ALS IEMAND VERRE REIZEN DOET... FEUILLETON Een avontuurlijk verhaal van drie studenten. door ARNOLD BARTEL. (Nadruk verboden). 19) „Wat kost nou eigenlijkzoo'n steentje?" informeert hij belangstellend op een groote bijzonder mooie diamant aan Van Berquem's vinger wijzend. „Wat die kost? Och, vijf. van die kinderwa gentjes' van u zal ik er zeker wel voor kun nen krijgen!" antwoordt de diamantenkoning geanimeerd. „Ja, ja, dat dacht ik wel. Wat een geld er toch in dergelijke steenen belegd wordt. En bovendien is liet nog dood kapitaal, dat aan de maatschappij onttrokken is. Mijn wa gentjes hebben tenminste nog een nuttig doel. Zij geven werk, brengen geld in omloop en wat het belangrijkste is: zij sparen tijd. En tijd is meer waard dan geld. Tijdsbesparing be- teekent een langer leven". „Best mogelijk maar wat is uw lang'leven waard zonder mooie dingen, waartoe ik ook mijn juweelen meen te mogen, rekenen?" Het antwoord van meneer Spörcke gaat verloren in het applaus, dat losbarst als waar deering voor de vertolking van Wëber's com positie. Het doet er ook weinig toe, wat de automobielfabrikant nog te beweren heeft. Deze twee zakenmenschen zullen' het toch nooit eens worden. Eén ding staat echter wel vast: de jeugd rekent dit bal aan boord tot de mooiste dingen van het leven. Het orkest speelt ,een wals van Johann Strauss. Het schijnt over het algemeen nogal geporteerd voor „klassiek muziek", Harry Diesel danst met Nini. Lou Volkers heeft reeds ©enigen tijd scherprond gekeken. Eindelijk ontdekt hij naast meneer Pirzel de knappe Roemeensche, die zij in Tetuan in een vertrouwelijk gesprek met den notenkraker hebben verrast. Hij baant zich tusschen de dansende paren door een weg naar haar tafeltje, maakt, een uiterst correcte buiging en vraagt haar ten dans. Mevrouw Manescu werpt meneer Pirzel een koketten blik toe, welke als-een; verzoek van toestemming bedoeld is eivdeze.knikt met een welwillend glimlachje. Volkers danst min ofmeer houterig, maar. daaraan schijnt de Roemeensche geen aan stoot te nemen. Zij is zeer spraakzaam en Volkers voelt zich, mede door de charme, die er van haar uitgaat, zoo'op zijn gemak, dat hij besluit van déze ongezochte gelegenheid gebruik te maken om zijn nieuwsgierigheid te bevredigen. - - Na eenige algemeene opmerkingen over de muziek en de omgeving zegt hij plotseling: „Ik bewonder uw goede smaak, mevrouw". De Roemeensche glimlacht gevleid. „Zoo? Kan m'n. toilet uw goedkeuring wegdragen?" Volkers is even uit het veld geslagen. Haar toilet? Lieve hemel; hoe kwam ze daarbij? Daar had hij nog geen .moment, naar gekeken! Spoedig weet hij zich echter te herstellen. „Natuurlijk uw toilet is bewonderens waardig, maar dat bedoelde, ik toch eigenlijk nietIk dacht er juist aan, dat u in Tetuan, evenals wij, er de voorkeur aan hebt gegeven zich van de groote karavaan af te scheiden om de typisch inhefemsche sfeer te. zoeken in de „stad Sevilla". Daarom heb ik u werkelijk bewonderd!" Volkers kijkt haar bij deze woorden scherp aan en hij meent een oogenblik, dat zij wat onzeker wordt. In ieder geval ontwijkt ze zijn blik gedurende een seconde, maar in dien korten tijd' heeft zij haar zelfbeheersching toch weer geheel terug gevonden. „Het spijt me", zégt ze, glimlachend, „dat ik deze loftuiting van de hand moet wijzen, want ik herinner mij niet in het door u ge noemde etablissement geweest te zijn. U moet me dus bepaald met iemand anders verwisseld hebben". Deze ontkenning schenkt Volkers de overtuiging, dat ook de Roemeensche betrok ken is bij een zaakje, dat het daglicht niet kan verdragen. Maar nog stelt hij zich hier mee niet tevreden. „Merkwaardig hoe een mensch zich ver gissen kan Ik zou er een eed op gedaan heb ben, dat u het was u en onze hutgenoot, meneer-Sliokowitsch!" Madame Manescu's lach klinkt wat al te luid en te geforceerd, als zij antwoord: „Slio kowitsch Wat een vermakelijke naam! Alleeh om: dien naam al betreur ik het, dat u zich vergist hebt. Doet u mij een genoegen en stelt u mij eens voor aan dien meneer Slif SlipHoe zei u ook weer?" „Sloikowitsch" helpt Volkers haar terécht, maar voor verdere explicaties wordt hem de gelegenheid, ontnomen, want het orkest heeft den dans beëindigd en laat zich nu door ap plaus dwingen tot een herhaling. Volkers applaudiseer.t mechanisch mee en werpt daar bij onwillekeurig een blik door het venster. Buiten in de diepe duisternis staat onbeweeg lijk een man. De weerschijn van-het licht in de danszaal valt juist op zijn gezicht, zoodat hij hein" onmiddellijk herkent. Het is de no tenkraker. Zijn gelaat staat nog onheilspel lender dan anders. Lou Volkers schrikt er bijna van. Wat moet die vent-hier? Dan wendt hij zich snel af en' zegt tot zijn dame: „Kijkt u maar eens naar buiten. Daar-staat de man, dien ik bedoel!" Ook mevrouw Manescu kan een beweging van schrik niet onderdrukken. Maar zij her stelt zich bijna onmiddellijk en zegt glim lachend: „Neen met- dien man behoeft u mij niet in kennis te brengen. Iemand, die naar- den naam Sliokowitsch luistert, heb ik mij toch anders voorgesteld". De muziek zwijgt, ondanks het aanhoudend verzoek om een herhaling en Volkers geleidt zijn dame naar haar tafeltje, terug. Daarbij werpt hij een vorschenden blik op meneer Pirzel, den „tricot-graaf", 't Was hem een lief ding waard te weten welke rol die kerel eigen lijk speelt. Gotlieb Pirzel koestert voor den „tusschen- dekpassagier" echter niet de minste belang stelling. Op 't oogenblik heeft hij trouwens wel wat anders aan het hoofd. Popodotsehi heeft hem zoojuist verzocht om hem aan de knappe madame Manescu te willen voorstellen, en dit verzoek is vergezeld gegaan van een veelbe- teekenend knipoogje, dat Pirzel's gevoel van eigenwaarde in niet geringe mate heeft ge streeld. Ja, ja, hij begreep het heel goed: het mooiste van elk bezit is toch maar- de jalouzie van anderen, minder gelukkigen. Als aan Popodotsehi's w-ensch is voldaan en hij aan hun tafeltje heeft plaats genomen, toont hij zich weer onmiddellijk de man van de wereld. In minder dan geen tijd.is hij met de Roemeensche 'in- een levendig gesprek ge wikkeld en zelfs een voorzichtiger man dan :de heer Pirzel zou niet bemerkt hebben, dat deze vlotte conversatie van minder onschuldi- gen aard- is dan zij oppervlakkig lijkt. Zoo wel de vragen van Popodotsehi als de ant woorden van mevrouw Manescu zijn met de meeste zorg gekozen en Pirzel ziet er niets verdachts in, dat zij haar nieuwen kennis mee deelt besloten te hebben naar Juan-les-Pins te gaan. Vrijwel iedereen aan boord is het er over eens, dat Juan-les-Pins de. eenige bad plaats is, welke in den zomer voor een'bezoek in aanmerking komt. De diamantkonihg, de heer'Van Berquem, juffrouw- Cöll'ijn en de heer Pirzel denken er precies zoo over en zij zijn dan ook reeds overeen gekomen om hun intrek te nemen in Hotel „Cöte d'Azur". Popodotsehi vindt het een schitterend plan en verklaart er zich onmiddellijk vóór, dat de aan boord aangeknoopte kennismaking aan land wordt voortgezet. En ook hij besluit der halve tot Hotel Cóte d'Azur in Juan-les-Pins. Snavel is aanmerkelijk minder gelukkig. Hem. loopt dezen avond bepaald alles tegen. De eerste dansen heeft hi* lgten yoorbijgaae en als hij er eindelijk, toe besluit zich ook eens op den parketvloer te wagen, blijkt van de jongere dames nog slechts de dochter van de Baltische barones beschikbaar. Zij is welis waar niet aantrekkelijk vandaar, dat zij thans ook als eenig muurbloempje fungeert maar Snavel heeft een goed hart en uit louter medelijden begeeft hij zich dan ook naar haar tafeltje om haar ten dans te vra gen. Een oogenblik monsterde zij critisch zijn toilet, maar overwegende, dat een man ,in een blauw colbertje, nog altijd beter is dan in 't geheel geen man, staat zij op het. punt aan zijn uitnoodiging gevolg te geveii, als haar moeder haar een blik toewerpt, waarin het standsbewustzijn van vele generaties ligt i opgesloten. Dies blijft haar niets anders over - dan zachtjes te lispelen „Dank u ik dans I niet!" Maar: als Snavel na een kortebuiging wat verlegen afdruipt, kijkt zij haar adelijke 1 mama aan, met een paar oogen, die zeggen: Alsof er een tand uit m'n kroon gebroken zou zijn, als ik met die daar gedanst had Ln de volgende pauze overlegt Snavel op nieuw met wie hij zal dansen. Tenslotte is. het hem eigenlijk totaal onverschillig, want de eenige, met wie hij werkelijk graag zou heb ben gedanst, zit op dit oogenblik in de toe ristenklasse bij - een of ander gezelschap spelletje. Op de twee al te luidruchtige dochters va-n meneer Rosenfeld hebben de ritmeester en diens zoon beslag gelegd, aan liet tafeltje van den reeder durft hij zich niet te wagen en daar Volkers juist op Nini Collijn afstevent, blijft voor hem, wanneer het orkest een fox trot inzet, niemand anders over dan mevrouw Manescu. '(Wordt vervolgd) .j H. M. de Koningin bracht Donderdagmiddag een bezoek aan de vee- en zuivel- tentoonstelling te Leiden, waar de vorstin het geëxposeerde met belangstelling in oogenschouw nam. Een foto tijdens de rondgang op het tentoonstellingsterrein ln actie tijdens den ploegwedstrijd te Langley (Eng.), waar aan deze week vele mooie spannen deel namen De drie verbouwde molens van den Driemanspolder te Zoetermeer zijn Donderdag met eenige plechtigheid en met medewerking van een straffen wind weer in gebruik genomen Als het stormt te Umuiden. De wH- gekuifde golven slaan hoog over den pier De burgemeester van Leiden, mr. A. van de Sande Bakhuyzen, vol belangstelling voor het melken van een geitje op de vee- en zuiveltentoonstelling, welke Donderdag te Leiden geopend werd. Links achter den burgemeester prof. dr. H. C. L. E. Berger, direeteur van het Veeartsenijkundig Staatstoezicht Mr. A. J. H. Enschede te Bloemendaal, die benoemd verklaard is tot lid van de Provinciale Staten van Noord-Hol land, ter voorziening in de vacature ontstaan door het overlijden van mr. C. H. Guépin Rabbijn L. H. Sarlouis tijdens zijn rede in de Donderdagavond m de Apollohal te Amsterdam door het Comité voor Bijzondere Joodsche Belangen gehouden protestvergadering in verband met de nieuwe Duitsche Rijkswetten De eerste auto's rijden over den nieuwen weg Nijmegen Druten, die Donderdag onder stroomenden regen officieel geopend is

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 5