Een Elf - landen tocht
„Luiwammes had vacantie..."
W;
VOLSTREKTE RUST.
Van Oslo naar het Fryken-Meer.
In Giethoorn, ons Venetië.
Eert raad aan hen die ijverig willen zijn.
„Neem een hangmat voor twee weken
aarom ik met bitterheid aan mijn
vacantie terugdenk? Het zal u wel
weinig intesseeren. Ja. ik vlei me
met de gedachte dat 't u ook niet
raakt hoe ik aan de onderscheiding luiwam
mes" ben gekomen. Het zou ook nooit in me
zijn opgekomen dit te vertellen als ik niet de
onvermijdelijke noodzakelijkheid had gezien
anderen te waarschuwen, opdat hun niet de
miskenning te beurt valle, die mij deze wran
ge ervaring heeft rijker gemaakt.
LuiwammesNog klinkt dat uiterst lee-
oom erin heeft gebrand), vijf visites afleg
gen en spuitwater bestellen.
Dit stond op het eerste velletje. Er waren
er twee en een half zoo en behalve het spuit
water bestellen, lachte geen enkel onderwerp
me bar toe, toen het eenmaal zoover was ge
komen dat men redelijkerwijze een begin
mocht verwachten.
Dies begon ik met het spuitwater te bestel
len en wachtte, om krachten te verzamelen,
tot, het gebracht zou zijn. Tegen alle goede
verwachtingen in, was het spoedig bezorgd en
Hier, in die twee lichtgeverfde houten
Op de boot naar Oslo zeiden twee Noor-
sche meisjes mij ,Oslo zie je in een halven
dag". Ik stond toen een beetje sceptisch
tegenover dit gezegde, maar eigenlijk hebben
zij gelijk. Was het niet zoo'n allergezelligste
stad, dan zou men zich er als toerist dood-
vervelen. Geen belangrijke kerken of gebou
wen zijn er, wèl musea, maar wat het schil
derijenmuseum betreft is dit hoofdzakelijk
modern Noorsche schilderkunst en daar sta
je natuurlijk wat vreemd tegenover. Plichts
getrouw ben ik ook de Viking-schepen gaan
bekijken, opgegraven uit de oude grafheu
vels der vikingvorsten, en was toch onder
den indruk van die oude houten roeischepen,
die eens de schrik van onze gewesten waren.
Vooral het schip van een koningin is de
moeite waard, met de talrijke in het hout
gesneden fantastische versieringen. De in
houd ligt in een ander museum en ook hier
vind je die bizarre houtmotieven op sleden
en wagens steeds anders weer terug.
Wanneer je dan nog gedwaald hebt tus-
schen de oude huisjes en boerderijen in het
museum voor Noorsche cultuur en daar het
typisch Noorsche houten kerkje bekeken
hebt, ben je ook werkelijk uitgepraat.
Wat Oslo echter eenig in zijn soort maakt
onder de hoofdsteden van Europa, is haar
omgeving. Bij geen enkele stad vind je terug
wat Oslo heeft, bergen en zee. Uit zee is de
blik over de stad en het bergland onverge
telijk, maar van de bergen af ligt de stad
als iets onwezenlijk schoons. Je moet een
maal zelf met de Holmenkollen baan van
het Nationaal theater naar boven zijn ge
gaan om dit te kunnen begrijpen.Niet alleen
het: .uitzicht over dè stad. enhet' water- is
overweldigend, maar aan deh anderen kant
ligt Normarken. In eindelooze rijen snoeren
zich hier de bergen met dennebosschen be
groeid aaneen. Hier en daar liggen kleine
meertjes, en door dit heele land heen vind
je genoegelijke cafétjes. Vooral in den win
ter is dit het centrum van Oslo, wanneer
iedereen gewapend met zijn ski's naar boven
gaat en hier de latten onderbindt om het
verre land in te stuiven, tusschen de hoo
rnen door, omhoog en omlaag in de witte
eenzaamheid.
Nu ligt het centrum der stad ergens an
ders en wel in haar talrijke badgelegenheden
aan de kust. Direct al aan den overkant der
stad liggen er twee op 't eiland Bygdö. Den
heelen dag is er muziek en er heerscht een
allergezondst badleven. Rondom de turn-
rekken staat steeds een troepje toeschou
wers en wanneer beroepsacrobaten aan den
gang zijn is het allerleukst om eens te kij
ken. Duitschers, Engelschen, alle mogelijke
nationaliteiten geven hier hun stunts gratis
ten beste ten aanschouwe van dit publiek.
De mooiste badgelegenheid van Oslo is-
zonder twijfel Ingier-strand, maar dat ligt
betrekkelijk ver (45 min. met een boot), daar
kan men zelfs met watervliegtuigen tocht
jes over de stad maken, wat mijns inziens
zelfs de verwendste badgast tevreden moet
stellen.
Al deze badgelegenheden koeten echter,
ook al door de noodzakelijke pontverbindin
gen vrij veel geld naar Noorsche verhoudin
gen. Daarom is het des te meer te prijzen dat
de stad ook zijn eigen gratis bad heeft. Hier
vaart ook de pont gratis heen en weer, als
eenige in heel Oslo. De volte toont wel aan
hoe zeer dit geapprecieerd wordt en een hoe
groote behoefte er onder de bevolking
heerscht om te kunnen zwemmen.
Tenslotte kan men echter niet eeuwig in
een stad blijven, zelfs niet in Oslo en on
danks de abnormale hitte verliet ik de stad
in de richting van Zweden. Sindsdien schat
ik onzen A.N.W.B. weer hooger. Het is zoo
nu en dan een heele karwei om den juisten
weg te vinden, vooral als je van den echten
hoofdweg af bent en op tweede klas wegen
moet rijden. Dan sta je vaak voor een kruis
punt en moet maar op je goede gesternte
vertrouwen.
De natuur is prachtig in haar ongeschon
den eenzaamheid. De weg is het minder en
je loopt de helft van den tijd zwoegend als
«en karrepaard tegen de mulle hellingen
omhoog en voortdurend slip je, wanneer het
omlaag gaat. Vooral bij het meer Mjermen
werd het hopeloos, maar daar was het dan
ook wel zóó mooi, dat dit alles weer ver
goedde. Ik sloeg mijn tentje op aan de kust
en had het rijk alleen. Echter niet lang, want
weldra verschenen nog twee auto's ook.
Je moet hier een zonsondergang hebben
meegemaakt over de dennebosschen, die in
het_ meer spiegelen, dan zul je daarna mis
schien de kleuren der oude Japansche pren
ten beter kunnen begrijpen, in hun zachte
nuances van oranje en groenig-blauw.
Ook den volgenden dag hield hetzelfde
landschap stand met romantische natuur-
tafereelen als bij Ruysdael of misschien be
ter van Everdingen, die dit land immers zelf
kende.
Bij de Zweedsche grens wordt de weg ge
lukkig op eens beter, maar ook hier bestaat
de grootste plaag uit de tallooze vliegen. Je
slaat voortdurend wanhopig om je heen,
maar met de zekerheid van een klok voel je
regelmatig weer een prik. Wat zeggen wil,
dat je over een uurtje daar een groote roode
bult hebt. die je nog dagen lang echt pijn
doet. Mijn armen*.beenen en nek zien er uit
of ik pokken heb, maar dit is ten minste
nog verklaarbaar. Dat ik eensklaps over mijn
heele body met groote roode plekken, die
huisjes, woonden eens de kavaliers
ontzettend jeukten, overdekt was, maakte
mij veel angstiger.
In Arvika raadpleegde ik een dokter die
netelroos constateerde. Vermoedelijk hadden
die heerlijke roode boschaardbeien het op
hun geweten.
Den volgenden morgen was het nog maar
50 K.M. naar de Fryken-meren, maar wat
voor een 50 K.M.! Het is een van die tra
jecten, waarbij je je afvraagt waarom een
fiets fietsen kan. Naar boven loop je, naar
beneden „free "wiel je of.... loop je ook,
wanneer de weg al te beroerd wordt! Uren
lang gaat dat zoo en door die verschrikke
lijke vliegen wordt je zelfs de mogelijkheid
om even uit te blazen, ontnomen. Je staat
nauwelijks stil of zoem, daar zweven er weer
een stuk of zes om je heen.
Toch is 't niet onaangenaam om hier in dit
bergland te rijden. Iedere berg heeft weer
een dal achter zich en meestal ligt er op de
diepste plek tusschen de donkergroene naald
boomen een meer. Je vraagt je wel eens af
of wij Zweden niet liever, in plaats van Hol
land een waterland zullen noemen
Tijdsberekening, in zoo'n streek faalt nu
eenmaal altijd, zoo bracht ook de laatste 2-0
K.M. nog juist even een eindelooze wande
ling omhoog, tusschen de groene boomen,
zonder uitzicht. Een weg als een opgedroogde
beekbedding, rul, zandig en met groote kei-
steenen, die mée omlaag rollen. Doch hier
volgde nu eens een heel bijzondere beloo
ning. Op het hoogste punt gekomen vond ik
daar een cafétje op de rots, waar ik mijn
dorst kon lesschen. Van het terras af van
de Fryk'sdalshóogté Tag" hét'' belöofde land'
voor' mij. Als een lange blauwe, streep tds-
sehen de heuvelen, liggen de Fvykenmeren
en rondom de dorpjes en plaatsen met hun
kerktorentjes. Daar tusschen de wouden en
velden aan het meer werden de sagen ge
boren, die de heele wereld zouden veroveren.
Onder -mij lig-t het oude Wermeland, het land
van Gösta Berling, maar misschien nog meer
het land van Selma Lagerlöf. „Ach Varm-
land, jij mooi, jij heerlijk land, jij bent de
kroon van het Zweedsche rijk", zegt een oud
lied.
Zonder Selma Lagerlöf zou Wermeland
nooit die bekendheid gekregen hebben, die
het nu heeft, waar een bezoek aan dit land
voor de meeste menschen een soort pel
grimstocht beteekent langs die plaatsen, die
de grijze schrijfster in haar vele boeken ver-
eenigd heeft.
Zoo was het ook voor mij. Toevallig kreeg
ik een introductie op Rottneros, het grootste
huis, herrgaard,. aan het meer. Rottneros
heet in de Gösta Berling. sage Ekeby en de
booze Majoorske voerde hier de scepter over
haar kavaliers. De vroolijke, lustige gezellen,
die niet in staat zich zelf een bestaan te ver
schaffen, hier de mogelijkheid vonden om
ongestoord en naar hun aard te leven. Eens
werden van het oude heerenhuis uit, de
groote ijzermijnen beheerscht, nu zijn ze
verdwenen evenals het oude huis zelf, dat
een paar jaar geleden afbrandde. Het weer
opgebouwde nieuwe heerenhuis staat thans
voor mij en weer voert er een majoorske de
scepter. Over haar zullen wel nooit boeken
geschreven worden, maar de menschen. die
haar machten leer en kennen, zullen haar
vriendelijke gastvrijheid, evenmin vergeten.
Ja, nu was dan het Fryk'en-meer tot een
tastbare werkelijkheid geworden. Het „myc-
ket valkommen" op het bordes onder de
zware zuilen had een nieuw paradijs voor
mij ontsloten en na een korte wandeling over
het groene gazon zat ik op de pier, voor den
tuin in het meer. Linies ligt Sunne (Broby)
tusschen de boomen en op den bebosehten
overkant kun je de'huizen duidelijk onder
scheiden.
Dan loopen wij rónd door de tuinen en
moestuin. Aan den weg naar het huis lig
gen aan weerskanten van de zware oude
berken de twee oude kavaliers huizen van
Ekeby. Hier in die twee lichtgeverfde houten
huisjes woonden eens de kavaliers. Hun uiter
lijk is hetzelfde gebleven, maar nu zijn er
geen nachtelijke braspartijen meer. In het
eene huis wonen, bedienden en in het andere
de schoonzuster van den eigenaar.
Zoo verandert alles met 'den tijd. De ijzer
industrie, die eens heel Wermeland arbeid
verschafte verdween ook, .maar een nieuw
bedrijf kwam op, de papiérfabrikatie.
De auto van Rottneros brengt mij in een
oogenblik naar de papierfabriek en daar
word ik al opgewacht om rondgeleid te wor
den.
Op het kunstmatige meertje, dat gemaakt
werd om stroom te verkrijgen voor de eigen
electrische centrale, drijven de boomen bij
honderden. Een voor een 'worden zij met
groote pikhaken in het geultje gedreven,
waar de onbarmhartige cirkelzaag ze in
stukken zaagt. Dan gaat het snel omlaag, in
koken water wordt de bast er van af ge-
wasschen. Weer verder gaan zij naar de
raspmolens. De, balken passen er precies in
en vastgeperst verrichten de molensteenen
hun vernietigenden arbeid. Een gelige pap
brokt ei* onder uit. Het is hout .of misschien
beter, het was hout! Kokend water en ik
weet niet wat werkt er verder op in en dan
zie je langzaam aan, bij elke pers, het pa
pier dunner en dunner worden, tot aan het
einde de vellen/ in den: juisten vorm, omlaag
vallen, opgestapeld worden, en tenslotte in
de persen, met ijzerdraad worden vastgebon
den. Zoo zie je voor je oogen het wonder ge-
I beuren, hoe er van een boom papier gemaakt
DONDERDAG 8 AUG. 1935
wordt. In het tijdsverloop van een uur
slechts worden de drijvende stammen uit
het meer getransformeerd tot groote pakken
wit papier en binnen een paar dagen mis
schien al zullen er kranten gedrukt worden
op diezelfde boomen, die ik nu nog in het
water zie ronddrijven.
B. C. J. GROENEVELT.
Vacantie met volstrekte rust, vooral
volstrekte rust en geen zware geeste
lijke arbeid", had de dokter me ge
zegd. Volstrekte rust, ik had wel kun
nen weten, dat hij geen notie had van de
onuitputtelijke werklust, die ons Laexems
bezielt. Maar hij had gelijk; ik móest vol
strekte rust nemen. Het was noodzakelijk,
het was een eerste vereischte. Ik moest va
cantie nem-=r P"s
bestand, maar dit was zelfs voor mijn phy-
sieke en moreele kracht te veel geweest.
Twee maanden '-ar»-? hd ik *-r>
op een secretarie de vele werkzaamheden te
verrichten, die in een plaats van negendui
zend zielen voorkomen. Ja, 't was wel een
heele overgang geweest, van een dorp met
vijfduizend inwoners naar dit.
Enfin, ik moest rust nemen; wat kon ik
beter doen dan naar tante Henriette Laexem
in Apeldoorn gaan om van de vermoeienis
sen te herstellen. Tante is een joviale vrouw,
die ik graag mag. Bovendien, Papa heeft mij
altijd voorgehouden: „Jongen, tante is een
lid van de familietak, waarmee we altijd
contact moeten houden." Nu, dat contact is
gebleven, niettegenstaande de vele intrigues
van mijn neef George, van de Zutphensche
tak, die volkomen uit de gunst is sedert zijn
debuut als sprinter in de Zutphensche wie
lerclub. Hij is intusschen geroyeerd, omdat
hij geen hersens had om mee te fietsen.
Maar wij Laexems, al houden we niet van
intrigues en insinuaties, we zijn toch zeer
vergevensgezind. Dus bed qna
woord op zijn brief gemeld, dat ik het op
prijs zou stp.Uen als h üee^ kwm om
waaien als ik bij tante Henriëtte Laexem in
Apeldoorn logeerde. Ik hoop, dat u me goed
volgt, ik gaf hem. o. edelmoedigheid van het
Laexem-hart, ik gaf hem nog weer een kar.s.
Hij zou het herkansing noemen; hij houdt
er nog steeds een wonderlijk vocabularium
op na.
„Maar", had ik er aan toegevoegd, „aan
gezien ik nog eenige dringende zaken heb
af te handelen (hij hoeft toch niets over
mijn afspraakjes te weten; het zouden
slechts scherpe wapens in zijn handen kun
nen zijn) kan ik niet zeggen wanneer ik bij
tante Henriëtte Laexem ben. Je moet dus
maar af en toe langs haar villa (het ding
heet Laexem-Estate) loopen of rijden, dan
zie je wel of ik er ben". Bovendien had ik
geschreven: „Ik zou niet aanbellen, want
Tante is ten opzichte van jou nog niet zoo
aestemd als ik wel zou wen^hon'tr»-.;- -nViropf
ik om te voorkomen, dat hij weer zou gaan
intrigeeren en daar houd ik niet van, 't is
tegen men principes. Wij Laexems haten in
trigeeren, evenals het te veel hechten aan
geld, zooals sommige menschen doen.
George heeft iets van die geldzucht over
zich. In mijn eerste'maand ter secretarie heb
ik een erg drukke week gehad. George en ik
zijn toen een week naar Parijs gegaan om
wat op ons verhaal te komen. Ik geloof, dat
hij zich maar een bpQt,je Moq.r,
toen heeft hij mij toch ongelogen drie keer
meer dan hij de whisky laten betalen, om
van de borrels nog maar niet te spreken.
Het is not done.
En op de terugreis heeft hij mij met een
kleine city-bas- met goedk^^s e0'1 de
laten zitten, die hij tante Henriëtte Laexem
wilde geven. Haar reuk is niet bijster goed
meer. Eerst moest ik maar zien. dat ik door
de douane kwam en toen vergat hij het nog.
Maar ik dwaal af Terzake. Joachim Tovam
Ik ben naar Apeldoorn getogen met koffer
tje. Als George niet de moeite neemt om
het zelf te «reven, dan zal ik he*- doen, dacht
ikHet" is de eau de cologne.
Het is wel een wreede beschikking van
het noodlot, dat ik piet mijn weldoenersziel,
mede door dat reukwater een schok moest
krijgen, die het mij onmogelijk maakte ter
secretarie terug te keeren, zoodat ik thans
tehuis, zonder vooruitzichten wegkwijn.
Maar ik wil me niet opwinden. „Volstrek
te rust" heeft mijn dokter immers gezegd,
dat ik noodig had.
Ik wil kort zijn. ik wil u alles zeggen, ik
wil u zelfs mijn nederlaag niet verhelen. Wij
Laexems zijn open van karakter. Ik kwam
aan in Apeldoorn, nogal - tegen de scheme
ring. Hoe gaat dat als je in Amsterdam een
kennis ontmoet Ik stapte de stoep op
Enfin, ik was ineens van mijn stuk. Dat wil
wat zeggen, onze tak staat niet gauw met
de mond vol tanden. Ik wel en ik stond het
nog toen ik op het politiebureau zat bij een
paar agenten, die brood aten en koffie dron
ken. om beurten. Ik stond wpt 'n m™d wi
tanden. En wat erger was, ik had mijn kof
fertje, pardon, het was geloof ik een city
bag, op de stoep van „Laexem Estate" laten
vallen.
En 't is soms vreemd, zooals de omstandig
heden tegen je zijn: die agent vond in mijn
portefeuille, behalve een paar kiekjes, waar
om hij schik had, Georges brief:
„B. Joac.
Zal doen zooals je hebt gezegd. Neem het
koffertje enz, mee. We ontmoeten elkaar wel
op „Laexem Estate", J.
Deze brief kostte me een nacht in een cel.
's Moreens kwam M-x. He^D^i-.tp's
rood-wit gestreepte. Men had mijn naam op
het adres van dien ongeluksbrief gevonden
en Tante gevraagd of de arrestant familie
van haar was.
En Max vertelde me nog iets, waaruit ik
mot, Laex.em-e'delmoedisrh°id afleid, dat,
George, ofschoon hij geen fiets-hersens heeft
toch kan denken.
Toen hij na in Apeldoorn op de soos te zijn
geweest naar Zutphen terug zou gaan, stopte
hij bij Laexem Estate en hoorde nog net mijn
laatste wanhoopspleidooiwoorden voordat ik
met stomheid geslagen was. Hij heeft ten
slotte nog succes gehad met zijn gesmokkelde
eau de cologne ook; voordat Max bij me
kwam waren ze samen naar de Rivièra ver
trokken, nl. Tante en die intrigant.
Hoe kon ik nou weten, dat tante Henriëtte
Laexem behalve slechtruikend, ook nog slecht
ziend was geworden en wat geschrokken was
van de dagelijksche avondronde van een
vreemden man om Laexem Estate?
J.Eu
lijke woord tegen de dennetjes in het duin
terug, waaruit een Vlaamsche gaai protestee-
rend en krassend wegvloog, toen mijn oom,
die dikke.Maar ik wou me niet meer op
winden. Laat 'k u dus rustig van het begin af
vertellen.
Elk mensch heeft buien, waarin hij goede
voornemens heeft. Daaraan valt nu eenmaal
niet te ontkomen. De een zegt: ,,Ik rook niet
meer", en wacht inderdaad tien minuten met
zijn volgende cigaret. Een ander zegt: „Nu zal
ik toch eindelijk tante Alida eens schrijven",
schrijft ook werkelijk een innigen brief, maar
vergeet de enveloppe te posten. Zoo kan een
ieder naar smaak en ondervinding de reeks
der goede voornemens aanvullen.
Elk mensch heeft ook buien waarin hij din
gen niet doet. Hij haalt tien boeken uit de
kast, met de bedoeling ze weer ap te bergen,
doch helaas verkeert hij juist in de bui van
niet-doen en de chaos is op komst.
Stelt u zich nu eens voor dat de eene bui
met de andere gecombineerd wordt. Wat ge
beurt er dan? Meiï-fieetöt zich voor'alles wat
niet gedaan isJ_wcl.te..doen..eii heeft, de-eerste
schrede gezet op den weg naar Den Vol
maakten Mensch. Zonder eenige zelfverhef
fing beken ik dat ik deze schrede heb gezet en
zoo kom ik aan mijn eervolle vermelding
„luiwammes", afkomstig van mijn dikken
oom.
In den loop der dagen, voorafgaand aan
mijn vacantie, marcheerde ik in gedachten
door de chaos der achterstalligheid. Op een
schoon vel papier schreef ik neder wat er nu
toch eens hoog noodig moest geschieden, wil
de ik mezelf een rustigen en welverdienden
vrijen tijd verzekeren. Immers (zoo meent
men), na gedanen arbeid is het goed rusten,
en de sensatie van een goeden rust wilde ik
toch ook wel eens beleven.
Zoo geschiedde het dat een onzalig voorne
men tot uitvoering werd gebracht en het
groote, schoone vel papier bleek al ras veel te
klein te wezen voor al mijn goede voorne
mens, die achterstalligheid moesten ophef
fen.
Zie hier een kleine proeve van mijn zelfkas
tijding, vacantie taak of vlijt,, zooals ge het
noemen wilt:
Kamer opruimen, lessenaar opruimen, boe
kenkast opruimen, fiets schoonmaken, oliën
en lakken, poot van het ted maken, (waar
door ik reeds meermalen in mijn nachtrust
wreedelijk ben gestoord), drie tantes schrij
ven en een verren neef, de radio repareeren,
pianolamp herstellen, het slot van de deur
nazien, ruit inzetten, spijker uit een schoen
halen (die me een eksteroog bezorgde en drie
paar totaal geruïneerde sokken bovendien)
tuin harken, wieden, spuiten, spitten en
maaien, kolenhok timmeren, aquarium
schoonmaken, postzegels inplakken, kwitan
ties inboeken, dasspeld zoeken, (die ergens in
huis verloren is geraakt), vaas lijmen, (die
de kat heeft behandeld), waterkraan repa
reeren (waardoor liters water zijn verloren
gegaan en een vieze gele vlek in de badkuip
ontstond), gat in het zeil maken, (dat mijn
het ware mijn eer te na gekomen, indien ik
niet onmiddellijk was begonnen mijn kamer
op te ruimen, zijnde het eerste nummer van
het program.
Bespaart u me het relaas der werkzaamhe
den.
In tien dagen ben ik even zooveel kilo's af
gevallen, In mijn ijver ben ik aan alle pro
grammapunten tegelijk begonnen, heb klee-
ren en handen onder de olie en de lak gezet
bij het toonbaar maken van m'n fiets. Heb
verder een abnormaal dikke duim met een
zwarte nagel erop, dank zij een hamerslag
bij de herstelling der pianolamp, die natuur
lijk onder stroom moest staan, heb spit in
den rug door het, spitten in dat steengebied,
dat mijn tuin wil zijn, heb drie en een halve
gulden schade doordat het aquarium uit m'n
natte handen gleed, en enkele tientjes als
gevolg van het leegloopen van een tube alles-
plakkende lijm op een zeer kostbaar kleedje.
Om volledig te zijn moet ik eerlijkheids
halve bekennen, dat 'k sedert den eersten
dag der vacdritïé' 'op 'voet Van oorlog leèf met
.met-alle Jauisgenooten^die - alles -even dwaas
vmden en niet weten te apprecieeren als
iemand werken wil in zijn vrijen tijd.
Wat dit nu te maken heeft met den eere
naam „luiwammes?"
Het verband is slechts schijnbaar ver te zoe
ken.
Op den veertienden en laatsten dag van
mijn heerlijke vacantie ben ik bezweken voor
mijn slechter-ik. 'k Heb een hangmat geno
men, die 'k tusschen twee sterke boomen hing
en ben gaan slapen. In de zon. Onder het
groen.
Ver van kapotte zeilen en kranen, ver van
geniepige lampen en pooten onder bedden,
ver van oliestank en steeds wegwaaiende post
zegels, met slechts een van koorts kloppende
duim bij me. De vogelkens aten de kruimkens
brood, die ik ze vriendelijk toewierp met mijn
eene, nog tamelijk ongeschonden hand. Dank
baar lieten zij het geluk achter, terwijl zij
wegvlogen om familieleden te roepen aan den
brooddisch bij de hangmat.
Een hunner moet de onkieschheid hebben
gehad ook een m ij n e r familieleden te roe
pen. Dat was mijn oom, die dikke.
Dat vergeef ik het beest nooit.
Toen is het gebeurd. Mijn oom zag mij,
hoorde me ook, want buiten kan ik het snur
ken niet laten en sprak. Hij zei niet veel,
doch herinnerde aan zijn jeugd, aan zijn
vlijt van vroeger en hoe hij zijn vacanties
altijd nuttig besteedde.
En sloot zijn predicatie met een onsympa
thiek gebaar waarin hij alle verachting legde
voor het tegenwoordig geslacht.
Terwijl hij mij den rug toedraaide, beet hij
het leelijke woord „luiwammes" tusschen zijn
tanden af, tot grooten schrik van den Vlaam-
schen gaai, die wegvloog.
Sedert denk ik met bitterheid aan alles wat
vacantie is. Ben vast besloten volgend jaar
twee weken in een hangmat te kruipen, opdat
zoo'n verwijt ten minste rechtvaardig is.
W. SCH.
Langs een der kanalen in het Waterleidinggebied te Vogelenzang