In het voetspoor van
Salomo's goudzoekers
Midwoud heeft een mysterieuze
begraafplaats.
D'
DINSDAG 12 NOV. 1935
Moeilijke tocht door het oerbosch
Kamp aan de Batang Hari, bij Alei.
e tweede dag op de rivier verliep al
1 vrijwel net zoo als de eerste. Boomen,
duwen, meezwemmen, vuurtjestoken,
rijstkoken, weer de boot enz. enz.
Maar het landschap en de rivier worden
steeds interessanter. Bijna alles is oerwoud,
enkele nieuwe en enkele verlaten ladangs en
vooral de laatste zitten vol apen, meest de ge
wone grijze monjet, die in heel Indië in troe
pen voorkomt. Veel kwikstaarten langs de ri
vieren, Indische natuurlijk, lijstergroot en
glanzend zwart met wat witte veeren in vleu
gels en staart' Mooie dieren met een gezellig
roodborstachtig liedje. De Engelschen noemen
hem Magpierobin (Eksterroodborst)De oever
wordt rotsachtig en dus treedt nog een oude
vriend op, de oeverlooper, dien ik tot nu toe
op al mijn zwerftochten door vier werelddee-
len aantrof.
Verder zijn er natuurlijk wat roofvogels, af
en toe een boom waaraan honderden vruchten
lijken te hangen, die door een steenworp weg
vliegen, kalongs, vleermuizen met een meter
vleugelwijdte! Altijd een prachtig gezicht zoo'n
dooreendwarrelende zwerm van deze uitste
kende vliegers. Maar ook de menschen trekken
de aandacht. Ze schijnen nog wat anders te
doen dan rijst planten. De huizen zien er wel
varend uit. Mooie gebogen dakpunten van lee-
lijk plaatijzer, aardig houtsnijwerk, en- dooi
den kijker zie ik veel sieraden bij de overigens
onooglijke blauwzwart (Indigo) gekleede vrou
wen. De oorzaak van dien rijkdom komt uit de
rivier. Nu het laag water is, zijn ze op menige
zandbank aan het goudwasschen, met de ge
bruikelijke ronde houten of ijzeren schotel,
man, vrouw en kind en ze maken zoo vaak een
paar kwartjes per persoon en per dag! Dat
doen ze hier zeker ook al heel lang, want er zit
veel goud onder de bevolking.
Maar Salomo was evenmin met zoo'n klein
beetje tevreden als de koningen van Sriwidjaja
duizend jaar later, of wij tegenwoordig.
Wij zoeken het hoogerop en de bevolking
weet dat ook. Maar ze houden meer van de
open rivier dan van het dichte bosch en al
leen machtige koningen konden hun slaafsche
onderdanen dwingen tot leven in de Groene
Hel, zooals het oerwoud tegenwoordig vaak
genoemd wordt; door menschen die het ïiiet
kennen meestal! Tegen den namiddag passee-
ren wij wel het schilderachtigste stuk van de
rivier, huizenhooge rotsen aan weerskanten,
een prachtige IJzeren poort. In het klein of in
het groot?
De rivier is smaller, maar zulk zwaar bosch
komt in Europa niet voor. Beide gaan zien is
het beste! Jammer dat het juist zoo onweerde
en gietregende op dat pracht plekje en dat
maakt het zitten in zoo'n prauw niet aangena
mer, vooral als ge uw camera's droog wilt
houden. Die regen duurde echter slechts twee
uur en dus konden we droog ons tentje op
slaan op een zandbank midden in den vloed,
een eiland eigenlijk hoor, met veel hertenspo
ren en natuurlijk varkens, apen en panthers,
maar geen olifanten of tijgers. Dus kropen we
rustig onder het muskietengaas na een lang
gesprek met mijn mannetjes, dat met dit lage
water de reis stroomop nog wel twee dagen
zou duren. Maar dat zou hard meevallen. Ik
vermoed dat zij mij hadden willen verlokken
tot het uitloven van een premie, want dei vol
gende morgen begon met een zeer zware
stroomversnelling, waarbij ik eerst voorzichtig
aan land gezet werd, maar later werd geroe
pen om aan het boegtouw te helpen trekken,
daar twee man trekkend en twee duwend de
boot niet tegen het snel neerbruisende water
op konden krijgen. Ik schatte het hoogtever
schil over 25 meter lengte op 2 meter en dan
gaat het hard hoor!
Daarbij kwam het verhaal van drie en der
tig van zulke stroomversnellingen over 14 K.M.
afstand, dus twee dagen. Wat doe je er aan.
Rustig weer in de boot kruipen, kijken naar
het voortkolkende water, naar de steenen en
rotsen in de bedding, naar de steeds steiler
wordende, altijd met zwaar oerwoud bedekte
rotsen. Dan weer eens rustig rijst met visch
eten, theezetten en weer rotsen en oerwoud en
water. Tot om drie uur 's middags de prauw
voerder zegt: „zoo toewan, daar staat de ka
zerne van Alei", bedoeld wordt:* koelieloodsen
van een vorigen tocht. We zijn er! De tocht
stroomop is in 2V2 dag volbracht en de wan
deling kan beginnen. Best! Wie weet ook weer
den weg? Den weg? Het bosch in? Niemand,
wel voor denJa Toewan, wij weten den
weg langs de rivier! Maar niet in het bosch.
Maar wij zullen uw bagage wel dragen! Nou
mooi. Daar zit ik, zelfs niet met gebakken pe
ren, alleen wat vruchten in blik. Gelukkig heb
ik een kaart, maar daar staat de weg niet op
en mijn terreinkennis komt van den anderen
kant, van een vorig bezoek, van Padang van de
Westkust uit! Maar ik weet dat 4 maanden
geleden een twintigtal menschen het pad ge-
loopen hebben en dat het eerst over de wa
terscheiding loopt. Gauw eens kijken hoe de
zaak er uit ziet. En terwijl mijn helpers het
kamp klaar maken, wandel ik met bloote bee-
nen in gummischoentjes het bosch in langs
het duidelijk gekapte pad. Wel vijftig meter
ver. Daar ligt de kruin van een flinken boom
dwars over het pad heen. Dan maar met het
kapmes er op af. Naar den stam toe, er over
heen, dan nog wat takken en boompjes en oli
fantsgras en daar is het spoor alweer. Wat
platgeloopen, ma'ar toch alweer begroeid en
nog al eens versperd. Maar zeker terug te vin
den. Ik sta nog even in het reeds half duistere
bosch te kijken. Reng-bons. Geen vijf meter
van mij af plonst een groote roode aap neer
op 't pad, maakt front, snauwt en gaat er op
een draf van door. Daar' ploft er weer een
neer en nog een en nog een. Een dozijn op
den grond, een tweede dozijn in de lage tak
ken. Ik had ze verrast in een grooten vrucht-
dragenden vijgeboom, die even los stond van
de gladde hooge stammen der andere oer
woudreuzen, anders waren ze wel door de tak
ken gevlucht. Ongezellig idee, zoo'n overval!
Ik dus ook naar de rivier terug en als ik uit
het groene halfduister weer in het licht van
den rivieroever kom, voel ik juist een scher
pen prik, kijk naar mijn knie en ontdek 14
bloedzuigers, die zich omhoog haasten langs
enkels en beenen. De eerste zou zijn feestmaal
net beginnen. Met het scherp van het kapmes
afschuiven en dan doorhakken tegen een
boomstammetje. Dat ken ik nog, maar toch
een akelige, vieze vertooning. Dat belooft wat
voor morgen. Maar op onzen zandigen oever
komen ze niet en ik geniet van den prachtigen
avond op mijn veldbed gezeten, maar de
klamboe, het muskietengaas, is gelukkig nog
niet noodig. De rivier bruist, maar krekels en
dergelijke overstemmen hem, met een geluid
als van een houtzaagmolen. Een hert blaft in
de verte: de kwikstaart zingt, een andere vogel
lacht schel en een enkele gibbon laat zijn gil
lende tonen hooren en geruischloos stijgt een
stroom van Kalongs (vliegende honden) op uit
een grooten dooden boom aan de rivier. De
eerste glimwormen schrijven hun vuurlijntje
tegen den boschachtergrond en ik leg gauw de
laatste hand aan het klaarmaken van de ba
gage van den voettocht. Drie dagen voedsel
per man, want ik weet niét, of ik de bewa
kingspost der Boelangsi-concessie den eersten
dag wel zal bereiken. Verder weinig van tiles,
want ik neem maar twee man mee en heb aan
mijzelf genoeg te dragen. En dan gauw onder
de klamboe, want de lamp brandt en dan be
gint een ware insectenregen.
Om 6 uur zijn wij marschvaardig. Khaki-
hemd met lange mouwen, nauwsluitende rij
broek, wollen kousen, wollen sokken, met een
laag tabak tusschen beide tegen de bloedzui
gers, en flinke spijkerschoenen. Een kapmesje:
een doos cigaretten en een schaartje. Dit laat
ste om bloedzuigers door te knippen, die beet
hebben, de sigaretten om te pruimen en met
tabaksvocht de vastgebeten bloedzuigers tot
loslaten te dwingen. En toch tel ik na drie da
gen in 't bosch een vijftigtal van die akelige
wondjes, die na het gastmaal blijven door
bloeden, dus vol haar van je kousen raken
enz. Eén van die dingen die van een Groene
Hel doen sprekenMaar wij trekken welge^
moed het bosch in, beginnen op een 250 meter
hoogte en stijgen, stijgen. Na een half uur
kletsnat, bewijs dat je gezond bent. Elk uur
een paar minuten lucht happen en steeds
langs het gekapte pad, door het zware bosch.
Omhoog en omlaag, maar weer omhoog. Uit
zicht is er weinig, af en toe tusschen de
boomtoppen door naar een verren overkant
van een rivierdal. Vóór ons steeds hoogere ge
deelten. Totstop, stop, nu moeten we na.
deren. Mijn kaart raadt aan, de waterschei
ding te volgen tot 101)0 meter hoog. Dat is de
gemiddelde hoogte der toppen in deze streek.
En ik zie thans haast geen hoogere om mij
heen. En nu moet ik rechts omlaag naar de
Sapatvallei. Kan ik al 1000 meter hoog zijn? Ja
't is elf uur en tweehonderd meter per uur is
in dit zwaar terrein al mooi. De barometer be
vestigt het! Dus nu voorzichtig verder. Jawel,
500 meter verder.... een splitsing! Wat nu.
Een pad naar rechts, dat kan kloppen, maar
het tweede wijkt ook rechts van de water
scheiding af en er staat geen A.N.W.B.-weg-
wijzer! Beide paden een eind opgeloopen. Het
verste lokt mij het meest aan, maar 't andere
is veel meer betreden en breeder uitgehakt.
Dus besluiten wij daartoe. Maar wat een af
schuwelijke rotsweg! Het moet hier zwaar ge
stormd hebben. Elke paar honderd meter
moeten wij van het pad af om een boom
heen. En prachtige bloedzuigers, groene met
roode randjes, op je buik, op je armen, 0 neen,
op de mijne, niet op de uwe: op mij n wang,
in m ij n hals. Ellendig goed. Groene Hel!
Wat? Wordt het al donker? Neen, 2 uur, wij
dalen pas een paar uur, maar een felle don
derslag verbreekt al gauw de stilte van het
bosch! Even later raast de regen aan, maar
het duurt wel een kwartier eer wij hem voelen
ook, eer hij neerdruppelt door het bladerdek.
Prettige afwassching, even lief nat van regen
als nat van 't zweet. Verder maar, steeds om
laag, zigzag, steil, steiler, steilst. Het wordt
weer lichter. O neen, de plantengroei wordt
anders, dunner. Daar, het geruisch van een
beek. En even later dompel ik hoofd en ar
men in het eerste water na 8 uur op marsch
te zijn geweest. Maar welke beek is het? Het
pad(??) gaat er dwars over en trekt weer heu
vel op. Het oerbosch sluit zich weer om ons
heen. Zouden we toch verkeerd zijn? Die el
lendige twijfel!
Daar omlaag gaat het weer. Een half uur,
drie kwartier. Dan een vlakte? En nog een
beek. Eneen rietbosch en daar die steen-
dam. Die boomvarens? Die ken ik! Dat is de
Sapat. Even hoogerop moet een brug zijn. Ja
4 jaar geleden een boomstam. Dan meer tot
de knieën de rivier door en ja, daar is de groo
te tunnel bij het rijkste deel van het goudrif,
die ik 4 jaar geleden fotografeerde! Wij zijn
op 't goede pad! Krijgsraad! Het is drie uur.
Rijstkoken. Thee zetten, dan is het vier uur.
En ik meen dat het naar de volgende vallei,
de Pantoean, waar bewakers wonen, twee uur
is. Dat kan net. Dus rusten! En dan verder.
Ja, maar ik had niet met onze vermoeidheid
en mijn oude beenen gerekend. Een frjssche
jonge boschbewoner kan het in twee uur doen,
maar wij deden 2V2 uur over de 600 meter stij
ging naar den 1000 meter hoogen bergrug, wat
eigenlijk nog heusch niet veel is en toen, om
half zeven, toen het werkelijk donker was,
moesten wij nog 600 meter dalen! Ik had een
zaklantaarn en mijn dragers een petroleum
lamp. En ik ben er gekomen met struikelen
en vallen en weer opstaan, met kleerscheu
ren en doorens en schrammen overal. Om
half negen 's avonds. En die arme kerels om
half tien. Maar toen stond hun thee klaar
en was hun bedje gespreid. Ik ben geloof ik
nog nooit zoo moe geweest. En zóó uitge
droogd. Nooit zoo vaak gevallen, zoo gemeen
uitgegleden, maar eigenlijk altijd zoo goed te
recht gekomen als in die paar uur. E11 als ze
mij nóg eens zeggen: dat loopt u makkelijk in
één dagdan neem ik er twee voor!
Dr. w. G. N. VAN DER SLEEN
De stoffelijke resten kunnen er niet vergaan.
Drama voor de Iersche kust.
Zeilboot met seizoenarbeiders omgeslagen;
achttien slachtoffers.
DONEGAL, 11,November (A. N P.)
Een zeilboot, op weg van Burton Port'
naar het eiland Aran is gisteravond
in den mist op een rots geloopen en
omgeslagen. Achttien personen ver
dronken, onder wie de eigenaar van
de boot met zijn zes kinderen.
Nader wordt uit Londen gemeld:
Negentien mannen en vrouwen, allen land
bouwers, die als seizoenarbeiders naar Schot
land waren geweest en naar het eiland Aran
terugkeerden, bevonden zich in een open zeil
boot, welke zij, om den weg te bekorten, door
een gebied stuurden, dat rijk was aan klip
pen. In den dikken mist stiet de boot op een
rots en sloeg om. Zeventien personen verdron
ken. De twee overlevenden klampten zich aan
de boot vast, en werden aldus vijftien uur
rondgedreven. Toen de boot op de kust werd
geworpen, stierf een van de twee overlevenden
van uitputting. De andere is er slecht aan toe.
Onder de slachtoffers bevinden zich acht le
den van eenzelfde familie. Een andere fami
lie verloor drie leden bij het ongeval. Zondag
avond waren negen lijken geborgen. Het on
geval moet Zaterdagavond hebben plaats ge-
had.
Fransch vliegtuig neergestort,
MARSEILLE, 11 November (Reuter). Het
vliegtuig van de lijn MarseilleBarcelona,
aan boord waarvan zich drie personen bevon
den, is vanmorgen om half zes bij Istres neer
gestort. De drie inzittenden werden gedood,
terwijl het toestel volkomen vernield werd.
Eigenaardige gebeurtenis, die
tot overdenking leidt.
Op de Midwoudschfi begraafplaats
is de dood onmachtig een einde te ma
ken aan het "stoffelijke bestaan
Voor welk een raadsel men in dit
kleine plaatsje tusschen Hoorn en
Medemblik staat, is nog onbekend,
maar een raadsel, een onaangenaam
mysterie is het zeker dat de stoffelij
ke resten der overledenen niet kun
nen verterenEr ligt een geheim
over de kleine begraafplaats, waar on
geveer zestig graven zijn.
Midwoud is een stip op de kaart, maar als
men er doorheen moet loopen is het eeuwig
ver! Een deel van de gemeente heet Oostwoud
en hier is de plaats van de eigenaardige ge
beurtenis.
Een lange straat met hier en daar een
bocht leidt naar de oude kerk, die niet al te
groot is. Links en rechts staan de typische
Noord-Hollandsche boerenhoeven, met een
stroodak, waarin figuren van dakpannen zijn
uitgespaard. Soms, maar dat is slechts een
hoogst enkele keer, ziet men een huis dat in
een moderne stadswijk zou kunnen staan,
Achter alle ramen, van oude en nieuwe hui
zen, worden de gordijntjes drie centimeter
opzij geschoven en turen verbaasde oogen
naar den vreemden bezoeker-op-Zondag, die
„natuurlijk om de lijken komt
Achter de kerk ligt het weiland, waarop de
koeien in de Zondagsrust van den zomerschen
herfstdag zichtbaar het herkauwd gras genie
ten. De staarten hangen werkeloos naar be-
nee; overal is volmaakte vree. Tusschen de
kerk en de weide ligt het kerkhof en daar is
het nu gebeurd.
Er moest een graf worden geruimd, hetgeen
zeggen wil dat 'er een ten minste tien jaar
oud graf werd opengemaakt, met het doel het
inmiddels tot geraamte verteerde stoffelijke
overschot te verwijderen. Daarvoor bestaat op
vele kerkhoven een knekelput, waarin dan de
bleeke beenderen verdwijnen.
De man, die daarmee is belast, een oud-
Haarlemmer, oefent in Midwoud het beroep
van kapper, sigarenverkooper, koster en dood
graver uit en is dus een ter zake kundig
iemand. Graf nummer twee en zestig werd
opengemaakt,de kist was nagenoeg niet
.vermolmd,de lugubere inhoud was...
NIET VERTEERD.
De doodgraver is niet geschrokken, zooals
men zou meenen, want reeds jaren geleden
was men tot de ontdekking gekomen dat er
iets bijzonders aan de hand was met de Oost-
woudsche begraafplaats. Ook toen heeft men
ontdekt dat lang niet alle lijken vergaan, roo-
als het behoort, doch dat er ettelijke bij zijn
die blijven zooals zij waren op den dag der
teraardebestelling.
Voor de zekerheid zijn er toen, wat men
noemen kan, draineeringsbuizen in den grond
gelegd, in de hoop dat een beetje luchtigheid
zou kunnen bijdragen tot de bespoediging van
het ontbindingsproces. Doch zooals zoa_vaak,
ook hier faalde de menachelijke berekening.
De lichamen bleven volkomen gaaf, zélfs na
dertig jaren in den grond te hebben gelegen.
De begraafplaats wordt langzamerhand een
beetje te klein en wanneer aan de geheimzin
nige machten niets kan worden veranderd, zou
men naar een nieuwe begraafplaats moeten
omzien, die niet zulke lastig-lugubere aspira
ties heeft.
Het gat van nummer twee en zestig is dicht
gemaakt, want wanneer een lichaam niet is
vergaan kan men het toch niet in de knekel
put onderbrengen! Dat zou met alle gevoel
van piëteit en waardigheid in strijd zijn. Bo
vendien staat het geval van nummer twee en
zestig niet op zichzelf.
Natuurlijk is de grond de schuld van de
onaangename geschiedenis Van deskundige
zijde is dan ook met een onderzoek naar de
bodemgesteldheid begonnen.
Maar daarmee is het voor de Midwouders
toch uitermate zonderlinge feit niet uit den
weg geruimd. Er zijn inwoners, wien deze ge
schiedenis volkomen onverschillig 'is, maar er
zijn er ook, vooral onder de oudéren, die het
voorval met de terughoudendheid der geheim
zinnigheid bespreken.
Dit is wel begrijpelijk. Alles wat abnormaal
is maakt een bijzonderen indruk, wat met
den dood te maken heeft in het bijzonder. De
geloovigen onder hen hebben er veelal een zeer
aparte meening over, om maar niet te spre
ken van de bij geloovigen,
De gemeente Midwoud is één groote familie
van ongeveer zevenhonderd leden met ver-
eenigingen, die doen denken aan de ouder-
wetsche rederijkerskamers en de echte fami
lieavonden. De gebeurtenis maakt natuurlijk
een groot deel uit van de gezamenlijke belang
stelling, ofschoon men aan den anderen kant
de belangrijkheid niet moet overschatten.
Want de bevolking is er in de week hard
aan het werk. De streek heeft het, zooals over
al in den land- en tuinbouw, evenals bij de
veeteelt, niet makkelijk en veel tijd voor plui
zen is er niet.
De meesten vinden het feit geheimzinnig,
schrijven het toe aan een bijzonderheid van
den bodem, en laten het erbij. De gemeente
raad kan er echter niet zoo over denken en
de vroede vaderen van Midwoud zullen er ze
ker wel menig woordje over spreken. Want
een dergelijk iets is nog zelden vertoond en
men wenscht niets liever dan een spoedige
normalisatie in de begrafenisgewoonten
Eigenaardig is wel dat zich op de naburige
begraafplaatsen, die niet zoover van het
mysterieuze kerkhof zijn verwijderd, niet zul
ke afwijkingen voordoen.
Wanneer het hek met een onsympathiek
geknars wordt gesloten glijden de eerste
maanstralen tegelijk met de laatste zonne
stralen over de grijze liggende en staande
steenen. Het lijkt of de kille sfeer van deze
begraafplaats nog kouder wordt en de vraag
komt op: v.
„Wat is toch de beteekenis van dit en van
zooveel!
W. SCH.
De Provinciale Begrooting.
Aan de Soengei Sapat„Hier ben ik meer geweest 1"
Het algemeen verslag der afdeelingen van
de Staten.
Aan het algemeen verslag der afdeelingen
van Prov. Staten van Noord-Holland om
trent de begrooting der provinciale inkom
sten en uitgaven voor het dienstjaar 1936, is
het volgende ontleend.
Verscheidene leden spraken hun tevreden
heid uit over het voorzichtig beleid van Ged,
Staten. Ondanks de nog steeds moeilijke tijds
omstandigheden vertoonen de provinciale
financiën nog een vrij bevredigend beeld.
Gaarne zou men gespecificeerd zien, van
welken invloed de salarisverlaging geweest is,
zoowel op de provinciale begrooting als zoo
danig, als op die van elk der provinciale ge
stichten en bedrijven afzonderlijk.
Door sommige leden werd, onder verwijzing
naar het aanzienlijke batig saldo van den
dienst 1933, gevraagd, of Ged. Staten niet
den tijd gekomen achten om tot belasting
verlaging over te gaan. Deze gedachte werd
anderzijds bestreden op grond van de over
weging, dat bij vermindering der provin
ciale inkomsten, de Provincie niet meer in
staat zal zijn op sociaal terrein op te treden
zooals zij thans doet.
Op krachtige bestrijding der toenemende
werkloosheid werd aangedrongen, met name
werd hierbij gedacht aan uitbreiding van
den wegenaanleg in de duinen, uitbreiding der
bebossching en van het waterleidingnet. Voor
al jeugdige arbeidskrachten zullen onder be
hoorlijke voorwaarden tewerk moeten worden
gesteld.
Sommige leden drongen aan op verlaging
van de opcenten der inkomstenbelasting, bij
voorbeeld tot 16, al moesten zij tot hun leed
wezen daarbij de verlaging der opcenten op
de vermogensbelasting op den koop toe nemen.
Ten aanzien van de werkverruiming waren
deze leden in het bijzonder van oordeel, dat
veel meer kon worden gedaan en dat Ged.
Staten met concrete voorstellen moesten ko
men, bij voorbeeld tot verbetering der ter
tiaire wegen en 'verdediging van de Noord-
hollandsche kust tegen de zee. Zijn hiervoor
geen middelen beschikbaar, dan moet er ge
leend, of ruimer uit de reserve worden ge
put.
Eenige leden drongen aan op bestrijding
van het fascisme; anderen waren van oordeel
dat bedwingen alleen mogelijk zou zijn,, in
dien de landspolitiek geheel van karakter
ging veranderen; „eenheidsfronten" zouden
niets geven, indien de wanhoopsstemming niet
kan worden bestreden. Deze leden vroegen
ook een tariefsverlaging bij de bedrijven.
Anderen oordeelden dat zulk een vlotte
leeningspolitiek als was aangeprezen door
eenige leden, niet tot verlichting maar tot
verzwaring van lasten zou leiden.
Enkele leden misten bij Ged. Staten het
streven om tot verlaging van bepaalde uitgaven
te komen. In dit verband werd o.a. gewezen
op de bedragen aan jaarwedden van de amb
tenaren en bedienden bij de provinciale
griffie, waar de raming voor 1935 en 1936
f 290.000 bedraagt.
Tal van posten werden voor 1936 op het
zelfde bedrag als voor 1935 geraamd terwijl
sommige posten hooger werden, uitgetrok
ken.
Het uitvoerig verslag met betrekking tot de
werkverschaffing, door Ged. Staten uitgebracht
en bij destukken overgelegd, had de aandacht
van vele leden getrokken, allereerst wel met be
trekking tot hetgeen over het tijdvak van 1
Januari 1934 tot 1 October 1935 is verricht
door de N.V. Ontginning-Maatschappij „Noord
holland".
Men betreurde het, dat er geen balans en
exploitatie-rekening van bedoelde maatschap
pij waren overgelegd, terwijl, nu alleen
wat betreft den aanleg van een wandelweg en
de bebossching van de duinterreinen te Heems
kerk is vermeld, hoe, door wie en naar welke
verhouding de kosten hiervan zouden worden
gedragen, men ook ten aanzien van de overige
werken gaarne zou vernemen, hoe groot het
aandeel der Provincie in de daarvoor gemaak
te of geraamde kosten is geweest.
Uit het verslag blijkt niet of de daarbij ge
specificeerde 37 werkobjecten, die door de
Rijks-commissie voor advies van werkverschaf
fing in ons Gewest zijn behandeld en waarbij
de verlooning op meer dan f 1.000.000 is ge
raamd, reeds alle in uitvoering zijn, of althans,
dat deze uitvoering verzekerd is. Men wènschte
hieromtrent nader te worden ingelicht.
Het voorstel, f 250.000 aan het Reservefonds
te onttrekken, tot reserveering van batige
saldi, vond geen bestrijding. Intusschen werd
bewondering uitgesproken over het feit, dat
ook reeds overleg met de Regeering gepleegd
was over de verdere liquidatie van bedoeld
Fonds in de volgende 3 jaren. Men zag hierin
een noodeloos vooruitloopen op de behoeften,
die zich in de toekomst zouden voordoen.
Het voorstel tot aankoop van een complex
gronden, groot rond 243 H.A., gelegen ten
Zuiden van den Rijksstraatweg Amsterdam-
Haarlem, teneinde, door droogmaking en ont
ginning daarvan, een belangrijke gelegenheid
tot werkverruiming in het leven te roepen,
vond algemeene instemming.
Den prijs van f 900 per H.A. voor aankoop
van de terreinen bij Halfweg van de Veenderij-
Mij. ,De Eendracht" achtten enkele leden veel
te hoog.
Eenige leden stelden de vraag, of ook aan
de nooden van land- en tuinbouw voldoende
aandacht geschonken werd.
Men vroeg, of het niet op den weg der Pro
vincie zou Jiggen, in overeenstemming met het
rapport-MÏnderhoud, de exportmogelijkheid
van tuinbouwproducten naar de Scandinavi
sche landen en Finland te versterken en te
vens om bij de Regeering aan te dringen, dat
bij de clearingregelingen ten volle met de
tuinbouwbelangen rekening worde gehouden.
GRAFMONUMENT VOOR FRANSCHE
VLUCHTELINGEN ONTHULD.
Te Soesterberg en Weert is Zondagmiddag
het monument onthuld, dat is opgericht op de
beide gemeenschappelijke graven van een aan
tal tijdens den wereldoorlog naar ons land ge
vluchte en hier overleden Franschen.
Te Soesterberg werd o.m. het woord gevoerd
door den heer Judas, consul van Frankrijk te
Amsterdam en te Weert door den heer R. Binet,
consul-generaal van Frankrijk, te Rotterdam.
Nederlandsch schip dreigde op
klippen te loopen.
Met defecten motor nabij de Mexicaansche
kust.
NEW YORK, 11 November (A. N. P.)
Volgens hier ontvangen berichten heeft het
Nederlandsche schip „Semiramis", op iVeg van
Britsch Honduras naar Florida, in de Golf
van Mexico met moeilijkheden te kampen
gehad.
Het schip heeft eenigen tijd met onklaren
motor rondgedreven ter hoogte van Yucatan
en ernstig gevaar geloopen op de klippen te
loopen. Ofschoon geen nadere bijzonderhe
den worden gemeld, moet volgens de be
richten het gevaar reeds zijn opgeheven.