STARTMITHODEN BIJ ZWEEFVLIEGEN Een Elf landen tocht DE STIJCWIND. BURGERLIJKE STAND voor een goed begrip van de mogelijkheden, die de stijgwind in het algemeen aan den 2weefvlieger geeft, eerst het volgende: De Duitscher onderscheidt de begrippen: gleiten en segel-fliegen. En dit is inderdaad juist. Een zweeftoestel kan niet omhoog vliegen, is steeds bezig met landen. Onder zweefvliegen verstaat men dan ook het glij- vliegen in een stijgwind. Ten opzichte van dien stijgwind daalt men dus steeds, maar t.o.v. de aarde komt men omhoog of blijft men zweven. Alle verrichtingen met zweef toestellen kan men dus feitelijk als glijvliegen beschouwen. De naam zegt het al; naar bene den vliegen. Alleen de omstandigheden kun nen glijvliegen tot zweefvliegen maken. Die speciale omstandigheden, samengevat in het begrip stijgwind gaan we nu bespreken. Bij een oppervlakkige beschouwing wil het den leek voorkomen, dat op aarde alleen hori zontale luchtstroomingen heerschen. Velen meenen ook, dat deze winden de bronnen zijn. waardoor de zweefvliegers kunnen zweven. Dit is in vele gevallen onjuist. Dikwijls zijn het de verticale luchtstroomingen die door de zweef vliegers benut worden, om hoogte te winnen. We zullen de vier verschillende soorten van stijgwind nader bespreken. I. Hellingsstijgwind. Wanneer men 's winters langs het strand wandelt en de wind waait uit Westelijke rich tingen, dan zal men dikwijls de zeemeeuwen kunnen zien zweven parallel met de duinen reeks, boven aan de toppen der duinen. Deze beesten zweven dan in de „hellingsstijgwind". De wind komt namelijk vrij over zee aange waaid en stuit tegen een obstakel van flinke hoogte en dat zich over een groote breedte uitstrekt. De lucht zal zich dus aan den voet van het duin ophoopen', daarna wordt een stapel van luchtlagen gevormd, totdat de weg weer vrij is, en de wind weer het wijde land kan inblazen. Men zal dus boven aan het duin een rug van verdichte lucht aantreffen, waar in zich een zekere stijgingssnelheid zal bevin den. Een vlieger die nu door rubberkabelstart parallel met en in dien stijgwind wordt ge bracht, zal dus in staat zijn, een vlucht te maken van eenige beteekenis. We herinneren hier aan de vlucht van onzen landgenoot Van Tijen, die zich gedurende cir ca 40 minuten in een hellingsstijgwind langs het duin stijgende wist te houden. De groote moeilijkheid van het vliegen in een hellings stijgwind ligt in het bochtenwerk. Immers de windrug boven aan het duin is maar erg smal. Juist breed genoeg om een strakke bocht in te draaien. Dergelijke bochten moeten steeds tegen wind in worden genomen, omdat men anders kans loopt, uit den windrug te slippen en in het werveigebied te geraken, dat zich aan de lijzijde van het duin bevindt. In Duitschland wordt het hellingszweven be oefend in de Wasserkuppen in het Rhöri- gebergte. Verder is daar bekend het strand van Rositten bij het Kurische Haf. Doordat in Duitschland de Wasserkuppe zelf reeds op een hoog niveau ligt, is het daar dikwijls mogelijk, van een hellingsstijgwind in een thermischen luchtstroom over. te stappen. Helaas is dit „overstappen" van een hel lingsstijgwind in een thermischen luchtstroom in ons land zoo goed als niet mogelijk. Alleen wanneer de basis van zoo'n thermischen lucht stroom erg laag ligt, zal hiertoe de mogelijk heid bestaan. De vraag zal zich bij den lezer opdoen: „Wat verstaat men onder een ther mischen luchtstroom?" We zijn hiermede aan de tweede soort van stijgwind gekomen, n.l. y de thermische stijgwind Vóórdat de zweefvliegerij bestond, wist men van het bestaan van thermischen stijgwind niets af. Zooals men reeds in ons eerste artikel heeft kunnen lezen, werd in Duitschland het zweefvliegen zéér serieus opgevat. Oudere menschen namen de leiding in handen en spoedig groeide een organisatie, „Die Rhön- Rositten Gesellschaft" geheeten, die alle be langen van de zweef vliegsport behartigde. Deze instelling ontdekte weldra, dat het zweefvliegen zeer nauw samen hing met de meteorologie. Onmiddellijk werd dan ook een grondig onderzoek ingesteld naar de, reeds in het land bestaande, meteorologische weten schappen. Men nam deze gegevens over en wiep zich met een geweldig enthousiasme op de ontdekkingen van nieuwe eigenschappen van den dampkring. Zoo ontstond de weten schappelijke afdeeling van de Rhön-Rositten Gesellschaft, die steeds de beschikking kreeg over de jongste ervaringen van de jeugdige Duitsche zweefvliegers. De grootste sensatie ontstond toen de vlie ger Robert Kroufeld op zekeren dag zijn toe stel wegstuurde van de westelijke helling van deWasserkuppe en in groote kringen rondcirke lend vér boven de 500 M. kwam. Men begreep toen niet, hoe het mogelijk was, buiten den hellingsstijgwind zwevende te blijven, ja zelfs snel te stijgen. Onmiddellijk hield de weten schappelijke afdeeling zich met dit geval bezig, en men ontwikkelde de volgende theo rie, die thans de basis is geworden van de overlandvluchten der bekende Duitsche zwe vers. Overdag wordt de aarde door de zon ver warmd. Doordat de bodem ongelijk begroeid is (op de eene plaats bevinden zich immers boomen,elders weer grasland), zal de eene plaats van den aardbodem méér warmte op nemen dan de andere plaats. Men kan dit verschil in warmte-opneming ook duidelijk bespeuren, wanneer men een steen en een stuk zink eenigen tijd naast elkaar in de zon legt. Men zal dan bespeuren, dat het stuk zink in denzelfden tijd veel warmer is geworden, dan de steen. Wanneer we ons nu een be- bosehte vlakte voorstellen, waarin een koren veld is gelegen. Men heeft ervaren, dat een korenveld véél meer warmte opneemt, dan de omringende bosschages. Derhalve zal ook de boven het korenveld gelegen, lucht warmer worden. Die verwarming zal steeds voortgaan en intensiever worden. Wat zal er nu bij windstil weer gebeuren? Die warme lucht zet uit en krijgt een steeds grooter wordend volume. Het soortelijk gewicht van de lucht boven het korenveld wordt dus lilemer dan die van de omringende lucht massa. We weten allen dat een gas met kleiner s.g. omhoog wil stijgen. Immers aan dit prin cipe dankt de luchtballon zijn omhoogstijgen. Zoo zal ook de luchtmassa boven het koren veld omhoog willen. En bij de minste of ge ringste aanleiding. Bij een klein windvlaagje maakt die lichtere luchtmassa zich los van den grond, en stijgt als een ballon zonder om hulsel omhoog. Zoo'n omhoogstij gen de lucht massa duidt de Duitscher zéér karakteristiek aan met den naam: „Termik blase". Zoo'n thermiekblaas dan, zal zoo lang stij gen, tot zij in hooger gelegen luchtlagen komt. Immers hoe hooger men komt des te ijler wordt de lucht. Die termiekblaas zal dus ten slotte in een milieu komen, waar zij weer thuis hoort, en zal dan tot stilstand komen wat de verticale bewegingen betreft. Waar die ter miekblaas verdween, blijft natuurlijk geen luchtledig. De omringende lucht zal dit gat weer opvullen en hetzelfde spel herhaalt zich. Die lucht moet dus ergens anders vandaan komen en het is ons tenslotte duidelijk, dat waar stijgende luchtstroomen aanwezig zijn, ook aan den anderen kant dalende lucht stroomen moeten zijn, en dit is ook inderdaad zoo. In het algemeen geldt deze regel: Bodem oppervlakten, die veei warmte absorbeeren, geven overdag thermischen stijgwind en op pervlakten, die weinig warmte absorbeeren, geven daalstroomen. Des nachts wijzigt zich de toestand totaal. De verhoudingen zijn dan precies andersom. Dit heeft in den beginne bij de zweefvliegers wel eenige typische gewaarwordingen be zorgd. Maar aangezien het aantal uitgevoerde nachtvluchten nog niet van beteekenis is, speelt de toestand des nachts nog geen groote rol in de zweefvliegerij. Wat de daalstroomen betreft die men over dag aantreft, hiervoor geldt in het algemeen de regel: tracht er zoo snel mogelijk doorheen te komen, men zal dan zoo weinig mogelijk hoogteverlies moeten boeken. Probeer nooit het toestel in een grooten invalshoek te krij gen. Al verliest men daardoor ook oogenblik- kelijk minder snelheid, men verliest tijd en tijdverlies is in dit geval altijd hoogteverlies. Het is de bekende Duitsche zwever Wolf Hirth geweest, die den thermischen stijgwind heeft bestudeerd en daarvan vele gegevens heeft vast gelegd. Hij ontdekte b.v.. dat een thermiek-blaas altijd eenigszins kegelvormig was, met aan den onderkant de kleinste en boven de grootste doorsnede. Daar een zweef toestel altijd aan een minimum grootte v. bocht gehouden is, zal men inzien, dat men onder in een thermischen luchtstroom nog niet omhoog kan cirkelen. Immers men kan niet zulke kleine bochten nemen, dat men in den stijgstroom zal blijven. Het komt er practisch op neer, dat een ther mische luchtstroom op c.i. 300 M. een voldoen de grootte van doorsnede heeft om er al cirke lend in hooger te komen. Over het thermiek-zweven heeft Wolf Hirth een rapport opgesteld, waaruit we de volgen de gegevens ontleenen: Steeds rechtuitvlie- gende, controleert men nauwkeurig zijn stijg- sneiheidsmeter. Deze geeft de normale daal snelheid aan. Plotseling zien we den wijzer op- loopen. Wij zijn dan reeds een eindje in het stijgwindgebied binnengedrongen, omdat de snelheidsmeter als regel met eenige vertra ging aanwijst, die we vooraf dienen vast te stellen. We wachten dan nog circa vijf secon den en zetten dan steeds onzen stijgsnel- heidsmeter controleerende, een scherpe bocht in. Na die vijf seconden zijn we dan al circa 100 M. in het stijgwindgebied binnengedron gen. Onze bochten steeds nauwer draaiende of wijder makende, kunnen we dan de plaats in den thermischen luchtstroom opsporen, waar de stijgsnelheid het grootste is. In geval er een constante wind heerscht, wordt de zaak na tuurlijk even. ingewikkelder. Immers de ther mische luchtstroom zal dan niet loodrecht om hoogstijgen/maar dóór den wind een (van te voren' te bepalen afwijking ondervinden. Het 'is dan zaak voor den zweefvlieger, dat hij zijn spiralen steeds eenigszins verlegt en wel zoo veel, als met de sterkte van den wind over eenkomt. De afwijking van den stijgwind hangt immer met de windsterkte nauw samen. Wolkenstijgwind. Het zal dikwijls zéér moeilijk zijn, zelfs voor een geroutineerd zwever, om de thermiekstroo- mingen op te sporen. Immers in wezen zijn die luchtstroomen onzichtbaar en alleen hulp middeltjes kunnen hier baten. Men kan b.v. letten op de bodemgeaardheid of rook uit fabrieksschoorsteenen. Alleen moet men dan weer met mogelijke aanwezige wind rekening houden. Immers met wind zal men nooit loodrecht boven een korenveld een thermiek strooming aantreffen, maar altijd iets ver legd, op de richting van den wind. Het is niet zoo belangrijk dat wij de basis van den stijg stroom opsporen, immers hierin kan men, wegens de geringe doorsnede, toch niet zwe vende blijven, dan wel de bekroning. Het bovenste gedeelte van een stijgwind is voor den zweefvlieger dikwijls van het meeste belang. Een om deze bekroningen van de ther mische luchtstroomingen op te sporen, komt de natuur ops op een zéér practische manier te hulp. We zagen reeds, dat zoo'n thermiek-blaas ontstaat, doordat hij warmer is dan de om ringende lucht, daardoor dus een lichter soortelijk gewicht heeft. Deze lucht nu heeft de eigenschap, meer waterdamp te kunnen bevatten dan koudere lucht. Zoo'n thermiek- blaas zal dus dikwijls met veel waterdamp beladen, omhoogstijgen.. Doordat die thermiek- blaas steeds hooger stijgt, zal hij al meer af koelen, immers de lucht neemt als regel, hooger komende in temperatuur af. Tenslotte zal die thermiek-blaas zoodanig zijn afgekoeld, dat hij niet alleen waterdamp meer kan bevat ten. Er zal dus water condenseeren. Die kleine waterdruppeltjes nemen wij hier beneden waar als een wolk. Het zal dus dikwijls het geval zijn, dat een thermische luchtstroom door een wolkenvorming bekroond wordt. Dit 'is dus voor den zwever een prachtige wegwijzer, waar hij zijn toestel heen moet sturen. Bovendien hebben die wolken, hier bedoeld, altijd een aparten vorm. We noemen ze cumulus of sta pelwolk. Dit soort wolk zou men het beste kun nen vergelijken met een uitbottende bloemkool. We nemen ze eerst waar als een klein waasje. Van onderen horizontaal, van boven mooi en grillig gerand. Uit zoo'n klein wolkje zien we dan zéér spoedig een al grooter wordende cu mulus ontstaan. Op zomersche dagen kunnen we dit verschijnsel dikwijls waarnemen tus- schen elf en drie uur. Daarna verdwijnen lang zamerhand die wolken weer, en 's avonds is de lucht weer helder schoon. Dit geldt dan als regel. Het kan ook gebeuren, dat de vorming van veel cumuli aanleiding wordt tot een ver andering in den weerstoestand en men een regenperiode tegemoet gaat. In zoo'n wolk, die zich aan het vormen is, heeft men een groote stij gsnelheid. Reden, waarom zij voor de zwevers de geliefkoosde objecten zijn om hoogte te winnen. Voor een vergelijk laten we hier een over zichtje volgen van de snelheid der diverse stijgwinden, ontleend aan enkele gegevens van den Duitscher Erich Bachem; Matige hellingsstijgwind, matige thermische stijgwind 0,51 m/see. Sterke hellingsstijgwind, sterke thermische stijgwind 13 m/sec. Heftige hellingsstijgwind 4 m/sec. Sterke wolkenstijgwind onder en in een cu mulus-wolk 46 m/sec. Wanneer een zweefvlieger een overland- vlucht gaat maken, zal hij zich dus steeds moe ten richten naar de wolkenvormingen. Het verloop van zoo'n vlucht is dus steeds als volgt: Start. In een thermischen stijgwind omhoog, vanuit het hoogste punt uit zoo'n stijgstroom1 in glijvlucht naar een volgenden thermischen stijgwind, en daarin weer omhoog etc. Thermische stijgwinden met wolkenvor ming zijn hier dus betrouwbare gidsen, waarop men zich het beste kan verlaten, Het wolken- vliegen, vooral in de wolk, vereischen echter een volledige kennis van het blindvliegen. Im mers, zoo gauw men zich in de wolk bevindt, heeft men slechts door middel van de instru menten een controle over den stand van het vliegtuig. Radio kan in een zweeftoestel niet worden meegenomen, men is dus in dit geval volkomen op zichzelf aangewezen. Een mar conist, die berichtjes uit de aether opvangt en genoteerd klaar legt, is voor een zweefvlieger iets onbekends. Daar- geldt alleen eigen inzicht en een vast vertrouwen op eigen kennis en moed. Daarbij moet men niet denken dat de lucht m het binnenste van zoo'n wolk erg rus tig is; integendeel, als regel is het in een wolk erg buiïg. Het voorkomen van wervelwinden is geen zeldzaamheid. Het eischt een groote vliegvaardigheid, de uiterst gevoelige presta- tiekist door zoo'n buiig milieu te brengen. Nog zwaardere eischen worden er aan den zweef vlieger gesteld bij het zoogenaamde frontvlie- gen in een omveersstijgwindWe zijn daar mede dan gekomen aan de laatste soort van stijgwind, thans bekend, waaruit de zweef vlieger zijn kracht kan putten, om hoogte te winnen. Men kan den onweersstijgwind be schouwen als een combinatie van hellings stijgwind en thermische stijgwind. Zij ont staat als volgt: Het komt dikwijls voor dat na een langdurige periode van warm weer, een tamelijk sterke afkoeling volgt. Dit is een tee- ken dat er een hoeveelheid koude lucht wordt aangevoerd. Zooiets gaat nooit zonder heftige verschijnselen gepaard. Wij nemen dit hier onder waar als onweer. Het is de strijd, die boven wordt uitgestreden, tusschen twee soor ten van lucht met verschillende geaardheid. Het verschijnsel dat voor den zwever van het meeste belang is, is de stijgwind, die altijd bij zoo'n onweersbui voorkomt. De aankomende koude lucht dringt zich na melijk als een wig onder de warmere lucht," met een kracht die aan de natuurelementen eigen zijn. De warmere lucht moet dus wij ken, en stijgt tegen den kouden luchtrug om hoog. De koude luchtrug vervangt hier dus de helling, en we zien dat het mogelijk zal zijn, langs den rand van een onweersfront over groote afstanden te zweven. Bovendien ver plaatst zoo'n front zich snel, derhalve wint men daarmede afstand. Men wachte er zich echter wel voor, in de onweersbui binnen te dringen, want dan is men bij wijze van spre ken in de hel. verzeild geraakt. De luchtwer velingen in het inwendige van zoo'n onweer zijn onberekenbaar en de stijgsnelheden zijn zoo geweldig groot, dat men onmogelijk dooi de kist sterk te prikken eruit kan komen, Het kan voorkomen dat men plotseling door de bui omcirkeld wordt en in den heksenketel ver zeild geraakt. Dan komt de kennis van acro- batiekvliegen zeer van pas. Men zal dan door enkele vrille-slagen snel bulten het onweers- gebied kunnen komen en de rustiger lucht lagen gaan opzoeken. In ieder geval is het meenemen van een para chute een vereischte bij onweers-front vliegen en wolkenzweven. Immers de ervaringen, er mede opgedaan, zijn nog niet voldoende om in alle mogelijkheden reeds van te voren te voorzien. Bij iedere vlucht staat men voor nieuwe problemen en gevallen, die men altijd met een naar best weten en op eigen risico moet oplossen. Een parachute is in dat geval een solide dekking. Reeds menig jong zwever heeft zijn leven aan het valscherm te danken. De zweefvliegerij, met haar variabele moge lijkheden tot exploitatie, is, zooals we dus ge zien hebben, een werkveld voor pioniers. Hier ligt een terrein braak voor jonge Hollandsche mannen dat om werkers vraagt. Want zweefvliegen is werken. Zwoegen met de handen en het bezitten van een normaal, gezond stel hersenen. Hierover in het volgende ANTHONY J. D. SIPS. Noordwijkerhout. DINSDAG f6 JU UI 1335 „Löv"markt in de hoofdstad van Blekinge. DE GALLIOENSLUNDEN tusschen oude vergroeide boomen Over het algemeen heerscht bij Nederlan ders het zelfde soort wanbegrip over Zweden, dat wij bij Amerikanen over ons niet goed kunnen verdragen. Wij wonen niet allemaal op Marken en hebben klompen. Welnu Zwe den bestaat niet alleen uit Dalecarlie en het gaat heusch niet aan om, wanneer je daar geweest bent, te zeggen, nu heb ik Zweden gezien. Er is veel meer en vooral de door de buitenlanders zoo vaak verwaarloosde zuid oosthoek. Blekinge, is niet alleen de moeite waard, maar zelfs wordt hij de „tuin van Zweden" genoemd. De heele natuur is als een eindeloos groot, park. Alle soorten loof-en naaldboomen groe- en in de rijkste afwisseling, tusschen de rots partijen, weilanden en meertjes. Eeuenoude eiken en de mooiste Zweedsche beukeu groeien in Blekinge. Grootsch en ongerept is de na tuur, zelfs van den hoofdweg af en dat zegt wat! Toch heeft ook hier het verkeer zijn eischen gesteld. De oude kronkelende straatweg van Kristianstad naar Karlskrona, de weg, die ik 2 jaar geleden nog gereden heb en waarop men meestal geen 50 Meter voor zich uit kon zien, maar die in voortdurende slingering steeds nieuwe gezichten bood, behoort bij kans tot het verleden. Rechttoe recht aan voert de nieuwe granietweg door het land. Zeker, nog is het mooi, maar een fietser stelt andere eischen dan een automobilist. Vlug kom je toch niet vooruit en niets is erger, dan van den top van een heuvel af drie andere te zien, die je opwandelen moet. Aan het het van dit land nu ligt Karlskrona, de marinehaven van Zweden. Ja eigenlijk, niet eens meer op het vasteland, maar op tallooze eilandjes is het gebouw, als Venetië. Bij zons ondergang vooral doet de zee er aan Venetië denken. Doch, hoe vreemd het ook moge klin ken, nooit heb ik de lagune gezien in kleuren als het water hier bij avond heeft. Een ein- delooze rimpeling van violet en rose, van groen, mauve en geiïg-bïauw tot waar ver aan de horizon de groene scheren en landen liggen, wegnevelend in purperen schaduwen. Maar dat is dan ook wrkelïjk het eenige ver gelijkingspunt! Karlskrone bestaat niet uit marmeren polazzi, maar voor het meerendeel uit louter huizen. Karlskrona leeft niet op zijn oude roem, maar het leeft en bloeit nog steééds van de zee. Ik trof het anders slecht. Er was roodvonk in de kazernes, met dien gevolgen, dat alle groote schepen in Stockholm of Karmar liggen en mijn vrienden de officieren dus weg zijn. Gelukkig vond ik er tenminste één thuis en onmiddellijk stelde hij zijn heele flat ter mij ner beschikking: den volgenden dag moest hij toch een wee kazernedienst verrichten en dus daar wonen. Samen gingen wij de stad in. Daar liep ik dan weer eens over de beruchte knobbelkeien, tusschen de oude scheefgezakte, houten „bootsmanshuisjes" door, die al eeuwen lang zoo gestaan hebben. Door Ronnebygatan, de afschuwelijk leelijke hoofdstraat met zijn hooge huizen uit het eind van de vorige eeuw. Door het klein parkje en langs al die punten, die ik men van vroeger nog zoo goed her inner. Karlskrona is door haar ligging een gezegende stad, telkens stuit je op een straat die, sterk afglooiend, een uitzicht biedt over ee. Motorbootjes varen steeds af en aan of een eilboot glijdt voorbij. Hoe idyllisch het echter lijkt, het is een oorlogshaven en wan neer je onder de poort van Högvakten door het gebied der werf binnenkomt, wordt je dat maar al te goed duidelijk. Overal heerscht leven en bedrijvigheid. Doch tusschen dat alles vind je ook de historie terug. Hier ligt en heeft altijd gelegen, het hart van de stad. Karlskrona werd door Karei XI in 1680 ge sticht en sinds dien heeft iedere periode op de werf ijn stempel gedrukt. Zoo is het een vreemde mengeling van alle tijden geworden. Tusschen de oude monsterzalen de nieuwe scheepswerven, die in Zweden overdekt zijn wegens het klimaat. Het eene oogenblik loop je over een oude houten oohaalbrug en het volgende moment zie je de Gothland, het nieuwe vliegtuigmoederschip voor je liggen. Forsch en vierkant rijst de oude steenen mastkraan op, waarmee vroeger de houten masten in de schepen werden gezet. Naast elkaar als de vingers van een uitgestrekte hand liggen 5 droogdokken op schepen te wachten. Neen, geen dokken zooals u zich nu denkt. Hier zijn zij in de rotsen uitgehakt, diep onder je liggen ze als breede kloven in de steen. Het schip vaart er rustig in, de deu ren gaan toe en het dok wordt leeggepompt. Ook is er nog een oude houten lijnbaan. Als wij binnenkomen is het bedrijf aan de gang. Zoo worden daar nu nog steeds sinds 1692 in hetzelfde gebouw de touwen voor de vloot ge draaid. Het vreemdsoortigste plekje op de werf is wel Gallioens lunden. Tusschen oude ver groeide boomen staan hier de voorsteven beelden der oude galjoenen. Er gaat een vreemde bekoring uit van deze zwijgende witte beelden, die zooveel meegemaakt hebben en hier nu als dooden bijgezet, langs hun oude zee, door het nageslacht vol piëteit worden bewaard. Dan is het genoeg geweest, wij gaan naar zee om te zwemmen. Wanneer ik zoo schrijf naar zee, denk je onwillekeurig aan ons strand, aan zand. Hoe heel anders is het hier! In Studentviken, een fjord tusschen de rotsen, ligt de meest idyllische zwemgelegen- heid, die ik ken. De begroeide rotspartijen bieden tusschen de boomen en groene conife ren een eindeloos aantal kabines. Hier zijn geen rieten strandstoelen. Je ligt op een plekje gras tusschen de steenen heerlijk rustig, voor zoover de mieren dat toelaten! Of boven op de bruine rotsen. Hier is nu eens geen enkel ver bod, geen politie of marechaussees loopen rond. Je legt je kleeren onder een struik en wanneer je dan omhoog klimt tegen de klip pen en op den top van het vergezicht geniet, begrijp je opeens wat Selma Lagerlöf over Blekinge geschreven heeft. „Soms schijnt het land aan onze kusten rotsen voor zich te dringen, alsof de zee iets heel gevaarlijks is; maar in Blekinge gebeurt er iets heel anders, wanneer land en zee elkaar ontmoeten. Daar valt het land uiteen in kleine brokjes, in eilanden en rotsen, en de zee splitst zich in baaien, fjorden of engten en deze maken, dat die twee er uit zien alsof zij vol harmonie en vreugde in elkaar doordringen". Op de veerboot van Kopenhagen naar Mal- mö reisde ik met een Amerikaansche dame, die veel in Nederland geweest was. Zij was zeer enthousiast over ons land en zijn inwo ners, maar vond ons te onsportief, te weinig getraind. Wanneer ik nu hier eens om mij heen kijk, dan voel je dat daar wei wat in zit. Van de gebruinde bodies van deze jongens en meisjes straalt de gezondheid je tegemoet. Opgefrischt trammen wij naar de stad te rug. Een onverwacht schouwspel treffen wij daar aan. Op het anders zoo rustige Stort- orget, groote markt, tusschen de twee kerken en het groote Raadhuis, is het een en al leven. Alle 26.000 inwoners der stad schijnen hier samengekomen. Beiden staan wij eenigszins verbouwereerd te kijken, maar het raadsel is gauw opgelost. Vannacht heeft Karlskrona zijn ,,Löv" markt. De markt die 24 uur duurt en alleen hier in Karlskrona volgens een eeuwenoude traditie gehouden wordt, vlak voor Midzomer. Alles dringt en duwt tusschen de kraam pjes door. Vandaag vechten de matrozen niet met geweren, maar met lange bepluimde stokken, ware veldslagen worden geleverd. Tusschen de menschen door ontdek ik hier en daar een nationaal costuum. Veelal de bont gekleurde schorten en mutsjes van Dalarna, maar ook de lichte tinten van Blekinge en Schonen. De vrouwen dragen fel roode of witte kousen, wijde -witte rokken met bont gebor duurde randen, fluweelen keurslijven en ruime witte mouwen. Over het hoofd de witte netel- doeksche gevouwen lap. Het is een fantastisch geheel. Reusachtige luchtballons worden ver kocht, kuikens en eenden of gewone ballons met allerhande bloemen beschilderd. Er is een gefluit en gepiep als op een Hollandsche ker mis. Bij het raadhuis speelt een militaire ka pel. Je zou niet denken dat Zweden ten dedle drooggelegd is! Wat er verkocht wordt? Ja, eigenlijk niets dan rommel. Lekkers, afschuwelijke beelden en poppetjes, allerhande ijzer- en houtwaren, ja zelfs kleeren etc. Maar de werkelijke „Lov"- markt is op den hoek tusschen het raadhuis en de koepelkerk. Daar staan de bloemen vrouwen. Voor alles is het vandaag de dag van de korenbloem. Steeds door vlechten zij dikke blauwe kransen, die grif verkocht worden en dan het hoofd van een blond Zweedsch meisje versieren, maar ook heel wat mannen loopen met zoo'n bloemenkrans in hun haar. Het lijkt wel de tooi voor een Romeinsch drinkge lag. Als wij dan nog uit het vuistje een paar warme worstjes gegeten hebben, is het genoeg geweest. Wat nu te doen? „Het" restaurant is afgestampt vol, dat heeft geen zin. Tenslotte loopen wij. een anderen officier tegen het lijf en binnen een minuut zit ik in een auto, laat de markt achter mij en rijd de stad uit. Wij zijn geïnviteerd voor een dansfuifje. Zulke onverwachte dingen beleef je hier altijd. Zoo als gewoonlijk breken alle menschen hun vast geroeste tongen over Engelsch en Dultsch, maar dat doet niets aan de gezellige stemming af. Wat een heerlijkheid voor een Holland sche gastvrouw! Iedereen bedient zich hier zelf. Op een lage kist staat alles bij elkaar. Hoe eenvoudig is het soms om sfeer te schep pen, alleen een groote kaars en een schemer lamp branden er in de twee kamers. Wij dan sen den korten nacht door, of zitten buiten op het balcon naar de maan en den lichter wordenden blauwen hemel te kijken. Om 1 uur is het al weer dag, kort daarna stappen wij allemaal in auto's en gaan terug naar de markt. In een minimum van tijd is het ge zelschap uit elkaar gevlogen. Ieder vermaakt zich op zijn manier. Midden in den nacht koopen wij een taartvorm, maar dat is dan ook het eenige nuttige voorwerp dat wij ver overd hebben. Nu sjouwt iedereen rond met bonte papieren zakken of pistaches met snoep goed. Overal klinkt muziek en toch, hoe uit gelaten ook, ontaardt het nergens tot een hos- partij. Nadat ik tevergeefs naar mijn vriend heb gezocht kroop ik om drie uur 's nachts door het raam bij gebrek aan sleutel, mijn nieuw tehuis binnen. Dezemarkt is nu eenmaal hét midzomer feest voor Karlskrona, want de midzomer zelf hier is niet veel waard, dus amuseert ieder zich deze 24 uur zoo goed hij kan. Zoo was de pret den volgenden morgen nog in vollen gang. Nog steeds dezelfde deinende menschenzee, die zich vermaakte. Doch opeens yerstijft de massa. Kreten stijgen op. Aller blikken zijn op een punt gevestigd. Rook krinkelt omhoog. Ik zie vlammen. Met man en macht dring ik mij door de opstuwende menschen naar voren. Het is onmogelijk om naderbij te komen. Reeds klinkt het getingel der brandweerwa gens. Van alle kanten rukken zij op. Brand op de markt tusschen de kraampjes en men schen, het noodsignaal was geblazen. Hooger laaien de vlammen op. Eindeiijk heb ik mij door de menschen heen geworsteld, de eerste wagen is juist aangekomen. In groote haast worden de kraampjes en manden weggesleept. Maar wat brandt er nu eigenlijk? Wat ver oorzaakt deze angstige stilte, die de menschen bevangen heeft? Daar op de steenen ligt de brand voor mij. Drie kisten met houtwol, die vroolijk verder branden, zich van geen kwaad bewust. Het is je reinste komedie, al die brand weerwagens voor drie kisten. Met een hand- bluschapparaatje is het in een oogwenk ge daan. Zwart en stinkend walmen ze verder De Lövmarkt heeft zijn sensatie gehad. De menschen verstrooien zich weer en de pret gaat verder. B. C. J. GROENEVELT Overstroomingen kosten 30.000 menschenlevens. NANKING, 15 Juli (A.N.P.) In het district Tien Men, provinciaal Hoepei hebben dé over stroomingen 30.000 menschenlevens geëischt. Enorme gebieden zijn onder water geloopen door de overstroomingen der zijrivieren van de Jangtse Kiang. Geheele dorpen zijn verwoest. De verbin dingen zijn verbroken Politieke onzekerheid in Oostenrijk. WEENEN, 15 Juli (A,N,P.) Tengevolge van het auto-ongeluk, waarbij de echtgenoote van bondskanselier dr. Schuschnigg op zoo onge lukkige wijze om het leven is gekomen, terwijl de bondskanselier zelf een zenuwschok opliep, is in Oostenrijk eenige politieke onzekerheid ontstaan. Naar verluidt zou men in fascistische krin gen en zouden zelfs eenige leden van het ka binet van de noodzakelijkheid om dr. Schuschnigg tijdelijk te vervangen, gebruik willen maken om hem definitief te ontslaan uit zijn functie van bondskanselier. Als even- tueele opvolger wordt zijn tijdelijke plaats vervanger Starhembei'g genoemd Inmiddels wordt van officieele zijde mede gedeeld. dat dr. Schuschnigg binnen eenige dagen zijn werkzaamheden hoopt te hervat ten. De bijzetting van het stoffelijk overschot van mevrouw Schuschnigg zal Dinsdagmiddag om drie uur geschieden. HAARLEM, 15 Juli. Bevallen 11 Juli: R. DelachauxMüller, z.; G. P BomhoffBusé, d.; 12 Juli: W. C. Dinge- nouts—v. Waard, d.; C. M. de Haas—Sooor, d.; A. de BoerPos, d. Overleden 11 Juli: Jhr. P. Teding van Berk hout, 69 jaar, Hazepaterslaan12 Juli- M. v. Door enMuller, 77 j., Hazepaterslaan; H. Hoekstra—ten Kate, 72 j., Linnaeuslaan; E. M. W. Gottschalk, 77 j., Hazepaterslaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 7