De jongste gebeurtenissen aan het front in Abessynië.
EEN KWAJONGEN ALS
HUWELIJKSMAKELAAR.
Bij de Wiener Singerknabe in ons land. Nog even repeteeren voor De heer Anthonie Fokker (rechts), directeur der Fokkerfabrieken, bood
Woensdag den adjunct-directeur ir. B. Stephan, die in Turkschen
Staatsdienst is getreden, een afscheidslunch aan
Het nieuwe Tropische Ziekenhuis, dat aan de Oosterkade te Rotterdam in
aanbouw is, nadert zijn voltooiing. Een foto van de werkzaamheden
FEUILLETON
Naar het Engelsch
van
JEFFERY FARNOL.
4)
Lisbeth's mond is een ietsje te groot mis
schien en haar lippen mogelijk wat te vol
en ergens bij een hoek ik weet niet heel
precies waar, omdat de verschijning ervan
gewoonlijk zoo heel meteorisch is maar
ergens is er een kuiltje. Welnu, als er in deze
wereld ooit iets aartsverrader is geweest, dan
is het dat kuiltje; maar al moge haar ge
laatsuitdrukking ook nog zoo argeloos zijn,
al moge zij haar melancholieke oogen op
slaan met een blik van tranen in hun blau
we diepten, toch zal, ondanks haar zelf, dat
kuiltje zich vormen en dat alles in een oog
wenk te niet doen. Zoo ging het ook nu;
juist toen ik keek, speelde het om haar lip
pen. Zij voelde, dat zij zichzelf verraden had;
haar wenkbrauwen ontspanden zich en zij
glimlachte.
„En, Dick, geef me nou mijn mijn
„Voorwaardelijk", zeide Ik, terwijl ik naast
haar ging zitten. De zon was ondergegaan en
van ergens tusschen de purperen schaduwen
van het woud kwamen de warme, diepe to
nen van een merel tot ons met nu en dan
een pauze, die aangevuld werd door het
ruischen van bladeren en het in de verte
loeien van koeien.
„Niet vei- van het dorpje Down in Kent",
begon ik peinzend, .staat een oud huis met
typische trapjesgevels en gekronkelde Tu-
dor-schoorsteenen. Vele Jaren geleden was
het de woonstede van mooie ladies en dap
pere gentlemen, maar zijn glorie is reeds
lang voorbij. En toch, Lisbeth, wanneer ik
er op een oogenblik als dit met jou naast
mij over denk. begin ik mij af te vragen of
wij samen die oude dingen niet zouden kun
nen doen herleven".
Lisbeth bleef zwijgen.
„Het heeft een prachtigen ouderwetschen
rozentuin en je bent dol op rozen, Lisbeth".
„Ja", prevelde zij, „ik ben dol op rozen".
„Zij zouden nu in vollen bloei staan".
Weer een pauze, waarin de merel met ver
bazingwekkend gemak en juistheid drie of
vier moeilijke aria's zong.
„Tante Agatha is ook dol op rozen!" zeide
Lisbeth eindelijk het'. ernstig. „Die arme lieve
Tantie, ik zou wel eens willen weten wat zij
zegigen zou, als zij ons nu zien kon".
„Het is beter dergelijke dingen aan je
phantasie over te laten", antwoordde ik.
„Ik ben verplicht het haar te schrijven",
prevelde Lisbeth.
„Maar je zult het natuurlijk niet doen?"
„Neen. ik zal het niet doen, als
„Nou?"
„Als je ze me geeft".
„Een".
,Allebei".
„Op één voorwaarde, dan één keer, Lis
beth?"
Haar lippen waren heel dicht bij, zij dloeg
haar wimpers neer en één verrukkelijk oogen
blik aarzelde zij. Dan voelde ik een rukje
aan mijn jaszak; zij sprong op en was met
de kousen stevig in haar hand al weg.
„Verraad!" riep ik. terwijl ik haar naliep.
Er loopt door het bosch een pad naar den
heesteraanleg van Fane Court. Daar langs
vluchtte zij en de wind bracht haar gelach
tot mij. Ik was vlak bij haar, toen zij het
hek bereikte. Zij vloog er door en keerde zich
om, blozend, maar triomfantelijk.
„Ik heb het gewonnen!" lachte zij, terwijl
zij tegen me knikte.
„Wie kan op tegen het verraad van een
vrouw?" antwoordde ik. „Maar wil je er mij
één geven, Lisbeth, één maar?"
„Dat zou het paar schenden"..
„Heel goed dan!" zuchtte ik. „Goeden
avond, Lisbeth!" Ik nam mijn pet af en liep
weg.
Een vxoolijk gelach klonk achter mij op,
iets trof me zacht op mijn wang; ik bukte
me en raapte op wat half afgerold aan mijn
voeten lag; maar toen ik omkeek, was Lis
beth weg.
Dan stak ik de kousen in mijn zak en liep
langzaam langs de rivier terug naar het gast
vrije onderdak der „Drie Leuke Hengelaars".
HOOFDSTUK H.
Op een gouden zomernamiddag naast een
rivier te zitten luisteren naar haar gefluis
terde melodie, terwijl de lucht om u heen
geurt en zwaar is van het gegons van on
geziene vleugels! Wat zou een gewoon ster
veling meer kunnen verlangen?
En toch was ik, ofschoon mij deze mooie
wereld om mij heen volkomen bewust, nog
ongelukkig, want mijn wereld was onvol
komen miste haar meest essentieele be
koring. Ik zat gespannen te luisteren naar
Lisbeth's mogelijken voetstap op het pad en
naar het zachte geruisch van haar rokken.
De Franschen zijn inderdaad een groot
volk, want behalve vele andere dingen heb
ben zij alleen dat tooverachtig geluid, het
welk de kleeren van een vrouw maken, als ze
loopt, verklankt en daaraan den naam frou
frou gegeven.
O prachtig woord! O woord verheven! Hoe
vol teere ingeving. Voorwaar, er kan geen
zoeter geluid zijn voor mannenooren op een
gouden zomernamiddag of wanneer fei
telijk ook dan het zachte frou-frou, dat
hem zegt, dat zij komt.
Op dat punt werd ik in mijn overpeinzin
gen gestoord door iets, dat door de lucht
suisde en vlak bij mij in het water plaste.
Naar het voorwerp kijkend, herkende ik de
veelkleurige cricketpet van den Imp. Ik
strekte mijn arm uit en vischte het ding aan
het eind van mijn hengel op. Het was een
afschuwelijk ding van rood. wit, blauw en
groen een werkelijk afgrijselijk ding en
daarom hoog op prijs gesteld door zijn eige
naar, zooals ik wist.
Achter mij' liep de oever een voet of vier
vijf op, gekloond door wilgen en kreupelhout,
aan de andere zijde waarvan nu een ver
dacht geritsel en gehijg weerklonk. Ik stond
dus op, trok de bladeren voorzichtig van
elkaar en zag den Imp in hoogst eigen per
soon.
Hij was tot de tanden gewapend dat
wil zeggen, een houten zwaard slingerde
naast zijn dij, een kleine hoorn hing aan
zijn gordel en hij droeg een pijl en boog. Te
genover hem stond een andere jongen, bui
tengewoon gehavend aan knie en eltooog met
zijn handen in zijn zak te grinniken,
„Gemeene schurk", riep de Imp, terwijl hij
een pijl op de boog legde, „blijf staan en
geef je over. Geef me mijn pet, stuk gespuis!"
De grijns van den jongen werd nog breeder.
„Geef me mijn pet, gemeene slaaf, of ik
schiet je neer!" Terwijl de Imp het zeide,
legde hij aan, waarop de jongen onmiddel
lijk dook.
„Ik heb je pet niet", grinnikte hij van on
der de bescherming van zijn arm. „Die is er
vandoor gegaan en uit zichzelf in de rivier
gevallen!" De Imp liet zijn pijl los, wat be
antwoord werd door een gil van den Lagen
Sdhurk.
,3ah!" riep hij spottend, terwijl de Imp
met een melodramatischen zwaai zijn zwaard
trok. ,3ah! Leg neer dien stok en we zullen
vechten".
De Imp kwam er verontwaardigd tegen op,
dat zijn trouw en beproefd wapen „een stok"
genoemd werd „en ik geloof ook niet, dat
Robin Hood ooit zonder zijn zwaard vocht",
ging hij voort, ,3aten we kijken wat bet boek
zegt". En hij haalde een zeer verfomfaaid
boek uit zijn zak, dat hij met gefronste
wenkbrauwen raadpleegde, terwijl de Lage
Schurk met open mond stond te kijken.
ja", knikte de Imp, „het is zoo. Luister
maar!" En hij las met een strenge, diepa
stem:
„Toen wierp Robin zijn beproefd zwaard
weg, maakte zijn gespierden arm bloot en
ging, bereid tot den woesten doodsgreop^
den laffen roover met menige grap en kwink
slag tegemoet".
Hierop legde de Imp zijn boek en zijn
wapens ter zijde, begon zijn mouw op te
strijken en keek, nadat hij zulks tot zijn
tevredenheid gedaan had, den Lagen Schurk
aan.
„Die is voor jou, laffe roover!" riep hij en
dan volgde een verwoede en felle strijd.
Was zijn tegenstander grooter dan hij, de
Imp was zwaardeer, waardoor het gevecht
een vijf minuten duurde, zonder dat een der
partijen een merkbaar voordeel behaalde,
totdat bij het ontwijken van een der wan-
hoopsaanvalen van zijn vijand, de Imp
struikelde en zijn evenwicht verloor; het
volgende oogenblik had ik hem in mijn ar
men opgevangen. Even bleef „de vijand" op
den oever boven hijgen, dan keerde hij zich
met een gil om len sprong tusschen het kreu
pelhout in.
„AHo, Imp!" zeide ik.
„Allo, Oom Dick!" was zijn wedergroet, j'
„Gewond?" informeerde ik.
,3en klein beetje aan mijn neus", ant
woordde hij, terwijl hij dat orgaan met zijn
zakdoek afveegde, „maar heb je gezien wat
voor een opstopper ik dien schurk in zijn oog
gegeven heb?"
„Heb je dat gedaan, Imp?"
„En of. Oom Dick! Maar ik wou alleen, dat
ik hem tot overgave gedwongen had. Het
boek zegt, dat Robin Hood altijd zijn vijan
den tot overgave dwong en op bevende
knieën om hun leven liet smeeken! Het moet
fijn zijn om je vijanden op hun knieën te
zien!"
„Vooral als zij leven!" voegde ik er aan
toe.
.(Wordt vervolgd),.
In het kader der zuivelweken werd Woensdag te den Haag een
groote -Zuivel voedt U goed" optocht gehouden, waarvan hierboven
een detail
Achter het Italiaansche front in Abessynië Een colonne zwarthemden bezig
met den aanleg van een weg tusschen Adigrat en Edaga, De steenen
worden van hand tot hand geworpen
Ruiter en paard bestudeeren de
route voor de deze week te Bergen
op Zoom gehouden rallye paper
De proclamatie van generaal De Bono te Aksoem betreffende de
afschaffing der slavernij in het bezette gebied, werd door de inboor
lingen met belangstelling gelezen