f 119 Millioen moet worden gedekt.
Door belastingverhooging
het bezuinigingsontwerp, wijziging
in loonschalennieuwe wachtgeld
regeling en enkele andere maatregelen
Belasting op buitenlandsche plezierreizen voorgesteld
Twintig opcenten op omzetbelasting, op rechten van
successie en schenking, op evenredige zegelrechten,
op registratierechten, op dividend en tantièmebelasting.
Maatregelen tot
dekking van het tekort.
iWÖENSDA'G 18 SEPTEMBER 1935
De minister van Financiën, Mr. P. 3. Oud, heeft hij de
Tweede Kamer der Staten-Generaal de Rijksbegrooting
ingediend, vergezeld van de millioenennota.
Het tekort dat wordt berekend bedraagt ƒ119.156.024,
hetgeen naar wordt voorgesteld op verschillende wijzen
gedekt kan worden tot een totaal van 118.972.300.
Als middelen dezer dekking worden o.m. genoemd
nieuwe belastingen en het bezuinigingsontwerp.
Het totaal der begrooting beloopt voor den gewonen
dienst 1936: uitgaven 710.944.662 en inkomsten
601.998.638. Het nadeelige verschil van 108.956.024 moet
nog worden verhoogd met 10.200.000 wegens verlaging
van enkele accijnzen en van loodsgelden.
Cijfers van vroeger.
Zooals gebruikelijk begint de Millioenennota
met de cijfers van vorige jaren:
Van den gewonen dienst 1932 noemen wij:
Ontvangsten
Uitgaven
Van 1933:
Ontvangsten
Middelen
Nadeelig saldo
f 515.168.165.35V2
f 591.216.718.47',2
f 76.048.553.12
f 572.829.640.97
f 516.958.612.69
f 55.871.028.28
De voorloopige gegevens over 1934 zijn (ge
wone dienst)
Uitgaven f 647.445.053.11
Middelen f 610.249.875.—
Nadeelig saldo f 37.195.178.li
De begrooting van het loopende dienstjaar
1935 is, wat den gewonen dienst betreft, vast
gesteld als volgt:
Uitgaven f 710.391.672
Inkomsten f 625.530.287
Zoodat een nadeelig saldo is
geraamd van f 84.861.385
Cijfers van 1936.
Thaw kan worden overgegaan tot de be
spreking van de begrooting 1936.
Gewone dienst.
Uitgaven f 710.944.662
Inkomsten f 601.988.638
Zoodat een nadeelig saldo is
geraamd van f 108.956.024
Hierbij wordt eraan herinnerd dat in April
bij het Bezuinigingsontwerp het tekort op 75
millioen was geschat, doch dat door verschil
lende omstandigheden dit bedrag aanzienlijk
hooger is geworden, w.o. zijn onverwachte in
ternationale gebeurtenissen, verminderde op
brengst der belastingen en andere omstandig
heden, waar men indertijd nog geen rekening
mee kon houden.
Hoe het tekort ontstond.
Het is gewenscht den loop der budgetaire
cijfers van de indiening der begrooting 1935
af te volgen, om een inzicht te krijgen in den
door het daarna ingediende Bezuinigingsont
werp gecompliceerd geworden toestand.
Het tekort op de begrooting voor 1935 was
aanvankelijk geraamd op f 92.992.000.ver
volgens werden daarin verwerkt de verhooging
van de heffing op motorrijtuigen ad f 7,5 mil
lioen, alsmede enkele verminderingen van
uitgaafposten van ondergeschikten aard, zoo
dat het tekort werd vastgesteld op f 84.861.385.
Van het plan tot dekking van dit tekort zijn
de volgende maatregelen in het jaar 1935 ef
fectief geworden:
Vermindering van pensioen
lasten f 3.000.000
Verlaging van het tekort van
het Gemeentefonds f 20.270.000
Verlaging annuïteit Invalidi-
teitsfonds en Ouderdomsfonds f 14.213.000
Tijdelijke heffing opcenten
Rijks-inkomsten en Vermogens
belasting f 14.500.000
Heffing belasting doode hand f 3.000.000
Totaal f 54.983.000
zoodat het tekort blijft f 29.878.385.
Dit tekort moest voorts nog worden vermin
derd met een buiten het dekkingsplan 1935 tot
stand gekomen besparing, terzake van over
brenging, voor één jaar, van administratie
kosten sociale verzekeringen naar het Ouder
domsfonds A: f 749.300, waarna het tekort
wordt f 29.129.085.
Dit tekort zo.u moeten worden opgevangen
door de navolgende maatregelen, die geleidelijk
effectief zouden worden:
doorwerken van een aantal besparingen
op de uitgaven voor het onderwijs, rond
f 10.000.000;
vermindering van het Spoorwegtekort
f 10.000.000;
invoering van het capitulantenstelsel en
enkele andere besparingen op de defensie
uitgaven f 5.000.000.
Het verschil tusschen het totale bedrag hier
van ad f 25.000.000 en het evengenoemde tekort
van rond f 29 millioen vindt zijn oorzaak in
het volgende. Oorspronkelijk was de tijdelijke
heffing opcenten Rijksinkomsten- en Vermo
gensbelasting in. het dekkingsplan 1935 op-
i genomen voor f 19.260.000. Voornamelijk ten
gevolge van de overbrenging van een gedeelte
dezer opcenten naar het Werkloosheidssub-
sidiefonds is dit bedrag verlaagd tot
f 14.500.000.
Het aanvankelijk geraamde tekort bleek
echter in den loop van het jaar 1935 hooger
gesteld te moeten worden door de volgende
ongunstige factoren:
Lagere raming van de middelen
f 30.000.000;
Steun aan de Scheepvaart f 8.000.000.
Meerdere kosten Werkverschaffing
f 2.550.000.
Hooger tekort Spoorwegbedrijf over het
jaar 1934 dan bij het opstellen van de be
grooting voor 1935 was te voorzien
f 2.000.000.
Hierdoor werd het totaal tekort 1935
f 71.679.085.
Ook na aanneming van het Bezuinigings-
ontwerp moet een aanzienlijk nieuw tekort
worden gedekt.
Dit nieuwe tekort is als volgt ontstaan en
levert, gevoegd bij de bovengenoemde
f 71.679.085 het totaal tekort op de begroo
ting voor 1936.
1 Lagere raming der (belasting-)middelen
f 7.810.000.
Lagere raming der overige middelen
f 3.231.649. Te zanten f 11.041.649.
2. Uitgaven, welke in 1936 weder op de be
grooting moeten worden gebracht, omdat de
getroffen wettelijke maatregelen slechts voor
het-jaar 1935 van kracht zijn; dit betreft de
annuïteit ten behoeve van het Invaliditeits-
fonds ad f 10.223.000, die betreffende het Al
gemeen Burgerlijk Pensioenfonds ad f3000000
en de overbrenging van de administratie
kosten der Sociale Verzekering naar het
Ouderdomsfonds A ad f 749.300 of in totaal
f 13.972.300.
3. Hoogere uitgaven in 1936 tot een bedrag
van rond f 24 millioen, waartegenover staat
een vermindering ten gevolge van in de be
grooting verwerkte bezuinigingen ad rond
f 12 millioen, zoodat per saldo de verhooging
bedraagt f 12 millioen. Met betrekking tot
de voornaamste der verhoogingen zal hier
onder nader worden uiteengezet, waarom zij
onvermijdelijk zijn.
Door al deze factoren is het tekort ad rond
f 71600000
f 11000000
rond f 14000000
rond f 12000000
f 37000000
vermeerderd met rond
en dus aangegroeid tot rond f 109000000
Met dit tekort ad rond f 109 millioen, waar
van het ontstaan hierboven is uiteengezet,
is het einde van de budgetaire moeilijkhe
den voor het komende jaar nog niet bereikt.
Het moet alsnog met de volgende posten
worden verhoogd:
f 1O900CC0O.
Verlaging van den wijnaccijns f 0.7 mill.
Verlaging van de loodsgelden f 2.5 mill.
Verlaging van den accijns op bier en op
gedistilleerd 7 mill.
Totaal f 10.200.000.
De voorgestelde verlaging van den accijns
op bier en gedistilleerd beschouwt oe mi
nister -als belastingverlaging.
Het te dekken tekort stijgt hier
door uiteindelijk tot f 109000000
plus f 10.200.000 is rond f 119
millioen.
Het bedrag der hoogere uitgaven ad rond
f 24 millioen heeft vooral betrekking op de
navolgende begrootingshoofdstukken
De verhooging van Hoofdstuk V (Binnen-
landsche Zaken) betreft in hoofdzaak den
post Onderstand aan noodlijdende gemeen
ten.
Het eindcijfer van Hoofdstuk VI (Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen) is on
danks een verlaging van uitgaven door door
werking van onderscheidene besparingen,
ruim 2 1/2 millioen hooger dan dat van het
loopende jaar. Dit is vooral een gevolg van
de omstandigheid, dat gemeente- en school
besturen uit bezuinigingsoverwegingen op
groote schaal ontslag hebben verleend aan
boventallige onderwijzers, voor wie de sala
rissen niet door het Rijk werden vergoed,
doch wier wachtgelden wel op de Rijksbe
grooting drukken. Daarnaast zijn de uitga
ven op deze begrooting wederom gestegen
ten gevolge van het jaarlijksche accres, 'het
welk ontstaat door de toeneming van het
aantal leerlingen bij schier alle takken van
het onderwijs. De vermeerdering uit hoofde
van de wachtgelden der boventallige onder
wijzers bedraagt f 2164000 voor het open
baar en f 1.466.000 voor het bijzonder onder
wijs. De verhooging wegens het jaarlijksch
accres bedraagt zeker 2 1/2 millioen. Te za-
men vorderen deze beide verhoogingen alzoo
ruim 6 millioen gulden. De doorwerking der
verschillende besparingen heeft dus op de
begrooting een invloed van omstreeks 4 mil
lioen gulden gehad.
Op Hoofdstuk VII A (Nationale Schuld)
moest een belangrijk hooger bedrag worden
geraamd wegens rente en kosten van Schat
kistpapier, vooral als gevolg van de stijging
van den rentevoet voor kort geld.
Op Hoofdstuk IV (Waterstaat) moest een
hoogere bijdrage aan het Verkeersfonds
worden geraamd wegens toeneming van het
spoorwegtekort.
De hoogere raming van Hoofdstuk XII
(Sociale Zaken) heeft in hoofdzaak betrek
king op de meerdere uitgaven voor bijdragen
aan gemeenten ter tegemoetkoming in de
exploitatie-tekorten van Woningwetwonin
gen en die voor bijdragen voor moreelen
steun aan jonge werkloozen en voorts op een
hoogere bijdrage uit 's Rijks schatkist' aan
het Werkloosheidssubsidiefonds. Op laatstge
noemde hoogere raming wordt hieronder
uitvoerig terug gekomen.
Middelen in 1935 en 1936.
Omtrent de raming der Middelen moge,
het navolgende worden medegedeeld.
De Middelenraming 1935 is geworden:
Middelen volgens de ingediende begrooting
f 625.530.287.
Middelen volgens het dekkingsplan 1935:
a. Belasting van de doode hand f 3000000.
b. Tijdelijke opcenten Inkomsten- en Ver
mogensbelasting f 14500000.
Totaal f 17.500.000.
De Middelenraming 1935 in het geheel is
dus f 643.030.287.
De gewone Middelen voor 1936, zooals deze
zijn verwerkt in den ramingstaat, wijzen een
totaal aan van f 601.988.638.
Dus f 41.041.649 minder.
Uit het bijgevoegde staatje blijkt o.m. dat
het verschil der ramingen over 1935 en 1936
voor de Inkomstenbelasting f 400.000 meel
is voor de Vermogensbelasting f 640.000
minder; voor de Invoerrechten f 13.500.000
minder; voor het Accijns op suiker f 3000000
meer en voor de Omzetbelasting f 21.500.000
minder is.
Thans wordt overgegaan tot een opsommin!
van de maatregelen die de regeering voor
stelt tot dekking van het tekort van rond
f 119 millioen.
1. Het wetsontwerp tot verlaging der open
bare uitgaven.
De verschillende maatregelen van dit Be
zuinigingsontwerp zouden opleveren een be
drag van f 97.000.000.
Dit bedrag moet ten gevolge van gedurende,
het overleg met de Tweede Kamer aange
brachte wijzigingen, waarvan de voornaamste
is het vervangen van de instelling van het
instituut der kweekelingen met akte bij het
lager onderwijs door andere besparingsmaat
regelen, aanvankelijk worden verminderd
met f 13.090.000. Blijft f 84.000.000.
In de plaats van de instelling van het
bovenvermelde kweekelingeninstituut zal wor
den gesteld een algemeene herziening der
salarisregeling voor jeugdige ambtenaren,
onderwijzers en werklieden in Overheids
dienst, waardoor een besparing -zal worden
verkregen van f 8.500.000. Het bedrag stijgt
daardoor tot f 92.500.000. Hiervan is reeds m
de begrooting verwerkt wegens alle maat
regelen, die zonder voorafgaande wetswijzi
ging konden worden genomen (met uitzon
dering van de algemeene salarisverlaging en
de bovengenoemde wijziging der jeugdsala
rissen) f 15.600.000.
Blijft dus beschikbaar voor dekking van het
begrootingstekort r 76.900.000.
In deze f 76.900.000 is inbegrepen de f 10
millioen vermindering van het spoorwegte
kort. Een speciale commissie heeft de op
dracht deze besparing en zoo mogelijk een
verdergaande te vinden.
Ten overvloede zij er in dit verband nog
de aandacht op gevestigd, dat in de f 77
millioen besparing, die ter zelfder plaatse
wordt genoemd, reeds f 10 millioen vermin
dering van het spoorwegtekort was inbegre
pen (voor de specificatie zie blz. 10 van
de Memorie van Toelichting)zoodat in totaal
op een vermindering van f 20 millioen was
gerekend, waarvan inmiddels een bedrag van
f 3.2 millioen is effectief geworden en in de
begrooting verwerkt.
2. Na aanneming van het bezuinigingsont
werp zullen voorts een tweetal uitgaven
kunnen worden geschrapt en een derde uit
gave verminderd, die voor 1936 weer op de
begrooting moesten wordem uitgetrokken, om
dat de wettelijke maatregelen, waardoor zij
in 1935 van de begrooting zijn afgevoerd,
maar voor één jaar gelden. Het zijn de op blz.
13 dezer Nota genoemde annuïteit ten be
hoeve van 't Invaliditeitsfonds ad f 10.223.000
en de administratiekosten der Sociale verze
keringen ad f 749.300, die naar het Ouder
domsfonds A zouden worden overgebracht,
alsmede de vermindering ad f 3 millioen van
de bijdrage aan het Algemeen Burgerlijk Pen
sioenfonds.
In totaal vermindert het tekort daardoor
met f 13.972.300
3. In alle salaris- en loonschalen met één
jarige opklimming zal deze worden gewijzigd
in een tweejarige met verdubbeling van het
bedrag der periodieke verhooging.
Hieruit wordt een besparing geraamd van
f 1.000.000.
4. Met betrekking tot de wachtgelders acht
de regeering het noodzakelijk, dat het deel.
dat niet herplaatsbaar is, zooveel mogelijk
wordt overgebracht naar het Pensioenfonds
en wel ten deele door een strenge keuring
(invaliditeits-pensioen), ten deele door de
toekenning van een vervroegd en daardoor
uiteraard verlaagd ouderdomspensioen. Hier
voor moeten middelen in het Pensioenfonds
worden vrijgemaakt, hetgeen mede tot taak
zou moeten worden gesteld aan de speciale
ambtelijke commissie, welke is ingesteld om
de geheele pensioenwetgeving te herzien en
te vereenvoudigen. Bovenbedoelde wachtgel
ders en de onderwijzers, die den leeftijd van
60 jaren hebben bereikt zouden derhalve
cp nader te bepalen voorwaarden gepension-
neerd kunnen worden. Het aantal wachtgel
ders zou daardoor met pl.m. 1/4 verminderen
De besparing zou bedragen pl.m. i 900.000.
Nieuwe subsidie
regeling voor werkloozen.
5. De Wet, waarbij het Werkloosheids
subsidiefonds werd ingesteld, bepaalt, dat
als inkomsten van het fonds onder meer
zullen gelden: een uitkeering uit 's Rijk.'
Schatkist tot een nader bij de vaststelling
der Rijksbegrooting te bepalen bedrag. Voor
1935 is deze uitkeering vastgesteld op f 46
millioen.
Toch moest als gevolg van de toenemende
werkloosheid, de begrooting van het fonds
voor 1935 worden ingediend met een tekort
van f 4.600.000.
Bij het ontwerpen der fondsbegrooting voor
1936 bevond de Regeering, dat zij onder
handhaving van de Subsidieschaal 1-935, op
een nadeelig saldo van het Werkloosheids
subsidiefonds moest rekenen van ruim f 14
millioen. Zou een begrooting met dit tekort
zijn ingediend, dan zou indien ook de
rekening over 1936 van het fonds dit tekort
cijfer zou aanwijzen ingevolge de wet op
het Werkloosheidssubsidiefonds dit nadeelig
saldo moeten worden overgebracht op de
fondsbegrooting van een volgend jaar. Prac-
tisch zou dit beteekenen, dat de afzonder
lijke crisisdienst, dien de wetgever in 1934
heeft opgeheven, langs een omweg weder zou
terugkeeren. Het zal geen betoog behoeven,
dat dit behoort te worden vermeden. Er
moest derhalve worden gezocht naar midde
len, om dit tekort op te vangen. De Regeering
meent, dat het een billijke oplossing is. indien
begonnen wordt met dit tekort voor de helft
voor rekening van het Rijk te nemen. Wil de
rekening van het fonds met deze verhoogde
bijdrage sluiten, dan zullen de aan de ge
meenten te verleenen bijdragen in totaal een
bedrag van f 7 millioen minder moeten be
dragen, dan het bedrag, dat zij bij toepas
sing ook over 1936, der voor 1935 vastgestelde
subsidieschaal zouden beloopen. Dit zou
kunnen worden bereikt door de krachtens
die schaal aan de gemeenten toekomende
bijdragen voor alle gemeenten evenredig te
verlagen. De Regeering acht deze methode
niet aanbevelenswaardig. Zij zou er toe leiden
dat tal van gemeenten niet in staat zouden
zijn, haar uitgaven te dekken. Voor zoover
deze gemeenten niet in aanmerking zouden
kunnen worden gebracht voor een extra-
bijdrage uit het Werkloosheidssubsidiefonds,
zouden zij een rechtstreelcschen onderstand
uit 's rijks kas moeten ontvangen, zoodat
hetgeen aan den eenen kant zou worden uit
gewonnen, aan den anderen kant tn den
vorm eener verhooging van den post voor
de noodlijdende gemeenten weer op de Rijks
begrooting zou verschijnen.
De Regeering zint daarom op middelen om
het totaal der werkloosheidsuitgaven te ver
minderen. Deze laatste vermindering zal dan.
zoolang zij het bedrag van f 7 millioen niet
overschrijdt, uitsluitend ten goede moeten
komen aan de gezamenlijke gemeentelijke
budgetten.
Ten einde dit doel te bereiken, stelt de
Regeering zich voor een wijziging te bren
gen in het systeem der subsidieering. Het voor
1935 gekozen- systeem kwam hierop neer, dat
afgezien van extra z.g. subjectieve" bij
dragen aan. individueele gemeenten, wier be-
grootingspositie daartoe aanleiding gaf
aan alle gemeenten zonder uitzondering een
..objectieve" bijdrage werd toegekend ten be
drage van dat deel der gemeentelijke werk
loosheidsuitgaven. dat het bedrag van 15 pet.
der gemeentelijke belastingcapaciteit te boven
ging. Dit systeem had de verdienste, dat alle
gemeenten daardoor in gelijke mate door de
werkloosheidsuitgaven werden gedrukt. Uit
een oogpunt van verdeeling der lasten naar
draagkracht had het derhalve voortreffelijke
eigenschappen.
Intusschen kleefde aan het systeem het
nadeel, dat de gemeente, welker werkloos
heidsuitgaven meer bedroegen dan 15 pet.
harer belastingcapaciteit, nu geen eigen
financieel belang hadden bij de beperking
dier uitgaven. Het meerdere werd immers
door het fonds betaald. De Regeering heeft
dit bezwaar aanvankelijk niet zoo ernstig la
ten wegen. Zij meende, dat het stijgen dei-
uitgaven door controle van Rijkswege in vol
doende mate was te ondervangen, en dat het
bezwaar zeker niet opwoog tegen het voor
deel der gelijkmatige drukverdeeling, die het
systeejn met zich bracht. De uitkomst heeft
intusschen bewezen, dat dit te optimistisch
was, gezien en dat de critici van het systeem
het gelijk meer aan hun kant hadden gehad,
dan de Regeering verleden jaar meende. Deze
overwegingen zullen de Regeering moeten
doen besluiten het voor 1935 gek-ozen stelsel
voor 1936 niet ongewijzigd te handhaven. De
minister van Financiën stelt zich voor, in
overleg met zijn ambtgenooten van Sociale
Zaken en van Binnenlandsche Zaken voor
1936 een regeling te bevorderen, die zal be
rusten op zoodanige grondslagen, dat de ge
meenten zelve er mede een financieel belang
bij zullen hebben, dat iedere niet onvermijde
lijke stijging dezer uitgaven zal worden te
gengegaan.
Bovendien heeft de minister van Sociale
Zaken reeds maatregelen genomen om de
controle van Rijkswege op de werkloosheids
uitgaven te verscherpen, terwijl deze bewinds
man voorts nog andere middelen overweegt,
om zonder het peil der uitkeeringen aan te
Minister Slingenberg had bij aankomst op het
Binnenhol duchtig met den storm te kampen
Mr. P. J. Oud.
tasten tot verlaging van het totaal der werk-
loosheidsuitgaven te geraken.
Belastingverhooging.
Aangezien het Rijk niet in staat is
om zonder het treffen van bijzondere
maatregelen een bedrag van f 53 mil-
lioen in het Werkloosheidssubsidie
fonds te storten, is eenige verster
king der middelen door verhoogde
belastingheffing niet te ontgaan.
De minister van Financiën is echter van
oordeel, dat het minder gewenscht moet wor
den geacht deze verhoogde heffing te doen
geschieden ten bate der algemeene middelen.
Daardoor zou haar zeer exceptioneel karakter
niet voldoende uitkomen. Verre geeft hij er
de voorkeur aan deze middelen toe te voegen
aan het Werkloosheidssubsidiefonds. Dit be-
teekent tevens, dat waar de wet tot in
stelling van dit fonds voorloopig niet langer
van kracht is, dan tot 1 Januari 1937 deze
middelen alleen worden gevraagd voor het
jaar 1936. Bij de indiening der begrooting
voor 1937 zal de zaak dan opnieuw onder het
oog moeten worden gezien.
De bijzondere heffingen ten bate van het
fonds, waarvan de ondergeteekende de tot
standkoming zou willen bevorderen, zijn de
navolgende
a. Een heffing van 20 opcenten op de om
zetbelasting.
Deze maatregel zal een bate opleveren van
ongeveer f 12.000.000.
b. Een heffing van 20 opcenten op de rech
ten van successie, van overgang en van
schenking. De opbrengt wordt geraamd op
f 6.800.000.
c. Een heffing van 20 opcenten op de even
redige zegelrechten zal opbrengen pl.m.
f 1,600.000.
d. Een heffing van 20 opcenten op de rech
ten en boeten van registratie, met uitzonde
ling van het recht wegens het geplaatste ka
pitaal van naamlooze vennootschappen enz.,
zal opbrengen pl.m. f 2.000.000.
e. Een heffing van 20 opcenten op dividend
en tantièmebelasting zal opbrengen f 1,800.000
f. Tenslotte zal de Regeering met een voor
stel tot heffing eener belasting op buiten
landsche plezierreizen komen.
De vermoedelijke opbrengst is voor de eer
ste maal zeer moeilijk te ramen. Voorzichtig
heidshalve worde zij niet hooger gesteld
dan f 2.000.000.
De totale opbrengst dezer heffingen be
loopt f 26.200.000.
Komen deze heffingen tot stand, dan zal
de bijdrage aan het fonds ten laste van de
algemeene middelen kunnen worden vermin
derd met f 26,200.000.
Totaal f 118,972,300.
Na de volledige uitvoering van alle boven
staande maatregelen waarbij te allen over
vloede de aandacht er op wordt gevestigd,
dat een niet onbelangrijk bedrag van de aan
gegeven besparingen eerst geleidelijk effectief
zal worden zal, indien niet opnieuw on
gunstige factoren intreden, het begrootings-
evenwicht dus ongeveer zijn bereikt.
Enkele toelichtingen.
Hieraan wordt o.m. nog het volgende toege
voegd:
Toen het Bezuinigingsontwerp in het voor
jaar van dit jaar werd ingediend,, heeft men
op grond van de toen beschikbare gegevens
en onder alle voorbehoud, een tekort voor 1936
geconstrueerd van ongeveer f 75 millioen.
Kon in April nog eenige belastingverlaging
in uitzicht wonden gesteld, in Juli bleek deze
mogelijkheid al aan de kim der nieuwe be
grooting te verdwijnen en thans is zij niet al
leen geheel verdwenen, maar heeft moeten
plaats maken voor het tegendeel: belasting
verhooging.
De onvermijdelijkheid dezer ontwikkeling
wordt duidelijk als men op grond van het
reeds in deze Nota medegedeelde, zich voor
oogen houdt door welke factoren het in het
voorjaar 1935 geuite vermoeden omtrent het
in 1936 te verwachten tekort is teniet ge
daan. Deze factoren zijn van tweeërlei aard-
lo. De opbrengst der middelen zal tofc
mini f 10 millioen door vrijwillige verlaging
met nog ruim f 25 millioen terugloopen,
nadat de raming der middelen in het voor
jaar reeds met f 30 millioen was verlaagd.
Het behoeft geen betoog, dat een dergelijk
terugloopen der middelen niet aanstonds m
gelijke mate door uitgavenvermindering kan
worden opgevangen, te minder nu tegelijker
tijd verhooging van uitgaven onvermijdelijk is.
Indien de Regeering zich niet genoopt had
gezien de raming der inkomsten in den loop
van dit jaar met f 45 millioen te verlagen,
dan zou niet alleen de uitgavenverhoogmg
mogelijk zijn geweest zonder belastingverhoo
ging, doch er zou ook voldoende ruimte voos