Feesten in Groningen. Bokswedstrijden te Zandvoort. Klompenbeurs te St. Oedenrode. HET HUIS No. 83. De commissaris der Koningin in Noord Brabant opende Woensdag te St. Oedenrode de tiende Brabantsche klompenbeurs FEUILLETON. Een oorspronkelijke roman van Ir. J. C. L. B. PET. 12) Christiaan gaf ten overvloede nog eens het adres, waar hij zich bevond en liep de gang In om zijn jas en hoed te halen. Zijn schoonvader kwam hem tegemoet. „Wat is er gebeurd, mijn jongen?" vroeg hij bezorgd. Wanhopig trok Christiaan de schouders op. „Ik weet het nog niet. Iets verschrikkelijks. Ik denk, dat zij haar „Vermoord?" Hij knikte. „Ik denk van wel". „Ga je erheen?" „Ik moet haar zien. Zij leeft nog." „Goed jongen, als je denkt, dat het noodig is, ga dan. Maar denk om Margot, denk om !>ns." Hij stak Christiaan de hand toe, die deze cwij gend drukte. Buiten klonk het geluid van een autohoorn. Christiaan stapte snel de voordeur uit. Een agent hield het portier open; in de automobiel zat reeds de inspecteur. „Wat is er gebeurd?" vroeg Christiaan Haastig. De ander zweeg een oogenblik en vertelde toen: „De brutale honden! Vanmiddag moest het meisje, zooals ik U, geloof ik, al had gezegd ivorden overgebracht naar het huis van be waring. Dergelijke dingen gebeuren zoo, dat zoo weinig mogelijk opzien wordt gewekt. Voor net transport wordt een gewone taxi gebruikt. Een agent gaat mee voor bewaking. Wanneer er een stevige kerel moet worden vervoerd, gaan er natuurlijk meer agenten mee; twee of drie. Maar in dit geval was er geen enkele reden om meer dan één bewaker mee te stu ren. In de eerste plaats was het kind niet sterk, in de tweede plaats volmaakt rustig." Voor zijn oogen zag Christiaan het tengere figuurtje zitten op den lompen houten stoel, zóó gelaten en gebogen, dat haar gezicht schuil ging achter het weerbarstige blonde haar. „Goed", vervolgde de inspecteur, „halver wege het huis van bewaring komt van den anderen kant een auto, die vervaarlijk over den weg slingerde. Het is een stille buurt daar, zonder verkeer. Op een gegeven moment is de andere auto geheel links van den weg. Een aanrijding lijkt niet te ontgaan. De chauffeur van de taxi stopt. En vóór iemand weet, wat er eigenlijk gebeurt springen er vier kerels uit de andere auto. De agent, die niet eens tijd had, om zijn revolver te trekken hij had natuurlijk al zijn aandacht geconcentreerd op de andere auto en dacht aan geen overval kreeg een slag op zijn hoofd, zoodat hij buiten westen was, de chauffeur ook, en toen zij weer zoover hersteld waren, dat zij konden handelen, was de andere auto met het meisje verdwenen. Geen spoor het nummer is niet eens bekend. De auto was heel gewoon, een merk, waarvan er honderden door deze stad rijden". Hij zweeg even. „Envroeg Christiaan. „Een uur later wordt het bureau opgebeld. Het was de overste. Hij vertelde, zoo goed en kwaad als het ging, want hij was heelemaal overstuur, dat zijn dochter vermoord was. Hij noemde een adres in één der buitenwijken. Wij, met een dokter erheen. Het meisje had een messteek in den rug. Zij leefde nog, maar het einde was niet ver." „En de rest van de bende?" „Wij hebben nu hun namen en hun beschrij vingen. Zij kunnen niet ontsnappen. Het is een kwestie van tijd, waarschijnlijk van en kele uren." De auto was inmiddels het ziekenhuis gena derd, en stopte voor den breeden ingang. De inspecteur gaf den chauffeur order om te wachten en stapte met Christiaan de helver lichte vestibule binnen. De inspecteur sprak met den portier die telefonisch een hoofdverpleegster waarschuw de. Deze verscheen na korten tijd en noodigde de mannen uit, haar te volgen. Zij schreden zwijgend door hooge lange gan gen, waar het geluid van hun voetstappen werd gedempt op gummi loopers. De verpleegster opende zwijgend een deur. Met bonzend hart trad Christiaan de kamer binnen, gevolgd door den inspecteur en de zuster. In een hoog ledikant, bleek en sereen, lag Ziska. Een dokter en een zuster stonden naast het bed. Aan het hoofdeinde zat een man met witte haren, wiens houding verraadde, dat hij in militairen dienst was geweest: de overste van der Toets. „Het is afgeloopen", zei de dokter zachtjes, „zij is niet meer bij bewustzijn geweest". Christiaan voelde zijn knieën knikken. „Mijn arme kleine Ziska", treurde het in hem, „mijn schuwe teere vogeltje". Hij keek van den een naar den ander. De verpleegsters stonden zwijgend bij het bed, de dokter sprak op gedempten toon met den inspecteur. De overste zat gebroken op den stoel bij het hoofdeinde. Dikke tranen drupten langs zijn verweerde wangen; zijn rechterhand streelde werktuigelijk het voorhoofd van zijn dochter, waaruit alle pijnlijke lijnen nu waren wegge- wischt. Het gesprek tusschen den dokter en den in specteur was geëindigd; een drukkende stilte hing in de kamer. „Kom, jongeman", zei de inspecteur ge dempt, „wij moeten gaan. Hier is voor ons niets meer te doen". Christiaan keek om zich heen. Hij voelde een aandrang om het meisje een kus te geven, maar hij schrikte ervan terug dit koude en vreedzame masker te beroeren. In een opwelling ging hij naar den ouden man. „Overste", fluisterde hij, „Uw dochter was een goed meisje". De oude man keek hem aan. „Ja", antwoordde hij snikkend, „mijn doch ter was een goed meisje. En en zij had een slechten vader". Christiaan voelde een hand op zijn schouder. Hij keek om, en zag in de ernstige oogen van den inspecteur. „Het is tijd, meneer de Groot". Zwijgend volgde Christiaan den politieman. De auto wachtte nog voor de deur. Zij stapten in. en het voertuig gleed weg. Na een poos zwijgen vroeg Christiaan; „Wat bedoelde hij de overste toen hij zei: ik ben een slechte vader?" „Wel", antwoordde de inspecteur, „wij heb ben nog niet alle gegevens. Maar in hoofdzaak komt het hierop neer: De overste is inderdaad in militairen dienst geweest. Of hij het wer kelijk tot luitenant-kolonel heeft gebracht weet ik niet; ik betwijfel het. Zeker is, dat hij een vroolijke Frans was, die altijd in finan- cieele moeilijkheden zat. Zijn familie was rijk, en sprong dikwijls bij. Maar die bron raakte eens uitgeput. Toen nam hij zijn toevlucht tot bedenkelijke practijken, zwendel eenvou dig. Hij plaatste advertenties, waarin hij alle mogelijke fantastische dingen aanbood tegen vooruitbetaling natuurlijk die nader hand geestige oplichterijen bleken te zijn. Het slot was, dat hij uit den dienst werd ontsla gen. Toen bleef hem nog maar één middel over: een rijke vrouw te trouwen. En, omdat hij in zijn tijd een geweldig charmeur scheen te zijn hij heeft trouwens nog een zekere charme is hem dat blijkbaar spoedig ge lukt. Een poos lang is alles goed gegaan; zij had den één dochtertje „Ziska", mompelde Christiaan. waar hij dolveel van hield. Maar na een poos verviel hij weer in zijn oude gewoon ten, spelen en wedden. Zijn vrouw stierf van verdriet, zoo zegt men, en hij bleef alleen ach ter met zijn dochter en zijn schulden, Toen zonk hij hoe langer hoe dieper, en de practij ken, waarvan hij zich bediende om aan geld te komen, werden minder geestig en misda diger. Zijn dochter moest daarbij dienst doen als lokvogel. Het vervolg weet U zelf Christiaan antwoordde niet. Hij keek door de ruiten van de auto, die door den nu snel vallenden avond naar de buitenwijken reed. De zon was ondergegaan, maar een parelmoe ren glans als van de lente zelf lag over alle dingen. Een enkel lichtje begon te twinkelen, ver liefde paren schoven arm in arm door de sche merige straten. Een groot gevoel van vrede kwam in het hart van Christiaan. „Zij heeft nu rust", dacht hij, „en misschien heb ik iets bijgedragen tot die rust. Misschien heeft zij nog geweten, dat niet alles zelfzucht is en bedrog, maar ook nog hulpvaardigheid, en dwaze ridderlijkheid. En voor mij begint het rijke leven opnieuw." „Tja", zei de inspecteur, peinzend, „en toch hield de oude heer van haar. Ik weet het niet, zeker, maar misschien nog meer dan van de jenever." De auto hield stil. De beide mannen zagen elkaar een oogenblik aan, en drukten toen zwijgend de hand. „Het is een mooie avond", mompelde dwaas de politieman, „ik wensch U veel plezier". Maar Christiaan was al om het huis heen- geloopen, en vond in de serre zijn verloofde. Hij zei niets, maar trok haar mee den sche merenden tuin in, waar de lucht zwaar was van lentegeur. En nu alle bekommering was geweken, en alle zorg leek opgelost in het klare avondlicht, drukte hij Margot aan zijn hart en kuste haar lang en zwijgend op de warme en roode lippen. Het was hem, als kuste hij het leven zelf. En zij, bevangen door een vreemde aandoe ning van weemoed, die toch trilde van over groot geluk, verzette zich niet. Maar beant woordde innig dien kus, die zinrijker was dan den eersten, dien zij hadden gewisseld. EINDE. Te Groningen vond Woensdag de feestelijke herdenking van het ontzet der stad in 1672 plaats. De plechtigheid op de Groote Markt werd o.m. bijge woond door den commissaris der Koningin in de provincie Groningen, dr. J. P. Fockema Andreae en den burgemeester van Groningen, mr. P. W. J. H. Cort van der Linden De feestelijkheden ter herdenking van Groningen's ontzet in 1672 werden Woensdag opgeluisterd door de „Gele Rijders". Een typisch snapshot Op den achtergrond de Martinitoren Boomstammen voor sluisbouw bij de cultiveering van 24000 morgen 'n 'Zandvoort werden Woensdagavond internationale bokswedstrijden Duitsch moeras worden in kleine booten aangevoerd Nederland België gehouden. Een kijkje tijdens een der partijen Een telegrafisch overgebrachte foto van Mussolini tijdens de manoeuvres te Bolzano, welke door hem worden bijgewoond De „wilde" textielstaking in Tilburg. Politiemannen patrouilleeren op verschillende punten der industriestad, teneinde eventueele ongeregeld heden tegen te gaan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 8