Het Plan van den arbeid. Abessynische dorpen zonder verdediging. Haarlem's Kunstschatten. Bevolking weet van niets Weinig uitwerking der Italiaansche luchtaanvallen. {Bij zondere correspondentie Uit Morthalbar, Noord-Abessynië (Dit bericht is per spec talen boodschapper naar Gedaref gebracht). In de Amhaansche taal der Abessyniërs beteekent „busu" groote „tjikitsjiki", strijd, en wanneer er op het oogenblik over „busu tjikitsjiki" gesproken wordt, bedoelt men daarmede den oorlog tegen Abessynië. peze oorlog is voorbereid zooals geen an dere in de geschiedenis van de wereld, want de voorbereidingen werden op groote schaal, onder de oogen van alle regeering getroffen. Wij telden allemaal hoeveel soldaten, vlieg tuigen, geweren en muildieren naar de twee koloniën werden vervoerd en we wisten pre cies over hoeveel munitie de negus be schikte en waar hij haar vandaan ikreeg. En toch waren we verrast en ging een schok door ons heen, toen de Italianen op den 2en October den berg Moessali in de verlaten woestijn bezetten en toen op den 3en Octo ber de oorlog officieel begon met den aanval op Adoea. Eigenlijk hadden we allen nog ge hoopt op een ter elfder ure te sluiten vreed zame overeenkomst. Terwijl ik dit schrijf, is de Abessynische bevolking er niet mede op de hoogte, dat de „busu tjikitsjiki" voorttrekt in een lange lijn van het noorden naar het zuiden en of schoon de inwoners van het dorp, waar ik verblijf houd, den geheelen dag debatteeren over de vooruitzichten en de mogelijke re sultaten van den oorlog, hebben zij er geen idee van, dat de strijd reeds begonnen is, Ik zit tusschen hen in, luister en zeg niets, want het is gevaarlijk hun iets over den aanval op Adoea te vertellen. Het dorp Mortaekhor is het voorbeeld van een typische Abessyni sche plaats. Op dit oogenblik is zij practiscïi gesproken leeg. Mannen en vrouwen, oude en jonge, zijn vertrokken met hun dieren, niet wegens don oorlog maar door veel vreedza mer oorzaken. Bij de eerste regens hebben zij het dorp verlaten om op de hooge plateaux aan het ploegen te gaan. Maar de natuur is Abessynië in dit opzicht niet al te mild gezind geweest en heeft de be woners slechts drie maanden toegestaan om hun wenschen te vervullen en gedurende twaalf weken staan plateaux van ongeveer acht- en veer tienduizend voet hoog vol met een weelde van koffie, katoen en mais. De helft der bevolking bevindt zich op het oogenblik in het gebergte, denkt alleen aan bebouwing en in 't geheel niet aan oorlog. De „commandant" van bet dorp, Balam- baras Tagegue, is een van de weinigen, die achter gebleven is. Ook hij heeft sinds een week geen officieel nieuws ontvangen. De dichtstbijzijnde lijn van den tamelijk primi tieven telefoondienst eindigt in Chilga, zestig mijl van Martalkhor verwijderd. Ik wil niet beweren, dat Tagegue zich getroost zal voe len, wanneer hij berichten ontvangt en hij heeft bovendien persoonlijk al narigheid ge noeg, want hij is oud en heeft het voortdu rend te kwaad met koortsaanvallen. De hut van dezen „shum", zooals een hoofd als Tagegue genoemd wordt, ziet er net zoo armoedig uit als die der inboorlingen en van mijzelf. Achter zijn primitief bed staan vier oude Maunlichor geweren. Een Inspectie geeft mij de overtuiging, dat het wapen goed werkt, maar ik kan nergens munitie vinden. Dan verklaart Tagegne mij met een bedroefde stem dat hij die niet heeft en soldaten evenmin! Er zijn zelfs geen wapens voor de weinige man nen, die achtergebleven zijn en wanneer van daag of morgen de Italianen komen zullen zij gebruik moeten maken van speren en krom zwaarden. Dit dorp ligt op den weg, welken de eorjog zal nemen en toch is het volkomen on gewapend, net als zoovele honderden en dui zenden andere Abessynische dorpen. Het punt, totwaar de Italiaansche troepen in het Noorden gevorderd zijn, ligt ongeveer hon derd mijl ten Noorden vanTagegne's dorp. Een afstand van honderd mijl be teekent in een Europeeschen oorlog twee of drie dagen, mis schien enkele uren voor motoreenheden, maar hier duurt het heel lang, voordat de Italianen het dorp bereikt zullen hebben. Zij vinden twee vijanden tegenover zicheen sterke Abes synische verdedigingslijn en de natuurlijke hindernissen, waarover deze lijn loopt. Die lijn begint te Noggara in Noord-West Abessynië in het district van de snelstroomende rivier Bahr- el-Salam. Dedjaz Auela's troepen zijn hier gelegerd. Zijn mannen vormen den linkerflank van de frontlijn en hebben de zware taak den Italiaanschen opmarsch te belemmeren, wat geen geringe onderneming is, want er zijn reeds militaire wegen aangelegd van Eritrea door Tessena en Barentu naar het front. De oogmerken der Italianen zijn in bet westen Gondar en het oosten Dessie. Door aanvallen uit deze beicle steden zou Addis Abeba volkomen verpletterd kunnen worden. De bezetting van Adoea was strategisch van geen belang en alleen geënsceneerd als een demonstratie teil behoeve van de zeer op gewonden fascisten, die de nederlaag van 1896 maar niet kunnen vergeten, In goed in gelichte kringen hecht men veel meer waar de aan den strijd in de provincie A dame, die op 12-000 voet, hoogte ligt en het bombar dement van Adigrat' bewees het nut van de artillerie bij den opmarsch der infanterie op dit punt, dat op den karavaanweg naar Des sie ligt. Het moreel der troepen van Ras Seyoen en Ras Ayela heeft hier veel gele den, omdat de Abessyniërs zich zwakker weten dan de vijand en de vorderingen der Italianen moeilijk zullen kunnen stuiten. De Abessyniërs. hebben hun troepenmacht ongeveer 250 mijl het land in geconcentreerd, waar de Italianen niet zeker zijn van verster kingen door de moeilijkheden van het terrein en waar zij dan ook niet op watertoevoer kunnen rekenen. Want het achterland van Adoea en Adigrat heeft gebrek aan water. Het tweede zwakke punt is de commandant, waarop Haile Selassie niet onvoorwaardelijk kan vertrouwen. Zes maanden geleden stonden Ras Seyoem en de keizer nog fel tegenover el kaar. De Ras is een troonpretendent en zijn rechten zijn grooter, dan die van Haile Selassie want hij is de kleinzoon van den negus Johan nes, die in Gallabat tegen de Mahdisten sneu velde. Ras Seyoem schijnt de twist met den keizer te hebben bijgelegd, maar in Abessynië verdwijnt het wantrouwen niet gauw. Ras Seyoem was de eerste, die den keizer verwittigde van den Italiaanschen aanval. Hij kon dat doen, daar hij een draadloozen zender «ad, die tijdens den aanval niet buiten wer king' werd gesteld. De Italiaansche opmarsch bleef intusschen niet beperkt bot Adoea en Adigrat, doch werd aan de heele Erithreesche grens gelijktijdig in gezet. De keizer wist niets van deze andere aan vallen daar zijn troepen op die plaatsen geen zenders bij zich hadden en alleen berichten konden sturen door middel van de eeuwenoude Wijze yap, berichtgeving. Zooals de keizer in 1934 pas drie weken, nadat het zich had voor gedaan van het incident bij Wal Wal had ge hoord, kreeg hij eerst een week later berich ten over de Italiaansche troepenbewegingen en de gevechten, waarin de aanvoerders waren gewikkeld, die geen zender hadden. De natuurlijke gesteldheid van het land komt de Abessyniërs te pas, waar de verdedi- glngsposfcen zwak en verspreid zijn. Toen ik zelf op een berg stond dacht ik, dat ik met een steen de volgende bergkam zou halen, maar men legde mij uit, dat' ik zelfs met het snelste muildier den top aan den overkant niet binnen een week zou kunnen bereiken. Tusschen de twee bergen was een diepe val lei en we moesten werkelijk drie dagen rijden om het laagste punt te bereiken. Toen pas konden we beginnen met de bestijging van den berg, die zio dicht bij leek. Zoo zijn er vele bergen in dit deel van Abessynië en de kara vaanwegen naar Gondag en Dessie slingeren zich langs deze ravijnen, die in het regensei zoen meestal woeste bergstroomen zijn ge worden. De Abessynische soldaten worden niet in de valleien gelegerd, maar bovenop de ber gen, waar zij vertrouwen in zichzelf hebben. Als de Italiaansche opmarsch geforceerd in een snel tempo wordt voorgezet zullen de Italianen toch door de ravijnen moeten trekken, want zij zouden anders hun weg moeten vechten over de bergkammen en iedere ontmoeting zou een bloedig gevecht beteekenen, waarbij de overwinning voor Italië nog heelemaal niet zeker zou zijn. En de valleien hebben eveneens vele nadeelen. Zoo is het karavaanpad maar een goede halve meter breed en men kan er slechts achter elkaar langs trekken. Iedere beweging kan dus van boven worden gadege slagen en gevolgd. Dat gebeurt nu dan ook. Van hun hooge versterkingen uit hebben de Abessyniërs een prachtig gezicht op de Ita liaansche troepen, die beneden voort trekken en zij kunnen den heelen opmarsch dwars- boomen zonder een man te verliezen. De Italianen ontmoeten nog andere moeilijk heden bij hun oprukken op deze karavaan wegen. Het regenseizoen is dit jaar in deze streken nog niet afgeloopen en de regen valt nog voortdurend, alsof de hemel de Abessy niërs wil helpen. Toch is de regenval niet zoo ononderbroken en hevig als in het volle regen seizoen. En het is deze minder hevige en min der voortdurende regenval, die het voorttrek ken nog moeilijker maakt. Gewoonlijk zijn de ravijnen in dezen tijd van het jaar geheel be dekt met zand en steenen, aangevoerd door de bergrivieren, maar dit jaar zijn zij bedekt met een weelderig gr-oen, doorclat er een soort gras, dat in Europa onbekend is, is opgeschoten. Het olifantsgras groeit hier tot meer dan mans hoogte. Wanneer de soldaten oprukken, zijn zij geheel onzichtbaar door het gras, maar zij kunnen zeif ook niet zien. Het is mogelijk door. het gras vooruit te ko men. maar het gaat langzaam. Een Europeaan vordert per dag op zijn hoogst tien mijl, maar langer dan een week houdt hij het niet vol. Dieren kunnen niet worden gebruikt, doordat er een giftige vlieg leeft, die nog niet heele maal bekend is, maar al de muildieren, kamee- len en paarden doodt. Alleen de ezels zijn immuun voor de steken van de vlieg, maar die kunnen niet voor mili taire doeleinden worden gebruikt, De Europeesche oorlogstechniek kent de ge woonte voor de infanterie een weg' te banen met de artillerie, maar in Abessinië is daar geen sprake van. Ten eerste, omdat er geen bepaalde vijandelijke linie is die onder vuur kan worden genomen en ten tweede omdat het onmogelijk is zwaar geschut door een derge lijk terrein te vervoeren. De vliegtuigen nemen de plaats in of wor den geacht de plaats in te nemen van de ar tillerie in dezen bij zonderen oorlog van on mogelijkheden. De vliegtuigen vliegen snel naar de Abessynische linies en laten daar bom men van minder dan een kilogram vallen, maar de manschappen zijn in die linies zoo verspreid en zoo goed verborgen, dat bom men niet veel schade kunnen aanrichten. Om meer uitwerking te hebben, zoeken de vlie gers nederzettingen en laten bommen op de weerlooze dorpen vallen, waardoor vrouwen, oude menschen, kinderen, zoowel als vee wor den gedood. Het is niet zoozeer de bedoeling van de vliegers militaire successen te behalen als wel indruk op de bevolking te maken. Na tuurlijk veroorzaken zij paniek en verwarring in deze dorpen, die „uit den hemel worden aangevallen", maar zij komen niet toe aan het eerste doel van hun opdracht, de consolidatie1 van de stellingen der infanterie en deze „zandhazen" moeten nietegenstaande deze luchtaanvallen toch zelf hun opmarsch uit voeren. Toen de vliegers boven Adoea verschenen doodden zij niet veel personen, want de aan val was reeds maanden verwacht en de keizer had al de dorpen aan de grens van Erithrea weken van te voren laten ontruimen. Desondanks weigerden sommigen hun hut ten te verlaten en bleven achter meer aan hun bezittingen dan aan hun leven hechtend. Velen van heil werden direct gedood, velen ook doodelijk gewond en na den aanval achterge laten om in het struikgewas dood te bloeden. Of om wanneer zij in de straten bleven liggen 's nachts door hyena's te worden op gegeten. Berichten over het bombardement van de steden en dorpen bereikten de troe pen vlug en zeker genoeg: zij hoorden zelfs de bommen explodeeren. De lucht in Abessy nië, is zeer helder en het grootste deel van het land ligt hoog en de wind draagt ver de ge-v luiden met zich mee. De wanhoop en de woede van de inboor lingen was onbeschrijflijk en zij wilden de Italianen voor een typisch Abessynisch ge vecht in het open veld aanvallen, maar de keizer hield ze terug. Gondar werd in den steek gelaten en de Italianen zullen ernstiger tegenstand onder vinden als ze in de hooge bergen van Abes synië, de Goenaketen komen. Hier is een groote Abessynische troepenmacht geconcen treerd en ook de Abessynische generale staf gevestigd. Wij hebben de oorlogsalarmen nog niet ge hoord, omdat de gebruikte bommen klein waren, maar er heerscht reeds een oorlogs atmosfeer in Mor talkhor. Wij verwachten Italiaansche luchtaanval len en het is vreeselijk te bedenken, dat de inboorlingen, die in het dorp zijn achter gebleven niets van het dreigende gevaar be seffen. Maar zij dachten vanmiddag wel, dat een donderslag het geluid van Italiaansche kanonnen was. Of waren het werkelijk kanonnen? LADISLAS FARAGO. (Nadruk verboden). DONDERDAG 24 OCT. 1935 Een nadere toelichting. De hoofdbesturen van S. D. A. P. en N. V. V. organiseerden te Amsterdam een persconfe rentie om een nadere toelichting op het. plan van den arbeid te verstrekken. De heer Koos Vorrink, voorzitter van het partijbestuur, sprak een inleidend woord, waar in hij er op wees, dat het probleem van dezen tijd is: hoe komen wij van onze 360.000 werkloozen af? Het Plan is er op gericht niet alleen hulp te bieden in dezen crisistijd, maar tévens het daarheen te leiden, dat ons land in de toekomst zooveel mogelijk voor derge lijke rampen bewaard wordt. Men moet in het Plan niet slechts een stuk werk zien van partij-propagandistisch karakter, maar voor al een bijdrage om een einde te maken aan den noodtoestand van ons volk. Daarom hield Ir. H. Vos, directeur van het Wetenschappelijk Bureau, die een groot aandeel gehad heeft in het uitwerken van het Plan, een inleidiftg. Hij betoogde, dat het Plan inhoudt: een economisch diepgaande hervorming, met het doel, om voor zoover dat mogelijk is met maatregelen v/elke liggen binnen het machtbereik der nationale ge meenschap aan het Nederlandsche volk te verschaffen: bestaanszekerheid bij een be hoorlijk levenspeil. Daarom is het niet alleen van belang voor de arbeidersklasse, maar ook voor alle andere volksgroepen. Bij de toelichting van het Plan deelde hij mede, dat 600,000 Nederlanders in den land bouw werken, 350.000 in distributie en handel, 250.000 in het bouwbedrijf, 15*0.000 in het verkeer, 100.000 in de textiel en. 37.000 in de mijnen. Het Plan is niet begrensd in duur, dat wil zeggen, er is niet gestreeld naar een drie- of vijf-jarenplan, of iets van dien aard. De eene maatregel hangt ook in tempo af van de andere. Een ordening, welke uitscha keling van arbeidskrachten meebrengt, mag' niet sneller geschieden dan het tempo der uitbreiding van werkgelegenheid toelaat. De eene groep van maatregelen is van inciden- teelen aard (het crisisprogram draagt gedeel telijk dit karakter)andere groepen zijn van verdèrtrekkenden en ^rincipieeler aard, zooals de conjunctuurbeheerschihg, de ordening, enz. Ook blijft hetgeen buiten onze grenzen ge- scheidt zoo.belangrijk en zal dit een zoodani- gen invloed uitoefenen ook bij een Plan regime, dat snelheid en tijdstip bij de uit voering van voorgestelde maatregelen niet vooraf vast kunnen staan. Wie verantwoord werk wil leveren, moet in bepaalde gevallen volstaan met het aangeven van een richting en een verwachting omtrent de snelheid. Het nationaal-begrensde van het Plan Is een noodzakelijkheid in economisch, politiek en organisatorisch opzicht. De algemeene overtuiging is wel, dat ook bij een ordening uit wereldeconomisch gezichtspunt, een zeer groot terrein voor nationale bemoeiing zal overblijven, zooals in het plan van den Arbeid een belangrijke taak binnen het nationale bestel istoegewezen aan de gemeenten. Het nationaal-begrensde is echter geen sta in den weg voor internationaal overleg of internationale overeenstemming en evenmin voor een goede arbeidsverdeeling, welke zich aanpast bij de nationale economische en ge ologische gesteldheid van elk land. Het Plan geeft een omvangrijk program van maatregelen, welke tot een vermindering van de werkloosheid met 200.000 man kunnen lei den. De bestaanszekerheid moet gevestigd worden en behouden blijven door een con junctuur politiek, met beheersching van het credietwezen, onder socialisatie van de Neder landsche Bank en beheersching van de uit breiding van het productie-apparaat als hoofdelementen. Het best-aanspeil kan worden verhoogd door ordening, door verdergaande industrialisatie, door een beheerschte rationalisatie en door handelspolitieke maatregelen, waarbij telkens de aansluiting bij de volksbehoeften het richt snoer moet zijn, voor de te volgen politiek. In het Plan van den Arbeid wordt bevestigd dat het noodzakelijk is een ander richtsnoer te nemen dan het directe eigenbelang. Er worden ook offers gevraagd. Offers van het eene deel van de arbeidersklasse voor het andere, zooals de invoering van de 40-urige werkweek; offers van het eene volksdeel voor het andere, welke voor de bestaanszekerheid van boeren en middenstanders noodzakelijk zijn; offers van het eene volk voor het andere, zooals bij het volgen van de in het Plan voor gestelde Indische politiek. De overtuiging van de ontwerpers van het Plan is, dat het huidige productiestelsel, be rustende op de ondernemingsgewijze produc tie, aan het eind van zijn Latijn is. Reeds in deze crisis is een zeer diep over heidsingrijpen noodzakelijk gebleken om niet tot een absolute chaos te geraken. Slechts door een planmatiger organisatie van het geheel- kunnen bestaanszekerheid en bestaanspeil worden verkregen en gehandhaafd. Het over heidsingrijpen zal blijven, al dient het een ander karakter te verkrijgen, een planmatiger karakter. Thans geschiedt het ingrijpen te veel van uit den noodtoestand van het oogenblik, te weinig overwegend de resultaten van het eene ingrijpen voor het andere. Aan den eenen kant kwam de regeering' met het 60-millioenenplan, aan den anderen kant met een zoo sterken druk op de gemeenten, dat meer aan werkgelegenheid verloren gaat, dan wordt gewonnen. Het sluitend maken van de begrooting door een zeer groot bedrag te bezuinigen beteekent inkrimping van de koopkracht. Dit brengt nieuwe werkloosheid, welke nieuwe uitgaven vordert. Maar deze nieuwe uitgaven worden niet geraamd of geschat. Er kan dus van te voren een nieuw tekort worden voorspeld. Doordat, om nog een voorbeeld te noemen, de werklozensteun met 15% verlaagd werd, kunnen de werkloozen zoo weinig aan kleeding besteden, dat er 8000 arbeiders in de textiel industrie werkloos werden. Wat de kosten van het Plan betreft is be kend, dat voor het uitvoeren van groote wer ken voor 3 jaar 200 millioen gulden per jaar noodig zal zijn. Er wordt verondersteld, dat dit geld opgenomen kan worden zonder dwangmaatregelen, temeer als men bedenkt, Een historisch marinestuk door Cornells Verbeeck. (Frans Halsmuseum). Voor dit aardige en tegelijk eurieuse schil derij kunnen de liefhebbers nu eens tegelij kertijd hun aesthetisch genoegen beleven zoowel als hun scherpzinnigheid op de proef stellen. Het eerste is gemakkelijk genoeg: zelfs de ongeoefende beschouwer zal aange naam beroerd worden door dat frissche en fijnkleurige tafreel waarop zooveel te zien is, en het voorgestelde zoo geestig-scherp van teekening, zoo levendig van compositie, zoo feestelijk van houding is. Het is niet vreemd dat onder de schilders van een zeevarend volk als het Hollandsche, er een aantal aan getroffen worden die schepen en zee bij voorr- üefde in beeld brachten, het Is zelfs haast bevreemdend dat er vergeleken bij het aantal interieur en genreschilders niet nog veel meer kunstenaars van beteekenis zich daaraan gewijd hebben. Met de beide Van de Velde's, vader en zoon, met Vroom en Porcellis zijn de voornaamste zee-schilde rende families uit de zeventiende eeuw ge noemd, al is het aantal minder op den voor grond tredende artisten op dat bewegelijk terrein ook aanzienlijk grooter. De oorzaak zal wel liggen in de dubbele dosis capaciteit die er van den schepenschil der gevergd wordt. Niet alleen zijn artistieke begaafdheid geeft den doorslag, maar er wordt van hem ook een zoodanige bekend heid met de materie verwacht dat het niet vreemd is als de besten als de Van de Velde's onder anderen - uit een ras van scheepsbouwmeesters voortkomen. En verder kan ook wellicht de meer historisch-mate- fialistische beschouwing in het oog gehou den worden, die eenvoudig constateert dat er meer vraag naar genrestukjes en landschap pen geweest zal zijn dan naar schepen, al is daarmee de eerstgenoemde oorzaak niet bui ten werking gesteld. Hoe dit alles ook verder zijn moge, de ma ker van het schilderij dat wij vandaag onzen lezers voorzetten is zeker een artist geweest en een kenner van het schip tevens. Hij heeft zijn vreugde beleefd aan het gedetail leerde portret dat hij van de beide oorlogs schepen teekende, maar ook aan het atmos- pherische spel, waarin hij de veelkleurigheid van vlaggen, schuiten en poppetjes op het strand kon oplossen. Er is, voor mijn gevoel, een bijna Zuld-Nederlandsche jolijt in dit marinestuk, waardoor het van de andere marine's in ons museum (waarbij zeer fraaie door Vroom en een opmerkelijk door Muiier) zich onderscheidt. Toch was Cornells Verbeeck een geboren Haarlemmer, die in 1610 hier lid van het Sint-Lucasgilde werd en toen al een tienja rig zoontje had, den lateren schilder van pleisterplaatsen met paarden, Pieter Ver beeck, veel bekender dan zijn vader, ook al doordat hij de leermeester van Wouwerman geweest is. Cornelis zal ons zeegezicht, dat alle kenmerken draagt van het werk te zijn van een rijp kunstenaar dus ongeveer op veertigjarigen leeftijd geschilderd moeten hebben. Nu kennen wij zijn geboortejaar niet, maar als wij dat nu in verband met het voor gaande op ongeveer 1580 stellen, dan zou ons schilderij tusschen 1620 en 1625 geschilderd kunnen zijn. En nu kunnen onze lezers die in de alge meene geschiedenis geconfijt zijn hun scherp zinnigheid eens op de proef stellen. Er is na melijk niemand die weet wat er eigenlijk op ons schilderij aan de hand is, terwijl er toch vrij waarschijnlijk een bepaald historisch moment is in beeld gebracht. Maar welk? Daar liggen twee oorlogschepen, vlak on der de kust en tot onmiddellijk vertrek ge reed. Het linksche heeft den Franschen lelie standaard in top, liet rechtsche de Engelsche vlag. Beide voeren bovendien uit Courtoisie of om andere reden het oranje-blanje-bleu. Kleinere schuiten onderhouden de verbin ding tusschen strand en schepen; op het strand nemen deftige lieden afscheid of be groeten elkaar en op de voorplecht van een statiesloep staat een ander deftig sinjeur, van wien het onduidelijk is of hij aankomt dan wel vertrekt, terwijl ook de allegorische figuur op de vlag van die sloep niet thuis te brengen schijnt. Nogmaals: welk evenement heeft de kunstenaar hier willen voorstellen? Voor een pure fantasie zijn er te veel be doelde gegevens en voor een historische voorstelling ontbreken die. Wie er wat op wéét, mag het zeggen. Er zijn meer van die vraagteekens door een toevalligen inval op gelost. In ééne richting echter behoeft men al vast niet te zoeken daar erkende autori teiten op het gebied der maritieme historie daar al vergeefs aan den arbeid waren. Het is namelijk niet gelukt vast te stellen welke schepen hier zijn voorgesteld, hoewel ken ners als Mr. Voorbeytel Cannenburgh, van het Scheepvaart-museum in Amsterdam, en de specialist De Balbian Verster zich daar mee al hebben bezig gehouden naar di recteur Gratama zoo vriendelijk was ons op onze navraag mee te deelen, Als er voor deze kunsthistorische puzzle een oplossing te vin den is zal ze dus allicht uit de politieke ge schiedenis van het eerste kwartaal der ze ventiende eeuw moeten opgediept worden. Voor den geboren snuffelaar en navorscher een amusant karwei, al verliezen wij daarbij niet uit het oog dat de picturale qualiteitén van het werk het in de allereerste plaats be langrijk maken en onze belangstelling waard. J. H. DE BOIS. dat thans ongeveer 400 millioen gulden aan bankpapier aan de circulatie onttrokken is. De industrialisatie en ordening zullen geen kosten met zich meebrengen, die zullen hun eigen kosten moeten dragen. Van program tot Plan heeft ook nog een diepere beteekenis. Het toont den wil van de moderne arbei dersbeweging tot regeeren. Een stellen van program-eischen na tuurlijk met de bereidheid zijn deel van de verantwoordelijkheid bij de uitvoering te dragen beteekent in wezen nog het aan vaarden van de omraming van het bestaan de. Het stellen van een Plan als geheel be teekent het willen doorbreken van dit be staande, het zelf willen richten en leiden. Dat deze wil bij de arbeidersklasse en een gedeelte van de middengroepen het sterkst heerscht is een internationaal verschijnsel, dat voor een deel voortkomt uit het verweer tegen de lijdelijkheid, die hun is opgedwon- gen, terwijl zij dag aan dag aan den lijve de onhoudbaarheid van het bestaande onder vinden. Dezen wil te concretiseeren, de directe mo gelijkheden aan te wijzen en de hoofdlijnen voor de verdere ontwikkeling te trekken, is de beteekenis Van het wetenschappelijke werk van het Plan. Dat het gedragen wordt door een socialistischen geest, het is nergens verdoezeld of verzwegen. Verwezenlijking der wenschen brengt evenwel nog geen so cialisme. Dat wij de verwezenlijking wenschen op democratische wijze, komt uitdrukkelijk in Plan en resolutie tot uiting. Het Plan-congres van de moderne arbei dersbeweging van S.D.A.P, en N.V.V. kan van zeer groote beteekenis blijken voor het Ne derlandsche volk, het kan een mijlpaal Bijzonderheden over het Plan-congres. De heer C. van der Lende deelde bijzon derheden mede over het Plan-congres dat Zaterdag 26 October te Utrecht gehouden zal worden. De moderne arbeidersbeweging stelt zich voor, het Plan van den Arbeid tot geestelijk eigendom te maken van het geheele Neder landsche volk. ZIJ stelt er speciaal prijs op, al degenen, die technische en commercieele leiding geven in industrie en bedrijf met den inhoud van het Plan op de hoogte te bren gen. In verband hiermede wordt het congres openbaar gehouden en zijn een aantal orga nisaties en personen uitgenoodigd, het con gres bij te wonen. Voor het congres blijkt groote belangstel ling te bestaan, aangezien in breeden kring aan deze uitnoodiging gehoor is gegeven. Zoo komen o.a. voor de Vereeniglng voor Staat huishoudkunde en Statistiek: Prof. Dr. G. N. Verrijn Stuart; voor de Industrialisatie-Com missie Amsterdam: Prof. Th. Limperg; voor de Scheepvaartvereeniging Zuid: de heer D. P. van Wageningen: voor het Centraal Bu reau voor de Statistiek: Prof, Mr. H. W. Met- horst; voor de Commissie Noordelijke Econo mische Technologische Organisatie: Prof. Dr. D. van Os en Mr. J. Kramer; voor het Tech nologisch Instituut voor de Zuidelijke Pro vincies: Prof. H. A. Kaag. Voorts zullen aan wezig zijn de Directeur-Generaal van den Arbeid, Dr. Ir. A. H. W. Hacke, de Directeur van de Koninklijke Nederlandsche Hoog ovens, Ir. G. A. Kessler, vertegenwoordigers van het Verbond van Nederlandsche Werk gevers, van den Ned. R.-K. Bond van Bouw- patroons, de secretaris van het Nederlandsch Binnenvaart-bureau, de heer J. A. Brouwer, Prof. J. Klopper, Prof. Mr. N. W. Posthumus, Ir. V. W. van Gogh, de secretaris van de Ne derlandsche Centrale Organisatie voor Toe gepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek, de heer J. van Riet als vertegenwoordiger van de Vereen Iging van Directeuren van Ar beidsbeurzen en tal van andere personen. Aan het eigenlijke congres gaan een aan tal sectie-vergaderingen vooraf, welke op Vrijdag 25 October, eveneens te Utrecht worden gehouden. In deze setcle-vergaderingen zal het Plan worden besproken, alsmede de verschillende deelen van de resolutie, welke op het con gres zal worden ingediend. Na bespreking in de secties wordt dan de resolutie definitief in eind-vorm vastgesteld, zooals zij aan het congres zal worden voor gelegd. Op het Plan-congres zelve zal door 7 spre kers. die ieder een onderdeel van het Plan zullen behandelen, het woord worden ge voerd. Achtereenvolgens spreken: Ir. H. Vos over de hoofdlijnen van het Plan, W. Drees, lid van de Tweede Kamer, over crisispolltiek en industrialisatie, Dr. Ir. Th. v. d. Waerden over Conjunc- tuurbeheerschlng en rationalisatie. W. v. d. Sluis over den Landbouw, H. J. v. Braambeek over de Ordening en de toepassing hiervan op het verkeerswezen en de distributie. E, Kupers, voorzitter van het N.V.V.. over de Ordening in het bouwbedrijf en in het textielbedrijf, Ir. J. W. Albarda over de politieke perspec tieven en het Plan. Zondag. 27 October vindt het huishoudelijk congres plaats, in welk congres over de pro paganda voor het Plan zal worden gespro ken. Van de zijde van B. en W. van Utrecht werd de medewerking verkregen, om het mogelijk te maken het Plan-congres op in drukwekkende wijze te ontvangen. Het col lege heeft toegezegd, het congres te zullen bijwonen. Het carillon van de Domkerk zal ter ontvangst van de congressisten en de gasten zijn klanken doen hooren, terwijl op het Stationsplein in Utrecht op bijzondere wijze aan de congressisten het welkom in de grijze bisschopstad zal worden toegeroepen. De Fransche nota aan Engeland. PARLJS, 23 Oct. (A. N. P.) De Oeuvre verklaart nadere bijzonderheden te kunnen mededeelen omtrent den in houd van het laatste Fransche ant woord aan Engeland. In het eerste deel der nota, aldus het blad, drukt de Fransche regeering er haar verwondering over uit, dat de Engelsche ambassadeur niet begrepen heeft, dat Engeland reeds op 14 Oc tober ten aanzien van de toepassing van art. 16, lid 3 genoegdoening heeft verkregen. In het tweede deel der nota wordt verklaard, dat tusschen Frank rijk en Engeland slechts sprake Is ge weest van economische sanctiemaat regelen, doch nooit van 'n sluiting van het Suezkanaal of van een blokkade. De betrekkingen tusschen Frankrijk en Engeland zijn den laatsten tijd slechter geworden en een openhartige gedachtenwisseling Is gewenscht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 7