoog kan cirkelen.
Immers men kan niet zulke kleine bochten
nemen, dat men in den stijgstroom zal blijven.
Het komt er practisch op neer, dat een ther
mische luchtstroom op c.i. 300 M. een voldoen
de grootte van doorsnede heeft om er al cirke
lend in hooger te komen.
Over het thermiek-zweven heeft Wolf Hirth
een rapport opgesteld, waaruit we de volgen
de gegevens ontleenen: Steeds rechtuitvlie-
gende, controleert men nauwkeurig zijn stijg-
sneiheidsmeter. Deze geeft de normale daal
snelheid aan. Plotseling zien we den wijzer op-
loopen. Wij zijn dan reeds een eindje in het
stijgwindgebied binnengedrongen, omdat de
snelheidsmeter als regel met eenige vertra
ging aanwijst, die we vooraf dienen vast te
stellen. We wachten dan nog circa vijf secon
den en zetten dan steeds onzen stijgsnel-
heidsmeter controleerende, een scherpe bocht
in. Na die vijf seconden zijn we dan al circa
100 M. in het stijgwindgebied binnengedron
gen. Onze bochten steeds nauwer draaiende of
wijder makende, kunnen we dan de plaats in
den thermischen luchtstroom opsporen, waar
de stijgsnelheid het grootste is. In geval er een
constante wind heerscht, wordt de zaak na
tuurlijk even. ingewikkelder. Immers de ther
mische luchtstroom zal dan niet loodrecht om
hoogstijgen/maar dóór den wind een (van te
voren' te bepalen afwijking ondervinden. Het
'is dan zaak voor den zweefvlieger, dat hij zijn
spiralen steeds eenigszins verlegt en wel zoo
veel, als met de sterkte van den wind over
eenkomt. De afwijking van den stijgwind
hangt immer met de windsterkte nauw samen.
Wolkenstijgwind.
Het zal dikwijls zéér moeilijk zijn, zelfs voor
een geroutineerd zwever, om de thermiekstroo-
mingen op te sporen. Immers in wezen zijn die
luchtstroomen onzichtbaar en alleen hulp
middeltjes kunnen hier baten. Men kan b.v.
letten op de bodemgeaardheid of rook uit
fabrieksschoorsteenen. Alleen moet men dan
weer met mogelijke aanwezige wind rekening
houden. Immers met wind zal men nooit
loodrecht boven een korenveld een thermiek
strooming aantreffen, maar altijd iets ver
legd, op de richting van den wind. Het is niet
zoo belangrijk dat wij de basis van den stijg
stroom opsporen, immers hierin kan men,
wegens de geringe doorsnede, toch niet zwe
vende blijven, dan wel de bekroning.
Het bovenste gedeelte van een stijgwind is
voor den zweefvlieger dikwijls van het meeste
belang. Een om deze bekroningen van de ther
mische luchtstroomingen op te sporen, komt
de natuur ops op een zéér practische manier
te hulp.
We zagen reeds, dat zoo'n thermiek-blaas
ontstaat, doordat hij warmer is dan de om
ringende lucht, daardoor dus een lichter
soortelijk gewicht heeft. Deze lucht nu heeft
de eigenschap, meer waterdamp te kunnen
bevatten dan koudere lucht. Zoo'n thermiek-
blaas zal dus dikwijls met veel waterdamp
beladen, omhoogstijgen.. Doordat die thermiek-
blaas steeds hooger stijgt, zal hij al meer af
koelen, immers de lucht neemt als regel,
hooger komende in temperatuur af. Tenslotte
zal die thermiek-blaas zoodanig zijn afgekoeld,
dat hij niet alleen waterdamp meer kan bevat
ten. Er zal dus water condenseeren. Die kleine
waterdruppeltjes nemen wij hier beneden waar
als een wolk. Het zal dus dikwijls het geval
zijn, dat een thermische luchtstroom door een
wolkenvorming bekroond wordt. Dit 'is dus
voor den zwever een prachtige wegwijzer, waar
hij zijn toestel heen moet sturen. Bovendien
hebben die wolken, hier bedoeld, altijd een
aparten vorm. We noemen ze cumulus of sta
pelwolk. Dit soort wolk zou men het beste kun
nen vergelijken met een uitbottende bloemkool.
We nemen ze eerst waar als een klein waasje.
Van onderen horizontaal, van boven mooi en
grillig gerand. Uit zoo'n klein wolkje zien we
dan zéér spoedig een al grooter wordende cu
mulus ontstaan. Op zomersche dagen kunnen
we dit verschijnsel dikwijls waarnemen tus-
schen elf en drie uur. Daarna verdwijnen lang
zamerhand die wolken weer, en 's avonds is
de lucht weer helder schoon. Dit geldt dan als
regel. Het kan ook gebeuren, dat de vorming
van veel cumuli aanleiding wordt tot een ver
andering in den weerstoestand en men een
regenperiode tegemoet gaat.
In zoo'n wolk, die zich aan het vormen is,
heeft men een groote stij gsnelheid. Reden,
waarom zij voor de zwevers de geliefkoosde
objecten zijn om hoogte te winnen.
Voor een vergelijk laten we hier een over
zichtje volgen van de snelheid der diverse
stijgwinden, ontleend aan enkele gegevens
van den Duitscher Erich Bachem;
Matige hellingsstijgwind, matige thermische
stijgwind 0,51 m/see.
Sterke hellingsstijgwind, sterke thermische
stijgwind 13 m/sec.
Heftige hellingsstijgwind 4 m/sec.
Sterke wolkenstijgwind onder en in een cu
mulus-wolk 46 m/sec.
Wanneer een zweefvlieger een overland-
vlucht gaat maken, zal hij zich dus steeds moe
ten richten naar de wolkenvormingen. Het
verloop van zoo'n vlucht is dus steeds als volgt:
Start. In een thermischen stijgwind omhoog,
vanuit het hoogste punt uit zoo'n stijgstroom1
in glijvlucht naar een volgenden thermischen
stijgwind, en daarin weer omhoog etc.
Thermische stijgwinden met wolkenvor
ming zijn hier dus betrouwbare gidsen, waarop
men zich het beste kan verlaten, Het wolken-
vliegen, vooral in de wolk, vereischen echter
een volledige kennis van het blindvliegen. Im
mers, zoo gauw men zich in de wolk bevindt,
heeft men slechts door middel van de instru
menten een controle over den stand van het
vliegtuig. Radio kan in een zweeftoestel niet
worden meegenomen, men is dus in dit geval
volkomen op zichzelf aangewezen. Een mar
conist, die berichtjes uit de aether opvangt en
genoteerd klaar legt, is voor een zweefvlieger
iets onbekends. Daar- geldt alleen eigen inzicht
en een vast vertrouwen op eigen kennis en
moed. Daarbij moet men niet denken dat de
lucht m het binnenste van zoo'n wolk erg rus
tig is; integendeel, als regel is het in een wolk
erg buiïg. Het voorkomen van wervelwinden
is geen zeldzaamheid. Het eischt een groote
vliegvaardigheid, de uiterst gevoelige presta-
tiekist door zoo'n buiig milieu te brengen. Nog
zwaardere eischen worden er aan den zweef
vlieger gesteld bij het zoogenaamde frontvlie-
gen in een omveersstijgwindWe zijn daar
mede dan gekomen aan de laatste soort van
stijgwind, thans bekend, waaruit de zweef
vlieger zijn kracht kan putten, om hoogte te
winnen. Men kan den onweersstijgwind be
schouwen als een combinatie van hellings
stijgwind en thermische stijgwind. Zij ont
staat als volgt: Het komt dikwijls voor dat
na een langdurige periode van warm weer, een
tamelijk sterke afkoeling volgt. Dit is een tee-
ken dat er een hoeveelheid koude lucht wordt
aangevoerd. Zooiets gaat nooit zonder heftige
verschijnselen gepaard. Wij nemen dit hier
onder waar als onweer. Het is de strijd, die
boven wordt uitgestreden, tusschen twee soor
ten van lucht met verschillende geaardheid.
Het verschijnsel dat voor den zwever van het
meeste belang is, is de stijgwind, die altijd bij
zoo'n onweersbui voorkomt.
De aankomende koude lucht dringt zich na
melijk als een wig onder de warmere lucht,"
met een kracht die aan de natuurelementen
eigen zijn. De warmere lucht moet dus wij
ken, en stijgt tegen den kouden luchtrug om
hoog. De koude luchtrug vervangt hier dus de
helling, en we zien dat het mogelijk zal zijn,
langs den rand van een onweersfront over
groote afstanden te zweven. Bovendien ver
plaatst zoo'n front zich snel, derhalve wint
men daarmede afstand. Men wachte er zich
echter wel voor, in de onweersbui binnen te
dringen, want dan is men bij wijze van spre
ken in de hel. verzeild geraakt. De luchtwer
velingen in het inwendige van zoo'n onweer
zijn onberekenbaar en de stijgsnelheden zijn
zoo geweldig groot, dat men onmogelijk dooi
de kist sterk te prikken eruit kan komen, Het
kan voorkomen dat men plotseling door de bui
omcirkeld wordt en in den heksenketel ver
zeild geraakt. Dan komt de kennis van acro-
batiekvliegen zeer van pas. Men zal dan door
enkele vrille-slagen snel bulten het onweers-
gebied kunnen komen en de rustiger lucht
lagen gaan opzoeken.
In ieder geval is het meenemen van een para
chute een vereischte bij onweers-front vliegen
en wolkenzweven. Immers de ervaringen, er
mede opgedaan, zijn nog niet voldoende om in
alle mogelijkheden reeds van te voren te
voorzien.
Bij iedere vlucht staat men voor nieuwe
problemen en gevallen, die men altijd met
een naar best weten en op eigen risico moet
oplossen. Een parachute is in dat geval een
solide dekking. Reeds menig jong zwever
heeft zijn leven aan het valscherm te danken.
De zweefvliegerij, met haar variabele moge
lijkheden tot exploitatie, is, zooals we dus ge
zien hebben, een werkveld voor pioniers. Hier
ligt een terrein braak voor jonge Hollandsche
mannen dat om werkers vraagt.
Want zweefvliegen is werken. Zwoegen met
de handen en het bezitten van een normaal,
gezond stel hersenen. Hierover in het volgende
ANTHONY J. D. SIPS.
Noordwijkerhout.
DINSDAG f6 JU UI 1335
„Löv"markt in de hoofdstad van Blekinge.
DE GALLIOENSLUNDEN tusschen oude vergroeide boomen
Over het algemeen heerscht bij Nederlan
ders het zelfde soort wanbegrip over Zweden,
dat wij bij Amerikanen over ons niet goed
kunnen verdragen. Wij wonen niet allemaal
op Marken en hebben klompen. Welnu Zwe
den bestaat niet alleen uit Dalecarlie en het
gaat heusch niet aan om, wanneer je daar
geweest bent, te zeggen, nu heb ik Zweden
gezien. Er is veel meer en vooral de door
de buitenlanders zoo vaak verwaarloosde zuid
oosthoek. Blekinge, is niet alleen de moeite
waard, maar zelfs wordt hij de „tuin van
Zweden" genoemd.
De heele natuur is als een eindeloos groot,
park. Alle soorten loof-en naaldboomen groe-
en in de rijkste afwisseling, tusschen de rots
partijen, weilanden en meertjes. Eeuenoude
eiken en de mooiste Zweedsche beukeu groeien
in Blekinge. Grootsch en ongerept is de na
tuur, zelfs van den hoofdweg af en dat zegt
wat!
Toch heeft ook hier het verkeer zijn eischen
gesteld. De oude kronkelende straatweg van
Kristianstad naar Karlskrona, de weg, die ik
2 jaar geleden nog gereden heb en waarop
men meestal geen 50 Meter voor zich uit kon
zien, maar die in voortdurende slingering
steeds nieuwe gezichten bood, behoort bij
kans tot het verleden. Rechttoe recht aan
voert de nieuwe granietweg door het land.
Zeker, nog is het mooi, maar een fietser stelt
andere eischen dan een automobilist. Vlug
kom je toch niet vooruit en niets is erger,
dan van den top van een heuvel af drie
andere te zien, die je opwandelen moet.
Aan het het van dit land nu ligt Karlskrona,
de marinehaven van Zweden. Ja eigenlijk, niet
eens meer op het vasteland, maar op tallooze
eilandjes is het gebouw, als Venetië. Bij zons
ondergang vooral doet de zee er aan Venetië
denken. Doch, hoe vreemd het ook moge klin
ken, nooit heb ik de lagune gezien in kleuren
als het water hier bij avond heeft. Een ein-
delooze rimpeling van violet en rose, van
groen, mauve en geiïg-bïauw tot waar ver
aan de horizon de groene scheren en landen
liggen, wegnevelend in purperen schaduwen.
Maar dat is dan ook wrkelïjk het eenige ver
gelijkingspunt! Karlskrone bestaat niet uit
marmeren polazzi, maar voor het meerendeel
uit louter huizen. Karlskrona leeft niet op
zijn oude roem, maar het leeft en bloeit nog
steééds van de zee.
Ik trof het anders slecht. Er was roodvonk
in de kazernes, met dien gevolgen, dat alle
groote schepen in Stockholm of Karmar liggen
en mijn vrienden de officieren dus weg zijn.
Gelukkig vond ik er tenminste één thuis en
onmiddellijk stelde hij zijn heele flat ter mij
ner beschikking: den volgenden dag moest hij
toch een wee kazernedienst verrichten en dus
daar wonen.
Samen gingen wij de stad in. Daar liep ik
dan weer eens over de beruchte knobbelkeien,
tusschen de oude scheefgezakte, houten
„bootsmanshuisjes" door, die al eeuwen lang
zoo gestaan hebben. Door Ronnebygatan, de
afschuwelijk leelijke hoofdstraat met zijn
hooge huizen uit het eind van de vorige eeuw.
Door het klein parkje en langs al die punten,
die ik men van vroeger nog zoo goed her
inner. Karlskrona is door haar ligging een
gezegende stad, telkens stuit je op een straat
die, sterk afglooiend, een uitzicht biedt over
ee. Motorbootjes varen steeds af en aan of
een eilboot glijdt voorbij. Hoe idyllisch het
echter lijkt, het is een oorlogshaven en wan
neer je onder de poort van Högvakten door
het gebied der werf binnenkomt, wordt je dat
maar al te goed duidelijk. Overal heerscht
leven en bedrijvigheid. Doch tusschen dat alles
vind je ook de historie terug. Hier ligt en heeft
altijd gelegen, het hart van de stad.
Karlskrona werd door Karei XI in 1680 ge
sticht en sinds dien heeft iedere periode op de
werf ijn stempel gedrukt. Zoo is het een
vreemde mengeling van alle tijden geworden.
Tusschen de oude monsterzalen de nieuwe
scheepswerven, die in Zweden overdekt zijn
wegens het klimaat. Het eene oogenblik loop
je over een oude houten oohaalbrug en het
volgende moment zie je de Gothland, het
nieuwe vliegtuigmoederschip voor je liggen.
Forsch en vierkant rijst de oude steenen
mastkraan op, waarmee vroeger de houten
masten in de schepen werden gezet. Naast
elkaar als de vingers van een uitgestrekte
hand liggen 5 droogdokken op schepen te
wachten. Neen, geen dokken zooals u zich nu
denkt. Hier zijn zij in de rotsen uitgehakt,
diep onder je liggen ze als breede kloven in
de steen. Het schip vaart er rustig in, de deu
ren gaan toe en het dok wordt leeggepompt.
Ook is er nog een oude houten lijnbaan. Als
wij binnenkomen is het bedrijf aan de gang.
Zoo worden daar nu nog steeds sinds 1692 in
hetzelfde gebouw de touwen voor de vloot ge
draaid.
Het vreemdsoortigste plekje op de werf is
wel Gallioens lunden. Tusschen oude ver
groeide boomen staan hier de voorsteven
beelden der oude galjoenen. Er gaat een
vreemde bekoring uit van deze zwijgende
witte beelden, die zooveel meegemaakt hebben
en hier nu als dooden bijgezet, langs hun oude
zee, door het nageslacht vol piëteit worden
bewaard.
Dan is het genoeg geweest, wij gaan naar
zee om te zwemmen. Wanneer ik zoo schrijf
naar zee, denk je onwillekeurig aan ons
strand, aan zand. Hoe heel anders is het
hier! In Studentviken, een fjord tusschen de
rotsen, ligt de meest idyllische zwemgelegen-
heid, die ik ken. De begroeide rotspartijen
bieden tusschen de boomen en groene conife
ren een eindeloos aantal kabines. Hier zijn
geen rieten strandstoelen. Je ligt op een plekje
gras tusschen de steenen heerlijk rustig, voor
zoover de mieren dat toelaten! Of boven op de
bruine rotsen. Hier is nu eens geen enkel ver
bod, geen politie of marechaussees loopen
rond. Je legt je kleeren onder een struik en
wanneer je dan omhoog klimt tegen de klip
pen en op den top van het vergezicht geniet,
begrijp je opeens wat Selma Lagerlöf over
Blekinge geschreven heeft. „Soms schijnt het
land aan onze kusten rotsen voor zich te
dringen, alsof de zee iets heel gevaarlijks is;
maar in Blekinge gebeurt er iets heel anders,
wanneer land en zee elkaar ontmoeten. Daar
valt het land uiteen in kleine brokjes, in
eilanden en rotsen, en de zee splitst zich in
baaien, fjorden of engten en deze maken,
dat die twee er uit zien alsof zij vol harmonie
en vreugde in elkaar doordringen".
Op de veerboot van Kopenhagen naar Mal-
mö reisde ik met een Amerikaansche dame,
die veel in Nederland geweest was. Zij was
zeer enthousiast over ons land en zijn inwo
ners, maar vond ons te onsportief, te weinig
getraind. Wanneer ik nu hier eens om mij heen
kijk, dan voel je dat daar wei wat in zit. Van
de gebruinde bodies van deze jongens en
meisjes straalt de gezondheid je tegemoet.
Opgefrischt trammen wij naar de stad te
rug. Een onverwacht schouwspel treffen wij
daar aan. Op het anders zoo rustige Stort-
orget, groote markt, tusschen de twee kerken
en het groote Raadhuis, is het een en al leven.
Alle 26.000 inwoners der stad schijnen hier
samengekomen. Beiden staan wij eenigszins
verbouwereerd te kijken, maar het raadsel is
gauw opgelost. Vannacht heeft Karlskrona
zijn ,,Löv" markt. De markt die 24 uur duurt
en alleen hier in Karlskrona volgens een
eeuwenoude traditie gehouden wordt, vlak
voor Midzomer.
Alles dringt en duwt tusschen de kraam
pjes door. Vandaag vechten de matrozen niet
met geweren, maar met lange bepluimde
stokken, ware veldslagen worden geleverd.
Tusschen de menschen door ontdek ik hier en
daar een nationaal costuum. Veelal de bont
gekleurde schorten en mutsjes van Dalarna,
maar ook de lichte tinten van Blekinge en
Schonen. De vrouwen dragen fel roode of witte
kousen, wijde -witte rokken met bont gebor
duurde randen, fluweelen keurslijven en ruime
witte mouwen. Over het hoofd de witte netel-
doeksche gevouwen lap. Het is een fantastisch
geheel. Reusachtige luchtballons worden ver
kocht, kuikens en eenden of gewone ballons
met allerhande bloemen beschilderd. Er is een
gefluit en gepiep als op een Hollandsche ker
mis. Bij het raadhuis speelt een militaire ka
pel. Je zou niet denken dat Zweden ten dedle
drooggelegd is!
Wat er verkocht wordt? Ja, eigenlijk niets
dan rommel. Lekkers, afschuwelijke beelden
en poppetjes, allerhande ijzer- en houtwaren,
ja zelfs kleeren etc. Maar de werkelijke „Lov"-
markt is op den hoek tusschen het raadhuis
en de koepelkerk. Daar staan de bloemen
vrouwen. Voor alles is het vandaag de dag van
de korenbloem. Steeds door vlechten zij dikke
blauwe kransen, die grif verkocht worden en
dan het hoofd van een blond Zweedsch meisje
versieren, maar ook heel wat mannen loopen
met zoo'n bloemenkrans in hun haar. Het
lijkt wel de tooi voor een Romeinsch drinkge
lag. Als wij dan nog uit het vuistje een paar
warme worstjes gegeten hebben, is het genoeg
geweest. Wat nu te doen? „Het" restaurant is
afgestampt vol, dat heeft geen zin. Tenslotte
loopen wij. een anderen officier tegen het lijf
en binnen een minuut zit ik in een auto, laat
de markt achter mij en rijd de stad uit. Wij
zijn geïnviteerd voor een dansfuifje. Zulke
onverwachte dingen beleef je hier altijd. Zoo
als gewoonlijk breken alle menschen hun vast
geroeste tongen over Engelsch en Dultsch,
maar dat doet niets aan de gezellige stemming
af. Wat een heerlijkheid voor een Holland
sche gastvrouw! Iedereen bedient zich hier
zelf. Op een lage kist staat alles bij elkaar.
Hoe eenvoudig is het soms om sfeer te schep
pen, alleen een groote kaars en een schemer
lamp branden er in de twee kamers. Wij dan
sen den korten nacht door, of zitten buiten
op het balcon naar de maan en den lichter
wordenden blauwen hemel te kijken. Om 1
uur is het al weer dag, kort daarna stappen
wij allemaal in auto's en gaan terug naar
de markt. In een minimum van tijd is het ge
zelschap uit elkaar gevlogen. Ieder vermaakt
zich op zijn manier. Midden in den nacht
koopen wij een taartvorm, maar dat is dan
ook het eenige nuttige voorwerp dat wij ver
overd hebben. Nu sjouwt iedereen rond met
bonte papieren zakken of pistaches met snoep
goed. Overal klinkt muziek en toch, hoe uit
gelaten ook, ontaardt het nergens tot een hos-
partij.
Nadat ik tevergeefs naar mijn vriend heb
gezocht kroop ik om drie uur 's nachts door
het raam bij gebrek aan sleutel, mijn nieuw
tehuis binnen.
Dezemarkt is nu eenmaal hét midzomer
feest voor Karlskrona, want de midzomer zelf
hier is niet veel waard, dus amuseert ieder zich
deze 24 uur zoo goed hij kan. Zoo was de pret
den volgenden morgen nog in vollen gang.
Nog steeds dezelfde deinende menschenzee,
die zich vermaakte. Doch opeens yerstijft de
massa. Kreten stijgen op. Aller blikken zijn
op een punt gevestigd. Rook krinkelt omhoog.
Ik zie vlammen. Met man en macht dring ik
mij door de opstuwende menschen naar voren.
Het is onmogelijk om naderbij te komen.
Reeds klinkt het getingel der brandweerwa
gens. Van alle kanten rukken zij op. Brand
op de markt tusschen de kraampjes en men
schen, het noodsignaal was geblazen. Hooger
laaien de vlammen op. Eindeiijk heb ik mij
door de menschen heen geworsteld, de eerste
wagen is juist aangekomen. In groote haast
worden de kraampjes en manden weggesleept.
Maar wat brandt er nu eigenlijk? Wat ver
oorzaakt deze angstige stilte, die de menschen
bevangen heeft? Daar op de steenen ligt de
brand voor mij. Drie kisten met houtwol, die
vroolijk verder branden, zich van geen kwaad
bewust. Het is je reinste komedie, al die brand
weerwagens voor drie kisten. Met een hand-
bluschapparaatje is het in een oogwenk ge
daan. Zwart en stinkend walmen ze verder
De Lövmarkt heeft zijn sensatie gehad. De
menschen verstrooien zich weer en de pret
gaat verder.
B. C. J. GROENEVELT
Overstroomingen kosten
30.000 menschenlevens.
NANKING, 15 Juli (A.N.P.) In het district
Tien Men, provinciaal Hoepei hebben dé over
stroomingen 30.000 menschenlevens geëischt.
Enorme gebieden zijn onder water geloopen
door de overstroomingen der zijrivieren van
de Jangtse Kiang.
Geheele dorpen zijn verwoest. De verbin
dingen zijn verbroken
Politieke onzekerheid in
Oostenrijk.
WEENEN, 15 Juli (A,N,P.) Tengevolge van
het auto-ongeluk, waarbij de echtgenoote van
bondskanselier dr. Schuschnigg op zoo onge
lukkige wijze om het leven is gekomen, terwijl
de bondskanselier zelf een zenuwschok opliep,
is in Oostenrijk eenige politieke onzekerheid
ontstaan.
Naar verluidt zou men in fascistische krin
gen en zouden zelfs eenige leden van het ka
binet van de noodzakelijkheid om dr.
Schuschnigg tijdelijk te vervangen, gebruik
willen maken om hem definitief te ontslaan
uit zijn functie van bondskanselier. Als even-
tueele opvolger wordt zijn tijdelijke plaats
vervanger Starhembei'g genoemd
Inmiddels wordt van officieele zijde mede
gedeeld. dat dr. Schuschnigg binnen eenige
dagen zijn werkzaamheden hoopt te hervat
ten.
De bijzetting van het stoffelijk overschot
van mevrouw Schuschnigg zal Dinsdagmiddag
om drie uur geschieden.
HAARLEM, 15 Juli.
Bevallen 11 Juli: R. DelachauxMüller, z.;
G. P BomhoffBusé, d.; 12 Juli: W. C. Dinge-
nouts—v. Waard, d.; C. M. de Haas—Sooor,
d.; A. de BoerPos, d.
Overleden 11 Juli: Jhr. P. Teding van Berk
hout, 69 jaar, Hazepaterslaan12 Juli- M.
v. Door enMuller, 77 j., Hazepaterslaan; H.
Hoekstra—ten Kate, 72 j., Linnaeuslaan; E. M.
W. Gottschalk, 77 j., Hazepaterslaan.