f 119 Millioen moet worden gedekt. Door belastingverhooging het bezuinigingsontwerp, wijziging in loonschalennieuwe wachtgeld regeling en enkele andere maatregelen Belasting op buitenlandsche plezierreizen voorgesteld Twintig opcenten op omzetbelasting, op rechten van successie en schenking, op evenredige zegelrechten, op registratierechten, op dividend en tantièmebelasting. Maatregelen tot dekking van het tekort. iWÖENSDA'G 18 SEPTEMBER 1935 De minister van Financiën, Mr. P. 3. Oud, heeft hij de Tweede Kamer der Staten-Generaal de Rijksbegrooting ingediend, vergezeld van de millioenennota. Het tekort dat wordt berekend bedraagt ƒ119.156.024, hetgeen naar wordt voorgesteld op verschillende wijzen gedekt kan worden tot een totaal van 118.972.300. Als middelen dezer dekking worden o.m. genoemd nieuwe belastingen en het bezuinigingsontwerp. Het totaal der begrooting beloopt voor den gewonen dienst 1936: uitgaven 710.944.662 en inkomsten 601.998.638. Het nadeelige verschil van 108.956.024 moet nog worden verhoogd met 10.200.000 wegens verlaging van enkele accijnzen en van loodsgelden. Cijfers van vroeger. Zooals gebruikelijk begint de Millioenennota met de cijfers van vorige jaren: Van den gewonen dienst 1932 noemen wij: Ontvangsten Uitgaven Van 1933: Ontvangsten Middelen Nadeelig saldo f 515.168.165.35V2 f 591.216.718.47',2 f 76.048.553.12 f 572.829.640.97 f 516.958.612.69 f 55.871.028.28 De voorloopige gegevens over 1934 zijn (ge wone dienst) Uitgaven f 647.445.053.11 Middelen f 610.249.875.— Nadeelig saldo f 37.195.178.li De begrooting van het loopende dienstjaar 1935 is, wat den gewonen dienst betreft, vast gesteld als volgt: Uitgaven f 710.391.672 Inkomsten f 625.530.287 Zoodat een nadeelig saldo is geraamd van f 84.861.385 Cijfers van 1936. Thaw kan worden overgegaan tot de be spreking van de begrooting 1936. Gewone dienst. Uitgaven f 710.944.662 Inkomsten f 601.988.638 Zoodat een nadeelig saldo is geraamd van f 108.956.024 Hierbij wordt eraan herinnerd dat in April bij het Bezuinigingsontwerp het tekort op 75 millioen was geschat, doch dat door verschil lende omstandigheden dit bedrag aanzienlijk hooger is geworden, w.o. zijn onverwachte in ternationale gebeurtenissen, verminderde op brengst der belastingen en andere omstandig heden, waar men indertijd nog geen rekening mee kon houden. Hoe het tekort ontstond. Het is gewenscht den loop der budgetaire cijfers van de indiening der begrooting 1935 af te volgen, om een inzicht te krijgen in den door het daarna ingediende Bezuinigingsont werp gecompliceerd geworden toestand. Het tekort op de begrooting voor 1935 was aanvankelijk geraamd op f 92.992.000.ver volgens werden daarin verwerkt de verhooging van de heffing op motorrijtuigen ad f 7,5 mil lioen, alsmede enkele verminderingen van uitgaafposten van ondergeschikten aard, zoo dat het tekort werd vastgesteld op f 84.861.385. Van het plan tot dekking van dit tekort zijn de volgende maatregelen in het jaar 1935 ef fectief geworden: Vermindering van pensioen lasten f 3.000.000 Verlaging van het tekort van het Gemeentefonds f 20.270.000 Verlaging annuïteit Invalidi- teitsfonds en Ouderdomsfonds f 14.213.000 Tijdelijke heffing opcenten Rijks-inkomsten en Vermogens belasting f 14.500.000 Heffing belasting doode hand f 3.000.000 Totaal f 54.983.000 zoodat het tekort blijft f 29.878.385. Dit tekort moest voorts nog worden vermin derd met een buiten het dekkingsplan 1935 tot stand gekomen besparing, terzake van over brenging, voor één jaar, van administratie kosten sociale verzekeringen naar het Ouder domsfonds A: f 749.300, waarna het tekort wordt f 29.129.085. Dit tekort zo.u moeten worden opgevangen door de navolgende maatregelen, die geleidelijk effectief zouden worden: doorwerken van een aantal besparingen op de uitgaven voor het onderwijs, rond f 10.000.000; vermindering van het Spoorwegtekort f 10.000.000; invoering van het capitulantenstelsel en enkele andere besparingen op de defensie uitgaven f 5.000.000. Het verschil tusschen het totale bedrag hier van ad f 25.000.000 en het evengenoemde tekort van rond f 29 millioen vindt zijn oorzaak in het volgende. Oorspronkelijk was de tijdelijke heffing opcenten Rijksinkomsten- en Vermo gensbelasting in. het dekkingsplan 1935 op- i genomen voor f 19.260.000. Voornamelijk ten gevolge van de overbrenging van een gedeelte dezer opcenten naar het Werkloosheidssub- sidiefonds is dit bedrag verlaagd tot f 14.500.000. Het aanvankelijk geraamde tekort bleek echter in den loop van het jaar 1935 hooger gesteld te moeten worden door de volgende ongunstige factoren: Lagere raming van de middelen f 30.000.000; Steun aan de Scheepvaart f 8.000.000. Meerdere kosten Werkverschaffing f 2.550.000. Hooger tekort Spoorwegbedrijf over het jaar 1934 dan bij het opstellen van de be grooting voor 1935 was te voorzien f 2.000.000. Hierdoor werd het totaal tekort 1935 f 71.679.085. Ook na aanneming van het Bezuinigings- ontwerp moet een aanzienlijk nieuw tekort worden gedekt. Dit nieuwe tekort is als volgt ontstaan en levert, gevoegd bij de bovengenoemde f 71.679.085 het totaal tekort op de begroo ting voor 1936. 1 Lagere raming der (belasting-)middelen f 7.810.000. Lagere raming der overige middelen f 3.231.649. Te zanten f 11.041.649. 2. Uitgaven, welke in 1936 weder op de be grooting moeten worden gebracht, omdat de getroffen wettelijke maatregelen slechts voor het-jaar 1935 van kracht zijn; dit betreft de annuïteit ten behoeve van het Invaliditeits- fonds ad f 10.223.000, die betreffende het Al gemeen Burgerlijk Pensioenfonds ad f3000000 en de overbrenging van de administratie kosten der Sociale Verzekering naar het Ouderdomsfonds A ad f 749.300 of in totaal f 13.972.300. 3. Hoogere uitgaven in 1936 tot een bedrag van rond f 24 millioen, waartegenover staat een vermindering ten gevolge van in de be grooting verwerkte bezuinigingen ad rond f 12 millioen, zoodat per saldo de verhooging bedraagt f 12 millioen. Met betrekking tot de voornaamste der verhoogingen zal hier onder nader worden uiteengezet, waarom zij onvermijdelijk zijn. Door al deze factoren is het tekort ad rond f 71600000 f 11000000 rond f 14000000 rond f 12000000 f 37000000 vermeerderd met rond en dus aangegroeid tot rond f 109000000 Met dit tekort ad rond f 109 millioen, waar van het ontstaan hierboven is uiteengezet, is het einde van de budgetaire moeilijkhe den voor het komende jaar nog niet bereikt. Het moet alsnog met de volgende posten worden verhoogd: f 1O900CC0O. Verlaging van den wijnaccijns f 0.7 mill. Verlaging van de loodsgelden f 2.5 mill. Verlaging van den accijns op bier en op gedistilleerd 7 mill. Totaal f 10.200.000. De voorgestelde verlaging van den accijns op bier en gedistilleerd beschouwt oe mi nister -als belastingverlaging. Het te dekken tekort stijgt hier door uiteindelijk tot f 109000000 plus f 10.200.000 is rond f 119 millioen. Het bedrag der hoogere uitgaven ad rond f 24 millioen heeft vooral betrekking op de navolgende begrootingshoofdstukken De verhooging van Hoofdstuk V (Binnen- landsche Zaken) betreft in hoofdzaak den post Onderstand aan noodlijdende gemeen ten. Het eindcijfer van Hoofdstuk VI (Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen) is on danks een verlaging van uitgaven door door werking van onderscheidene besparingen, ruim 2 1/2 millioen hooger dan dat van het loopende jaar. Dit is vooral een gevolg van de omstandigheid, dat gemeente- en school besturen uit bezuinigingsoverwegingen op groote schaal ontslag hebben verleend aan boventallige onderwijzers, voor wie de sala rissen niet door het Rijk werden vergoed, doch wier wachtgelden wel op de Rijksbe grooting drukken. Daarnaast zijn de uitga ven op deze begrooting wederom gestegen ten gevolge van het jaarlijksche accres, 'het welk ontstaat door de toeneming van het aantal leerlingen bij schier alle takken van het onderwijs. De vermeerdering uit hoofde van de wachtgelden der boventallige onder wijzers bedraagt f 2164000 voor het open baar en f 1.466.000 voor het bijzonder onder wijs. De verhooging wegens het jaarlijksch accres bedraagt zeker 2 1/2 millioen. Te za- men vorderen deze beide verhoogingen alzoo ruim 6 millioen gulden. De doorwerking der verschillende besparingen heeft dus op de begrooting een invloed van omstreeks 4 mil lioen gulden gehad. Op Hoofdstuk VII A (Nationale Schuld) moest een belangrijk hooger bedrag worden geraamd wegens rente en kosten van Schat kistpapier, vooral als gevolg van de stijging van den rentevoet voor kort geld. Op Hoofdstuk IV (Waterstaat) moest een hoogere bijdrage aan het Verkeersfonds worden geraamd wegens toeneming van het spoorwegtekort. De hoogere raming van Hoofdstuk XII (Sociale Zaken) heeft in hoofdzaak betrek king op de meerdere uitgaven voor bijdragen aan gemeenten ter tegemoetkoming in de exploitatie-tekorten van Woningwetwonin gen en die voor bijdragen voor moreelen steun aan jonge werkloozen en voorts op een hoogere bijdrage uit 's Rijks schatkist' aan het Werkloosheidssubsidiefonds. Op laatstge noemde hoogere raming wordt hieronder uitvoerig terug gekomen. Middelen in 1935 en 1936. Omtrent de raming der Middelen moge, het navolgende worden medegedeeld. De Middelenraming 1935 is geworden: Middelen volgens de ingediende begrooting f 625.530.287. Middelen volgens het dekkingsplan 1935: a. Belasting van de doode hand f 3000000. b. Tijdelijke opcenten Inkomsten- en Ver mogensbelasting f 14500000. Totaal f 17.500.000. De Middelenraming 1935 in het geheel is dus f 643.030.287. De gewone Middelen voor 1936, zooals deze zijn verwerkt in den ramingstaat, wijzen een totaal aan van f 601.988.638. Dus f 41.041.649 minder. Uit het bijgevoegde staatje blijkt o.m. dat het verschil der ramingen over 1935 en 1936 voor de Inkomstenbelasting f 400.000 meel is voor de Vermogensbelasting f 640.000 minder; voor de Invoerrechten f 13.500.000 minder; voor het Accijns op suiker f 3000000 meer en voor de Omzetbelasting f 21.500.000 minder is. Thans wordt overgegaan tot een opsommin! van de maatregelen die de regeering voor stelt tot dekking van het tekort van rond f 119 millioen. 1. Het wetsontwerp tot verlaging der open bare uitgaven. De verschillende maatregelen van dit Be zuinigingsontwerp zouden opleveren een be drag van f 97.000.000. Dit bedrag moet ten gevolge van gedurende, het overleg met de Tweede Kamer aange brachte wijzigingen, waarvan de voornaamste is het vervangen van de instelling van het instituut der kweekelingen met akte bij het lager onderwijs door andere besparingsmaat regelen, aanvankelijk worden verminderd met f 13.090.000. Blijft f 84.000.000. In de plaats van de instelling van het bovenvermelde kweekelingeninstituut zal wor den gesteld een algemeene herziening der salarisregeling voor jeugdige ambtenaren, onderwijzers en werklieden in Overheids dienst, waardoor een besparing -zal worden verkregen van f 8.500.000. Het bedrag stijgt daardoor tot f 92.500.000. Hiervan is reeds m de begrooting verwerkt wegens alle maat regelen, die zonder voorafgaande wetswijzi ging konden worden genomen (met uitzon dering van de algemeene salarisverlaging en de bovengenoemde wijziging der jeugdsala rissen) f 15.600.000. Blijft dus beschikbaar voor dekking van het begrootingstekort r 76.900.000. In deze f 76.900.000 is inbegrepen de f 10 millioen vermindering van het spoorwegte kort. Een speciale commissie heeft de op dracht deze besparing en zoo mogelijk een verdergaande te vinden. Ten overvloede zij er in dit verband nog de aandacht op gevestigd, dat in de f 77 millioen besparing, die ter zelfder plaatse wordt genoemd, reeds f 10 millioen vermin dering van het spoorwegtekort was inbegre pen (voor de specificatie zie blz. 10 van de Memorie van Toelichting)zoodat in totaal op een vermindering van f 20 millioen was gerekend, waarvan inmiddels een bedrag van f 3.2 millioen is effectief geworden en in de begrooting verwerkt. 2. Na aanneming van het bezuinigingsont werp zullen voorts een tweetal uitgaven kunnen worden geschrapt en een derde uit gave verminderd, die voor 1936 weer op de begrooting moesten wordem uitgetrokken, om dat de wettelijke maatregelen, waardoor zij in 1935 van de begrooting zijn afgevoerd, maar voor één jaar gelden. Het zijn de op blz. 13 dezer Nota genoemde annuïteit ten be hoeve van 't Invaliditeitsfonds ad f 10.223.000 en de administratiekosten der Sociale verze keringen ad f 749.300, die naar het Ouder domsfonds A zouden worden overgebracht, alsmede de vermindering ad f 3 millioen van de bijdrage aan het Algemeen Burgerlijk Pen sioenfonds. In totaal vermindert het tekort daardoor met f 13.972.300 3. In alle salaris- en loonschalen met één jarige opklimming zal deze worden gewijzigd in een tweejarige met verdubbeling van het bedrag der periodieke verhooging. Hieruit wordt een besparing geraamd van f 1.000.000. 4. Met betrekking tot de wachtgelders acht de regeering het noodzakelijk, dat het deel. dat niet herplaatsbaar is, zooveel mogelijk wordt overgebracht naar het Pensioenfonds en wel ten deele door een strenge keuring (invaliditeits-pensioen), ten deele door de toekenning van een vervroegd en daardoor uiteraard verlaagd ouderdomspensioen. Hier voor moeten middelen in het Pensioenfonds worden vrijgemaakt, hetgeen mede tot taak zou moeten worden gesteld aan de speciale ambtelijke commissie, welke is ingesteld om de geheele pensioenwetgeving te herzien en te vereenvoudigen. Bovenbedoelde wachtgel ders en de onderwijzers, die den leeftijd van 60 jaren hebben bereikt zouden derhalve cp nader te bepalen voorwaarden gepension- neerd kunnen worden. Het aantal wachtgel ders zou daardoor met pl.m. 1/4 verminderen De besparing zou bedragen pl.m. i 900.000. Nieuwe subsidie regeling voor werkloozen. 5. De Wet, waarbij het Werkloosheids subsidiefonds werd ingesteld, bepaalt, dat als inkomsten van het fonds onder meer zullen gelden: een uitkeering uit 's Rijk.' Schatkist tot een nader bij de vaststelling der Rijksbegrooting te bepalen bedrag. Voor 1935 is deze uitkeering vastgesteld op f 46 millioen. Toch moest als gevolg van de toenemende werkloosheid, de begrooting van het fonds voor 1935 worden ingediend met een tekort van f 4.600.000. Bij het ontwerpen der fondsbegrooting voor 1936 bevond de Regeering, dat zij onder handhaving van de Subsidieschaal 1-935, op een nadeelig saldo van het Werkloosheids subsidiefonds moest rekenen van ruim f 14 millioen. Zou een begrooting met dit tekort zijn ingediend, dan zou indien ook de rekening over 1936 van het fonds dit tekort cijfer zou aanwijzen ingevolge de wet op het Werkloosheidssubsidiefonds dit nadeelig saldo moeten worden overgebracht op de fondsbegrooting van een volgend jaar. Prac- tisch zou dit beteekenen, dat de afzonder lijke crisisdienst, dien de wetgever in 1934 heeft opgeheven, langs een omweg weder zou terugkeeren. Het zal geen betoog behoeven, dat dit behoort te worden vermeden. Er moest derhalve worden gezocht naar midde len, om dit tekort op te vangen. De Regeering meent, dat het een billijke oplossing is. indien begonnen wordt met dit tekort voor de helft voor rekening van het Rijk te nemen. Wil de rekening van het fonds met deze verhoogde bijdrage sluiten, dan zullen de aan de ge meenten te verleenen bijdragen in totaal een bedrag van f 7 millioen minder moeten be dragen, dan het bedrag, dat zij bij toepas sing ook over 1936, der voor 1935 vastgestelde subsidieschaal zouden beloopen. Dit zou kunnen worden bereikt door de krachtens die schaal aan de gemeenten toekomende bijdragen voor alle gemeenten evenredig te verlagen. De Regeering acht deze methode niet aanbevelenswaardig. Zij zou er toe leiden dat tal van gemeenten niet in staat zouden zijn, haar uitgaven te dekken. Voor zoover deze gemeenten niet in aanmerking zouden kunnen worden gebracht voor een extra- bijdrage uit het Werkloosheidssubsidiefonds, zouden zij een rechtstreelcschen onderstand uit 's rijks kas moeten ontvangen, zoodat hetgeen aan den eenen kant zou worden uit gewonnen, aan den anderen kant tn den vorm eener verhooging van den post voor de noodlijdende gemeenten weer op de Rijks begrooting zou verschijnen. De Regeering zint daarom op middelen om het totaal der werkloosheidsuitgaven te ver minderen. Deze laatste vermindering zal dan. zoolang zij het bedrag van f 7 millioen niet overschrijdt, uitsluitend ten goede moeten komen aan de gezamenlijke gemeentelijke budgetten. Ten einde dit doel te bereiken, stelt de Regeering zich voor een wijziging te bren gen in het systeem der subsidieering. Het voor 1935 gekozen- systeem kwam hierop neer, dat afgezien van extra z.g. subjectieve" bij dragen aan. individueele gemeenten, wier be- grootingspositie daartoe aanleiding gaf aan alle gemeenten zonder uitzondering een ..objectieve" bijdrage werd toegekend ten be drage van dat deel der gemeentelijke werk loosheidsuitgaven. dat het bedrag van 15 pet. der gemeentelijke belastingcapaciteit te boven ging. Dit systeem had de verdienste, dat alle gemeenten daardoor in gelijke mate door de werkloosheidsuitgaven werden gedrukt. Uit een oogpunt van verdeeling der lasten naar draagkracht had het derhalve voortreffelijke eigenschappen. Intusschen kleefde aan het systeem het nadeel, dat de gemeente, welker werkloos heidsuitgaven meer bedroegen dan 15 pet. harer belastingcapaciteit, nu geen eigen financieel belang hadden bij de beperking dier uitgaven. Het meerdere werd immers door het fonds betaald. De Regeering heeft dit bezwaar aanvankelijk niet zoo ernstig la ten wegen. Zij meende, dat het stijgen dei- uitgaven door controle van Rijkswege in vol doende mate was te ondervangen, en dat het bezwaar zeker niet opwoog tegen het voor deel der gelijkmatige drukverdeeling, die het systeejn met zich bracht. De uitkomst heeft intusschen bewezen, dat dit te optimistisch was, gezien en dat de critici van het systeem het gelijk meer aan hun kant hadden gehad, dan de Regeering verleden jaar meende. Deze overwegingen zullen de Regeering moeten doen besluiten het voor 1935 gek-ozen stelsel voor 1936 niet ongewijzigd te handhaven. De minister van Financiën stelt zich voor, in overleg met zijn ambtgenooten van Sociale Zaken en van Binnenlandsche Zaken voor 1936 een regeling te bevorderen, die zal be rusten op zoodanige grondslagen, dat de ge meenten zelve er mede een financieel belang bij zullen hebben, dat iedere niet onvermijde lijke stijging dezer uitgaven zal worden te gengegaan. Bovendien heeft de minister van Sociale Zaken reeds maatregelen genomen om de controle van Rijkswege op de werkloosheids uitgaven te verscherpen, terwijl deze bewinds man voorts nog andere middelen overweegt, om zonder het peil der uitkeeringen aan te Minister Slingenberg had bij aankomst op het Binnenhol duchtig met den storm te kampen Mr. P. J. Oud. tasten tot verlaging van het totaal der werk- loosheidsuitgaven te geraken. Belastingverhooging. Aangezien het Rijk niet in staat is om zonder het treffen van bijzondere maatregelen een bedrag van f 53 mil- lioen in het Werkloosheidssubsidie fonds te storten, is eenige verster king der middelen door verhoogde belastingheffing niet te ontgaan. De minister van Financiën is echter van oordeel, dat het minder gewenscht moet wor den geacht deze verhoogde heffing te doen geschieden ten bate der algemeene middelen. Daardoor zou haar zeer exceptioneel karakter niet voldoende uitkomen. Verre geeft hij er de voorkeur aan deze middelen toe te voegen aan het Werkloosheidssubsidiefonds. Dit be- teekent tevens, dat waar de wet tot in stelling van dit fonds voorloopig niet langer van kracht is, dan tot 1 Januari 1937 deze middelen alleen worden gevraagd voor het jaar 1936. Bij de indiening der begrooting voor 1937 zal de zaak dan opnieuw onder het oog moeten worden gezien. De bijzondere heffingen ten bate van het fonds, waarvan de ondergeteekende de tot standkoming zou willen bevorderen, zijn de navolgende a. Een heffing van 20 opcenten op de om zetbelasting. Deze maatregel zal een bate opleveren van ongeveer f 12.000.000. b. Een heffing van 20 opcenten op de rech ten van successie, van overgang en van schenking. De opbrengt wordt geraamd op f 6.800.000. c. Een heffing van 20 opcenten op de even redige zegelrechten zal opbrengen pl.m. f 1,600.000. d. Een heffing van 20 opcenten op de rech ten en boeten van registratie, met uitzonde ling van het recht wegens het geplaatste ka pitaal van naamlooze vennootschappen enz., zal opbrengen pl.m. f 2.000.000. e. Een heffing van 20 opcenten op dividend en tantièmebelasting zal opbrengen f 1,800.000 f. Tenslotte zal de Regeering met een voor stel tot heffing eener belasting op buiten landsche plezierreizen komen. De vermoedelijke opbrengst is voor de eer ste maal zeer moeilijk te ramen. Voorzichtig heidshalve worde zij niet hooger gesteld dan f 2.000.000. De totale opbrengst dezer heffingen be loopt f 26.200.000. Komen deze heffingen tot stand, dan zal de bijdrage aan het fonds ten laste van de algemeene middelen kunnen worden vermin derd met f 26,200.000. Totaal f 118,972,300. Na de volledige uitvoering van alle boven staande maatregelen waarbij te allen over vloede de aandacht er op wordt gevestigd, dat een niet onbelangrijk bedrag van de aan gegeven besparingen eerst geleidelijk effectief zal worden zal, indien niet opnieuw on gunstige factoren intreden, het begrootings- evenwicht dus ongeveer zijn bereikt. Enkele toelichtingen. Hieraan wordt o.m. nog het volgende toege voegd: Toen het Bezuinigingsontwerp in het voor jaar van dit jaar werd ingediend,, heeft men op grond van de toen beschikbare gegevens en onder alle voorbehoud, een tekort voor 1936 geconstrueerd van ongeveer f 75 millioen. Kon in April nog eenige belastingverlaging in uitzicht wonden gesteld, in Juli bleek deze mogelijkheid al aan de kim der nieuwe be grooting te verdwijnen en thans is zij niet al leen geheel verdwenen, maar heeft moeten plaats maken voor het tegendeel: belasting verhooging. De onvermijdelijkheid dezer ontwikkeling wordt duidelijk als men op grond van het reeds in deze Nota medegedeelde, zich voor oogen houdt door welke factoren het in het voorjaar 1935 geuite vermoeden omtrent het in 1936 te verwachten tekort is teniet ge daan. Deze factoren zijn van tweeërlei aard- lo. De opbrengst der middelen zal tofc mini f 10 millioen door vrijwillige verlaging met nog ruim f 25 millioen terugloopen, nadat de raming der middelen in het voor jaar reeds met f 30 millioen was verlaagd. Het behoeft geen betoog, dat een dergelijk terugloopen der middelen niet aanstonds m gelijke mate door uitgavenvermindering kan worden opgevangen, te minder nu tegelijker tijd verhooging van uitgaven onvermijdelijk is. Indien de Regeering zich niet genoopt had gezien de raming der inkomsten in den loop van dit jaar met f 45 millioen te verlagen, dan zou niet alleen de uitgavenverhoogmg mogelijk zijn geweest zonder belastingverhoo ging, doch er zou ook voldoende ruimte voos

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 6