j 1 EEN KWAJONGEN ALS HUWELIJKSMAKELAAR. De Hertog van Gloucester nam deel aan de groote jachtpartij, wellte door zijn S'°'d|j BrU'nS Lh'e!d De onderdeelen voor de nieuwe Noorderbrug te Utrecht werden Maandag door de Weerdsluis en zwager Lord Burghley te zijner eer te Stamford werd gegeven. De hooge gast Maandagavond te den Haag een korte bij de prachtige meute radiorede over „de Kunst in nood". smgets van Utrecht naar de pfaats ven bestemming getransporteerd De minister voor de microfoon Op de begraafplaats .Nieuw Eik en Duinen" te den Haag had Maandag de begrafenis plaats van den bekenden concertzanger Thom Denijs. De stoet op weg naar de groeve Ofschoon het water van de Rhone en de Saone langzaam begint te vallen, staan verschillende streken van Frankrijk nog onder water Een kijkje op de over strooming bij de brug van Avignon De spoorwegwerken in Amsterdam-Oost. In verband met de werkzaamheden is aan het Muiderpoortstation in de hoofdstad een hulpperron in gebruik genomen. Rechts het oude perron Demonstreerende studenten in de straten van Caïro tijdens de jongste onlusten in Egypte, welke een ernstig karakter aannamen Maarschalk Badoglio, de opvolger van maarschalk De Bono als gouverneur- generaal van Eritrea en Italiaansch Somaliland FEUILLETON Naar het Eugelsch 8) JEFFERY FAR NOL. „Zooals je wilt", zeide ik. Ik ging weer zit ten, haalde mijn pijp te voorschijn en begon die te stoppen, terwijl zij haar boek open sloeg. Nadat zij misschien twee minuten lang heel ijverig gelezen had, keek zij op haar horloge. Ik deed hetzelfde. „Kwart voor vijf", zeide ik. Lisbeth keek naar mij met de uitdrukking van iemand, die overweegt welk van twee plans de campagne het beste is, en toen zij eindelijk sprak, was ieder spoor van geprik keldheid totaal verdwenen. „Dick, ik heb vreeselijken trek". „Ik ook". „Zou het niet heerlijk zijn hier onder de boomen thee te drinken?" „Het zou een idylle zijn!" „Als je dan den ladder wilt halen „Als Je beloven wilt den Imp vergiffenis te ichenken". „Geen quaestie van!" „Het zij zoo!" zuchbte ik en ging dan weer zitten. Terwijl ik dit deed. slingerde zij haar boek naar mij. „Gemeenert!" riep zij uit. „Wat beteekent, dat je naar beneden ko men wilt?" vroeg 'ik, terwijl ik opstond en het mishandelde boek naast imijn pijp op een tuintafeitje legde. „Uitstekend! Zet je rech tervoet op „Ja, dat weet ik nou wel", zeide zij heel humeurig. En het volgende oogenblik had ik haar in mijn armen. „Dick, zet me neer dadelijk!" „Een oogeniblik, Lisbeth: die jongen is in den groei „En gaat zonder thee naar bedl" viel zij mij in de rede. „Ook goed", zeide ik. Zij las mijn bedoe ling in mijn oogen en trachtte, maar ver geefs, haar hoofd af .te wenden. „Je zult merken, dat 'het nutteloos is je te verzetten, Lisbeth", waarschuwde ik haar. „Het eendge wat je doen kan is je herinne ren, dat hij een jongen is in den groei van zijn jaren". „En jij bent een bruut!" riep zij uit. Lisbeth gaf zich natuurlijk gewonnen, maar mijn triomf werd grootelijks getem perd door teleurstelling. „Dus je zult hem. zijn „hinderlagen" ver geven en met veel thee verwennen?" stipu leerde ik, terwijl ik een haarlok, die heel uit dagend kietelde, wegstreek. „Ja", zeide Lisbeth. „En niet vóór het gewone uur naar bed?" „Neen," antwoordde zij, geheel bedwongen. „En zet me nu als het je blieft neer". Ik zuchtte en deed wat zij vroeg. Zij stond een tijdje met haar lenige vingers haar lastig haar glad te strijken, terwijl zij inmiddels met een lach in haar oogen. die bijna een uitdaging scheen, naar cmij keek. Ik deed een stap naar haar toe, maar terwijl ik dat deed. kwam de Imp in het gezicht. „Allo, Tantie Lisbeth", riep hij, terwijl hij haar verbaasd aankeek; dan keek hij rond alsof hij iets zocht. „Hoe heeft zij het gedaan, oom Dick?" vroeg hij. „Wat, Imp?" „Wel, uit den boom gekomen". Ik glimlachte en keek Lisbeth aah. „Is zij naar beneden geklommen?" „Neen", antwoordde ik, terwijl ik mijn hoofd schudde „Is zij naar beneden gesprongen?" „Neen, zij is niet naar beneden gespron gen". „Is zij dan naar beneden gevlogen?" „Ook dat niet zij is alleen maar naar beneden gekomen". „Ja, maar hoe is zij „Reginald", zeide Lisbeth. „ga aan de meisjes zeggen, dat zij hier de thee brengen voor drie personen. „Drie?" echode de Imp. „Maar Dorothy is bij haar vriendinnetje thee gaan drinken r— of blijft oom Dick - Natuurlijk, Imp", zeide ik. „O, dat is fijn hoera, Little-John!" riep hij, terwijl hij wegvloog. „En jij, Lisbeth?" vroeg ik, terwijl ik haar beide handen in de mijne nam. „Ben jij ook blij?" Lisbeth zeide niets, maar toch was ik te vreden. HOOFDSTUK II. Fane Court is ingesloten door boomen en heeft een heel groot grasperk, dat glooiend afloopt naar de aanlegplaats aan de rivier. Het is een typische oude aanlegplaats met een marmeren hek en gebeeldhouwde ba lustrades, uitgesleten en ingevallen, welks verval echter half verborgen wordt door het vriendelijk groen van slingerplanten en mos sen; een aanlegplaats voorwaar voor een luien man om op een warmen zomermiddag te droomen en bovendien was het een lie velingsplekje van Lisbeth. Daar had ik dus mijn boot vastgelegd en nu lag lk met mijn pijp in >mijn mond en een kussen onder mijn hoofd in dien heerlijken toestand tusschen slapen en waken. En terwijl ik daar zoo lag, weefde ik uit de blauwe rookkringetjes van mijin pijp mijn mooie phantasieën. En zie! De aanlegplaats was niet langer verlaten; er liepen deftige heeren, mooi uit gedost en gepoederd, in zijde en satijn, met schoengespen, die schitterden in de zon; er waren mooie dames in gewatteerde rokken en gebloemde japonnen met wonderlijke kapsels; en daar was Lisbeth, mooier en lief lijker dan allen; en daar was ook ik. En zie hoe zedig zij haar réverence (maakte en glim lachte achter haar ivoren waaier! Met welk een élégance nam ik een heel klein snuifje! Met welk een gratie boog ik met de hand op mijn hart! En dan was het alsof wij alleen waren; zij op de bovenste en ik op de laagste trede. En terwijl ik daar stond, hief ik mijn armen met een smeekend gebaar naar haar op. Haar oogen keken in de mijne; het moesje beefde in den hoek van haar mond en daarnaast vormde zich een kuiltje. Onder haar rok zag ik haar voet in een klein licht- rose satijn schoentje langzaam naar mij toe komen en dan weer stil staan. Ik keek adem loos, want het was alsof mijn lot in de weeg schaal hing. Zou zij komen. „Schip, ahoi!" riep een stem en op dat oogeniblik verdween mijn droom. Ik zuchtte en rondkijkend, zag ik een hoofd over de ba lustrade naar mij staren een hoofd, om woeld met een grooten rood-blauw-gelen zak doek met witte stippen. „Allo, Imp!" riep ik. Maar mijn verbazing verminderde, toen ik hem heelemaal te zien kreeg. Om zijn middel had hij een breedbegesp ten gordel, die een houten hartsvanger, twee of drie houten dolken en een paar kinder pistooltjes bevatte: aan zijn beenen stak een paar laarzen met gekleurde lappen, dat hem vele malen te groot was, zoodat het loopen hem niet weinig moeite kostte. Toch maakte zijn geheele verschijning beslist indruk. Ver gissen was onmogelijk hij was een „bloed dorstig" zeeroover! De Imp is een artist tot in zijn vuile vin gers. „Stop, scheepskameraadriep ik. „Hoe is de wind?" „O", riep hij uit, terwijl hfj in zijn geest drift over zijn schoen viel, „neem me mee je boot en laten we zeeroovers zijn, oom Dick!" ,£>at zullen we nog wel eens zien. Waar is je Tantie Lisbeth?" „Mr. Selwyn gaat met haar en Dorothy op de rivier roeien!" „O ja?" „Ja, en ze wouën mij niet meenemen!" „Waarom niet, Imp?" „Omdat zij bang waren, dat ik de boot zou laten omslaan. En toen ben ik op het idee gekomen jou te vragen zeeroover te zijn. Ik zal je mijn beste dolk en een van mijn pisto len geven. Wil je, oom Dick?" „Kom aan boord, kameraad, als je naar Hispaniola, de Fortugas-eiland of den Spaan schen Oceaan moet", zeide ik, waarop hij in de boot klom en in. zijn haast een laars ver loor, wat zeer ingewikkeld hengelen met de bootshaak noodig maakte vóór we liet stuk leer weer terug hadden. „Zij zijn van Peter, zie je", legde hij uit, terwijl hij het water er uit schudde. .Jlk heb ze uit de tuigkamer gehaald, een zeeroover moet laarzen hebben, snap je? Maar ik ben bang, dat Peter er niet gesticht over zal zijn". „Er zal wat voor je op zitten, als hij ze ziet", mompelde ik, terwijl we de boot van den oever duwden. „Ik wou", zeide 'hij, nadat hij een tijdje peinzend rondgekeken had, „dat we een plank of een ranok konden krijgen". „Waarom, Imp?" „Nou je weet toch wel, dat zeeroovers aff- tijd een plank hadden om hun slachtoffers de voeten te spoelen en dat ze gewoon wa ren ze aan den nok van de ra vast te bin den". „Je schijnt goed op de hoogte te zijn", zei de ik, terwijl ik langzaam stroomopwaarts roeide. (Wordt vervoJgdOt,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 8