EINDELIJK THUIS. De leden van de Nieuw Guinea karteerings- expeditie, na aankomst op het vliegveld Tjiliiitan in Ned. Indië, voor een der drie De Havil- land vliegtuigen waarmede de tocht gemaakt werd De eerste foto van den oorlog in Abessynië. Italiaansche infanterie met een bergkanon in stelling. Deze foto werd per vliegtuig van Caïro naar ons land overgebracht Deze maand bestaat de Kweekschool voor de Zeevaart aan de Prins Hen drikkade te Amsterdam 150 jaar. Hierboven een oude prent, welke de situatie van de school en de Prins Hendrikkade in de vorige eeuw toont Jkvr. M. A. de Jonge, oudste dochter van den Gouverneur-Generaal van Ned Indië, heeft zich te Batavia ver loofd met den heer mr. W. F. J. Borg man Brouwer. Het verloofde paar in de bloemen De Haagsche dierentuin ontving van den directeur der diergaarde te Soerabaja een tweetal brulapen, die zeer zeldzaam zijn, ten geschenke. De nieuwe aanwinst De versterking van Fransch Somaliland. Fransche inlandsche troepen arriveeren te Ali Sabiet, het laatste fort aan de grens tusschen Fransch Somaliland en Abessynië Ie Tilburg is Maandag de zesde centrale varkensfokdag en de tweede rundvee- fokdag gehouden, waar verschillende aardige exemplaren waren te be wonderen Dr. J. J. Th. Vos, die heden zijn ambt van hoogleerear in de geneeskunde aan de universiteit te Groningen aanvaardde met een rede FEUILLETON Roman, door JOE LEDERER. Vertaling van ELSA KAISER. 3) „Je was ook een braaf klein meisje", ver klaarde Harald. ,,Je was het braafste kleine meisje dat ooit bestaan heeft, mijn woord daarop." „Ik weet het niet," zeide Jeannine. „ik heb dat kleine meisje vergeten." Harald was op dreef, hij liet zich niet sto ren. „Jk was vreeselijk blij,, Jeannine. Hoe je plotseling die bar bent binnengekomen Reusachtig, hoe jijneen niet binnengeko men, dat is niet het juiste woord, je trad bin nen. Voordat ik je gezicht nog had gezien. dacht ik alik dacht: wie is daar binnen getreden ..Is dat waar. Harald? Zeg dat nog eens. Ha rald bloosde. Hij beet heftig op zijn onderlip en leek plotseling op den tienjarigen jongen met wien zij roovertje, bal en verstoppertje had gespeeld. Jeannine boog voorover en streelde met haar vingertoppen over zijn wang. Harald, zeide zij ontroerd. Het kwam haar erg merkwaardig voor dat hij naast haai" zat en dat zij beiden volwassen waren. Welk een grappige wereld. „Haraldik zei daar straks dat ik weg wilde. Zullen wij daar nu over praten?" Ha rald knipoogde eit rukte zich los uit zijn droomen. „Neen, zeide hij. „Wij zullen daar niet over praten. Wij zullen muziek maken. Zal ik Tucker laten zingen?" „Some of these dayszong Tucker „Some of these days you'll miss me, honey... „De dag' zal komen waarop jij mij mist." Jeannine stond op en ging naar het raam. Buiten was de avond, de vreemde stad en de afnemende maan. „Ohh, hoe eenzaam zul je zijn", nep Tucker. God had haar geen tamme stem gege ven, zij schreeuwde, wild en zonder schaam te. „You're going to miss me honey". God had haar geen tam hart gegeven. De Piazza was zwart en zonder menschen. In het café Cilli waren alle lichten gedoofd. Het moest al laat zijn. when I am far away," dreigde de wan hopige stem. als ik ver weg zal zijn." Jeannine leunde met het hoofd tegen het koele elas. Zij dacht: „Ben ik ver weg?" Ach, Andy. „Some of these daysmaai de dag zal "komen, dan mis je mij de dag zal komen. En dan ben ik ver weg Goed zoo, goed, dat is troost: de dag zal komen, dan Wat huilt zij, de arme Tucker. „Ohh, wat zul je eenzaam zijn.... You always had your way Je hebt je weg gehad, beteekent dat eigen lijk. Merkwaardig, you always had Je hebt je weg, je zin gehad. Jeannine je hebt je zin gehad, maar dat is lang geleden. Of Andy eens Harald heeft geen zin om te vertrekken. Hij heeft gelijk, volkomen gelijk. Ik zal geen enkel woord meer zeggen. Florence is zoo mooi, en het verleden moet vergeten worden. but you know, honey, you always had Tommy was plotseling wakker geworden en begon te grommen. „Stilte", riep Harald geëergerd. „Houd uw mond." „Hoor je dat?" vroeg Jeannine. Zij keerde zich van het raam af en luisterde. „Asjeblieft, zet de plaat af." De muziek verstomt dadelijk. Uit de naaste kamer klonk een dreunend kloppen. Boem, boem. Korte pauze. Dan nog een keer: Boem! „Er klopt iemand", zeide Jeannine verwon derd. Harald grijnsde, „Je bent een liefelijk, slim schepsel. Er klopt iemand. Zal ik je vertellen waarom men klopt? Omdat men niet slapen kan als Tucker brult." Achter den muur waarop de blauwe her derinnen dansten was het stil geworden. „Is rustig geworden en naar bed gegaan," meende Harald. Jeannine ging weer naar haar stoel terug. „De kamer was toch al dien tijd leeg? Wij konden toch niet wetenje moet morgen excuses maken, Harald." „Misschien", zeide Harald genadig. „Absoluut, Harald, je moet excuses maken" en na een diepe ademhaling, „voor dat wij vertrekken moet je je verontschuldigen." Zij keek Harald vol verwachting aan. Zij dacht: hij zal „neen" zeggen. Ik ben heele- maal gek." En hardop. „Ik wil naar zee. Heb je weieens van Massa Rossa ghoord?" Harald schudde wanhopig het hoofd. „Het is zoo'n lief, van ieder vergeten vis- schersdorp", zeide Jeannine. Zij streek een lucifer aan, staarde in de kleine vlam en blies die plotseling uit. „Iemand heeft mij eens van Massa Rossa verteld, ik weet nu niet meer wie het ge weest is. Het moet een klein nest aan zee zijn. Zullen wij erheen gaan? Tenslotte is het alle maal hetzelfde waar wij zijn." Harald zuchtte: „Heb je niet eens het plan gehad, heel Florence te fotografeeren? Was je niet besloten hier vier weken te blijven?" Jeannine vertoonde hem een zacht en droevig profiel. „O, Harald. Was ik besloten?" „Ik bewonder je", zei Harald. „Wij reizen naar Fossa of Rossa, hoe heet het, drinken theeen reizen direct verder, mij het zelfde waarheen. „Maak je niet kunstmatig boos. wees na tuurlijk". Maar Harald gaf den strijd nog niet op. „Men verveelt zich niet met jou, altijd zorg jij voor afwsseling, daarin ben je eenvoudig reusachtig. Ik aanbid je Jeannine". „Er zijn daar twee of drie pensions, een cafetaria en een kroegje met een beschilderde clavecimbaal. Hoe vindt jij een clavecimbaal? Wij zullen een heerlijken tijd hebben. Het eene hotel dat meer aan zes kamers heeft, heet Grand-Hotel. Wij zullen in het Grand Hotel wonen, ja?" Harald zweeg en keek naar het vloerkleed. Jeannine scheen merkwaardig goed onder richt te zijn door dien vreemde. Op den grijzen tapijtondergrond bloeiden dikke bonte rozen, men werd duizelig als men er lang naar keek. Harald begon de rozen te tellen, een twee, vierwat weet een man van een vrouw die hij heeft aangebeden toen zij een klein meisje was? Tien rozen, elf veertien, vijf tienniets weet hij, heelemaal niets. „Wie heeft je van Massa Rossa verteld, Jeannine?" Hij dwong zich Jeannine aan te kijken en te lachen. Zij schudde zwijgend het hoofd. „Is er geen antwoord?" „Neen", zeide zij, „vandaag is er geen ant woord". Haar stem klonk zoo moe. „Wij gaan naar Massa", zei hij haastig. „Als dat je plezier doet, dan gaan wij morgen. Kom, nu drinken wij nog een glas". „Zullen wij op de toekomst drinken" vroeg Jeannine. „Ja", zeide hij. „Wij zullen op de toekomst drinken." Hij dacht aan het verleden. Hij dacht aan wat met Jeannine in die voorbije jaren ge beurd mocht zijn. Hoeveel wenschen, hoeveel tranen en kussen waren over dezen zwijgen den mond gegaan? Wat ook Jeannine's deel ge weest mocht zijn, hij wist niets daarvan. Plotseling kreeg hij het vermoeden dat hij misschien niet zulk een goeden vriend voor haar geweest was als hij tot nu toe gemeend had. Hij had haar heur weg laten gaan en zichzelf nog geprezen dat hij haar nooit had gevraagd welken weg zij ging. Nu zag hij ze voor zich, al die donkere, eenzame en ge vaarlijke wegen van haar leven. Het noodzaakte hemJeannine te zeggen dat hij misschien een slechte kameraad was geweest, maar toch, in ieder uur en' in allen tijd, haar kameraad. Hij wilde haar vragen hem te vertrouwen. Harald wilde heel veel vragen. Maar hij deed zijn mond niet open. De kamer was schemerig en warm. Tommy had zich aan Jeannine's voeten uitgestrekt en sliep, den kop op de sterke voorpooten. „Ik heb je nog niet bedankt, Harald. Gaan wij morgen, ja?" „Ja!" „En de prinses van de Via Cerretani?", vroeg Jeannine. „Je zult haar missen?". „O, meisje"zeide Harald in gedach ten. „Zou je haar graag meenemen?" „Neen!", zeide Harald. HOOFDSTUK 2. Tegen elf uur in den morgen verscheen mijnheer Mathieu Corodi in de hall van het hotel. Hij was groot, begin dertig misschien, lichte oogen en onbezorgd. Met groote stap pen ging hij op de portiersloge toe. De portier boog deftig envoi waardigheid. Hij was door zijn collega, die nachtdienst had gehad reeds op de hoogte gebracht: schitterende bagage. Apartementen op den eersten verdieping. Woonplaats Berlijn. Tooneelspeler. De portier bekeek Corodi nieuwsgierig, in spanning, en voelde zich teleurgesteld. Hij dacht eraan, dat hij in zijn jeugd tooneel- spelers anders had gezien, bleek, vervallen, ook hadden zij woeste lokken gehad, deze on rustige afgezanten van een andere wereld. Mijnheer Corodi droeg homespun en een dis- krete das. Hij had een frisch, vroolijk ge zicht, men zou hem voor een jockey, een zee man m civiel, zelfs voor een vroolijken en roofzuclitigen nietsdoener kunnen houden, (Wordt vervolgd).*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 8