Het Snelle Ding
De heer E. H. Krelage eere-voorzitter
Bloembollencultuur".
van
Dr. Kortenhorst vergat
zijn positie.
.andsinkomsten hooger
dan in 1934.
Mr. de Wilde over
„De BeuT-kwestie.
DINSDAG 17 DECEMBER 193."
te*i AuiafyeaQit
Eenvoudige
Beleediging.
Dit gruwelijke misdrijf wordt op den weg da
gelijks tallooze malen gepleegd, en blijft in al
die gevallen onvervolgd en onbestraft. Het is
alleen na aanklacht vervolgbaar, en deze
klachten worden niet ingediend. Snelheid voor
komt ze. want nauwelijks is het „Idi
oot, ga rij je leeren!' Stommeling!", „Kaf
fer!" of iets dergelijks geuit, of beieediger en
beleedigde zijn al op honderden meters on der-
limgen afstand.
Er wordt verschrikkelijk veel „gesneden",
vooral op lange rechte wegen zooals de be
ruchte route HaarlemAmsterdam. En snij-
derij in bochten komt ook vaak genoeg voor.
Dit lokt de meeste beleedigingen uit.
Wat is een snijder? Vroeger was het een
kleermaker, die rustig met gekruiste beenen
op zijn tafel zat. Tegenwoordig heet die tail
leur en coupeur en is de snijder een automobi
list, die achter een ander „zit", maar heele-
maal niet rustig. Hij wil hem passeeren. Uit
de tegenovergestelde richting komt een derde
aan. Nummer éen kan nummer twee niet meer
voorbij als alle drie hun snelheid handhaven.
Hij doet het toch, en het loopt goed af als 2
of 3 bijtijds remmen. Soms moeten zij het
beiden doen. In de meeste dezer gevallen wordt
het misdrijf van Eenvoudige Beleediging je
gens den snijder gepleegd. Hij antwoordt nooit,
want er is geen tijd voor. De beleediging werkt
niets uit, want driehonderd meter verder snijdt
hij weer. Heeft hij met onhandige, slaperige,
dronken of hun-hoofd-kwijtrakende rijders te
doen, dan botst het heele trio tegen elkaar
op. vliegen er splinters en vallen er wellicht
dooden. Dit alles is dan de schuld van den
snijder, zelfs jegens den dronkelap. Als hij
een vervolging instelde wegens Smaad, of
Laster, zou hij zijn zaak leelijk verliezen, ten
minste als er voldoende getuigen waren. Waar
mee ik maar zeggen wil, dat Eenvoudige Be
leediging in dergelijke gevallen niet zonder
grond is en meer speciaal afgekeurd moet
worden wegens haar totale nutteloosheid. Het
helpt niets, maar toch doe je het opnieuw, om
je hart te luchten.
Fietsers en wandelaars plegen het automo
bilisme als een soort eenheid te zien: een hen
bedreigende eenheid. Het dreigt wel, maar het
is geen eenheid.
Ook stelt het onderling vragen, die niet uit
zuivere belangstelling of zelfs miaar nieuws-
gierigheid voortvloeien. Het vraagt zulke din
gen als: „Kè-je niet rechts rij je?". „Is deze
weg van jou?", „Zou je niet naar huis gaan?"
en „Wie heeft jou les gegeven?" Het draait
haastig portierraampjes omlaag om deze vra
gen, op even bijtenden toon als de beleedigin
gen, uit te snauwen. En het wordt alleen Een
heid, als ergens de politie zich heeft opgesteld
om vangsten te doen.
Dan, ja dan ziet men de dingen waarin een
klein volk groot kan zijn. Het „Alle Menschen
werden Brüder" vervult ineens de atmosfeer in
alle auto's. Het Groote Verbond der autorijders,
machtiger en veel inniger vereend dan K.N.
A.C. en A.N.W.B. bij elkaar, is er.
Staat de politie in een dorp op den loer
om snelheidsovertreders te bekeuren? Meer
dan éen of twee zal zij er niet vangen. On
middellijk beginnen allen, die het dorp pas
seeren, hun „tegenliggers" met lichtgeknipper
te waarschuwen. Gebeurt het bij klaarlichten
dag, dan draait iedereen er zijn lichten voor
aan. En de tegenliggers, eenmaal door het dorp
gekropen in een 15 KM.-gang, daarbij vaak
sarrend-handwuivend tegen de politie, gaan op
hun beurt aan het lichtknipperen.
Dit is een eigenaardige zaak van eer. Zij ligt
den Nederlander na aan het hart, en diep in
de ziel. Hij zou het zichzelf niet vergeven als
hij dit geknipper had nagelaten en daarmee
een schuldige zijn verdiend proces-verbaal
doen opl-oopen. Hij is waarlijk geen tegenstan
der van de Wet, hij waardeert zelfs vaak de
verkeerspolitie, en bovenal de Amsterdamsche,
maar met prachtig gebrek aan logica waar
schuwt hij tegen haar. Dit is niet verstande
lijk goed te praten. Het is een kwestie van ge
voel.
Eenvoudige Beleedigingen wisselen auto
rijders ook met fietsers uit.
Het Snelle Ding besturend, heb ik vele grie
ven tegen fietsers voelen ontwaken. Op mijn
fiets zittend, koester ik sinds ettelijke jaren
vele grieven tegen het Snelle Ding. Gelukkig
hebban mijn autorijdend en mijn fietsend Ik
elkaar nimmer ontmoet. Zij zouden het nooit
eens kunnen worden. Het is denkbaar dat zelfs
zij elkaar eenvoudige beleedigingen zouden
toevoegen, schoon ik zeker weet, dat beiden
hun best doen die niet te verdienen. Maar de
Onrechtmatigheid van het Recht van den
Sterkste kunnen zij niet uit het verkeersleven
verwijderen.
De sterkste van alle is de tram. Log, groot,
onwrikbaar gebonden aan haar rails, welker
slipgevaar ons bedreigt, dom-doorbellend en
voortdringend, belaagt zij iedereen. Op haar
volgen de motor-verhuiswagens, de enorme
motor-vrachtwagens en de bussen. Daarna
komen de kleinere vrachtwagens eni de groote
luxe-auto's, al eerder aangeduid als „sleeën".
In de vierde groep bevinden zich pas de rij
ders van doodgewone auto's. In de vijfde zit
het type „Bébé", in garage-Nederlandsch „kin-
derewage". in de zesde vertoeven de motor
bakfiets en de motorfiets, in de zevende de
knetterfiets, kar-en-paard en de trap-bak-
fiets, in de achtste slingert de doodgewone
fiets voort, in voortdurend gevaar als zij een
dikke dame met een karrebies, een bouquet en
een kind-achterop draagt, in de negende treft
men den wandelaar en den heuschen kinder
wagen aan, in de tiende het schoolkind, de
hond en de kat en in de elfde tenslotte de
kip. (Zie titel).
Force majeure overheerscht in deze indeeling
van klasse-tot-klasse. Het volmaakste ver
keersreglement kan deze factor niet uitscha
kelen. Ter vergelijking zou ik de indeeling dei-
boksers kunnen citeeren:
zwaargewicht, half-zwaargewicht, midden
gewicht, lichtgewicht, bantam-gewicht, veder
gewicht, vlieg-gewicht.
Als burgers hebben ook zij gelijke rechten.
Maar als de wereldkampioen-poids mouche
den wereldkampioen-poids léger op straat
recht op zich ziet afkomen zal hij tenslotte
uitwijken, nietwaar, en niet de wereldkam
pioen-poids léger. En als poids mouche voorbij
is zal hij over zijn schouder iets heel leelijks
zeggen
Hij beleedigt slechts het ongeschreven Ar
tikel I aller verkeerswetten. Maar wie het ver
loochent zal daaraan sterven.
Vele zijn nu eenmaal de feilen van het aard-
sche Recht.
Minder salariskorting in Indië.
Bedrag van 6 millioen teruggenomen.
De Indische regeering heeft haar salaris-
voorstellen in dier voege gewijzigd, dat van de
10 millioen, welk bedrag beoogd was als op
brengst van die wijziging, een bedrag van 6
millioen is teruggenomen.
Kerkmeester heeft met
obligaties geknoeid.
Naar aanleiding van een klacht heeft de
politie aangehouden een vroegeren kerkmees
ter van de Maria Magdalena-Parochie te Am
sterdam, die zich schuldig heeft gemaakt aan
het valseheüjk namaken van obligaties, welke
door het Parochiale kerkbestuur werden uit
gegeven. De kerkmeester heeft vooral zijn
slachtoffers onder kleine luiden gemaakt. Hij
is ter beschikking van de justitie gesteld. De
knoeierijen betreffen een groot bedrag; men
spreekt zelfs van een halve ton.
College van regeerings-
commissarissen.
In de Staatscourant van Maandagavond is
de nieuwe samenstelling van het college van
regeeringscommissarissen gepubliceerd. Deze
samenstelling is thans als volgt:
mr. dr. A. A. van Rhijn, voorzitter van het
college, tevens waarnemend regeeringscom-
missaris voor de visscherij;
dr. W. L. Groeneveld Meijer regeeringscom-
missaris voor Handel en Nijverheid, tevens
regeeringscommissaris voor de Steunverleening
aan de fabrieksturf
ir. A. L. H. Roebroek, directeur-generaal van
den landbouw, adviseerend lid;
ir. J. G. Tukker, adviseerend lid voor de
pluimveehouderij
F. V. Valstar, regeeringscommissaris voor de
iroenten-, fruit- en sierteelt;
S. van Zwanenburg, commercieel adviseur.
Regeering acht zijn optreden
niet geheel juist.
Incident thans gesloten.
Minister Jhr. mr. A. C. D. de Graeff heeft
met betrekking tot hetgeen dr. Kortenhorst
.als lid van -de Ned. handelsdelegatie vanwege
de Duitsche regeering is te kennen gegeven
in verband met door hem als Kamerlid ge
dane uitlatingen op vragen van het Kamer
lid mr. Goseling geantwoord
Zijn geschilderd portret aangeboden.
En de gouden Nicolaas Dames-
eere-medaille.
jnr. Mr. A. o. jj. ae Graeff.
Volgens verkregen inlichtingen gevoelde
de Duitsche regeering zich in het bijzonder
gegriefd door de uitlating van dr. Korten
horst in bedoelde vergadering: „de onaan
tastbaarheid van de rechterlijke uitspraken,
de onafhankelijkheid van de rechterlijke
macht tegenover de uitvoerende organen is
daar wel nu en dan tot een aanfluiting ge
worden", welk woord in het Duitsch werd
vertaald met „Farce" of „zum Hohn und
Spott'; verder door de ontkenning van dr
Kortenhorst. dat Duitschland een „rechts
staat" mocht heeten. Naar Duitsche opvat
tingen zou dit laatste beteekenen, dat er in
Duitschland geen recht bestond.
Tegen de grief, voor zoover berus
tende op het woord „aanfluiting",
kon echter zakelijk niets worden aan-
gevoerd.
De regeering kan, na aan de Duit
sche regeering met het bovenvermelde
resultaat opheldering te hebben ge
vraagd, geen goeden grond aanwezig
achten voor verdere stappen bij die
regeering.
Zij is van oordeel, dat dr. Korten
horst, toen hij na zijn benoeming tot
gedelegeerde meerbedoelde rede in de
Tweede Kamer hield, zich onvoldoen
de rekenschap heeft gegeven van zijn
positie als lid der Nederlandsche
handelsdelegatie, welke medebracht,
dat hij in 'n tusschenperiode tusschen
twee bijeenkomsten van de beide
delegaties, zich onthield van uitlatin
gen, welke die positie wellicht zouden
kunnen bemoeilijken.
Met de uiteraard ook door de regeering
volledig erkende onafhankelijke positie van
een lid der volksvertegenwoordiging heeft dit
naar de meening van de regeering niets te
maken. De regeering acht na de door haar
reeds bij de Duitsche regeering gedane stap
pen het incident als gesloten. Zij ziet daarom
in het gebeurde geen aanleiding voor eenigén
verderen maatregel, met name wat de samen
stelling der handelsdelegatie betreft.
Na afloop van de algemeene vergadering
der Alg. Vereen, voor Bloembollencultuur op
Maandagmorgen had Maandagmiddag het
afscheid plaats van den heer E. H. Krelage,
als voorzitter der Vereeniging.
Rede van den heer Volkering
Nadat de heer en mevrouw Krelage en
hun zoon in het lokaal voor de Bloemen-
keuringen waren binnengeleid en mevrouw
Krelage bloemen waren aangeboden, nam de
heer J. Volkering Tzn„ ondervoorzitter der
vereeniging, het woord.
Spr. begon met de mededeeling, dat de
vergadering besloten had, den heer Krelage
het eere-voorziterschap der Vereeniging aan
te bieden, als erkenning van de buitenge
wone bekwaamheden van den scheidenden
voorzitter als leider van vergaderingen. (Ap
plaus)
„Sedert 1907". zoo ging spr. voort, zijn uw
naam en uw werkkracht waarborg geweest
voor een 'krachtig en solied beleid van de
vereeniging. Door uw heengaan lijdt de ver
eeniging een groot verlies en uw aftreden in
deze zeer moeilijke tijden komt onze ver
eeniging wel zeer ongelegen. Maar de rede
nen die u tot aftreden noopten, moeten wor
den geëerbiedigd en wanneer wij alles be
denken, wat juist in deze laatste jaren op uw
schouders heeft gerust, dan moet de dank
voor al uw toewijding grooter zijn dan ons
zelfzuchtig verlangen, om u nog een aantal
jaren voor de vereeniging te behouden.
Ware dit mogelijk, dan zou het u misschien
ook gegeven zijn, als voorzitter nog het her
stel van het bloembollenvak te beleven door
de overwinning van de zeer groote moeilijk
heden. waarin wij thans verkeeren: een over
winning. waaraan u de laatste jaren met al
uw kracht hebt gearbeid".
De heer Volkering vestigde er vervolgens
de aandacht op, dat de heer Krelage nim
mer het vertrouwen in de toekomst van het
vak heeft verloren en van dat vertrouwen
altijd heeft getuigd. Het schip der vereeni
ging. waarvan zijn vader den koers heeft be
paald. is steeds door he.m met vaste hand
en veel stuurmanskunst gestuurd. En de ach
tereenvolgende hoofdbesturen hebben hem
vol vertrouwen gevolgd. De vereeniging ver
liest in den heer Krelage haar woordvoerder
en pleitbezorger in de kringen der overheid,
van den binnen- en buitenlandschen tuin
bouw, op congressen, vergaderingen en bij
eenkomsten in binnen- en buitenland. „In
Den Haag, in de Regeeringsbureaux, zal me
nige drempel de sporen dragen van uw voet
stappen". De naam Krelage had een wereld
klank; spr. herinnerde in dit verhand aan
de Amerikaansche reis van den heer Krelage
naar het congres in Washington in 1928,
Altijd was hij bereid, persoonlijk voor het
vak In de bres te springen.
Naar de opvatting van sommigen was de
voorzitter soms niet soepel genoeg, maar ook
zij moesten toegeven, dat op den voorzitters-
stoel een man zat, die wist wat hij wilde en
die de vakgenooten wilde behoeden voor een
verdeeldheid, die onmacht beteekent.
Bij de oprichting en leiding van de „Codro"
in de oorlogsjaren, bij de stichting van het
eigen gebouw voor de vereeniging, bij zijn
pogingen, het vak een laboratorium voor
bloemboilenonderzoek te bezorgen met een
hoogst bekwamen leider, toonde hij zijn
krachtige hand en moedig waarschuwde hij
tegen de roekelooze uitbreiding der oulturen.
In de totstandkoming der tentoonstellingen
van de vereenigingen had hij altijd een groot
aandeel. En van groote waarde is geweest de
leiding van den heer Krelage van de zeer
moeilijke besprekingen over de wij-ze, waarop
de belangen van het bloembollenvak in
Amerika moesten worden verdedigd.
Namens de leden der vereeniging en haar
af deelingen bood spr. den heer Krelage zijn
door den schilder Mendlik geschilderd por
tret aan. Voorts is de gedachte tot uitvoe
ring gebracht, bij deze gelegenheid in het
gebouw der vereeniging aan te brengen de
fotografieën van de drie voorzitters, die de
vereeniging tot heden heeft gehad: wijlen
de heeren J. H. Krelage, J. H. Went,holt en den
heer E. H. Krelage. Zij zullen geplaatst wor
den in de bestuurskamer.
Mr. Wintermans spreekt.
Hierna richtte Mr. J. J. Wintermans. waa'"i?-
mend directeur van den Landbouw, zich
met waardeerende woorden tot den schei
denden voorzitter.
Spr. noemde den heer Krelage een mar
kante figuur, een zelf- en doelbewust,
schrander en buitengewoon bekwaam leider
eener groote organisatie. Het Departement
kent en waardeert de goede hoedanigheden
van den heer Krelage. Spr wenschte de ver
eeniging toe, dat de opvolgers van den nu
afgetreden voorzitter in zijn voetsporen zul
len treden en den heer Krelage dat hij nog
lang in gezondheid van zijn rust zal kunnen
genieten.
Aanbieding
van een gouden medaille.
Prof. van S1 o g t e r e n, voorzitter van het
Comité voor het Nikolaas Damesfonds, zoo
genoemd naar den grondlegger van de mo
derne bloembollencultuur: Nicolaas Dames,
bood den heer Krelage de groote gouden
Dames-eere-medaille aan, de grootste onder
scheiding die het vak kan verleenen, en sprak
daarbij woorden van groote waardeering voor
hetgeen de heer Krelage, als leider der ver
eeniging. voor de bloembollencultuur in het
algemeen heeft gedaan. Het feit. dat de
bloembollencultuur in de internationale
tuinbouwwereld een zoo hocge plaats in
neemt, is voor een zeer groot deel te danken
aan de rol, door den vader van den heer
Krelage en hemzelf, daarin gespeeld. De heer
Krelage is begaafd met een scherp verstand
en een critischen blik en is opgegroeid in de
cultuur zelve. Hij kent het vak door en door.
Hij bezit daardoor dat inzicht in de tech
nische cultuurproblemen, dat onmisbaar is.
om aan de evolutie van de cultuur die leiding
te geven, welke deze noodig heeft.
De vader van den heer Krelage bracht de
Darwintulpen, maar in den ontzaglijken
arbeid, noodig voor de selectie en de opnaam-
stelling er van. heer E. H. Kre>;e een zeer
werkzaam aandeel gehad. Het wetenschappe
lijk onderzoek teno bate der bloembollencul
tuur heeft in de laatste decennia zeer krach-
tigen steun van hem ontvangen.
Het is moeilijk, met woorden ten volle uiting
te geven aan de waardeering die het vak voor
den heer Krelage gevoelt.
Dank namens de af deelingen.
De heer W. Jonkheer, uit Hillegom.
bracht den heer Krelage hulde, namens alle
afdeelingen, voor alles wat hij voor het wel
zijn der vereeniging heeft gedaan, ook achter
de schermen en voor zijn onpartijdige en
uitmuntende leiding der vergaderingen. De
afgevaardigden voelden zich veilig en zeker
onder zijn bekwame leiding. Spr. hoopte, dat
de nu afgetreden voorzitter de vereeniging
nog met raad en daad terzijde zal blijven
staan.
Af scheids woord
van den heer Krelage.
Tenslotte sprak de nieuwe eere-voorzitter
een treffend afscheidswoord waarin hij zeide
overstelpt te zijn door alle bewijzen van
sympathie, waarvoor hij namens zijn vrouw
en zijn familie hartelijk dank zegde. De heer
Krelage dankte ook voor de prettige samen
werking met de betrokken Departementen
in Den Haag- en met Hoofdbestuursleden en
leden.
Spr. gaf verder uiting aan zijn dankbaar
heid. dat hij sinds 1904 als hoofdbestuurslid
en sinds 1907 als voorzitter, met een korte
tusschenruimte. de Alg. Vereeniging heeft
mogen dienen en dankte voor het hem steeds
geschonken vertrouwen. „Het is mijn vaste
overtuiging", aldus spr. „dat de vereeniging
door eendrachtige samenwerking van alle be
langhebbenden bij teelt en export de door
haar veroverde plaats zal weten te behou
den".
Spr. heeft er zich steeds een verwijt van
gemaakt, dat hij indertijd de reorganisatie
der vereeniging. die nu nog steeds „hangende"
is en waartoe 10 jaar geleden reeds een uit
gewerkt schema aan de orde werd gesteld
niet met meer kracht "heeft doorgezet. Deze
reorganisatie zou thans bij de saneering.
voor veel ellende hebben behoed. Maar ook
afgezien van de saneering ware een reorga
nisatie van het vereenigingswezen door con
centratie zeer gewenscht ter vereenvoudiging
van administratiekosten, ter bevordering van
efficiency en ter besparing van dubbele uit
gaven voor de vakgenooten. Vooral in dezen
moeilijken tijd moet elke noodelooze uitgaaf
het bedrijfsleven bespaard blijven: „Er blijft
dus voor mijn opvolger en het Hoofdbestuur
nog een overvloed van nuttig werk te doen"
Over de saneering zeide de heer Krelage
o.m.:
„Ik wensch de vereeniging toe, dat de sa
neringsmaatregelen zoo spoedig de omstan
digheden naar het oordeel van de overgroote
meerderheid der vakgenooten dit zullen toe
laten, geleidelijk mogen verdwijnen, en dat
aan het vak verdere beperkende overheids
bemoeiingen ten opzichte van teelt en han
del, na opheffing der saneeringsmaatregel,
moge bespaard blijven., want, hoe aanlok
kelijk de aangekondigde theorieën ter ver
meerdering der algemeene welvaart ons wor
den voorgesteld, in de praktijk dreigen zij
neer te komen op achterstelling van de
meest energieken ten koste van de triumph
der middelmatigheid.
Ik wensch het vak verder toe, dat het be
spaard moge blijven voor toenemende ver
plaatsing der cultuur naar het buitenland'
Voorts bracht de scheidende voorzitter allen
hartelijk dank voor hun medewerking
en trouw; het ambtelijk contact met hooge
autoriteiten heeft vaak gunstige resultaten
opgeleverd.
„Ik laat", zoo zeide de heer Krelage nog, „de
vereeniging niet achter als een zinkend schip
Integendeel: zij heeft zich krachtig in de
branding weten te handhaven; haar finan-
cieele toestand baart geen zorg en onder
vastberaden en wijs beleid zal de vereenigin,
zich niet alleen kunnen handhaven maar haar
taak tot heil van het vak steeds zien toene
men.
Mijn inngste wenschen vergezellen haar
daarbij".
Persoonlijk afscheid.
Hierna was er in de zaal van het Scheids
gerecht gelegenheid, persoonljk afscheid van
van den afgetreden voorzitter te nemen.
Zij nog vermeld, dat de heer Krelage
brieven van waardeering heeft ontvangen
van de Oud-Ministers Dr. F. E. Post-huma en
Jhr. Mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck en
van den secretaris-generaal van Economische
Zaken en Landbouw en Visscherij.
Schriftelijke belangstelling.
Onder de blijken van belangstelling, die de
heer Krelage verder ontving, waren o.m. tele
grammen van Jhr. G. F. Tets van Goid-
schalxoord, Mr. D. F. Pont, burgemeester van
Hillegom en Mr, M. P. L. Steenberghe, oud-
minister van Economische Zaken en brievei
van den Haarlemschen Journalisten Kring en
het Gemeentebestuur van Haarlem.
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1885,
17 December:
Een met ongeveer 200 handteekenin-
gen voorzien verzoek is géricht aan de
„Holl. IJzeren Spoorwegmaatschappij",
om aan te dringen op vermindering van
den abonnementsprijs èn hét verkrijg
baar stellen van abonnementen voor de
tweede klasse. Thans worden uitsluitend
voor de eerste klasse abonnementen uit
gegeven.
Vooral thans, nu het wonen in omlig
gende plaatsen voor velen, die te Amster
dam hun zaken hebben, geen weelde is,
kan een goedkoop en voor allen bereik
baar vervoer van het grootste belang
worden geacht. Het schijnt redelijk om,
indien een der klassen van het abonne
ment moet worden uitgezonderd, daar
voor te kiezen de eerste klasse, welker
gebruik altijd zekere weelde veronder
stelt. Het is toch geen gezonde bevorde
ring van het verkeer, wanneer zij die
anders van de tweede klasse zouden ge
bruik maken, door een uitsluitend
abonnement op de eerste klasse tot het
gebruik maken van deze laatste worden
genoodzaakt.
Daarentegen schijnt van een over drie
klassen uitgebreid abonnement een ver
meerdering van verkeer te wachten, die
het belang der Maatschappij met dat,
der reizigers in overeenstemming kan
brengen.
Droeve herinnering aan de
Uiver-ramp.
Na diplomatieke stappen bij de regeering
van Irak te Bagdad is, naar de Tel. van de
zijde der K.L.M. verneemt, toestemming ver
leend, dat 't stoffelijk overschot van vier van
de zeven slachtoffers, die verleden jaar bij de
„Uiver"-ramp te Rutbah Wells om het leven
kwamen, naar Nederland vervoerd mag wor
den.
Met de families der slachtoffers heeft de
K.L.M. overleg gepleegd over het overbrengen
van het stoffelijk overschot. Hoewel het nog
niet geheel vaststaat, is het toch vrijwel zeker,
dat het stoffelijk overschot van de piloten
Beekman en Van Seenbergen. den mechani-
cien Waalewijn en den passagier prof. Walch
per boot naar ons land zal worden overge
bracht.
De teraardebestelling in Nederland, welke
in begin 1936 wordt verwacht, zal een zeer
eenvoudig karakter dragen, waarbij geen
plechtigheden of redevoeringen zullen plaats
vinden.
Accijnzen loopen echter terug.
De inkomstenbelasting' blijft tot nu
boven de opbrengst van 1934. Novem
ber leverde ruim zeven ton meer op
cn in het geheel is reeds f 5.737.065
meer ontvangen dan over hetzelfde
tijdperk van 1934.
De belasting van de doode hand
bracht van de geraamde drie mil
lioen tot dusver slechts f 1.636.376 in.
De gezamenlijke directe belastingen
zijn vergeleken bij het vorige jaar
f 7.256.580 vooruitgegaan. Van de ra
ming van f 116.425.000 is thans bereikt
f 95.761.340.
De overige middelen bleven in de elf maan
den van 1935 f 29.948.928 onder de raming.
Vergeleken bij dezelfde elf maanden van
1934 zijn zij echter gestegen met f 9.178.647.
De invoerrechten bleven f 7.764.474 onder de
verwachting, de accijns op bier en gedistil
leerd samen ruim vier millioen en de omzet
belasting zelfs f 19.296.594. Slechts de accijns
op suiker en de successierechten zijn meege
vallen.
Behalve bij suiker en tabak zijn de op
brengsten uit accijnzen vergeleken bij ver
leden jaar alle teruggeloopen. Bier en ge
distilleerd zijn samen f 3.480.731 minder ge
worden. Met ruim een millioen en zelfs met
ruim twee millioen de dividend- en tantième
belasting.
Hij acht het beter dat het stuk
niet meer wordt vertoond.
Alleen de burgemeester kan een
verbod uitvaardigen.
De minister van Binnenlandsche
Zaken, mr. J. A. de Wilde, zegt in de
beantwoording van vragen van den
heer Amelink betreffende het opvoe
ren van „De Beul", dat hij het tooneel-
stuk heeft gelezen. Hij is van meening,
dat de opvoering er van. mede in ver
band met de ensceneering en omdat
het. wat inhoud en strekking aangaat,
niet geheel is los te maken van de
novelle, waarvan het een omwerking
is, bij velen den indruk moest wekken,
dat de christelijke godsdienst wordt
gesmaad en de weermacht bespot.
De minister is van meening, dat wijs
beleid vordert, dat het stuk niet meer
ter vertooning wordt toegelaten..
De meening, dat het stuk het geweld zou
verheerlijken, acht de minister onjuist. Eer is
hij geneigd, de bestrijding van het geweld als
de bedoeling van den auteur aan te nemen,
ook al acht hij den vorm, waarin dit geschiedt,
bedenkelijk.
In ons positief recht, zoo zegt de minister
verder, is aan den minister van Binnenland
sche Zaken geen bevoegdheid gegeven de op
voering van een bepaald tooneelstuk te ver
bieden. Den burgemeester en hem alleen
is in art. 221 van de Gemeentewet opgedragen
te waken tegen het doen plaats hebben van
met de openbare orde en zedelijkheid strijdige
vertooningen.
De minister verbindt hieraan de opmerking,
dat in de grootste gemeenten de burgemeester,
in aanmerking genomen de groote omvang
van zijn dagelijkschen arbeid, niet persoon
lijk van den inhoud van elk tooneelstuk. dat
zal worden opgevoerd, kan kennis nemen,
maar bij de uitoefening van zijn taak inge
volge genoemd artikel der Gemeentewet. *:'u
standpunt in vele gevallen zal moete" --
palen aan de hand van de hem ter zok- 't-
gebraehte rapporten. Deze beschouwing mag
bij het beoordeelen van de houding der
plaatselijke overheid ten aanzien van de op
voering van een bepaald tooneelstuk niet uit
het oog worden verloren.