Het Snelle Ding De heer E. H. Krelage eere-voorzitter Bloembollencultuur". van Dr. Kortenhorst vergat zijn positie. .andsinkomsten hooger dan in 1934. Mr. de Wilde over „De BeuT-kwestie. DINSDAG 17 DECEMBER 193." te*i AuiafyeaQit Eenvoudige Beleediging. Dit gruwelijke misdrijf wordt op den weg da gelijks tallooze malen gepleegd, en blijft in al die gevallen onvervolgd en onbestraft. Het is alleen na aanklacht vervolgbaar, en deze klachten worden niet ingediend. Snelheid voor komt ze. want nauwelijks is het „Idi oot, ga rij je leeren!' Stommeling!", „Kaf fer!" of iets dergelijks geuit, of beieediger en beleedigde zijn al op honderden meters on der- limgen afstand. Er wordt verschrikkelijk veel „gesneden", vooral op lange rechte wegen zooals de be ruchte route HaarlemAmsterdam. En snij- derij in bochten komt ook vaak genoeg voor. Dit lokt de meeste beleedigingen uit. Wat is een snijder? Vroeger was het een kleermaker, die rustig met gekruiste beenen op zijn tafel zat. Tegenwoordig heet die tail leur en coupeur en is de snijder een automobi list, die achter een ander „zit", maar heele- maal niet rustig. Hij wil hem passeeren. Uit de tegenovergestelde richting komt een derde aan. Nummer éen kan nummer twee niet meer voorbij als alle drie hun snelheid handhaven. Hij doet het toch, en het loopt goed af als 2 of 3 bijtijds remmen. Soms moeten zij het beiden doen. In de meeste dezer gevallen wordt het misdrijf van Eenvoudige Beleediging je gens den snijder gepleegd. Hij antwoordt nooit, want er is geen tijd voor. De beleediging werkt niets uit, want driehonderd meter verder snijdt hij weer. Heeft hij met onhandige, slaperige, dronken of hun-hoofd-kwijtrakende rijders te doen, dan botst het heele trio tegen elkaar op. vliegen er splinters en vallen er wellicht dooden. Dit alles is dan de schuld van den snijder, zelfs jegens den dronkelap. Als hij een vervolging instelde wegens Smaad, of Laster, zou hij zijn zaak leelijk verliezen, ten minste als er voldoende getuigen waren. Waar mee ik maar zeggen wil, dat Eenvoudige Be leediging in dergelijke gevallen niet zonder grond is en meer speciaal afgekeurd moet worden wegens haar totale nutteloosheid. Het helpt niets, maar toch doe je het opnieuw, om je hart te luchten. Fietsers en wandelaars plegen het automo bilisme als een soort eenheid te zien: een hen bedreigende eenheid. Het dreigt wel, maar het is geen eenheid. Ook stelt het onderling vragen, die niet uit zuivere belangstelling of zelfs miaar nieuws- gierigheid voortvloeien. Het vraagt zulke din gen als: „Kè-je niet rechts rij je?". „Is deze weg van jou?", „Zou je niet naar huis gaan?" en „Wie heeft jou les gegeven?" Het draait haastig portierraampjes omlaag om deze vra gen, op even bijtenden toon als de beleedigin gen, uit te snauwen. En het wordt alleen Een heid, als ergens de politie zich heeft opgesteld om vangsten te doen. Dan, ja dan ziet men de dingen waarin een klein volk groot kan zijn. Het „Alle Menschen werden Brüder" vervult ineens de atmosfeer in alle auto's. Het Groote Verbond der autorijders, machtiger en veel inniger vereend dan K.N. A.C. en A.N.W.B. bij elkaar, is er. Staat de politie in een dorp op den loer om snelheidsovertreders te bekeuren? Meer dan éen of twee zal zij er niet vangen. On middellijk beginnen allen, die het dorp pas seeren, hun „tegenliggers" met lichtgeknipper te waarschuwen. Gebeurt het bij klaarlichten dag, dan draait iedereen er zijn lichten voor aan. En de tegenliggers, eenmaal door het dorp gekropen in een 15 KM.-gang, daarbij vaak sarrend-handwuivend tegen de politie, gaan op hun beurt aan het lichtknipperen. Dit is een eigenaardige zaak van eer. Zij ligt den Nederlander na aan het hart, en diep in de ziel. Hij zou het zichzelf niet vergeven als hij dit geknipper had nagelaten en daarmee een schuldige zijn verdiend proces-verbaal doen opl-oopen. Hij is waarlijk geen tegenstan der van de Wet, hij waardeert zelfs vaak de verkeerspolitie, en bovenal de Amsterdamsche, maar met prachtig gebrek aan logica waar schuwt hij tegen haar. Dit is niet verstande lijk goed te praten. Het is een kwestie van ge voel. Eenvoudige Beleedigingen wisselen auto rijders ook met fietsers uit. Het Snelle Ding besturend, heb ik vele grie ven tegen fietsers voelen ontwaken. Op mijn fiets zittend, koester ik sinds ettelijke jaren vele grieven tegen het Snelle Ding. Gelukkig hebban mijn autorijdend en mijn fietsend Ik elkaar nimmer ontmoet. Zij zouden het nooit eens kunnen worden. Het is denkbaar dat zelfs zij elkaar eenvoudige beleedigingen zouden toevoegen, schoon ik zeker weet, dat beiden hun best doen die niet te verdienen. Maar de Onrechtmatigheid van het Recht van den Sterkste kunnen zij niet uit het verkeersleven verwijderen. De sterkste van alle is de tram. Log, groot, onwrikbaar gebonden aan haar rails, welker slipgevaar ons bedreigt, dom-doorbellend en voortdringend, belaagt zij iedereen. Op haar volgen de motor-verhuiswagens, de enorme motor-vrachtwagens en de bussen. Daarna komen de kleinere vrachtwagens eni de groote luxe-auto's, al eerder aangeduid als „sleeën". In de vierde groep bevinden zich pas de rij ders van doodgewone auto's. In de vijfde zit het type „Bébé", in garage-Nederlandsch „kin- derewage". in de zesde vertoeven de motor bakfiets en de motorfiets, in de zevende de knetterfiets, kar-en-paard en de trap-bak- fiets, in de achtste slingert de doodgewone fiets voort, in voortdurend gevaar als zij een dikke dame met een karrebies, een bouquet en een kind-achterop draagt, in de negende treft men den wandelaar en den heuschen kinder wagen aan, in de tiende het schoolkind, de hond en de kat en in de elfde tenslotte de kip. (Zie titel). Force majeure overheerscht in deze indeeling van klasse-tot-klasse. Het volmaakste ver keersreglement kan deze factor niet uitscha kelen. Ter vergelijking zou ik de indeeling dei- boksers kunnen citeeren: zwaargewicht, half-zwaargewicht, midden gewicht, lichtgewicht, bantam-gewicht, veder gewicht, vlieg-gewicht. Als burgers hebben ook zij gelijke rechten. Maar als de wereldkampioen-poids mouche den wereldkampioen-poids léger op straat recht op zich ziet afkomen zal hij tenslotte uitwijken, nietwaar, en niet de wereldkam pioen-poids léger. En als poids mouche voorbij is zal hij over zijn schouder iets heel leelijks zeggen Hij beleedigt slechts het ongeschreven Ar tikel I aller verkeerswetten. Maar wie het ver loochent zal daaraan sterven. Vele zijn nu eenmaal de feilen van het aard- sche Recht. Minder salariskorting in Indië. Bedrag van 6 millioen teruggenomen. De Indische regeering heeft haar salaris- voorstellen in dier voege gewijzigd, dat van de 10 millioen, welk bedrag beoogd was als op brengst van die wijziging, een bedrag van 6 millioen is teruggenomen. Kerkmeester heeft met obligaties geknoeid. Naar aanleiding van een klacht heeft de politie aangehouden een vroegeren kerkmees ter van de Maria Magdalena-Parochie te Am sterdam, die zich schuldig heeft gemaakt aan het valseheüjk namaken van obligaties, welke door het Parochiale kerkbestuur werden uit gegeven. De kerkmeester heeft vooral zijn slachtoffers onder kleine luiden gemaakt. Hij is ter beschikking van de justitie gesteld. De knoeierijen betreffen een groot bedrag; men spreekt zelfs van een halve ton. College van regeerings- commissarissen. In de Staatscourant van Maandagavond is de nieuwe samenstelling van het college van regeeringscommissarissen gepubliceerd. Deze samenstelling is thans als volgt: mr. dr. A. A. van Rhijn, voorzitter van het college, tevens waarnemend regeeringscom- missaris voor de visscherij; dr. W. L. Groeneveld Meijer regeeringscom- missaris voor Handel en Nijverheid, tevens regeeringscommissaris voor de Steunverleening aan de fabrieksturf ir. A. L. H. Roebroek, directeur-generaal van den landbouw, adviseerend lid; ir. J. G. Tukker, adviseerend lid voor de pluimveehouderij F. V. Valstar, regeeringscommissaris voor de iroenten-, fruit- en sierteelt; S. van Zwanenburg, commercieel adviseur. Regeering acht zijn optreden niet geheel juist. Incident thans gesloten. Minister Jhr. mr. A. C. D. de Graeff heeft met betrekking tot hetgeen dr. Kortenhorst .als lid van -de Ned. handelsdelegatie vanwege de Duitsche regeering is te kennen gegeven in verband met door hem als Kamerlid ge dane uitlatingen op vragen van het Kamer lid mr. Goseling geantwoord Zijn geschilderd portret aangeboden. En de gouden Nicolaas Dames- eere-medaille. jnr. Mr. A. o. jj. ae Graeff. Volgens verkregen inlichtingen gevoelde de Duitsche regeering zich in het bijzonder gegriefd door de uitlating van dr. Korten horst in bedoelde vergadering: „de onaan tastbaarheid van de rechterlijke uitspraken, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht tegenover de uitvoerende organen is daar wel nu en dan tot een aanfluiting ge worden", welk woord in het Duitsch werd vertaald met „Farce" of „zum Hohn und Spott'; verder door de ontkenning van dr Kortenhorst. dat Duitschland een „rechts staat" mocht heeten. Naar Duitsche opvat tingen zou dit laatste beteekenen, dat er in Duitschland geen recht bestond. Tegen de grief, voor zoover berus tende op het woord „aanfluiting", kon echter zakelijk niets worden aan- gevoerd. De regeering kan, na aan de Duit sche regeering met het bovenvermelde resultaat opheldering te hebben ge vraagd, geen goeden grond aanwezig achten voor verdere stappen bij die regeering. Zij is van oordeel, dat dr. Korten horst, toen hij na zijn benoeming tot gedelegeerde meerbedoelde rede in de Tweede Kamer hield, zich onvoldoen de rekenschap heeft gegeven van zijn positie als lid der Nederlandsche handelsdelegatie, welke medebracht, dat hij in 'n tusschenperiode tusschen twee bijeenkomsten van de beide delegaties, zich onthield van uitlatin gen, welke die positie wellicht zouden kunnen bemoeilijken. Met de uiteraard ook door de regeering volledig erkende onafhankelijke positie van een lid der volksvertegenwoordiging heeft dit naar de meening van de regeering niets te maken. De regeering acht na de door haar reeds bij de Duitsche regeering gedane stap pen het incident als gesloten. Zij ziet daarom in het gebeurde geen aanleiding voor eenigén verderen maatregel, met name wat de samen stelling der handelsdelegatie betreft. Na afloop van de algemeene vergadering der Alg. Vereen, voor Bloembollencultuur op Maandagmorgen had Maandagmiddag het afscheid plaats van den heer E. H. Krelage, als voorzitter der Vereeniging. Rede van den heer Volkering Nadat de heer en mevrouw Krelage en hun zoon in het lokaal voor de Bloemen- keuringen waren binnengeleid en mevrouw Krelage bloemen waren aangeboden, nam de heer J. Volkering Tzn„ ondervoorzitter der vereeniging, het woord. Spr. begon met de mededeeling, dat de vergadering besloten had, den heer Krelage het eere-voorziterschap der Vereeniging aan te bieden, als erkenning van de buitenge wone bekwaamheden van den scheidenden voorzitter als leider van vergaderingen. (Ap plaus) „Sedert 1907". zoo ging spr. voort, zijn uw naam en uw werkkracht waarborg geweest voor een 'krachtig en solied beleid van de vereeniging. Door uw heengaan lijdt de ver eeniging een groot verlies en uw aftreden in deze zeer moeilijke tijden komt onze ver eeniging wel zeer ongelegen. Maar de rede nen die u tot aftreden noopten, moeten wor den geëerbiedigd en wanneer wij alles be denken, wat juist in deze laatste jaren op uw schouders heeft gerust, dan moet de dank voor al uw toewijding grooter zijn dan ons zelfzuchtig verlangen, om u nog een aantal jaren voor de vereeniging te behouden. Ware dit mogelijk, dan zou het u misschien ook gegeven zijn, als voorzitter nog het her stel van het bloembollenvak te beleven door de overwinning van de zeer groote moeilijk heden. waarin wij thans verkeeren: een over winning. waaraan u de laatste jaren met al uw kracht hebt gearbeid". De heer Volkering vestigde er vervolgens de aandacht op, dat de heer Krelage nim mer het vertrouwen in de toekomst van het vak heeft verloren en van dat vertrouwen altijd heeft getuigd. Het schip der vereeni ging. waarvan zijn vader den koers heeft be paald. is steeds door he.m met vaste hand en veel stuurmanskunst gestuurd. En de ach tereenvolgende hoofdbesturen hebben hem vol vertrouwen gevolgd. De vereeniging ver liest in den heer Krelage haar woordvoerder en pleitbezorger in de kringen der overheid, van den binnen- en buitenlandschen tuin bouw, op congressen, vergaderingen en bij eenkomsten in binnen- en buitenland. „In Den Haag, in de Regeeringsbureaux, zal me nige drempel de sporen dragen van uw voet stappen". De naam Krelage had een wereld klank; spr. herinnerde in dit verhand aan de Amerikaansche reis van den heer Krelage naar het congres in Washington in 1928, Altijd was hij bereid, persoonlijk voor het vak In de bres te springen. Naar de opvatting van sommigen was de voorzitter soms niet soepel genoeg, maar ook zij moesten toegeven, dat op den voorzitters- stoel een man zat, die wist wat hij wilde en die de vakgenooten wilde behoeden voor een verdeeldheid, die onmacht beteekent. Bij de oprichting en leiding van de „Codro" in de oorlogsjaren, bij de stichting van het eigen gebouw voor de vereeniging, bij zijn pogingen, het vak een laboratorium voor bloemboilenonderzoek te bezorgen met een hoogst bekwamen leider, toonde hij zijn krachtige hand en moedig waarschuwde hij tegen de roekelooze uitbreiding der oulturen. In de totstandkoming der tentoonstellingen van de vereenigingen had hij altijd een groot aandeel. En van groote waarde is geweest de leiding van den heer Krelage van de zeer moeilijke besprekingen over de wij-ze, waarop de belangen van het bloembollenvak in Amerika moesten worden verdedigd. Namens de leden der vereeniging en haar af deelingen bood spr. den heer Krelage zijn door den schilder Mendlik geschilderd por tret aan. Voorts is de gedachte tot uitvoe ring gebracht, bij deze gelegenheid in het gebouw der vereeniging aan te brengen de fotografieën van de drie voorzitters, die de vereeniging tot heden heeft gehad: wijlen de heeren J. H. Krelage, J. H. Went,holt en den heer E. H. Krelage. Zij zullen geplaatst wor den in de bestuurskamer. Mr. Wintermans spreekt. Hierna richtte Mr. J. J. Wintermans. waa'"i?- mend directeur van den Landbouw, zich met waardeerende woorden tot den schei denden voorzitter. Spr. noemde den heer Krelage een mar kante figuur, een zelf- en doelbewust, schrander en buitengewoon bekwaam leider eener groote organisatie. Het Departement kent en waardeert de goede hoedanigheden van den heer Krelage. Spr wenschte de ver eeniging toe, dat de opvolgers van den nu afgetreden voorzitter in zijn voetsporen zul len treden en den heer Krelage dat hij nog lang in gezondheid van zijn rust zal kunnen genieten. Aanbieding van een gouden medaille. Prof. van S1 o g t e r e n, voorzitter van het Comité voor het Nikolaas Damesfonds, zoo genoemd naar den grondlegger van de mo derne bloembollencultuur: Nicolaas Dames, bood den heer Krelage de groote gouden Dames-eere-medaille aan, de grootste onder scheiding die het vak kan verleenen, en sprak daarbij woorden van groote waardeering voor hetgeen de heer Krelage, als leider der ver eeniging. voor de bloembollencultuur in het algemeen heeft gedaan. Het feit. dat de bloembollencultuur in de internationale tuinbouwwereld een zoo hocge plaats in neemt, is voor een zeer groot deel te danken aan de rol, door den vader van den heer Krelage en hemzelf, daarin gespeeld. De heer Krelage is begaafd met een scherp verstand en een critischen blik en is opgegroeid in de cultuur zelve. Hij kent het vak door en door. Hij bezit daardoor dat inzicht in de tech nische cultuurproblemen, dat onmisbaar is. om aan de evolutie van de cultuur die leiding te geven, welke deze noodig heeft. De vader van den heer Krelage bracht de Darwintulpen, maar in den ontzaglijken arbeid, noodig voor de selectie en de opnaam- stelling er van. heer E. H. Kre>;e een zeer werkzaam aandeel gehad. Het wetenschappe lijk onderzoek teno bate der bloembollencul tuur heeft in de laatste decennia zeer krach- tigen steun van hem ontvangen. Het is moeilijk, met woorden ten volle uiting te geven aan de waardeering die het vak voor den heer Krelage gevoelt. Dank namens de af deelingen. De heer W. Jonkheer, uit Hillegom. bracht den heer Krelage hulde, namens alle afdeelingen, voor alles wat hij voor het wel zijn der vereeniging heeft gedaan, ook achter de schermen en voor zijn onpartijdige en uitmuntende leiding der vergaderingen. De afgevaardigden voelden zich veilig en zeker onder zijn bekwame leiding. Spr. hoopte, dat de nu afgetreden voorzitter de vereeniging nog met raad en daad terzijde zal blijven staan. Af scheids woord van den heer Krelage. Tenslotte sprak de nieuwe eere-voorzitter een treffend afscheidswoord waarin hij zeide overstelpt te zijn door alle bewijzen van sympathie, waarvoor hij namens zijn vrouw en zijn familie hartelijk dank zegde. De heer Krelage dankte ook voor de prettige samen werking met de betrokken Departementen in Den Haag- en met Hoofdbestuursleden en leden. Spr. gaf verder uiting aan zijn dankbaar heid. dat hij sinds 1904 als hoofdbestuurslid en sinds 1907 als voorzitter, met een korte tusschenruimte. de Alg. Vereeniging heeft mogen dienen en dankte voor het hem steeds geschonken vertrouwen. „Het is mijn vaste overtuiging", aldus spr. „dat de vereeniging door eendrachtige samenwerking van alle be langhebbenden bij teelt en export de door haar veroverde plaats zal weten te behou den". Spr. heeft er zich steeds een verwijt van gemaakt, dat hij indertijd de reorganisatie der vereeniging. die nu nog steeds „hangende" is en waartoe 10 jaar geleden reeds een uit gewerkt schema aan de orde werd gesteld niet met meer kracht "heeft doorgezet. Deze reorganisatie zou thans bij de saneering. voor veel ellende hebben behoed. Maar ook afgezien van de saneering ware een reorga nisatie van het vereenigingswezen door con centratie zeer gewenscht ter vereenvoudiging van administratiekosten, ter bevordering van efficiency en ter besparing van dubbele uit gaven voor de vakgenooten. Vooral in dezen moeilijken tijd moet elke noodelooze uitgaaf het bedrijfsleven bespaard blijven: „Er blijft dus voor mijn opvolger en het Hoofdbestuur nog een overvloed van nuttig werk te doen" Over de saneering zeide de heer Krelage o.m.: „Ik wensch de vereeniging toe, dat de sa neringsmaatregelen zoo spoedig de omstan digheden naar het oordeel van de overgroote meerderheid der vakgenooten dit zullen toe laten, geleidelijk mogen verdwijnen, en dat aan het vak verdere beperkende overheids bemoeiingen ten opzichte van teelt en han del, na opheffing der saneeringsmaatregel, moge bespaard blijven., want, hoe aanlok kelijk de aangekondigde theorieën ter ver meerdering der algemeene welvaart ons wor den voorgesteld, in de praktijk dreigen zij neer te komen op achterstelling van de meest energieken ten koste van de triumph der middelmatigheid. Ik wensch het vak verder toe, dat het be spaard moge blijven voor toenemende ver plaatsing der cultuur naar het buitenland' Voorts bracht de scheidende voorzitter allen hartelijk dank voor hun medewerking en trouw; het ambtelijk contact met hooge autoriteiten heeft vaak gunstige resultaten opgeleverd. „Ik laat", zoo zeide de heer Krelage nog, „de vereeniging niet achter als een zinkend schip Integendeel: zij heeft zich krachtig in de branding weten te handhaven; haar finan- cieele toestand baart geen zorg en onder vastberaden en wijs beleid zal de vereenigin, zich niet alleen kunnen handhaven maar haar taak tot heil van het vak steeds zien toene men. Mijn inngste wenschen vergezellen haar daarbij". Persoonlijk afscheid. Hierna was er in de zaal van het Scheids gerecht gelegenheid, persoonljk afscheid van van den afgetreden voorzitter te nemen. Zij nog vermeld, dat de heer Krelage brieven van waardeering heeft ontvangen van de Oud-Ministers Dr. F. E. Post-huma en Jhr. Mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck en van den secretaris-generaal van Economische Zaken en Landbouw en Visscherij. Schriftelijke belangstelling. Onder de blijken van belangstelling, die de heer Krelage verder ontving, waren o.m. tele grammen van Jhr. G. F. Tets van Goid- schalxoord, Mr. D. F. Pont, burgemeester van Hillegom en Mr, M. P. L. Steenberghe, oud- minister van Economische Zaken en brievei van den Haarlemschen Journalisten Kring en het Gemeentebestuur van Haarlem. Een halve eeuw geleden Uit Haarlem's Dagblad van 1885, 17 December: Een met ongeveer 200 handteekenin- gen voorzien verzoek is géricht aan de „Holl. IJzeren Spoorwegmaatschappij", om aan te dringen op vermindering van den abonnementsprijs èn hét verkrijg baar stellen van abonnementen voor de tweede klasse. Thans worden uitsluitend voor de eerste klasse abonnementen uit gegeven. Vooral thans, nu het wonen in omlig gende plaatsen voor velen, die te Amster dam hun zaken hebben, geen weelde is, kan een goedkoop en voor allen bereik baar vervoer van het grootste belang worden geacht. Het schijnt redelijk om, indien een der klassen van het abonne ment moet worden uitgezonderd, daar voor te kiezen de eerste klasse, welker gebruik altijd zekere weelde veronder stelt. Het is toch geen gezonde bevorde ring van het verkeer, wanneer zij die anders van de tweede klasse zouden ge bruik maken, door een uitsluitend abonnement op de eerste klasse tot het gebruik maken van deze laatste worden genoodzaakt. Daarentegen schijnt van een over drie klassen uitgebreid abonnement een ver meerdering van verkeer te wachten, die het belang der Maatschappij met dat, der reizigers in overeenstemming kan brengen. Droeve herinnering aan de Uiver-ramp. Na diplomatieke stappen bij de regeering van Irak te Bagdad is, naar de Tel. van de zijde der K.L.M. verneemt, toestemming ver leend, dat 't stoffelijk overschot van vier van de zeven slachtoffers, die verleden jaar bij de „Uiver"-ramp te Rutbah Wells om het leven kwamen, naar Nederland vervoerd mag wor den. Met de families der slachtoffers heeft de K.L.M. overleg gepleegd over het overbrengen van het stoffelijk overschot. Hoewel het nog niet geheel vaststaat, is het toch vrijwel zeker, dat het stoffelijk overschot van de piloten Beekman en Van Seenbergen. den mechani- cien Waalewijn en den passagier prof. Walch per boot naar ons land zal worden overge bracht. De teraardebestelling in Nederland, welke in begin 1936 wordt verwacht, zal een zeer eenvoudig karakter dragen, waarbij geen plechtigheden of redevoeringen zullen plaats vinden. Accijnzen loopen echter terug. De inkomstenbelasting' blijft tot nu boven de opbrengst van 1934. Novem ber leverde ruim zeven ton meer op cn in het geheel is reeds f 5.737.065 meer ontvangen dan over hetzelfde tijdperk van 1934. De belasting van de doode hand bracht van de geraamde drie mil lioen tot dusver slechts f 1.636.376 in. De gezamenlijke directe belastingen zijn vergeleken bij het vorige jaar f 7.256.580 vooruitgegaan. Van de ra ming van f 116.425.000 is thans bereikt f 95.761.340. De overige middelen bleven in de elf maan den van 1935 f 29.948.928 onder de raming. Vergeleken bij dezelfde elf maanden van 1934 zijn zij echter gestegen met f 9.178.647. De invoerrechten bleven f 7.764.474 onder de verwachting, de accijns op bier en gedistil leerd samen ruim vier millioen en de omzet belasting zelfs f 19.296.594. Slechts de accijns op suiker en de successierechten zijn meege vallen. Behalve bij suiker en tabak zijn de op brengsten uit accijnzen vergeleken bij ver leden jaar alle teruggeloopen. Bier en ge distilleerd zijn samen f 3.480.731 minder ge worden. Met ruim een millioen en zelfs met ruim twee millioen de dividend- en tantième belasting. Hij acht het beter dat het stuk niet meer wordt vertoond. Alleen de burgemeester kan een verbod uitvaardigen. De minister van Binnenlandsche Zaken, mr. J. A. de Wilde, zegt in de beantwoording van vragen van den heer Amelink betreffende het opvoe ren van „De Beul", dat hij het tooneel- stuk heeft gelezen. Hij is van meening, dat de opvoering er van. mede in ver band met de ensceneering en omdat het. wat inhoud en strekking aangaat, niet geheel is los te maken van de novelle, waarvan het een omwerking is, bij velen den indruk moest wekken, dat de christelijke godsdienst wordt gesmaad en de weermacht bespot. De minister is van meening, dat wijs beleid vordert, dat het stuk niet meer ter vertooning wordt toegelaten.. De meening, dat het stuk het geweld zou verheerlijken, acht de minister onjuist. Eer is hij geneigd, de bestrijding van het geweld als de bedoeling van den auteur aan te nemen, ook al acht hij den vorm, waarin dit geschiedt, bedenkelijk. In ons positief recht, zoo zegt de minister verder, is aan den minister van Binnenland sche Zaken geen bevoegdheid gegeven de op voering van een bepaald tooneelstuk te ver bieden. Den burgemeester en hem alleen is in art. 221 van de Gemeentewet opgedragen te waken tegen het doen plaats hebben van met de openbare orde en zedelijkheid strijdige vertooningen. De minister verbindt hieraan de opmerking, dat in de grootste gemeenten de burgemeester, in aanmerking genomen de groote omvang van zijn dagelijkschen arbeid, niet persoon lijk van den inhoud van elk tooneelstuk. dat zal worden opgevoerd, kan kennis nemen, maar bij de uitoefening van zijn taak inge volge genoemd artikel der Gemeentewet. *:'u standpunt in vele gevallen zal moete" -- palen aan de hand van de hem ter zok- 't- gebraehte rapporten. Deze beschouwing mag bij het beoordeelen van de houding der plaatselijke overheid ten aanzien van de op voering van een bepaald tooneelstuk niet uit het oog worden verloren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 5