Geneve en het Italiaansch-Abessynisch conflict.
ALS IEMAND' VERRE
REIZEN DOET
Te Heemstede is Dinsdag het huwelijk voltrokken tusschen den heer J. C. E. Graaf van Lynden en Jonkvrouwe A. van de j_|e{. Abessynisch kabinet na een zijner jongste zittingen in tegenwoordigheid van den Keizer. De ministers
Poll, dochter van jhr. A. van de Poll. wethouder van Heemstede poseeren voor het regeeringsgebouw te Addis Abeba
Amsterdam bereidt zich voor op het bezoek van H. M. de „J. Pzn. Sweelinck'-redivivus maakte Dinsdag een propaganda-
Koningin. De wachthuisjes voor het paleis op den Dam tocht voor de zomer postzegels door Amsterdam. De aankomst
worden opgesteld aan het hoofdpostkantoor
In het ss. .Montferland" werden Dins
dag te Amsterdam twee Diesel-elec-
trische rijtuigen ingeladen, in Zwitser
land vervaardigd voor Buenos Aires
De heer S. J. H. Wesselink, d ie met
ingang van 1 November a s. benoemd
is tot directeur van den Postchèque-
en Girodienst
De publieke belangstelling voor de bezuinigingsdebatten welke Dinsdag in de zitting der Tweede Kamer
werden voortgezet na de schorsing op 23 Juli, was vrij groot
Mr. A. B. Cohen Stuart sprak Dinsdagavond te den
Haag over het Italiaansch Abessynisch conflict, op
de bijeenkomst welke door de Ver. voor Volkenbond
en Vrede was uitgeschreven
FEUILLETON.
Een avontuurlijk verhaal van drie
studenten.
door ARNOLD BARTEL.
(Nadruk verboden).
23)
De portier, die gebroken Duitsch spreekt,
beijvert zich de namen van zijn gasten in het
vreemdelingenboek te schrijven, maar dit
blijkt nog niet zoo gemakkelijk, want Gotlieb
Pirzel spreekt zijn naam als „Birzel" uit en
als hij tot overmaat van ramp den portier ter
toelichting tracht bij te brengen, dat zijn
naam gespeld wordt met een B, wordt het
bepaald een hopeloos geval, waaraan de ijve
rige portier tenslotte een eind maakt door
„Firzel" te schrijven. En daar hij het nu blijk
baar welletjes vindt, zet hij er achter „en
echtgenoote". waarop de heer Pirzel witjes
glimlacht, iets van „zoover zijn we nog niet"
stamelt en zich eindelijk met madame Manes-
cu door een picolo naar de lift laat brengen,
welke zoemend omhoog schiet naar de eerste
étage.
Ook Volkers heeft een kamer toegewezen
gekregen en eenige uren later slapen allen
den slaap der rechtvaardigen, zoowel de ver
volgers als de vervolgden
Slechts één van hen, de bereisde en er
varen Alexander Popodotsehi, maakt nog een
wandeling in de omgeving van den ouden
haven. Hij loopt voorbij de kroegjes aan de
Quai de Port en komt daarbij tot de conclusie,
dat alles hier nog hetzelfde is als tien jaar
geleden. De matrozen, de ruwe bootwerkers en
kleurlingen, zij allen zien er nog precies zoo
uit als hun voorgangers, die toen deze duistere
omgeving bevolkten. In de nauwe, onbeschrij
felijk vieze en armoedige steegjes, welke op
de Quai du Port uitkomen, wordt het oog nog
steeds getrokken door de oude lichtbakken
met de verlokkende opschriften „Chez ma
dame Claire" en Au Soïeil".
En evenals tien jaar geleden zijn dit de ver
zamelplaatsen van zeelieden met permissie
en soldaten van het Koloniale leger. Slechts in
één opzicht is men hier met zijn tijd mee
gegaan; in plaats van de electrische piano's,
gitaren en harmonica's, brullen nu de luid
sprekers in alle talen der wereld hun „Schla
gers" de nauwe straatjes in.
Alexander Popodotsehi heeft voor dit alles
niet de minste interesse. Hem trekken noch de
opdringerige reclameborden, noch de schette
rende muziek. In een van de stille straatjes in
deze wijk heeft hij een oude kennis, iemand,
dien hij voor het eerst in Cayenne ontmoet
heeft. Er is geen mensch, die zoo handig pas
sen kan vervalschen, zulke voortreffelijke loo-
pers bezit, zelfs voor de allermodernste sloten
en die een zoo voorziene opslagplaats heeft
van dingen, die menschen van het slag van
Alexander Popodotsehi kunnen gebruiken.
Het is de verblijfplaats van dezen onbe-
taalbaren man, welke hij zoekt en vindt.
De maan is reeds geheel verbleekt en de
toppen der Zee-Alpen gloeien in het eerste
morgenrood als Popodotsehi zijn hotel weer
betreedt. Hij heet nu echter niet alleen Po
podotsehi. In zijn zak heeft hij ook een pas
ten name van Gregor Serafim.
De Riviera heeft, evenals God Janus, twee
gezichten: een oud, wereldbekend, reeds min
of meer bij geschminkt en een ander, jong,
frlseh en aantrekkelijk. Ook het oude gezicht
doet nog moeite er jeugdig uit te zien, maar
men behoeft nog niet eens een scherp op
merker te zijn om te ontwaren, dat de plooien
en rimpels door de schmink slechts ten deele
worden bedekt.
Dat is de Rivièra, zooals die steeds weer op
nieuw in films en romans wordt voorgesteld.
De Rivièra, die op haar traditie teert. Haar
villa's en kasteelen zijn in alle stijlen en sma
ken der wereld opgetrokken. Een Engelsch
palazzo, een oud Duitsch ridderslot grenst
aan een Romaansche villa. Zij zijn omgeven
door parken, waarin palmen, pijnboomen, cy-
pressen en oleanders woekeren. Maar als
men de huizen goed bekijkt zijn het oude, wei
nig comfortabele kasten, welke in langen tijd
geen verf hebben gezien en de parken heb
ben het aanzien van een onverzorgd oerwoud.
Ruïnes zijn ook de menschen, die de speel
zalen van Monte Carlo bevolken. Menschen
van een vorige eeuw, typen, waarvan men
meent, dat zij in 't geheel niet meer bestaan
en die er uit zien als hun eigen grootouders.
Aan de tafels, waar het rouletteballetje
rolt, zit de hertogin van de „Ukami" met haar
lijfarts. Zij is geheel in grijze zijde gekleed
en draagt een golvende sluier aan haar klei
nen stroohoed. Hier ziet men voorts de oude
heeren met hun dikke gouden horlogekettin
gen over strak gespannen witte vesten, gouden
lorgnets en groote traanzakken onder hun
waterige oogen. Hier zitten de Russische emi
granten, die nergens ter wereld meer een te
huis hebben en geen enkel emplooi meer
kunnen vinden. Hier is de verzamelplaats van
de menschen, die er uitzien als Alexander
Popodotsehi. Hier duikt ook de Baltische baro
nes met haar dochter op. Dit heeft genoeg
pech in liefde gehad; nu hoopt zij op geluk
in het spel.
En allen noteeren zij ijverig getallen, ver
gelijken tabellen, zetten in volgens hurt „on
feilbaar" systeem en wachten op den grooten
winst, die nooit komt. In de speelzalen, welke
nog getuigenis afleggen van de pronkzucht
eener vorige generatie marmer, brons,
spiegels en plafondschilderingen heerscht
een bijna plechtige stilte, welke slechts on
derbroken wordt door de eentonige aanmoe
diging van den croupier om het spel te be
ginnen of door het afroepen van de winnende
nummers.
En dan is er de andere Rivièra: de jon
ge. Haar ontbreekt alle plechtigheid daar
wordt gelachen en pret gemaakt. Daar rolt
niet het balletje van de roulette, maar de
groote gummibal.
Midden in een kring van jonge menschen in
badcostuum, staat, bruin verbrand, Monsieur
le professeur Menier. Hij werpt den bal naar
de dames en heeren, die rond om hem heen
in het gele zand zitten. Daarboven staat
koesterend de zon en de Middellandsche Zee
toont die azuurblauwe glans, welke haar tot
in alle uithoeken der wereld haar onsterfelijke
reputatie bezorgd heeft.
In den kring rondom den „professor"
alle gymnastiekleeraren zijn hier „profes-
seurs" bevinden zich eveneens Nini Collijn,
madame Manescu, meneer Pirzel en de trouwe
schaduw van beide laatstgenoemden, Lou
Volkers.
Ook Diesel geeft acte de présence. Hij houdt
zich echter wat terzijde en neemt niet aan het
spel deel. Zoolang Nini hem over het hoofd
ziet, wenscht hij zich niet op te dringen. Noch
tans verliest hij haar geen oogenbük uit het
oog. Hij heeft zijn intrek genomen in hetzelfde
hotel als zij, in „Cöte d'Azur", maar terwijl
zij twee kamers op de eerste étage bewoont
logeert hij ergens boven in de hanebalken.
Dientengevolge heeft hij zich genoodzaakt
gezien de assistentie van de liftboys in te
roepen. Deze ontvangen telkens, wanneer zij
hem berichten, dat Nini uitgaat, een franc.
En zij kwijten zich uitstekend van hun taak.
Over één ding verheugt Diesel zich oprecht:
Nini heeft, slechts vergezeld door meneer Van
Berquem, in het hotel haar intrek genomen.
Ondanks alle lage verdachtmakingen door
Popodotsehi, lijkt hem Van Berquem veel on
schuldiger dan die Jean Martin. Dat is zijn
persoonlijke vijand. Hij kan die man nu een
maal niet uitstaan en wel het allerminst als hij
zich in de nabijheid van Nini Collijn ophoudt.
Tot dusver heeft Jean Martin zich hier in
Juan-les-Pins eehtr nog niet laten zien en
Diesel hoopt van harte, dat hij van Marseille
direct naar huis terug gekeerd is.
In hetzelfde hotel zijn ook Gotlieb Pirzel en
mevrouw Manescu afgestapt en met hen na
tuurlijk Lou Volkers. Aan het adres van dezen
laatste is al menige stille verwensching ge
uit, vooral door meneer Pirzel, die geen stap
buiten de deur kan doen zonder door „dat
malle Hollandsche ventje" te worden gevolgd.
Hij heeft er al ernstig over gedacht naar een
ander hotel te verhuizen, maar dat is hem
door mevrouw Manescu, toen hij tegenover
haar dit plan ter sprake bracht, ten sterkste
afgeraden. „Cöte d'Azur" is het beste hotel ter
plaatse, verzekerd zij hem en een gezelliger
badplaats dan Juan-les-Pins kent de Rivlère
in den zomer niet. Tenslotte zou dat spionnee-
ren dien mallen jongen zelf wel spoedig gaan
vervelen.
In werkelijkheid staat zij tegenover deze
kwestie echter lang niet zoo onverschillig, als
zij het doet voorkomen. Het zou haar zelfs een.
lief ding waard zijn als zij Slivkowitsch kon
bereiken. Die zou dien lastigen aap wel een
pak slaag geven, dat hem voor goed de lust
verging, zich met andermans zaken te be
moeien! Maar Slivkowitsch zit nog in Mar
seille. En mèt hem, zonder dat hij het weet.
Willy Snavel.
Madame Manescu moet hier in Nini's na
bijheid blijven en derhalve rest haar voor-
loopig niets anders dan „bonne mine a mau-
vals jeu" te maken. In verband met een en
ander tracht zij zelfs met Lou Volkers wat
te koketteeren. maar daarmee heeft zij al
even weinig succes als met haar pogingen om
met Nini Collijn op wat vertrouwelijker vopt
te geraken.
(Wordt vervolgd.)