ANGKOR VHAT. De Abessynische Compagnie. Het achtste wereldwonder. Angkor Vhat, voorzijde. En toch zou ik voor Bangkok alleen Hon- dong en zijn kameraden van de Oeverzwaluw niet in den steek hebben gelaten. Maar voor den wereldboemelaar opent de K. L. M. on voorziene mogelijkheden voor het bezoeken van plaatsen, die vroeger weken en maanden vergden en nu naast de deur liggen. Zoo ligt bijv. de beroemde tempel van Angkor Vhat, waarvan de reconstructie op de Parijsohe wereldtentoonstelling iederen bezoeker in verrukking bracht, op slechts één dagreis van Bangkok. Wegen kent Siam niet, maar de spoorwegen zijn uitstekend. Prettige wagens, ongeveer als op Java, maar oliestokende locomotieven en dus geen roet en door het geweldig natte land geen stof ook. Je komt er zoo schoon uit den trein als uit een vliegmachine. Het traject van Bangkok tot de grens van Indochina, acht uur sporen, is vrij eentonig, een en al rijstvel den, maar de bevolking in haar roei- en zeil- schuitjes, de tallooze karbouwen met hun hoeders er boven op, witte reigers, zwarte ooievaars, droomende maraboes, krijschende gieren, groene bijeneters en de prachtig blauwe Indische gaai zorgen voor wat aflei ding Is er buiten niets te zien, kijk dan in de coupé rond en misschien vindt ge gezel schap voor den verderen tocht. Zoo maakte ik er kennis met een Amerikaansche onder wijzeres en wij hebben drie dagen lief en leed zusterlijk gedeeld! Aan de grens houdt de trein op en begint de weg. Het onder Fransch beheer staande Indochina heeft uitstekende wegen. Het gouvernement onderhoudt er autobusdiensten, die door hun hotsen de pas sagiers ook alweer in den meest letterlijken zin nader tot elkaar brengen. Ik zat rotsvast midden in den wagen, met nu eens op mijn knie de Amerikaansche, dan een tros bana nen, een aardig Siameesch wijfke of een uit het rek gevallen koffer, wat mij allemaal even koud liet als de plensregen, die wat later binnenstroomde. Maar een mooie tocht! Een zonsondergangWij hadden den geheelen dag al genoten van de prachtige echt Holland- sche wolkenluchten boven het lage natte land en nu kwam daarbij het rood en goud en geel en groen (halen ze daar die kleurencom binatie soms vandaan?) van den prachtigen zonsondergang, met daartegenover een drie dubbele door het zenith gaande regenboog, van in hoofdzaak diep paars rood, die een loodgrauwe donderwolk omkransde, waardoor helle bliksemflitsen okergele, smaragdgroene en dieproode lichteffecten teekenden Je wist niet waar je kijken moest, in de oogen van de Amerikaansche of in de gouden sieraden van de Siameesche, die al dat schoons weer kaatsten. Wij arriveerden in stikdonker, klets nat en bont en blauw gebotst, maar het was fijn! En wat is dat toch een genot in tropenland zelfs in den regentijd;den volgenden morgen weer een prachtig helderen zonnigen hemel. Een stralende dag. En de eerste zonnestralen verlichtten den toren van Angkor Vhat, hoog uitstekend boven het omringend geboomte. Gauw een pisang en een kop thee en er uit Ieder zoo'n fietswagentje. Wij zijn te mager om samen ïn een te zitten, dat geeft blauwe plekken hebben we al uitgemaakt, maar onze 1/8 paardekrachten rijden keurig naast el kaar zoodat conversatie mogelijk is. Maar we zeggen niet veel. De zonnige tropenmor- gen is te mooi en wat ons te wachten staat! Ik weet al hoe we het doen zullen. Niet den hoofdingang, de breede entree, waarover wij uit de verte al mensohen, meest monniken in hun gele pijen, zien binnen gaan. Neen, wij zwaaien rechtsom als wij bij de gracht geko men zijn, die het heele complex omringt en die zoo breed is, dat de Fransche passagiers vliegtuigen er geregeld in dalen. Daar, achter den tempel maakt zich een paadje los van den hoofdweg en slingert voort onder zwaar geboomte, Mooi gekleurde tropen vlinders dwalen rond om de enkele witte bloemen in den ondergroei. Ik sta even stil om een pracht stuk aan mijn Amerikaansche te wijzen. Stom, want even later voel ik vijf venijnige beten te gelijk in mijn bloote kuiten. Ik was net midden op een mierenpad blijven staan Wat doe je je ook met andere vrouwen te bemoeien zegt mijn ega in zoo'n geval en ik heb al weer wat geleerd. Het bosch wordt wat dichter, het pad smal ler. Plof, een gekraak, slaan van takken, rit selen van bladeren. Een dozijn apen jaagt door de takken weg, Een klein jong ding blijft miauwend achter en wordt door moe der, geen tien meter bij ons vandaan weg gehaald. Stil stappen wij voort en verrassen nog een troep. Dant buigt het pad om, het bosch wordt lichter, een recht paadje, zonbeschenen door laag bosch en aan het einde daarvan den middentoren van Angkor, zich verliezend in de omlijsting van boomtakken. De poort er voor, de galerijen aan weerskanten, Wij staan doodstil, zoo stil als het heele bosch. Je hoort de dauwdruppels van de bladeren vallen. Dan gaan we langzaam vooruit. Het ruig begroeide pad maakt ons knetsnat, maar we merken het niet! Bij eiken stap rijst de toren hooger voor ons op, breiden de vleugels zich breeder naar weerskanten uit, wordt het geheel machtiger en indrukwekkender. Als wij de eerste ruwe treden van den half vervallen toegangstrap opklauteren merk ik dat wij hand in hand loopen. Een groote Boeddha ziet glimlachend op ons neer uit den donkeren hoek van zijn erker. Wij gaan hem voorbij en betreden den buitensten hof. Daar1 staat de tempel weer voor ons, thans op een voetstuk, waar langs drie stijle trappen omhoogvoeren naar een zuilengang, die weer rond het geheel voert evenals de ommuring, die achter ons ligt. En overal grijnzen nu godenbeelden, slangenkop pen, maai1 thans ook de sierlijke Apsara's, de goddelijke danseressen, ontsproten uit het schuim van de zee, in prachtig basreliëf op de vlakke muurgedeelten uitgebeiteld. Na den eersten overweldigenden indruk krijgen we nu oo.g voor detail. Dan een plof, een ge- briesch, ik voel Dorothy's hand in de mijne verstijven. Vlak achter ons, in het portaal, waar we juist uitkomen, staat een groote olifant. Een echte levende. En zijn ooren klapwieken, zijn zware slurf slingert heen en weer. Als ik weer omkijk staan wij 30 treden hooger en er zijn treden van een hal ven meter bij. De kolos knipoogt eens en komt ons na, strompelend met zijn door 'n ketting aaneen gebonden voorpooten. En gaat rustig grazen in den hof. Trekt de bosjes gras uit en slaat ze tegen zijn voorpoot, zoodat het zand van de wortels afvliegt. Knipoogt nog eens en gaat door met zijn werk. Wat kan een groot mensch toch klein zijn! Wij gaan ook aan het werk. Angkor Vhat is een prachtjuweel, een der wonderen der wereld en ik zal niet trachten het u te be schrijven. Een enkele foto zegt vaak meer dan 2 kolommen. Maar een paar dingen wil ik u er van vertellen en wel allereerst, dat deze geweldige tempel is gebouwd in de 12e eeuw door Suryavarnam de tweede. Een voor vader van dezen vorst, de eerste groote Ko ning, die over Cambodja regeerde, Jayavar- nam II kwam vanSumatra en daar lig gen in oerwouden en theeondernemingen nog de overblijfselen der kunstvoortbrengselen van het volk, dat in later eeuwen het wereldwon der van Angkor Vhat zou stichten. Ook daar van weten wij nog veel te weinig, maar ik na dit bezoek al weer iets meer. Want dat is wel bijzonder opvallend, hoe de ornamenten van Java en Bali hier worden teruggevonden, natuurlijk met een plaatselijk tintje, maar aan den anderen kant ook alweer m vormen en aspecten, die een nieuwen kijk geven op het ontstaan van bepaalde oma- mentale figuren. Heel Angkor Vhat en vele der omliggende tempels zijn gebouwd naar wat wij zouden kunnen noemen met één bijbel tekst en wel het beroemde verhaal van het karnen van de wereldzee door goden en demo nen om de onsterfelijkheid te verkrijgen. Dat karnen gebeurt door den heiligen berg Kailas als karnstok te gebruiken en de heilige slang de Naga als koord daar om heen te winden. Aan de eene zijde trekken de goden, aan de andere zijde de demonen. De berg wordt rondgezwaaid, dat de boomen ontworteld er af vliegen; de dieren van den oceaan wor den rondgeslingerd, in stukken gesneden, Uit het schuim van de golven komen de lieflijke Apsara's de goddelijke danseressen te voor schijn en pas na lange dagen wordt een schaal het onsterfelijkheid brengend vocht verkregen. Dat streven naar onsterfelijkheid is belichaamd in den tempel van Angkor Vhat, waai- reuzenslangen de balustrade vormen van den breeden toegangsweg, waarlangs de geel- gekleurde bonzen den tempel binnentreden. Overal in de gewelven klinkt hun dreunend gezang, overal staan Boeddhabeelden, daar geplaa tst toen de Shiwaver heerlij king lang zaam en geleidelijk in die van den boeddha, den mensch, die de goddelijkheid bereikte, overging. Datzelfde zien wij immers op Java, het afwisselen van Boeddhistische en Shi- waitistische cultus. Deze beiden hebben steeds naast elkander hun aanhangers gehad. Wij dalen de steile trappen weer af. ge nietend van een overweldigenden rijkdom van ornament, zoeken en vinden de tientallen meters lange Bas-reliefs, waaronder dat van de karngeschiedenis een der voornaamste is. Het onderste gedeelte van den muur is heelemaal gepolijst door de duizenden han den, die de beelden gestreeld hebben. Hier en daar is bij wijze van offerande een laagje bladkoud of roode menie aangebracht. Met de bonzen in hun lange gele mantels wan delen wij de galerijen rond tot wij weer in het bosch teruggaan om verdere wonderen te gaan zoeken. Want Angkor Vhat is de be kendste tempel uit deze streken en misschien de mooiste maar zeker niet de eenige, zelfs niet de grootste en niet de oudste. Er staan er honderden en ook bij die ouderen vinden wij reusachtige kunstwerken waarvan Angkor Thorn ook al wereldvermaardheid heeft ge kregen. Door de boomkruinen heen grijnst plotseling een reuzengezicht boven den weg. Zoo'n meter of zes hoog, boven een poort van royale afmetingen, gebouwd in het midden van den stadswal. Want Angkor Thorn is een stad geweest.. Daar weten wij een en ander van. Ja, zulke kerels zou je benijden, als een Marco Polo, di^ in den Middeleeuwen van Venetië naar DONDERDAG 16 JAN. 1936 Peking wandelde en kans zag om terug te komen ook. En als die Chineesche monnik die in de 12e eeuw de halve wereld rondreisde om te zien welke vorderingen het Boeddhis me maakte. Die rapporteert over Angkor Thom en Angkor Vhat in hun bloeitijd. Daarvoor zal ik nog Chineesch moeten gaan leeren! Hij vertelt hoe daar naast de Boeddha vooral de Boeddhisatwa aangebeden wordt. Hoe deze mensch op het punt het Nirwana, het eeuwige niets te verwerven, op de aarde blijft om zijn medestervelingen te leeren de onsterfelijkheid te verwerven. Zijn gezicht lacht ons aan van de vier kanten van den toren, bereid als hij is steeds en overal te helpen. En is het wonder, dat deze toren, deze berg des geloofs ook weer bereikt wordt tusschen twee slangenbalustraden, die links door Goden, rechts door duivels ge dragen worden? Weer anderhalve kilometer bosch. Hier en een ruïne of een Boeddhabeeld, maar dan plotseling weer een groot tempelcomplex met tientallen torens, die nu alle de aange zichten van den Boeddhisatwa dragen. En ook hier weer Apsara's en bas reliefs en verhalen uit de Ramayarta, het groote Hindoehelden dicht, in den steen uitgebeiteld. Krijgers en goden, strijdolifanten, bewapende sloepen en de dieren des wouds wisselen elkaar in bonte mengeling af. En telkens weef zien wij dat allerlei gebruiksvoorwerpen bijv. de draag stok en draagmanden tegenwoordig nog pre cies zoo worden gebruikt. En de Bayon staat er toch ook al een kleine 1000 jaar. Met de opsomming van andere tempels zal ik u niet vermoeien, misschien een ander maal ter andere plaatse, maar wel vertel ik i nog even, dat de nóg oudere veelal uit bak steen zijn gebouwd en dan nóg sterker aan het oude Modjapahit op Java en aan het tegenwoordige Bali herinneren. Vele zijn prachtig door zwaar bosch overgroeid, an dere toonen schitterende in baksteen uitge sneden beelden en wel steeds het Shiwaisme verdreven door het Boeddhisme, dat op zijn beurt voor Brahmanisme moet plaats maken Tegenwoordig heeft echter de Boeddha het pleit weer gewonnen in Siam en Indochina. Wij keeren terug naar Angkor Vhat, nu door den hoofdingang, waar het monumen tale van het bowwerk nog sterker treft, om dat het geheel open voor ons ligt. Van de bovenste treden, onder het gezang der mon niken zien wij den avondhemel rood kleuren de steenmassa's achter ons van grijs ook rood worden en dan in grauw overgaan. Tot Indra, de regengod, zijn reuzendiamant in de hand laat rollen, bliksemflitsen ons de lood zware bewolking in het Zuiden doen opmer ken. Te laat. De regenstorm treft ons mid den op den asfaltweg, haast zonder kleeren in de open wagentjes. Onbarmhartig striemt de regen neer en doorweekt ons binnen enkele minuten tot op de huid. En het duurde een half uur! Maar een uur later, neen na het eten wandelden we nog even den tempel naast Hot:el Vergos in. Zagen de mrameren Boeddha's en de zingende bonzen. En de Apsara's de goddelijke danseressen sier den de wanden, rood en goud als de tempeldeuren van Bangkoken van Bali. Houtsnijwerk, bloemguirlanden. Ja, ik kan mij de poging van Shah Jehan en Akbar voorstellen, althans deze godsdiensten tot een te vereenigen om zoo haat en nijd uit hun rijk weg te nemen. Hoe het mislukte? Over drie dagen! Benares! Dr.v. d. SfLEEN. Eert Nederlandsche Maatschappij in 1632 Olie-embargo voorloopig nog niet verwacht. Eden wil eerst andere landen polsen. LONDEN, 15 Januari (A.N.P.) De Britsche pers is over het algemeen van oordeel, dat het kabinet in de zitting van heden geen definitieve beslissingen zal nemen in het ItaliaanschAbessynische conclict. De Daily Telegraph schrijft, dat men in Londensche regeèringskringen van meening is, dat er geen kans bestaat op een onmiddellijke toe passing van een petroleumembargo. Men is tevens van oordeel, dat het onder de tegen woordige omstandigheden beter is het petro leumembargo voor geruimen tijd uit te stel len. De diplomatieke medewerker van de Morning Post acht het zelfs niet waarschijn lijk dat dit embargo vóór 1 Maart zal worden toegepast. Verscheidene bladen zijn zelfs van meening dat Eden alleen naar Genèvee zal gaan om de overige mogendheden te polsen. Zou hij hier veel steun vinden voor het petroleum embargo, dan zou hij eerst ruggespraak met- het Britsche kabinet moeten houden, voor hij de regeering in deze richting verplichting oplegde. Volgens den diplomatieken medewerker van d-> Daily Mail beschikt de Britsche re geering over inlichtingen volgens welke Italië reeds nu over voldoende petroleum- voorraden beschikt voor zes of zelfs negen maanden. t Stavisky-proces nadert zijn einde. Vonnissen niet voor Zaterdagavond verwacht. Uit Parijs, 14 Januari: Het Stavisky-proces nadert het einde, nog slechts zes pleidooien staan op het program, zoodat men hoopt Donderdag of Vrijdag a.s. de besprekingen te kunnen eindigen. Het beantwoorden van dp 1956 vragen, wel ke aan de jury zijn gesteld, zullen evenwel geruimen tijd in beslag nemen, zoodat niet voor Zaterdagavond het vonnis wordt ver wacht. (Reuter). Demonen dragen de slang die als karntouw dient. De Oost Indische- en de West Indische Com pagnie zijn bekend genoemd, maar dat we ook een Abessynische Compagnie hebben gehad, dat zal den meesten onbekend zijn. Die Abessynische Compagnie werd opge richt in 1632 en al was haar maar een kort bestaan beschoren, het zal toch in verband met de gebeurtenissen van de laatste tijden wel interessant zijn, haar geschiedenis eens op te halen. De heer van Beuningen van Helsdingen te Bloemendaal was zoo vriendelijk mij zijn ar tikelen over het geslacht Van Helsdingen, ge publiceerd in de Wapenheraut van 1906, ter inzage af te staan. Het navolgende werd daar aan ontleend. Een zekere Diricq van Helsdijngen was Gou verneur Generaal van de Abessynische Com pagnie die opgericht werd met medewerking van den Graaf van Oost Friesland. Zetel van de maatschappij was Emden, dat in dien tijd geheel onder Nederlandschen invloed was en waar sinds 1602 een geregelde bezetting der Staatsche troepen lag. Waar Dirck van "Hels dingen werd geboren is niet bekend. Hij was de zoon van Hendrik van Helsdingen en Maria Pijll Dircksdr. Hendrik van Helsdingen is bekend uit de oproeren in Utrecht in 1610, waar hij burge meester was van 25 Januari tot 28 April, waar na hij smadelijk werd afgezet en verbannen Op den 21en Januari 1916 brak in Utrecht een groote muiterij uit waarbij de burgemees ters Rijsenborch en Bodt werden afgezet en in hun plaats Dirk Canter en Hendrik van Hels dingen werden gekozen. Het was een rumoerig burgemeesterschap en de samenzweringen waren niet van de lucht. Het eindigde ermee dat Canter en Hendrik van Helsdingen in de kerker terecht kwamen met een aantal sa menzweerders. Van deze gevangenen werden er verscheidenen op de meest gruwelijke ma nier gemarteld. Of Hendrik van Helsdingen daaronder behoorde schijnt niet vast te staan; Canter verklaart van zichzelf dat hij met ge scheurd hemd aan den geesel- en folterpaal heeft gestaan. Op een schavot voor het stad huis werden zij tenslotte één voor één voor gevoerd en verbannen met verbeurdverklaring hunner goederen. Bij Canter en van Hels dingen werd de bepaling gemaakt dat de helft daarbij niet mocht worden overschreden. Het spreekt wel vanzelf dat deze gebeurte nissen druk werden besproken, waardoor de familienaam in opspraak kwam. zoodat het een rust was dat door den dood van Hendrik van Helsdingen in 1612 te Amsterdam en den verkoop van het geconfisqueerde gedeelte zij ner goederen, deze zaak een einde nam. Op merkelijk is het, dat eerst na den dood van Hendrik werd overgegaan tot confisquatie van zijn goederen. Nu zou men denken, dat een relatie met dezen Hendrik geen aanbeveling zou zijn ge weest, vooral wanneer men den inhoud kent van een placaat der Staten van Utrecht d.d. 11 Mei 1612 waarbij verboden wordt „deze borgers te logeren ofte herbergen in 't Sticht van Utrecht", erger nog: „ende die een aen- brocht ofte creech die soude 200 gulden heb ben". Op 17 Augustus meenen de Staten-Generaal dat dit nog niet scherp genoeg gesteld is en verbiedt nu „op de boete van 100 guldens d'eerste reijse, de tweede reijse 200 guldens" hen of hun goederen te herbergen of zelfs ook maar te vervoeren. Tevens wordt meer een prijs op hun aanhouding gesteld. „Men sal voor één crijgen 100 halve rijders in de Ne derlanden geslagen, die haer tot Utrecht sal getelt worden, die nu gelden 5 gulden 8 stuver is omtrent gelijck aen de som vijfhondert ende veertich gulden". Zooveel te meer verbazing wekt het dan ook dat een der aanbevelingen, waarop zijn zoon Dirck tot Bewindhebber van de West-Indische Compagnie wordt aangesteld, juist het feit is dat hij zoon is van een burgemeester van Utrecht. (Aangesteld op 9 Mei 1927, volgens resolu tie der Vroedschap van Utrecht; „onder het cachet derselve stadt, als dewelcke, hij Hels dingen, in Indiën geweest was, en (de) zee vaert wel verstonde, daerbjj een soon van een Borgemeester deser stad"). Dirck zag ook al kans om duchtig in de op positie te raken, want reeds in 1630 trad hij als bewindhebber af, nadat tusschen hem en de medebewindhebbers hoogloopende geschil len gerezen waren. Vlak daarna maakte hij zich reisvaardig om een tocht naar Abes- s y n i te maken, vergezeld door Ovitius Ab- bema. Waarschijnlijk heeft zijn oneenigheid met de West Indische Cie. Dirck ertoe gebracht een nieuw arbeidsveld te zoeken, want hij schijnt een voortvarend man te zijn geweest, vol van ondernemingsgeest. Deze tocht schiedde op verzoek en onder steun van den graaf van Oost Friesland. Bijzonderheden over deze onderzoekings- reis ontbreken, maar het schijnt dat het rap port gunstig was, want op den 23en September 1632 komt ten overstaan van notaris Wolf hard Zwaerdecroon te Utrecht, volgende acte tot stand: den E (delen) Diderick van Helsdingen, Ge nerael van de Abissinische Comp(agn)ie, van wegen Zijne Graeff(elicke) Doorluch- (ticheijt) van Oost-Frieslant, mij not(ari)o weibekent. Constitueerde ende maecte mach tien crachte des es den E. Johan de Prindre, sijnen substituyt ende directeur van (de) selve comp(ag)ni omme uyt sijns comp'aranHs na me, ende van wegen Sijne voorgemelde Door- Kuchticheijt), te bevorderen de inteijekge- ningen vant Octroy, bij zijne voorgemelte D(oorluchticheij)t gegeven, ende d'articulen tot oprichtinge van de voors. comp(ag)nie in druck uytgegeven. Ratificeren (de) tgene airede bij den voorn sijnen geconstitueerde gedaen is ende beloven (de) voorts de rato. onder ver bant als na rechten. Aldus gedaen tUtr(echt) ten huyse van (den) E. Diderick Pijl, wijncoper, stende aent Oude Kerckhoff, ter p(rese)ntie van (den) selven ende Wouter van Wede, beijde borgers alhier, als getuygen hiertoe versocht die dese, neffens den comp(aran)t ende mij not(ari)o, ond(erteeken)t hebben ten jare ende dage voors". i Diderick Pijl was de schoonvader van Dirck, die met Aeltien Pijl gehuwd was. Dat de compagnie slechts zoo kort heeft be staan, zal waarschijnlijk liggen aan het feit, dat hier Hollandsch geld werd gevraagd voor een overzeesche onderneming, wier zetel oui- ten de grenzen der Republiek lag (Emden), al was deze stad dan grootendeels onder Ne derlandschen invloed. Buitendien waren de Staten der Nederland sche Gewesten niet zeer ingenomen met de oprichting der Abessynische Compagnie, wat blijkt uit de volgende aanhaling uit het werk van den heer Hend. C. Diferee: „de geschiede nis van den Nederlandschen Handel": „Toch heeft zelfs de havenplaats 'Emden) een oogenblik de bezorgdheid der Staten gaan de gemaakt, toen daar in 1632 eene Abessy nische Maatschappij werd opgericht met het doel, handel op Oost-Indië te drijven, welke onderneming echter spoedig door gebrek aan ondersteuning te niet ging". De heer Diferee vergist zich echter waar hij schrijft dat het doel der maatschappij was om handel op Oost Indio te drijven, dit moet zijn Nubië, zooals blijkt uit de notarieele acte d.d. 3 October 1631, voor notaris Wolfhard Zwaerdecroon verledelv ..Diderick van Helsdingen, out Bewindheb ber van de West Indisch*. Comp(ag)nie tot Amsterdam, ende Ovitius Abbema, verclaerden alsoo, dat Zijne Gen(ade) den Grave van Oostvrieslant van meninge was, door hun eom- p(arant)en te doen oprichten sekere com- p(ag)nie, omme op Zijne Genades name te negotieeren op sekere partijen van Nubia deserta ende andere plaetsen daer omtrent, waertoe sij comp(aran)ten eerstdaechs ver hopen jeder in sijn quallté, van Sijne %'oorge- melde Gen(ade)n, commissie ende Octroy te sullen impetreren". In het Rijksarchief te 's-Gravenhage is nog het volgende te vinden over de Abissinische Compagnie fol. 6V. Sijn gelesen: Twee distincte Missiven van Ha ere Ho.Mo., d'eene dato 8 Oct. 1630 aende Vergaderinge van de seventhiene, ende dander, dato 5 Februarij 1631, aen de Camer van Amsterdam, nevens sekere requeste aen Haere Ho.Mo. gepresenteerd bij Dirck van Helsdingen, omme te mogen becomen octroij vande negatie in den Lande van Abissina, an ders genaemt: Paep Jans Landt, beoosten de Cape de bonne Esperance, waerop gedelibe- reert sijnde goet gevonden is; door de Gecom- mitteerdens van de Comp., nae tscheijden van de vergadering, nae den Hage gaende, Hare Ho.Mo., daerop bericht te doen, ende int minste, om hem redenen daer toe te ver staan, welken volgende, zoo op dese, als mede alle andere saecken, inden Hage te bevorde ren. en in deze vergaderinge voorgevallen enz. Resolutiën Staten Generaal 1631, pak. 140: Dirk van Helsdingen vraagt octrooi om te mo gen handelen op de landen van Misslna an ders genaempt Paep Jans lant, gelegen beoos ten de Cabo de bona Spirante. Niet gecon senteerd. interessant is nog een brief d.d. 9 Juli 1637 van de Bewindhebbers der O. I. Compagnie aan de Staten Generaal (ontleend aan „Cor- nelis Buijsero te Bantam 1616-1618. Zijn brie ven en journaal." door Dr. J. W. IJzerman. Blz. 182). ,Soo oock voor desen eenen Diricq van Hels dijngen, onder den titel van Abissinsche Compie sijne Ge(nade) den Grave van Oost- Vrieslandt wi.jsgemaackt hadde, dat aldaar in de landen van Abissina (anders genaampt Paep Jans landt) goudc minen en meer an dere rijekdommen souden te vinden sijn".... „maer gelijck het desseijn van de voorn. Hels dingen eigentlijck was, omme met eenighe scheepen in see te geraacken ende int Roode Meer op der Mooren scheepen en goederen te rooven, soo gelooven wij mede, dat desen Jan Bruystenssijn handel op die maniere we der soude soucken te drijven" enz. Dirck van Helsdingen is dus wel heel ver keerd beoordeeld door zijn tijdgenooten, of zou hij maar naar die schatten in Abessynië hebben geraden? Had men hem serieus genomen, dan hadden we nu misschien nimmer een Italiaansch- Abessynisch geschil gehad! HELEN DE BALBIAN VERSTER Mr. Th. F. Raedt als kanton rechter geïnstalleerd. Hartelijke toespraak in het gebouw van het Kantongerecht. HAARLEM Woensdag. Hedenmorgen is in het gebouw van het Kan tongerecht de installatie geweest van Mr. Th. F. Raedt, die gisteren als kantonrechter werd beëedigd. Onder de aanwezigen waren Mr. G Sluis, president van de rechtbank, Mrs. W. M. Paardekooper Overman en A. R. Andringa, subst. officiers aan de rechtbank, de griffier en subst. griffier der rechtbank, evenals ver scheiden advocaten en de afgetreden kan tonrechter Mr. W. G. Del Baere. Eerst las de griffier van het kantongerecht mr. A. J. L. Liesker, het proces verbaal voor van de beëediging door de rechtbank, waar na de kantonrechter Mr. D. H. F. Bijl de Vroe den nieuwen kantonrechter als geïnstalleerd verklaarde. Daarbij wenschte mr. Bijl de Vroe den pas benoemde geluk en heette hem wel kom. Door de werkzaamheden aan de recht bank is Mr. Raedt geen onbekende met den uitgebreiden arbeid van het kantongerecht. Volgens spr. strekt het Mr. Raedt des te meer tot eer dat hij gedongen heeft naar deze functie, nu hij zoo goed wist, wel een voortref felijk voorganger hij in Mr. Del Baere heeft gehad. Spr. verheugde zich zeer met deze be noeming en hoopte op dezelfde goede samen werking als met den afgetreden kantonrechter het geval is geweest. Ten slotte bracht Mr. Bijl de Vroe dank aan de kantonrechters-plaatsvervangers, die nauwgezet, ijverig en belangeloos hebben voorkomen dat er een achterstand zou ont staan in de te behandelen zaken. Namens het openbaar ministerie sprak Mr. Th. S. Semeyns de Vries van Doesburgh. Het was hem een vreugde speeciaal Mr. Raedt als kantonrechter te mogen begroeten. Het O.M. koestert speciale verwachtingen van den nieu wen kantonrechter, vooral wanneer deze zich geordenteerd zal hebben in den nieuwen werkkring. Spr. hoopte dat Mr, Raedt in een opzicht niet de voetstappen van Mr. Del Baere zou volgen en zich ook. behalve met civiele zaken, met strafrechterlijke zaken zou bezig houden. Want het zou jammer wezen wanneer Mr. Raedt dezen tak van rechtspraak den rug zou toekeeren. Mr. dr. W. P. Vis. die gisteren als deken van de balie heeft gesproken, voerde heden het woord als oudste kantonrechter-plaatsver- vanger, welke functie hij reeds 25 jaar be kleedt. De beteekenis van de functie van kanton rechter is in den loop der jaren toegenomen en is een levenstaak geworden. Spr. heeft dit werk langen tijd gade geslagen, doch heeft er weinig aan kunnen deelnemen doordat mr. Del Baere met grooten ernst en toewijding zijn taak heeft vervuld. Mr. dr. Vis hoopte dat Mr. Raedt erin zou slagen een waardig opvol ger van Mr. Del Baere te zijn Mr. Raedt antwoordde dat hij zich wel be wust was van de zware taak die hem wachtte. Doch hij rekende op den steun van Mr. Bijl de Vroe, zooals hij die reeds heeft mogen onder vinden. Spr. rekende op een prettige samenwerking met het openbaar ministerie en dankte de kan tonrechters plaatsvervangers, die ervoor heb ben gezorgd dat er geen achterstand in de zaken is ontstaan. Of hij zich ook weer met strafzaken zou be zighouden wist hij nog niet: hij wilde eerst de kat uit den boom kijken en niet te veel hooi op zijn vork nemen. Daarna was gelegenheid Mr. Raedt te com plimenteeren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 7