Het Plan van den arbeid.
Abessynische dorpen zonder verdediging.
Haarlem's Kunstschatten.
Bevolking weet van niets
Weinig uitwerking der Italiaansche
luchtaanvallen.
{Bij zondere correspondentie
Uit Morthalbar, Noord-Abessynië
(Dit bericht is per spec talen boodschapper
naar Gedaref gebracht).
In de Amhaansche taal der Abessyniërs
beteekent „busu" groote „tjikitsjiki", strijd,
en wanneer er op het oogenblik over „busu
tjikitsjiki" gesproken wordt, bedoelt men
daarmede den oorlog tegen Abessynië.
peze oorlog is voorbereid zooals geen an
dere in de geschiedenis van de wereld, want
de voorbereidingen werden op groote schaal,
onder de oogen van alle regeering getroffen.
Wij telden allemaal hoeveel soldaten, vlieg
tuigen, geweren en muildieren naar de twee
koloniën werden vervoerd en we wisten pre
cies over hoeveel munitie de negus be
schikte en waar hij haar vandaan ikreeg. En
toch waren we verrast en ging een schok
door ons heen, toen de Italianen op den 2en
October den berg Moessali in de verlaten
woestijn bezetten en toen op den 3en Octo
ber de oorlog officieel begon met den aanval
op Adoea. Eigenlijk hadden we allen nog ge
hoopt op een ter elfder ure te sluiten vreed
zame overeenkomst.
Terwijl ik dit schrijf, is de Abessynische
bevolking er niet mede op de hoogte, dat
de „busu tjikitsjiki" voorttrekt in een lange
lijn van het noorden naar het zuiden en of
schoon de inwoners van het dorp, waar ik
verblijf houd, den geheelen dag debatteeren
over de vooruitzichten en de mogelijke re
sultaten van den oorlog, hebben zij er geen
idee van, dat de strijd reeds begonnen is, Ik
zit tusschen hen in, luister en zeg niets, want
het is gevaarlijk hun iets over den aanval
op Adoea te vertellen. Het dorp Mortaekhor
is het voorbeeld van een typische Abessyni
sche plaats. Op dit oogenblik is zij practiscïi
gesproken leeg. Mannen en vrouwen, oude en
jonge, zijn vertrokken met hun dieren, niet
wegens don oorlog maar door veel vreedza
mer oorzaken. Bij de eerste regens hebben zij
het dorp verlaten om op de hooge plateaux
aan het ploegen te gaan.
Maar de natuur is Abessynië in dit opzicht
niet al te mild gezind geweest en heeft de be
woners slechts drie maanden toegestaan om
hun wenschen te vervullen en gedurende
twaalf weken staan plateaux van ongeveer
acht- en veer tienduizend voet hoog vol met
een weelde van koffie, katoen en mais. De
helft der bevolking bevindt zich op het
oogenblik in het gebergte, denkt alleen aan
bebouwing en in 't geheel niet aan oorlog.
De „commandant" van bet dorp, Balam-
baras Tagegue, is een van de weinigen, die
achter gebleven is. Ook hij heeft sinds een
week geen officieel nieuws ontvangen. De
dichtstbijzijnde lijn van den tamelijk primi
tieven telefoondienst eindigt in Chilga, zestig
mijl van Martalkhor verwijderd. Ik wil niet
beweren, dat Tagegue zich getroost zal voe
len, wanneer hij berichten ontvangt en hij
heeft bovendien persoonlijk al narigheid ge
noeg, want hij is oud en heeft het voortdu
rend te kwaad met koortsaanvallen.
De hut van dezen „shum", zooals een hoofd
als Tagegue genoemd wordt, ziet er net zoo
armoedig uit als die der inboorlingen en van
mijzelf. Achter zijn primitief bed staan vier
oude Maunlichor geweren. Een Inspectie geeft
mij de overtuiging, dat het wapen goed werkt,
maar ik kan nergens munitie vinden. Dan
verklaart Tagegne mij met een bedroefde stem
dat hij die niet heeft en soldaten evenmin! Er
zijn zelfs geen wapens voor de weinige man
nen, die achtergebleven zijn en wanneer van
daag of morgen de Italianen komen zullen zij
gebruik moeten maken van speren en krom
zwaarden. Dit dorp ligt op den weg, welken de
eorjog zal nemen en toch is het volkomen on
gewapend, net als zoovele honderden en dui
zenden andere Abessynische dorpen.
Het punt, totwaar de Italiaansche troepen in
het Noorden gevorderd zijn, ligt ongeveer hon
derd mijl ten Noorden vanTagegne's dorp. Een
afstand van honderd mijl be teekent in een
Europeeschen oorlog twee of drie dagen, mis
schien enkele uren voor motoreenheden, maar
hier duurt het heel lang, voordat de Italianen
het dorp bereikt zullen hebben. Zij vinden
twee vijanden tegenover zicheen sterke Abes
synische verdedigingslijn en de natuurlijke
hindernissen, waarover deze lijn loopt. Die lijn
begint te Noggara in Noord-West Abessynië in
het district van de snelstroomende rivier Bahr-
el-Salam. Dedjaz Auela's troepen zijn hier
gelegerd. Zijn mannen vormen den linkerflank
van de frontlijn en hebben de zware taak den
Italiaanschen opmarsch te belemmeren, wat
geen geringe onderneming is, want er zijn
reeds militaire wegen aangelegd van Eritrea
door Tessena en Barentu naar het front.
De oogmerken der Italianen zijn in bet
westen Gondar en het oosten Dessie. Door
aanvallen uit deze beicle steden zou Addis
Abeba volkomen verpletterd kunnen worden.
De bezetting van Adoea was strategisch van
geen belang en alleen geënsceneerd als een
demonstratie teil behoeve van de zeer op
gewonden fascisten, die de nederlaag van
1896 maar niet kunnen vergeten, In goed in
gelichte kringen hecht men veel meer waar
de aan den strijd in de provincie A dame,
die op 12-000 voet, hoogte ligt en het bombar
dement van Adigrat' bewees het nut van de
artillerie bij den opmarsch der infanterie op
dit punt, dat op den karavaanweg naar Des
sie ligt. Het moreel der troepen van Ras
Seyoen en Ras Ayela heeft hier veel gele
den, omdat de Abessyniërs zich zwakker
weten dan de vijand en de vorderingen der
Italianen moeilijk zullen kunnen stuiten.
De Abessyniërs. hebben hun troepenmacht
ongeveer 250 mijl het land in geconcentreerd,
waar de Italianen niet zeker zijn van verster
kingen door de moeilijkheden van het terrein
en waar zij dan ook niet op watertoevoer
kunnen rekenen. Want het achterland van
Adoea en Adigrat heeft gebrek aan water.
Het tweede zwakke punt is de commandant,
waarop Haile Selassie niet onvoorwaardelijk
kan vertrouwen. Zes maanden geleden stonden
Ras Seyoem en de keizer nog fel tegenover el
kaar. De Ras is een troonpretendent en zijn
rechten zijn grooter, dan die van Haile Selassie
want hij is de kleinzoon van den negus Johan
nes, die in Gallabat tegen de Mahdisten sneu
velde. Ras Seyoem schijnt de twist met den
keizer te hebben bijgelegd, maar in Abessynië
verdwijnt het wantrouwen niet gauw.
Ras Seyoem was de eerste, die den keizer
verwittigde van den Italiaanschen aanval. Hij
kon dat doen, daar hij een draadloozen zender
«ad, die tijdens den aanval niet buiten wer
king' werd gesteld.
De Italiaansche opmarsch bleef intusschen
niet beperkt bot Adoea en Adigrat, doch werd
aan de heele Erithreesche grens gelijktijdig in
gezet.
De keizer wist niets van deze andere aan
vallen daar zijn troepen op die plaatsen geen
zenders bij zich hadden en alleen berichten
konden sturen door middel van de eeuwenoude
Wijze yap, berichtgeving. Zooals de keizer in
1934 pas drie weken, nadat het zich had voor
gedaan van het incident bij Wal Wal had ge
hoord, kreeg hij eerst een week later berich
ten over de Italiaansche troepenbewegingen
en de gevechten, waarin de aanvoerders waren
gewikkeld, die geen zender hadden.
De natuurlijke gesteldheid van het land
komt de Abessyniërs te pas, waar de verdedi-
glngsposfcen zwak en verspreid zijn. Toen ik
zelf op een berg stond dacht ik, dat ik met
een steen de volgende bergkam zou halen,
maar men legde mij uit, dat' ik zelfs met het
snelste muildier den top aan den overkant niet
binnen een week zou kunnen bereiken.
Tusschen de twee bergen was een diepe val
lei en we moesten werkelijk drie dagen rijden
om het laagste punt te bereiken. Toen pas
konden we beginnen met de bestijging van den
berg, die zio dicht bij leek. Zoo zijn er vele
bergen in dit deel van Abessynië en de kara
vaanwegen naar Gondag en Dessie slingeren
zich langs deze ravijnen, die in het regensei
zoen meestal woeste bergstroomen zijn ge
worden. De Abessynische soldaten worden niet
in de valleien gelegerd, maar bovenop de ber
gen, waar zij vertrouwen in zichzelf hebben.
Als de Italiaansche opmarsch geforceerd in een
snel tempo wordt voorgezet zullen de Italianen
toch door de ravijnen moeten trekken, want
zij zouden anders hun weg moeten vechten
over de bergkammen en iedere ontmoeting zou
een bloedig gevecht beteekenen, waarbij de
overwinning voor Italië nog heelemaal niet
zeker zou zijn. En de valleien hebben eveneens
vele nadeelen. Zoo is het karavaanpad maar
een goede halve meter breed en men kan er
slechts achter elkaar langs trekken. Iedere
beweging kan dus van boven worden gadege
slagen en gevolgd. Dat gebeurt nu dan ook.
Van hun hooge versterkingen uit hebben de
Abessyniërs een prachtig gezicht op de Ita
liaansche troepen, die beneden voort trekken
en zij kunnen den heelen opmarsch dwars-
boomen zonder een man te verliezen.
De Italianen ontmoeten nog andere moeilijk
heden bij hun oprukken op deze karavaan
wegen. Het regenseizoen is dit jaar in deze
streken nog niet afgeloopen en de regen valt
nog voortdurend, alsof de hemel de Abessy
niërs wil helpen. Toch is de regenval niet zoo
ononderbroken en hevig als in het volle regen
seizoen. En het is deze minder hevige en min
der voortdurende regenval, die het voorttrek
ken nog moeilijker maakt. Gewoonlijk zijn de
ravijnen in dezen tijd van het jaar geheel be
dekt met zand en steenen, aangevoerd door de
bergrivieren, maar dit jaar zijn zij bedekt met
een weelderig gr-oen, doorclat er een soort gras,
dat in Europa onbekend is, is opgeschoten. Het
olifantsgras groeit hier tot meer dan mans
hoogte. Wanneer de soldaten oprukken, zijn zij
geheel onzichtbaar door het gras, maar zij
kunnen zeif ook niet zien.
Het is mogelijk door. het gras vooruit te ko
men. maar het gaat langzaam. Een Europeaan
vordert per dag op zijn hoogst tien mijl, maar
langer dan een week houdt hij het niet vol.
Dieren kunnen niet worden gebruikt, doordat
er een giftige vlieg leeft, die nog niet heele
maal bekend is, maar al de muildieren, kamee-
len en paarden doodt.
Alleen de ezels zijn immuun voor de steken
van de vlieg, maar die kunnen niet voor mili
taire doeleinden worden gebruikt,
De Europeesche oorlogstechniek kent de ge
woonte voor de infanterie een weg' te banen
met de artillerie, maar in Abessinië is daar
geen sprake van. Ten eerste, omdat er geen
bepaalde vijandelijke linie is die onder vuur
kan worden genomen en ten tweede omdat het
onmogelijk is zwaar geschut door een derge
lijk terrein te vervoeren.
De vliegtuigen nemen de plaats in of wor
den geacht de plaats in te nemen van de ar
tillerie in dezen bij zonderen oorlog van on
mogelijkheden. De vliegtuigen vliegen snel
naar de Abessynische linies en laten daar bom
men van minder dan een kilogram vallen,
maar de manschappen zijn in die linies zoo
verspreid en zoo goed verborgen, dat bom
men niet veel schade kunnen aanrichten. Om
meer uitwerking te hebben, zoeken de vlie
gers nederzettingen en laten bommen op de
weerlooze dorpen vallen, waardoor vrouwen,
oude menschen, kinderen, zoowel als vee wor
den gedood. Het is niet zoozeer de bedoeling
van de vliegers militaire successen te behalen
als wel indruk op de bevolking te maken. Na
tuurlijk veroorzaken zij paniek en verwarring
in deze dorpen, die „uit den hemel worden
aangevallen", maar zij komen niet toe aan het
eerste doel van hun opdracht, de consolidatie1
van de stellingen der infanterie en deze
„zandhazen" moeten nietegenstaande deze
luchtaanvallen toch zelf hun opmarsch uit
voeren.
Toen de vliegers boven Adoea verschenen
doodden zij niet veel personen, want de aan
val was reeds maanden verwacht en de keizer
had al de dorpen aan de grens van Erithrea
weken van te voren laten ontruimen.
Desondanks weigerden sommigen hun hut
ten te verlaten en bleven achter meer aan
hun bezittingen dan aan hun leven hechtend.
Velen van heil werden direct gedood, velen ook
doodelijk gewond en na den aanval achterge
laten om in het struikgewas dood te bloeden.
Of om wanneer zij in de straten bleven
liggen 's nachts door hyena's te worden op
gegeten. Berichten over het bombardement
van de steden en dorpen bereikten de troe
pen vlug en zeker genoeg: zij hoorden zelfs
de bommen explodeeren. De lucht in Abessy
nië, is zeer helder en het grootste deel van het
land ligt hoog en de wind draagt ver de ge-v
luiden met zich mee.
De wanhoop en de woede van de inboor
lingen was onbeschrijflijk en zij wilden de
Italianen voor een typisch Abessynisch ge
vecht in het open veld aanvallen, maar de
keizer hield ze terug.
Gondar werd in den steek gelaten en de
Italianen zullen ernstiger tegenstand onder
vinden als ze in de hooge bergen van Abes
synië, de Goenaketen komen. Hier is een
groote Abessynische troepenmacht geconcen
treerd en ook de Abessynische generale staf
gevestigd.
Wij hebben de oorlogsalarmen nog niet ge
hoord, omdat de gebruikte bommen klein
waren, maar er heerscht reeds een oorlogs
atmosfeer in Mor talkhor.
Wij verwachten Italiaansche luchtaanval
len en het is vreeselijk te bedenken, dat de
inboorlingen, die in het dorp zijn achter
gebleven niets van het dreigende gevaar be
seffen. Maar zij dachten vanmiddag wel, dat
een donderslag het geluid van Italiaansche
kanonnen was.
Of waren het werkelijk kanonnen?
LADISLAS FARAGO.
(Nadruk verboden).
DONDERDAG 24 OCT. 1935
Een nadere toelichting.
De hoofdbesturen van S. D. A. P. en N. V. V.
organiseerden te Amsterdam een persconfe
rentie om een nadere toelichting op het. plan
van den arbeid te verstrekken.
De heer Koos Vorrink, voorzitter van het
partijbestuur, sprak een inleidend woord, waar
in hij er op wees, dat het probleem van
dezen tijd is: hoe komen wij van onze 360.000
werkloozen af? Het Plan is er op gericht niet
alleen hulp te bieden in dezen crisistijd, maar
tévens het daarheen te leiden, dat ons land
in de toekomst zooveel mogelijk voor derge
lijke rampen bewaard wordt. Men moet in
het Plan niet slechts een stuk werk zien van
partij-propagandistisch karakter, maar voor
al een bijdrage om een einde te maken aan
den noodtoestand van ons volk.
Daarom hield Ir. H. Vos, directeur van het
Wetenschappelijk Bureau, die een groot
aandeel gehad heeft in het uitwerken van het
Plan, een inleidiftg. Hij betoogde, dat het
Plan inhoudt: een economisch diepgaande
hervorming, met het doel, om voor zoover
dat mogelijk is met maatregelen v/elke liggen
binnen het machtbereik der nationale ge
meenschap aan het Nederlandsche volk
te verschaffen: bestaanszekerheid bij een be
hoorlijk levenspeil. Daarom is het niet alleen
van belang voor de arbeidersklasse, maar ook
voor alle andere volksgroepen.
Bij de toelichting van het Plan deelde hij
mede, dat 600,000 Nederlanders in den land
bouw werken, 350.000 in distributie en handel,
250.000 in het bouwbedrijf, 15*0.000 in het
verkeer, 100.000 in de textiel en. 37.000 in de
mijnen.
Het Plan is niet begrensd in duur, dat wil
zeggen, er is niet gestreeld naar een drie-
of vijf-jarenplan, of iets van dien aard.
De eene maatregel hangt ook in tempo af
van de andere. Een ordening, welke uitscha
keling van arbeidskrachten meebrengt, mag'
niet sneller geschieden dan het tempo der
uitbreiding van werkgelegenheid toelaat. De
eene groep van maatregelen is van inciden-
teelen aard (het crisisprogram draagt gedeel
telijk dit karakter)andere groepen zijn van
verdèrtrekkenden en ^rincipieeler aard, zooals
de conjunctuurbeheerschihg, de ordening, enz.
Ook blijft hetgeen buiten onze grenzen ge-
scheidt zoo.belangrijk en zal dit een zoodani-
gen invloed uitoefenen ook bij een Plan
regime, dat snelheid en tijdstip bij de uit
voering van voorgestelde maatregelen niet
vooraf vast kunnen staan. Wie verantwoord
werk wil leveren, moet in bepaalde gevallen
volstaan met het aangeven van een richting
en een verwachting omtrent de snelheid.
Het nationaal-begrensde van het Plan Is
een noodzakelijkheid in economisch, politiek
en organisatorisch opzicht. De algemeene
overtuiging is wel, dat ook bij een ordening
uit wereldeconomisch gezichtspunt, een zeer
groot terrein voor nationale bemoeiing zal
overblijven, zooals in het plan van den Arbeid
een belangrijke taak binnen het nationale
bestel istoegewezen aan de gemeenten.
Het nationaal-begrensde is echter geen sta
in den weg voor internationaal overleg of
internationale overeenstemming en evenmin
voor een goede arbeidsverdeeling, welke zich
aanpast bij de nationale economische en ge
ologische gesteldheid van elk land.
Het Plan geeft een omvangrijk program van
maatregelen, welke tot een vermindering van
de werkloosheid met 200.000 man kunnen lei
den. De bestaanszekerheid moet gevestigd
worden en behouden blijven door een con
junctuur politiek, met beheersching van het
credietwezen, onder socialisatie van de Neder
landsche Bank en beheersching van de uit
breiding van het productie-apparaat als
hoofdelementen.
Het best-aanspeil kan worden verhoogd door
ordening, door verdergaande industrialisatie,
door een beheerschte rationalisatie en door
handelspolitieke maatregelen, waarbij telkens
de aansluiting bij de volksbehoeften het richt
snoer moet zijn, voor de te volgen politiek.
In het Plan van den Arbeid wordt bevestigd
dat het noodzakelijk is een ander richtsnoer
te nemen dan het directe eigenbelang. Er
worden ook offers gevraagd. Offers van het
eene deel van de arbeidersklasse voor het
andere, zooals de invoering van de 40-urige
werkweek; offers van het eene volksdeel voor
het andere, welke voor de bestaanszekerheid
van boeren en middenstanders noodzakelijk
zijn; offers van het eene volk voor het andere,
zooals bij het volgen van de in het Plan voor
gestelde Indische politiek.
De overtuiging van de ontwerpers van het
Plan is, dat het huidige productiestelsel, be
rustende op de ondernemingsgewijze produc
tie, aan het eind van zijn Latijn is.
Reeds in deze crisis is een zeer diep over
heidsingrijpen noodzakelijk gebleken om niet
tot een absolute chaos te geraken. Slechts door
een planmatiger organisatie van het geheel-
kunnen bestaanszekerheid en bestaanspeil
worden verkregen en gehandhaafd. Het over
heidsingrijpen zal blijven, al dient het een
ander karakter te verkrijgen, een planmatiger
karakter.
Thans geschiedt het ingrijpen te veel van
uit den noodtoestand van het oogenblik, te
weinig overwegend de resultaten van het eene
ingrijpen voor het andere.
Aan den eenen kant kwam de regeering' met
het 60-millioenenplan, aan den anderen kant
met een zoo sterken druk op de gemeenten, dat
meer aan werkgelegenheid verloren gaat, dan
wordt gewonnen.
Het sluitend maken van de begrooting door
een zeer groot bedrag te bezuinigen beteekent
inkrimping van de koopkracht. Dit brengt
nieuwe werkloosheid, welke nieuwe uitgaven
vordert. Maar deze nieuwe uitgaven worden
niet geraamd of geschat. Er kan dus van te
voren een nieuw tekort worden voorspeld.
Doordat, om nog een voorbeeld te noemen,
de werklozensteun met 15% verlaagd werd,
kunnen de werkloozen zoo weinig aan kleeding
besteden, dat er 8000 arbeiders in de textiel
industrie werkloos werden.
Wat de kosten van het Plan betreft is be
kend, dat voor het uitvoeren van groote wer
ken voor 3 jaar 200 millioen gulden per jaar
noodig zal zijn. Er wordt verondersteld, dat
dit geld opgenomen kan worden zonder
dwangmaatregelen, temeer als men bedenkt,
Een historisch marinestuk
door Cornells Verbeeck.
(Frans Halsmuseum).
Voor dit aardige en tegelijk eurieuse schil
derij kunnen de liefhebbers nu eens tegelij
kertijd hun aesthetisch genoegen beleven
zoowel als hun scherpzinnigheid op de proef
stellen. Het eerste is gemakkelijk genoeg:
zelfs de ongeoefende beschouwer zal aange
naam beroerd worden door dat frissche en
fijnkleurige tafreel waarop zooveel te zien is,
en het voorgestelde zoo geestig-scherp van
teekening, zoo levendig van compositie, zoo
feestelijk van houding is. Het is niet vreemd
dat onder de schilders van een zeevarend
volk als het Hollandsche, er een aantal aan
getroffen worden die schepen en zee bij voorr-
üefde in beeld brachten, het Is zelfs haast
bevreemdend dat er vergeleken bij het
aantal interieur en genreschilders niet
nog veel meer kunstenaars van beteekenis
zich daaraan gewijd hebben. Met de beide
Van de Velde's, vader en zoon, met Vroom
en Porcellis zijn de voornaamste zee-schilde
rende families uit de zeventiende eeuw ge
noemd, al is het aantal minder op den voor
grond tredende artisten op dat bewegelijk
terrein ook aanzienlijk grooter.
De oorzaak zal wel liggen in de dubbele
dosis capaciteit die er van den schepenschil
der gevergd wordt. Niet alleen zijn artistieke
begaafdheid geeft den doorslag, maar er
wordt van hem ook een zoodanige bekend
heid met de materie verwacht dat het niet
vreemd is als de besten als de Van de
Velde's onder anderen - uit een ras van
scheepsbouwmeesters voortkomen. En verder
kan ook wellicht de meer historisch-mate-
fialistische beschouwing in het oog gehou
den worden, die eenvoudig constateert dat er
meer vraag naar genrestukjes en landschap
pen geweest zal zijn dan naar schepen, al is
daarmee de eerstgenoemde oorzaak niet bui
ten werking gesteld.
Hoe dit alles ook verder zijn moge, de ma
ker van het schilderij dat wij vandaag onzen
lezers voorzetten is zeker een artist geweest
en een kenner van het schip tevens. Hij
heeft zijn vreugde beleefd aan het gedetail
leerde portret dat hij van de beide oorlogs
schepen teekende, maar ook aan het atmos-
pherische spel, waarin hij de veelkleurigheid
van vlaggen, schuiten en poppetjes op het
strand kon oplossen. Er is, voor mijn gevoel,
een bijna Zuld-Nederlandsche jolijt in dit
marinestuk, waardoor het van de andere
marine's in ons museum (waarbij zeer fraaie
door Vroom en een opmerkelijk door Muiier)
zich onderscheidt.
Toch was Cornells Verbeeck een geboren
Haarlemmer, die in 1610 hier lid van het
Sint-Lucasgilde werd en toen al een tienja
rig zoontje had, den lateren schilder van
pleisterplaatsen met paarden, Pieter Ver
beeck, veel bekender dan zijn vader, ook al
doordat hij de leermeester van Wouwerman
geweest is. Cornelis zal ons zeegezicht, dat
alle kenmerken draagt van het werk te zijn
van een rijp kunstenaar dus ongeveer op
veertigjarigen leeftijd geschilderd moeten
hebben. Nu kennen wij zijn geboortejaar niet,
maar als wij dat nu in verband met het voor
gaande op ongeveer 1580 stellen, dan zou ons
schilderij tusschen 1620 en 1625 geschilderd
kunnen zijn.
En nu kunnen onze lezers die in de alge
meene geschiedenis geconfijt zijn hun scherp
zinnigheid eens op de proef stellen. Er is na
melijk niemand die weet wat er eigenlijk op
ons schilderij aan de hand is, terwijl er toch
vrij waarschijnlijk een bepaald historisch
moment is in beeld gebracht. Maar welk?
Daar liggen twee oorlogschepen, vlak on
der de kust en tot onmiddellijk vertrek ge
reed. Het linksche heeft den Franschen lelie
standaard in top, liet rechtsche de Engelsche
vlag. Beide voeren bovendien uit Courtoisie
of om andere reden het oranje-blanje-bleu.
Kleinere schuiten onderhouden de verbin
ding tusschen strand en schepen; op het
strand nemen deftige lieden afscheid of be
groeten elkaar en op de voorplecht van een
statiesloep staat een ander deftig sinjeur,
van wien het onduidelijk is of hij aankomt
dan wel vertrekt, terwijl ook de allegorische
figuur op de vlag van die sloep niet thuis te
brengen schijnt. Nogmaals: welk evenement
heeft de kunstenaar hier willen voorstellen?
Voor een pure fantasie zijn er te veel be
doelde gegevens en voor een historische
voorstelling ontbreken die. Wie er wat op
wéét, mag het zeggen. Er zijn meer van die
vraagteekens door een toevalligen inval op
gelost. In ééne richting echter behoeft men
al vast niet te zoeken daar erkende autori
teiten op het gebied der maritieme historie
daar al vergeefs aan den arbeid waren. Het
is namelijk niet gelukt vast te stellen welke
schepen hier zijn voorgesteld, hoewel ken
ners als Mr. Voorbeytel Cannenburgh, van
het Scheepvaart-museum in Amsterdam, en
de specialist De Balbian Verster zich daar
mee al hebben bezig gehouden naar di
recteur Gratama zoo vriendelijk was ons op
onze navraag mee te deelen, Als er voor deze
kunsthistorische puzzle een oplossing te vin
den is zal ze dus allicht uit de politieke ge
schiedenis van het eerste kwartaal der ze
ventiende eeuw moeten opgediept worden.
Voor den geboren snuffelaar en navorscher
een amusant karwei, al verliezen wij daarbij
niet uit het oog dat de picturale qualiteitén
van het werk het in de allereerste plaats be
langrijk maken en onze belangstelling
waard.
J. H. DE BOIS.
dat thans ongeveer 400 millioen gulden aan
bankpapier aan de circulatie onttrokken is.
De industrialisatie en ordening zullen geen
kosten met zich meebrengen, die zullen hun
eigen kosten moeten dragen.
Van program tot Plan heeft ook
nog een diepere beteekenis. Het
toont den wil van de moderne arbei
dersbeweging tot regeeren.
Een stellen van program-eischen na
tuurlijk met de bereidheid zijn deel van de
verantwoordelijkheid bij de uitvoering te
dragen beteekent in wezen nog het aan
vaarden van de omraming van het bestaan
de. Het stellen van een Plan als geheel be
teekent het willen doorbreken van dit be
staande, het zelf willen richten en leiden.
Dat deze wil bij de arbeidersklasse en een
gedeelte van de middengroepen het sterkst
heerscht is een internationaal verschijnsel,
dat voor een deel voortkomt uit het verweer
tegen de lijdelijkheid, die hun is opgedwon-
gen, terwijl zij dag aan dag aan den lijve de
onhoudbaarheid van het bestaande onder
vinden.
Dezen wil te concretiseeren, de directe mo
gelijkheden aan te wijzen en de hoofdlijnen
voor de verdere ontwikkeling te trekken, is
de beteekenis Van het wetenschappelijke
werk van het Plan. Dat het gedragen wordt
door een socialistischen geest, het is nergens
verdoezeld of verzwegen. Verwezenlijking
der wenschen brengt evenwel nog geen so
cialisme. Dat wij de verwezenlijking wenschen
op democratische wijze, komt uitdrukkelijk
in Plan en resolutie tot uiting.
Het Plan-congres van de moderne arbei
dersbeweging van S.D.A.P, en N.V.V. kan van
zeer groote beteekenis blijken voor het Ne
derlandsche volk, het kan een mijlpaal
Bijzonderheden over
het Plan-congres.
De heer C. van der Lende deelde bijzon
derheden mede over het Plan-congres dat
Zaterdag 26 October te Utrecht gehouden zal
worden.
De moderne arbeidersbeweging stelt zich
voor, het Plan van den Arbeid tot geestelijk
eigendom te maken van het geheele Neder
landsche volk. ZIJ stelt er speciaal prijs op,
al degenen, die technische en commercieele
leiding geven in industrie en bedrijf met den
inhoud van het Plan op de hoogte te bren
gen. In verband hiermede wordt het congres
openbaar gehouden en zijn een aantal orga
nisaties en personen uitgenoodigd, het con
gres bij te wonen.
Voor het congres blijkt groote belangstel
ling te bestaan, aangezien in breeden kring
aan deze uitnoodiging gehoor is gegeven. Zoo
komen o.a. voor de Vereeniglng voor Staat
huishoudkunde en Statistiek: Prof. Dr. G. N.
Verrijn Stuart; voor de Industrialisatie-Com
missie Amsterdam: Prof. Th. Limperg; voor
de Scheepvaartvereeniging Zuid: de heer D.
P. van Wageningen: voor het Centraal Bu
reau voor de Statistiek: Prof, Mr. H. W. Met-
horst; voor de Commissie Noordelijke Econo
mische Technologische Organisatie: Prof. Dr.
D. van Os en Mr. J. Kramer; voor het Tech
nologisch Instituut voor de Zuidelijke Pro
vincies: Prof. H. A. Kaag. Voorts zullen aan
wezig zijn de Directeur-Generaal van den
Arbeid, Dr. Ir. A. H. W. Hacke, de Directeur
van de Koninklijke Nederlandsche Hoog
ovens, Ir. G. A. Kessler, vertegenwoordigers
van het Verbond van Nederlandsche Werk
gevers, van den Ned. R.-K. Bond van Bouw-
patroons, de secretaris van het Nederlandsch
Binnenvaart-bureau, de heer J. A. Brouwer,
Prof. J. Klopper, Prof. Mr. N. W. Posthumus,
Ir. V. W. van Gogh, de secretaris van de Ne
derlandsche Centrale Organisatie voor Toe
gepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek,
de heer J. van Riet als vertegenwoordiger
van de Vereen Iging van Directeuren van Ar
beidsbeurzen en tal van andere personen.
Aan het eigenlijke congres gaan een aan
tal sectie-vergaderingen vooraf, welke op
Vrijdag 25 October, eveneens te Utrecht
worden gehouden.
In deze setcle-vergaderingen zal het Plan
worden besproken, alsmede de verschillende
deelen van de resolutie, welke op het con
gres zal worden ingediend.
Na bespreking in de secties wordt dan de
resolutie definitief in eind-vorm vastgesteld,
zooals zij aan het congres zal worden voor
gelegd.
Op het Plan-congres zelve zal door 7 spre
kers. die ieder een onderdeel van het Plan
zullen behandelen, het woord worden ge
voerd.
Achtereenvolgens spreken:
Ir. H. Vos over de hoofdlijnen van het Plan,
W. Drees, lid van de Tweede Kamer, over
crisispolltiek en industrialisatie,
Dr. Ir. Th. v. d. Waerden over Conjunc-
tuurbeheerschlng en rationalisatie.
W. v. d. Sluis over den Landbouw,
H. J. v. Braambeek over de Ordening en de
toepassing hiervan op het verkeerswezen en
de distributie.
E, Kupers, voorzitter van het N.V.V.. over
de Ordening in het bouwbedrijf en in het
textielbedrijf,
Ir. J. W. Albarda over de politieke perspec
tieven en het Plan.
Zondag. 27 October vindt het huishoudelijk
congres plaats, in welk congres over de pro
paganda voor het Plan zal worden gespro
ken.
Van de zijde van B. en W. van Utrecht
werd de medewerking verkregen, om het
mogelijk te maken het Plan-congres op in
drukwekkende wijze te ontvangen. Het col
lege heeft toegezegd, het congres te zullen
bijwonen. Het carillon van de Domkerk zal
ter ontvangst van de congressisten en de
gasten zijn klanken doen hooren, terwijl op
het Stationsplein in Utrecht op bijzondere
wijze aan de congressisten het welkom in de
grijze bisschopstad zal worden toegeroepen.
De Fransche nota aan
Engeland.
PARLJS, 23 Oct. (A. N. P.) De Oeuvre
verklaart nadere bijzonderheden te
kunnen mededeelen omtrent den in
houd van het laatste Fransche ant
woord aan Engeland.
In het eerste deel der nota, aldus
het blad, drukt de Fransche regeering
er haar verwondering over uit, dat de
Engelsche ambassadeur niet begrepen
heeft, dat Engeland reeds op 14 Oc
tober ten aanzien van de toepassing
van art. 16, lid 3 genoegdoening heeft
verkregen. In het tweede deel der nota
wordt verklaard, dat tusschen Frank
rijk en Engeland slechts sprake Is ge
weest van economische sanctiemaat
regelen, doch nooit van 'n sluiting van
het Suezkanaal of van een blokkade.
De betrekkingen tusschen Frankrijk
en Engeland zijn den laatsten tijd
slechter geworden en een openhartige
gedachtenwisseling Is gewenscht.