Een Elf - landen tocht „Luiwammes had vacantie..." W; VOLSTREKTE RUST. Van Oslo naar het Fryken-Meer. In Giethoorn, ons Venetië. Eert raad aan hen die ijverig willen zijn. „Neem een hangmat voor twee weken aarom ik met bitterheid aan mijn vacantie terugdenk? Het zal u wel weinig intesseeren. Ja. ik vlei me met de gedachte dat 't u ook niet raakt hoe ik aan de onderscheiding luiwam mes" ben gekomen. Het zou ook nooit in me zijn opgekomen dit te vertellen als ik niet de onvermijdelijke noodzakelijkheid had gezien anderen te waarschuwen, opdat hun niet de miskenning te beurt valle, die mij deze wran ge ervaring heeft rijker gemaakt. LuiwammesNog klinkt dat uiterst lee- oom erin heeft gebrand), vijf visites afleg gen en spuitwater bestellen. Dit stond op het eerste velletje. Er waren er twee en een half zoo en behalve het spuit water bestellen, lachte geen enkel onderwerp me bar toe, toen het eenmaal zoover was ge komen dat men redelijkerwijze een begin mocht verwachten. Dies begon ik met het spuitwater te bestel len en wachtte, om krachten te verzamelen, tot, het gebracht zou zijn. Tegen alle goede verwachtingen in, was het spoedig bezorgd en Hier, in die twee lichtgeverfde houten Op de boot naar Oslo zeiden twee Noor- sche meisjes mij ,Oslo zie je in een halven dag". Ik stond toen een beetje sceptisch tegenover dit gezegde, maar eigenlijk hebben zij gelijk. Was het niet zoo'n allergezelligste stad, dan zou men zich er als toerist dood- vervelen. Geen belangrijke kerken of gebou wen zijn er, wèl musea, maar wat het schil derijenmuseum betreft is dit hoofdzakelijk modern Noorsche schilderkunst en daar sta je natuurlijk wat vreemd tegenover. Plichts getrouw ben ik ook de Viking-schepen gaan bekijken, opgegraven uit de oude grafheu vels der vikingvorsten, en was toch onder den indruk van die oude houten roeischepen, die eens de schrik van onze gewesten waren. Vooral het schip van een koningin is de moeite waard, met de talrijke in het hout gesneden fantastische versieringen. De in houd ligt in een ander museum en ook hier vind je die bizarre houtmotieven op sleden en wagens steeds anders weer terug. Wanneer je dan nog gedwaald hebt tus- schen de oude huisjes en boerderijen in het museum voor Noorsche cultuur en daar het typisch Noorsche houten kerkje bekeken hebt, ben je ook werkelijk uitgepraat. Wat Oslo echter eenig in zijn soort maakt onder de hoofdsteden van Europa, is haar omgeving. Bij geen enkele stad vind je terug wat Oslo heeft, bergen en zee. Uit zee is de blik over de stad en het bergland onverge telijk, maar van de bergen af ligt de stad als iets onwezenlijk schoons. Je moet een maal zelf met de Holmenkollen baan van het Nationaal theater naar boven zijn ge gaan om dit te kunnen begrijpen.Niet alleen het: .uitzicht over dè stad. enhet' water- is overweldigend, maar aan deh anderen kant ligt Normarken. In eindelooze rijen snoeren zich hier de bergen met dennebosschen be groeid aaneen. Hier en daar liggen kleine meertjes, en door dit heele land heen vind je genoegelijke cafétjes. Vooral in den win ter is dit het centrum van Oslo, wanneer iedereen gewapend met zijn ski's naar boven gaat en hier de latten onderbindt om het verre land in te stuiven, tusschen de hoo rnen door, omhoog en omlaag in de witte eenzaamheid. Nu ligt het centrum der stad ergens an ders en wel in haar talrijke badgelegenheden aan de kust. Direct al aan den overkant der stad liggen er twee op 't eiland Bygdö. Den heelen dag is er muziek en er heerscht een allergezondst badleven. Rondom de turn- rekken staat steeds een troepje toeschou wers en wanneer beroepsacrobaten aan den gang zijn is het allerleukst om eens te kij ken. Duitschers, Engelschen, alle mogelijke nationaliteiten geven hier hun stunts gratis ten beste ten aanschouwe van dit publiek. De mooiste badgelegenheid van Oslo is- zonder twijfel Ingier-strand, maar dat ligt betrekkelijk ver (45 min. met een boot), daar kan men zelfs met watervliegtuigen tocht jes over de stad maken, wat mijns inziens zelfs de verwendste badgast tevreden moet stellen. Al deze badgelegenheden koeten echter, ook al door de noodzakelijke pontverbindin gen vrij veel geld naar Noorsche verhoudin gen. Daarom is het des te meer te prijzen dat de stad ook zijn eigen gratis bad heeft. Hier vaart ook de pont gratis heen en weer, als eenige in heel Oslo. De volte toont wel aan hoe zeer dit geapprecieerd wordt en een hoe groote behoefte er onder de bevolking heerscht om te kunnen zwemmen. Tenslotte kan men echter niet eeuwig in een stad blijven, zelfs niet in Oslo en on danks de abnormale hitte verliet ik de stad in de richting van Zweden. Sindsdien schat ik onzen A.N.W.B. weer hooger. Het is zoo nu en dan een heele karwei om den juisten weg te vinden, vooral als je van den echten hoofdweg af bent en op tweede klas wegen moet rijden. Dan sta je vaak voor een kruis punt en moet maar op je goede gesternte vertrouwen. De natuur is prachtig in haar ongeschon den eenzaamheid. De weg is het minder en je loopt de helft van den tijd zwoegend als «en karrepaard tegen de mulle hellingen omhoog en voortdurend slip je, wanneer het omlaag gaat. Vooral bij het meer Mjermen werd het hopeloos, maar daar was het dan ook wel zóó mooi, dat dit alles weer ver goedde. Ik sloeg mijn tentje op aan de kust en had het rijk alleen. Echter niet lang, want weldra verschenen nog twee auto's ook. Je moet hier een zonsondergang hebben meegemaakt over de dennebosschen, die in het_ meer spiegelen, dan zul je daarna mis schien de kleuren der oude Japansche pren ten beter kunnen begrijpen, in hun zachte nuances van oranje en groenig-blauw. Ook den volgenden dag hield hetzelfde landschap stand met romantische natuur- tafereelen als bij Ruysdael of misschien be ter van Everdingen, die dit land immers zelf kende. Bij de Zweedsche grens wordt de weg ge lukkig op eens beter, maar ook hier bestaat de grootste plaag uit de tallooze vliegen. Je slaat voortdurend wanhopig om je heen, maar met de zekerheid van een klok voel je regelmatig weer een prik. Wat zeggen wil, dat je over een uurtje daar een groote roode bult hebt. die je nog dagen lang echt pijn doet. Mijn armen*.beenen en nek zien er uit of ik pokken heb, maar dit is ten minste nog verklaarbaar. Dat ik eensklaps over mijn heele body met groote roode plekken, die huisjes, woonden eens de kavaliers ontzettend jeukten, overdekt was, maakte mij veel angstiger. In Arvika raadpleegde ik een dokter die netelroos constateerde. Vermoedelijk hadden die heerlijke roode boschaardbeien het op hun geweten. Den volgenden morgen was het nog maar 50 K.M. naar de Fryken-meren, maar wat voor een 50 K.M.! Het is een van die tra jecten, waarbij je je afvraagt waarom een fiets fietsen kan. Naar boven loop je, naar beneden „free "wiel je of.... loop je ook, wanneer de weg al te beroerd wordt! Uren lang gaat dat zoo en door die verschrikke lijke vliegen wordt je zelfs de mogelijkheid om even uit te blazen, ontnomen. Je staat nauwelijks stil of zoem, daar zweven er weer een stuk of zes om je heen. Toch is 't niet onaangenaam om hier in dit bergland te rijden. Iedere berg heeft weer een dal achter zich en meestal ligt er op de diepste plek tusschen de donkergroene naald boomen een meer. Je vraagt je wel eens af of wij Zweden niet liever, in plaats van Hol land een waterland zullen noemen Tijdsberekening, in zoo'n streek faalt nu eenmaal altijd, zoo bracht ook de laatste 2-0 K.M. nog juist even een eindelooze wande ling omhoog, tusschen de groene boomen, zonder uitzicht. Een weg als een opgedroogde beekbedding, rul, zandig en met groote kei- steenen, die mée omlaag rollen. Doch hier volgde nu eens een heel bijzondere beloo ning. Op het hoogste punt gekomen vond ik daar een cafétje op de rots, waar ik mijn dorst kon lesschen. Van het terras af van de Fryk'sdalshóogté Tag" hét'' belöofde land' voor' mij. Als een lange blauwe, streep tds- sehen de heuvelen, liggen de Fvykenmeren en rondom de dorpjes en plaatsen met hun kerktorentjes. Daar tusschen de wouden en velden aan het meer werden de sagen ge boren, die de heele wereld zouden veroveren. Onder -mij lig-t het oude Wermeland, het land van Gösta Berling, maar misschien nog meer het land van Selma Lagerlöf. „Ach Varm- land, jij mooi, jij heerlijk land, jij bent de kroon van het Zweedsche rijk", zegt een oud lied. Zonder Selma Lagerlöf zou Wermeland nooit die bekendheid gekregen hebben, die het nu heeft, waar een bezoek aan dit land voor de meeste menschen een soort pel grimstocht beteekent langs die plaatsen, die de grijze schrijfster in haar vele boeken ver- eenigd heeft. Zoo was het ook voor mij. Toevallig kreeg ik een introductie op Rottneros, het grootste huis, herrgaard,. aan het meer. Rottneros heet in de Gösta Berling. sage Ekeby en de booze Majoorske voerde hier de scepter over haar kavaliers. De vroolijke, lustige gezellen, die niet in staat zich zelf een bestaan te ver schaffen, hier de mogelijkheid vonden om ongestoord en naar hun aard te leven. Eens werden van het oude heerenhuis uit, de groote ijzermijnen beheerscht, nu zijn ze verdwenen evenals het oude huis zelf, dat een paar jaar geleden afbrandde. Het weer opgebouwde nieuwe heerenhuis staat thans voor mij en weer voert er een majoorske de scepter. Over haar zullen wel nooit boeken geschreven worden, maar de menschen. die haar machten leer en kennen, zullen haar vriendelijke gastvrijheid, evenmin vergeten. Ja, nu was dan het Fryk'en-meer tot een tastbare werkelijkheid geworden. Het „myc- ket valkommen" op het bordes onder de zware zuilen had een nieuw paradijs voor mij ontsloten en na een korte wandeling over het groene gazon zat ik op de pier, voor den tuin in het meer. Linies ligt Sunne (Broby) tusschen de boomen en op den bebosehten overkant kun je de'huizen duidelijk onder scheiden. Dan loopen wij rónd door de tuinen en moestuin. Aan den weg naar het huis lig gen aan weerskanten van de zware oude berken de twee oude kavaliers huizen van Ekeby. Hier in die twee lichtgeverfde houten huisjes woonden eens de kavaliers. Hun uiter lijk is hetzelfde gebleven, maar nu zijn er geen nachtelijke braspartijen meer. In het eene huis wonen, bedienden en in het andere de schoonzuster van den eigenaar. Zoo verandert alles met 'den tijd. De ijzer industrie, die eens heel Wermeland arbeid verschafte verdween ook, .maar een nieuw bedrijf kwam op, de papiérfabrikatie. De auto van Rottneros brengt mij in een oogenblik naar de papierfabriek en daar word ik al opgewacht om rondgeleid te wor den. Op het kunstmatige meertje, dat gemaakt werd om stroom te verkrijgen voor de eigen electrische centrale, drijven de boomen bij honderden. Een voor een 'worden zij met groote pikhaken in het geultje gedreven, waar de onbarmhartige cirkelzaag ze in stukken zaagt. Dan gaat het snel omlaag, in koken water wordt de bast er van af ge- wasschen. Weer verder gaan zij naar de raspmolens. De, balken passen er precies in en vastgeperst verrichten de molensteenen hun vernietigenden arbeid. Een gelige pap brokt ei* onder uit. Het is hout .of misschien beter, het was hout! Kokend water en ik weet niet wat werkt er verder op in en dan zie je langzaam aan, bij elke pers, het pa pier dunner en dunner worden, tot aan het einde de vellen/ in den: juisten vorm, omlaag vallen, opgestapeld worden, en tenslotte in de persen, met ijzerdraad worden vastgebon den. Zoo zie je voor je oogen het wonder ge- I beuren, hoe er van een boom papier gemaakt DONDERDAG 8 AUG. 1935 wordt. In het tijdsverloop van een uur slechts worden de drijvende stammen uit het meer getransformeerd tot groote pakken wit papier en binnen een paar dagen mis schien al zullen er kranten gedrukt worden op diezelfde boomen, die ik nu nog in het water zie ronddrijven. B. C. J. GROENEVELT. Vacantie met volstrekte rust, vooral volstrekte rust en geen zware geeste lijke arbeid", had de dokter me ge zegd. Volstrekte rust, ik had wel kun nen weten, dat hij geen notie had van de onuitputtelijke werklust, die ons Laexems bezielt. Maar hij had gelijk; ik móest vol strekte rust nemen. Het was noodzakelijk, het was een eerste vereischte. Ik moest va cantie nem-=r P"s bestand, maar dit was zelfs voor mijn phy- sieke en moreele kracht te veel geweest. Twee maanden '-ar»-? hd ik *-r> op een secretarie de vele werkzaamheden te verrichten, die in een plaats van negendui zend zielen voorkomen. Ja, 't was wel een heele overgang geweest, van een dorp met vijfduizend inwoners naar dit. Enfin, ik moest rust nemen; wat kon ik beter doen dan naar tante Henriette Laexem in Apeldoorn gaan om van de vermoeienis sen te herstellen. Tante is een joviale vrouw, die ik graag mag. Bovendien, Papa heeft mij altijd voorgehouden: „Jongen, tante is een lid van de familietak, waarmee we altijd contact moeten houden." Nu, dat contact is gebleven, niettegenstaande de vele intrigues van mijn neef George, van de Zutphensche tak, die volkomen uit de gunst is sedert zijn debuut als sprinter in de Zutphensche wie lerclub. Hij is intusschen geroyeerd, omdat hij geen hersens had om mee te fietsen. Maar wij Laexems, al houden we niet van intrigues en insinuaties, we zijn toch zeer vergevensgezind. Dus bed qna woord op zijn brief gemeld, dat ik het op prijs zou stp.Uen als h üee^ kwm om waaien als ik bij tante Henriëtte Laexem in Apeldoorn logeerde. Ik hoop, dat u me goed volgt, ik gaf hem. o. edelmoedigheid van het Laexem-hart, ik gaf hem nog weer een kar.s. Hij zou het herkansing noemen; hij houdt er nog steeds een wonderlijk vocabularium op na. „Maar", had ik er aan toegevoegd, „aan gezien ik nog eenige dringende zaken heb af te handelen (hij hoeft toch niets over mijn afspraakjes te weten; het zouden slechts scherpe wapens in zijn handen kun nen zijn) kan ik niet zeggen wanneer ik bij tante Henriëtte Laexem ben. Je moet dus maar af en toe langs haar villa (het ding heet Laexem-Estate) loopen of rijden, dan zie je wel of ik er ben". Bovendien had ik geschreven: „Ik zou niet aanbellen, want Tante is ten opzichte van jou nog niet zoo aestemd als ik wel zou wen^hon'tr»-.;- -nViropf ik om te voorkomen, dat hij weer zou gaan intrigeeren en daar houd ik niet van, 't is tegen men principes. Wij Laexems haten in trigeeren, evenals het te veel hechten aan geld, zooals sommige menschen doen. George heeft iets van die geldzucht over zich. In mijn eerste'maand ter secretarie heb ik een erg drukke week gehad. George en ik zijn toen een week naar Parijs gegaan om wat op ons verhaal te komen. Ik geloof, dat hij zich maar een bpQt,je Moq.r, toen heeft hij mij toch ongelogen drie keer meer dan hij de whisky laten betalen, om van de borrels nog maar niet te spreken. Het is not done. En op de terugreis heeft hij mij met een kleine city-bas- met goedk^^s e0'1 de laten zitten, die hij tante Henriëtte Laexem wilde geven. Haar reuk is niet bijster goed meer. Eerst moest ik maar zien. dat ik door de douane kwam en toen vergat hij het nog. Maar ik dwaal af Terzake. Joachim Tovam Ik ben naar Apeldoorn getogen met koffer tje. Als George niet de moeite neemt om het zelf te «reven, dan zal ik he*- doen, dacht ikHet" is de eau de cologne. Het is wel een wreede beschikking van het noodlot, dat ik piet mijn weldoenersziel, mede door dat reukwater een schok moest krijgen, die het mij onmogelijk maakte ter secretarie terug te keeren, zoodat ik thans tehuis, zonder vooruitzichten wegkwijn. Maar ik wil me niet opwinden. „Volstrek te rust" heeft mijn dokter immers gezegd, dat ik noodig had. Ik wil kort zijn. ik wil u alles zeggen, ik wil u zelfs mijn nederlaag niet verhelen. Wij Laexems zijn open van karakter. Ik kwam aan in Apeldoorn, nogal - tegen de scheme ring. Hoe gaat dat als je in Amsterdam een kennis ontmoet Ik stapte de stoep op Enfin, ik was ineens van mijn stuk. Dat wil wat zeggen, onze tak staat niet gauw met de mond vol tanden. Ik wel en ik stond het nog toen ik op het politiebureau zat bij een paar agenten, die brood aten en koffie dron ken. om beurten. Ik stond wpt 'n m™d wi tanden. En wat erger was, ik had mijn kof fertje, pardon, het was geloof ik een city bag, op de stoep van „Laexem Estate" laten vallen. En 't is soms vreemd, zooals de omstandig heden tegen je zijn: die agent vond in mijn portefeuille, behalve een paar kiekjes, waar om hij schik had, Georges brief: „B. Joac. Zal doen zooals je hebt gezegd. Neem het koffertje enz, mee. We ontmoeten elkaar wel op „Laexem Estate", J. Deze brief kostte me een nacht in een cel. 's Moreens kwam M-x. He^D^i-.tp's rood-wit gestreepte. Men had mijn naam op het adres van dien ongeluksbrief gevonden en Tante gevraagd of de arrestant familie van haar was. En Max vertelde me nog iets, waaruit ik mot, Laex.em-e'delmoedisrh°id afleid, dat, George, ofschoon hij geen fiets-hersens heeft toch kan denken. Toen hij na in Apeldoorn op de soos te zijn geweest naar Zutphen terug zou gaan, stopte hij bij Laexem Estate en hoorde nog net mijn laatste wanhoopspleidooiwoorden voordat ik met stomheid geslagen was. Hij heeft ten slotte nog succes gehad met zijn gesmokkelde eau de cologne ook; voordat Max bij me kwam waren ze samen naar de Rivièra ver trokken, nl. Tante en die intrigant. Hoe kon ik nou weten, dat tante Henriëtte Laexem behalve slechtruikend, ook nog slecht ziend was geworden en wat geschrokken was van de dagelijksche avondronde van een vreemden man om Laexem Estate? J.Eu lijke woord tegen de dennetjes in het duin terug, waaruit een Vlaamsche gaai protestee- rend en krassend wegvloog, toen mijn oom, die dikke.Maar ik wou me niet meer op winden. Laat 'k u dus rustig van het begin af vertellen. Elk mensch heeft buien, waarin hij goede voornemens heeft. Daaraan valt nu eenmaal niet te ontkomen. De een zegt: ,,Ik rook niet meer", en wacht inderdaad tien minuten met zijn volgende cigaret. Een ander zegt: „Nu zal ik toch eindelijk tante Alida eens schrijven", schrijft ook werkelijk een innigen brief, maar vergeet de enveloppe te posten. Zoo kan een ieder naar smaak en ondervinding de reeks der goede voornemens aanvullen. Elk mensch heeft ook buien waarin hij din gen niet doet. Hij haalt tien boeken uit de kast, met de bedoeling ze weer ap te bergen, doch helaas verkeert hij juist in de bui van niet-doen en de chaos is op komst. Stelt u zich nu eens voor dat de eene bui met de andere gecombineerd wordt. Wat ge beurt er dan? Meiï-fieetöt zich voor'alles wat niet gedaan isJ_wcl.te..doen..eii heeft, de-eerste schrede gezet op den weg naar Den Vol maakten Mensch. Zonder eenige zelfverhef fing beken ik dat ik deze schrede heb gezet en zoo kom ik aan mijn eervolle vermelding „luiwammes", afkomstig van mijn dikken oom. In den loop der dagen, voorafgaand aan mijn vacantie, marcheerde ik in gedachten door de chaos der achterstalligheid. Op een schoon vel papier schreef ik neder wat er nu toch eens hoog noodig moest geschieden, wil de ik mezelf een rustigen en welverdienden vrijen tijd verzekeren. Immers (zoo meent men), na gedanen arbeid is het goed rusten, en de sensatie van een goeden rust wilde ik toch ook wel eens beleven. Zoo geschiedde het dat een onzalig voorne men tot uitvoering werd gebracht en het groote, schoone vel papier bleek al ras veel te klein te wezen voor al mijn goede voorne mens, die achterstalligheid moesten ophef fen. Zie hier een kleine proeve van mijn zelfkas tijding, vacantie taak of vlijt,, zooals ge het noemen wilt: Kamer opruimen, lessenaar opruimen, boe kenkast opruimen, fiets schoonmaken, oliën en lakken, poot van het ted maken, (waar door ik reeds meermalen in mijn nachtrust wreedelijk ben gestoord), drie tantes schrij ven en een verren neef, de radio repareeren, pianolamp herstellen, het slot van de deur nazien, ruit inzetten, spijker uit een schoen halen (die me een eksteroog bezorgde en drie paar totaal geruïneerde sokken bovendien) tuin harken, wieden, spuiten, spitten en maaien, kolenhok timmeren, aquarium schoonmaken, postzegels inplakken, kwitan ties inboeken, dasspeld zoeken, (die ergens in huis verloren is geraakt), vaas lijmen, (die de kat heeft behandeld), waterkraan repa reeren (waardoor liters water zijn verloren gegaan en een vieze gele vlek in de badkuip ontstond), gat in het zeil maken, (dat mijn het ware mijn eer te na gekomen, indien ik niet onmiddellijk was begonnen mijn kamer op te ruimen, zijnde het eerste nummer van het program. Bespaart u me het relaas der werkzaamhe den. In tien dagen ben ik even zooveel kilo's af gevallen, In mijn ijver ben ik aan alle pro grammapunten tegelijk begonnen, heb klee- ren en handen onder de olie en de lak gezet bij het toonbaar maken van m'n fiets. Heb verder een abnormaal dikke duim met een zwarte nagel erop, dank zij een hamerslag bij de herstelling der pianolamp, die natuur lijk onder stroom moest staan, heb spit in den rug door het, spitten in dat steengebied, dat mijn tuin wil zijn, heb drie en een halve gulden schade doordat het aquarium uit m'n natte handen gleed, en enkele tientjes als gevolg van het leegloopen van een tube alles- plakkende lijm op een zeer kostbaar kleedje. Om volledig te zijn moet ik eerlijkheids halve bekennen, dat 'k sedert den eersten dag der vacdritïé' 'op 'voet Van oorlog leèf met .met-alle Jauisgenooten^die - alles -even dwaas vmden en niet weten te apprecieeren als iemand werken wil in zijn vrijen tijd. Wat dit nu te maken heeft met den eere naam „luiwammes?" Het verband is slechts schijnbaar ver te zoe ken. Op den veertienden en laatsten dag van mijn heerlijke vacantie ben ik bezweken voor mijn slechter-ik. 'k Heb een hangmat geno men, die 'k tusschen twee sterke boomen hing en ben gaan slapen. In de zon. Onder het groen. Ver van kapotte zeilen en kranen, ver van geniepige lampen en pooten onder bedden, ver van oliestank en steeds wegwaaiende post zegels, met slechts een van koorts kloppende duim bij me. De vogelkens aten de kruimkens brood, die ik ze vriendelijk toewierp met mijn eene, nog tamelijk ongeschonden hand. Dank baar lieten zij het geluk achter, terwijl zij wegvlogen om familieleden te roepen aan den brooddisch bij de hangmat. Een hunner moet de onkieschheid hebben gehad ook een m ij n e r familieleden te roe pen. Dat was mijn oom, die dikke. Dat vergeef ik het beest nooit. Toen is het gebeurd. Mijn oom zag mij, hoorde me ook, want buiten kan ik het snur ken niet laten en sprak. Hij zei niet veel, doch herinnerde aan zijn jeugd, aan zijn vlijt van vroeger en hoe hij zijn vacanties altijd nuttig besteedde. En sloot zijn predicatie met een onsympa thiek gebaar waarin hij alle verachting legde voor het tegenwoordig geslacht. Terwijl hij mij den rug toedraaide, beet hij het leelijke woord „luiwammes" tusschen zijn tanden af, tot grooten schrik van den Vlaam- schen gaai, die wegvloog. Sedert denk ik met bitterheid aan alles wat vacantie is. Ben vast besloten volgend jaar twee weken in een hangmat te kruipen, opdat zoo'n verwijt ten minste rechtvaardig is. W. SCH. Langs een der kanalen in het Waterleidinggebied te Vogelenzang

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 7