EEN KWAJONGEN ALS HUWELIJKSMAKELAAR. De begrafenis van den Engelschen admiraal Jellicoe had Maandag onder groote belangstel ling plaats. De stoet met het stoffelijk overschot op weg naar de St. Paul's Kathedraal te Londen Zeilen aan het strand te Zandvoort. Wintergenoegens, wanneer het strand verlaten is Meer dan 350 verbannenen vertrokken dezer dagen uit Frankrük naar Guyana per s.s. .La Martinier". De bannelingen aan boord van het scmp Prof. mr. dr. H. Westra is belast met het geven van onderwijs in Nederlandsch- Indisch Staats- en Straf recht aan de Landbouw- hoogeschool teWageningen Het vervoer der Italiaansche artillerie inde onherbergzame streken van Abes- syniê gaat dikwijls met de grootste moeilijkheden gepaard. Askari's bieden de behulpzame hand bij het transport van artillerie-wagens door de bijna geheel uitgedroogde bedding van een rivier De voedselvoerziening van de Italiaansche troepen in Abessynië Een Italiaansche kok bij zijn keuken in de openlucht achter het Noordelijk front In het kantoor van het Rembrandt- theater te Amsterdam is Maandag nacht ingebroken. Twee brandkasten werden leeggehaald. Een bedrag van f. 5000 wordt vermist Ter herdenking van den 10Osten geboortedag van Andrew Carnegie werd Dinsdag in het Vredespaleis een tentoonstelling geopend. Bij de buste van Carnegie. V.l.nr.mr. De monchy (burgemeester van den Haag); minister A. C. D. De Graeff; geheel rechts: jhr. mr. dr. A. H. van Karnebeek (commissaris der Koningin in Zuid Holland FEUILLETON Naar het En gels ch 14)' JEFFERY FARNOL. „Het Is hier ongetwijfeld veel lekkerder!" zeide hij. Lisbeth liep regelrecht naar de pet toe r— het was een onmogelijkheid, dat zij die niet zien zou maar liet zich toch zonder een woord te zeggen op haar stoel vallen. Mr. Selwyn stond echter met van verbazing groote oogen naar het ledige ijsschaaltje, dat hij in zijn hand hield, te staren. „Het is weg!" riep hij uit. „Oh!" zeide Lisbeth. „Onbegrijpelijk!" zeide Mr. Selwyn, terwijl hij zijn monocle in zijn oog zette en nog ver baasder staarde dan daareven. „Waar kan het gebleven zijn?" „Misschien is het gesmolten", opperde Lis beth'. „En ik had juist zoo graag wat ijs wil len hebben!" zuchtte zij. „Dan zal ik natuurlijk met het grootste genoegen nog wat voor u halen", zeide hij. En hij haastte zich, nog steeds verbaasd naar het schaaltje kijkend, weg. Nauwelijks was Lisbeth alleen of zij trapte den sleep van haar japon weg en raapte de verraderlijke pet op. „Imp," fluisterde zij, terwijl zij opstond. „Imp, kom dadelijk hier!" Een oogenblik van ademlooze stilte volgde; dan trad de Imp naar voren. .Allo, Tantie Lisbeth!" zeide hij met goed geveinsde vroolijkheid, - „Oh", riep zij jammerlijk uit, „wat betee- kent dat! Wat doe je hier, ondeugende jon gen?" „Lisbeth", zeide ik, terwijl ik op mijn beurt opstond en naar haar toe ging, „maak het kind geen verwijten de schuld ligt bij mij laat ik het je uitleggen; met een ladder „Niet hier", fluisterde zij, terwijl zij zenuw achtig in de richting van de balzaal keek. „Kom dan mee waar ik het wel kan doen!" „Onmogelijk". „Volstrekt niet! Je behoeft slechts deze treden af te komen, dan kunnen we onge stoord praten". „Belachelijk!" zeide zij, terwijl zij zich bukte om den Imp zijn pet weer op te zet ten, maar nu zij zoo verleidelijk binnen ons bereik was, stond zij het volgend oogenblik naast ons in de schaduw. „Dick, hoe heb je het gekund? Heb heb je het gedurfd?" „Ik moet het je uitleggen", antwoordde ik heel nederig. „Ik kan heuseh niet toelaten, dat dit arme kind gestraft zou worden - „Ik ben geen „arm kind", Oom Dick", zei de de Imp, „ik ben een dap,per ridder en „Gestraft zou worden voor wat ik gedaan heb, Lisbeth. Ik alleen moet je gerechtvaar digden wrok trotseeren want „Stil!" fluisterde zij, terwijl zij vlug om keek. „Want met een ladder, een heel gewonen tuinladder „Wees toch stil!" zeide zij, terwijl zij haar han dop mijn lippen legde, waar ik die een oogenblik gevangen hield; het volgende oogenblik werd zij echter weggerukt: er kwam iemand naderbij. „Ga mee, Tantie Lisbeth", fluisterde de Imp, „wees niet bang, we zullen u redden". O, zeker, er was dien avond iets toover- achtigs in de lucht; want met een vlugge, handige beweging had Lisbeth haar langen sleep over haar arm gegooid en nu liepen we met ons drieën had in hand hard over gas- perken en door kronkelende paden, soms zóó dicht bij elkaar, dat ik een lok van haar gein-end haar als een liefkoozing langs mijn gezicht voelde strijken. O zeker, zeker, er- was dien avond iets tooverachtigs in de lucht. Plotseling bleef Lisbeth blozend en hij gend staan. „Is er", riep zij uit, terwijl zij van mij naar den Imp en dan weer naar mij keek, „ooit iets zoo krankzinnigs geweest?" „Alles is vanavond krankzinnig", zeide ik. „Dat komt door de maan". „Te denken, dat ik zoo wegloop met twee twee „Indringers", vulde ik aan. „Ik moest heuseh heel, heel boos zijn op jullie allebei", zeide zij, terwijl zij probeerde een boos gezicht te zetten. „Neen, wees niet boos op ons, Tantie Lis beth smeekte de Imp. „want u bent een mooie jonkvrouw in een grimmig kasteel en wij zijn twee dappere ridders en daarom zijn we u komen redden. En u bent me heelemaal geen nachtzoen komen brengen en het spijt me vreeselijk, dat ik Dorothy's gezicht be schilderd heb heuseh!" „Imp", riep Lisbeth, terwijl zij zich, zon der om haar zijde en kant te denken, op haar knieën liet vallen, „kom me een zoen geven". De Imp haalde een beslist vuilen zakdoek te voorschijn, veegde daarmede zijn lippen af en deed dan wat hem gezegd was. „En nou Oom Dick!" zeide hij, terwijl hij mij den vuilen zakdoek aanbood. Lisbeth kreeg gedecideerd een vuurrooden kleur. „Reginald!" riep zij uit. „Hoe kom je op zoo'n idee?" „O, de menschen zoenen elkaar altijd", antwoorddé hij. „En nou is het Oom Dick zijn beurt". Lisbeth stond o,p en begon haar rebelsch haar glad te strijken. Toen zij haar armen ophief, viel natuurlijk haar sjaal op den grond; en zooals zij daar stond met haar oogen, die van onder hun donkere wimpers tegen mij lachten e met het maanlicht in haar haar. had zij nog nooit zoo verleidelijk mooi geschenen. „Dick", zeide zij, „ik moet weg rvóór ze me missen." „Weg!" herhaalde ik. „Nooit dat wil zeg gen nu nog niet. „Maar als iemand ons eens zag!" zeide zij. „Dat zal niet gebeuren", antwoordde ik. „Daar zal jij wel voor zorgen, niet waar Inrp?" „Natuurlijk, Oom Dick!" „Ga dan, heer ridder, en houd trouw de wacht achter gindschen appelboom en laat geen schurk hierheen komen, dat wil zeggen, meld mij, als je iemand ziet". De Imp salueerde en verdween vlug achter den appelboom, terwijl ik keek naar Lisbeth's handige vingers en probeerde mij een vers regel te herinneren van Keats, die een schoone vrouw in het maanlicht beschrijft. Voor dit mij echter gelukte, stoorde Lisbeth mij: „Vind je niet, dat je liever mijn sjaal op rapen moest dan dat je me aanstaart alsof ik „De mooiste vrouw in de wereld was!" „Die een doodelijke kou vat", lachte zij, maar ondanks haar luchthartigen toon sloeg zij haar oogen toch neer voor de mijne, toen ik de sjaal om haar wikkelde. Terwijl ik dat deed. kwam mijn arm om haar heen en heel natuurlijk liet ik dien om haar middel rus ten en wonder der wonderen, hij werd niet teruggestooten. En op dat oogenblik kwam van de boomen achter ons de rijke, heldere zang van een nachtegaal. O zeker, er was veel tooverachtigs in de lucht dien avond. Dick", zeide Lisbeth heel zacht, toen de trillende noten wegstierven. „Ik dacht, dat je zoo'n avond slechts droomen kon". „En toch zou het leven veel van zulke avonden voor jou en mij kunnen hebben, als je het wou, Lisbeth", zeide ik tegen haar. Maar zij antwoordde niet. „Niet ver van het dorpje Down in Kent", begon ik. „Staat een huis", vulde zij aan, terwijl zij met droomerige oogen naar d^ maan keek. „Ja". hartstochtelijk smeeken. Lisbeth zuchtte en keerde zich naar mij toe, maar terwijl zij dat deed, voelde ik een ruk aan mijn jas en rondkijkend zag ik den Imp. „Oom Dick", zeide hij met afgewenden blik, ongetwijfeld naar aanleiding van de houding van mijn arm, „daar is Mr. Selwyn". Met een gilletje sprong Lisbeth van mij weg en trok haar rokken bij elkaar om weg te loopen. „Waar. Imp?" „Reginald", zeide ik plechtig, „luister naar mij: jij moet met een lans in rust op hem afstevenen, hem zeggen, dat gij een Dolende Ridder zijt, die de eer van deze schoone vrouwe, uw Tantie Lisbeth, verdedigen wilt, en wat er ook gebeuren moge, gij moet hem van hier verwijderd houden. Begrijpt gij mij „Ja, maar ik wou alleen maar, dat ik mijn trouw zwaard medegebracht had", zuchtte hij „Let daar nu maar niet op, Imp". „Zal Tantie Lisbeth heelemaal ~n- „Haar zal niets deren". „Ik denk, dat, als jij je arm „Let nu maax niet op mijn arm, Imp, en ga!" „Vaarwel dan!" zeide hij en met een dra- matischen zwaai van zijn lans schreed hij weg. „Wat bedoelde hij met je arm, Dick?" „Waarschijnlijk dit", antwoordde ik, terwijl ik mijn arm weer om haar middel sloeg. „Maar je moet dadelijk weggaan", fluister de Lisbeth. „Als Mr. Selwyn je zag •S (Wordt vervolgd)^.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 8