BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. Vandaag begin ik maar weer dadelijk met de briefjes en het eerst met liet briefje van Boodsehapstertje. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Prettig dat je moeder je werk zoo mooi heeft gevonden en je het kalendertje op je eigen kamertje mag ophangen. Net iets voor Jannie om het te willen grijpen en dan met haar kleine vin gertjes stuk te scheuren. Je past er maar goed op. zoodat ze er niet bij kan komen. Tot Woensdag. Dag Boodsehapstertje. Best KLAVERTJEVIERGoed hoor. je komt maar met Marietje mede. 'k Hoop dat ik een geschikte voordracht voor haar heb. Jul lie lijkt wel vriendinnen zoo druk zijn jullie tegenwoordig met elkaar in de weer. Woens dag zie ik je weer? Terwijl ik dit briefje schrijf staat Anno alles in m'n klas te be wonderen. Tot ziens. Dag Klavertjevier. Beste BRUINTJE BEER. „Verandering van spijs doet eten" zegt men en zoo denk je er zeker ook over. Je hebt wel niet je spijs maar wel je naam veranderd omdat je er ple zier in hebt nu onder een anderen schuilnaam je briefje in te sturen. Dus nu geen meer, maar voortaan Bruintje Beer. Dag Bruintje Beer. Best MEIKEVERTJE Heel flink van Evert zelf z'n briefje te schrijven. Het was heusch heel netjes en hij heeft er z'n best op gedaan. Je schiet met je kalendertje al flink op en het zal spoedig klaar zijn. Je wilt van schuilnaam veranderen? Best hoor. Tot Woensdag. Dag Meikevertje. Best- VLIEGENIERTJE. Wat een naams veranderingen hebben er plaats. Je weet het, bij mij „Gelijke monniken, gelijke kappen". Mogen Meikevertje en Dreufries van naam veranderen, dan mag jij het ook. Volgende week heet je dusDag Vliegeniertje. Lief ROZA FLUWEELTJE. 'k Dank jou, je moeder en je zus voor de beste wenschen en de mooie bloemen in het briefje. Je rap port vind ik heden heel goed en ik hoop voor je dat je volgende rapport net zoo goed zal zijn. Is Grietje al weer 7 maanden? Wat gaat alles toch gauw, té gauw zou ik haast zeg gen. Tot Woensdag. Dag Roza Fluweeltje Best GOUDBLONDJE. Wel jammer, dat Je van de U L. O. af bent, m aar wanneer je veel moeie hebt om mede te komen, is het toch-het best maar uit te scheiden. Of je gauw zal slagen betwijfel ik. Je zult in ieder geval eerst 14 jaar moeten z-ijn. Help je moeder thuis maar flink. Kennis van het huishouden komt- een meisje altijd te pas. Naar een knip- en naailes gaan, is ook uitstekend. Er zijn hier tegenwordig genoeg cursussen op dit ge bied en als ik je was, zou ik er beslist heen gaan. Je rapport was niet erg slecht, hoewel enkele cijfers ver beneden peil zijn. Tot Woensdag. Dag Goudblondje. Beste VERONIKA. Dat was zeker een prettige avond zeg. Ja, ik heb ook een aan- genamen avond gehad en ging niet, zooals jij, om 1 uur naar bed maar pas om 3 uur. Het was zoo gezellig bij m'n moeder thuis, dat de uren omvlogen en wij schrikten toen we merkten dat het reeds 3 uur was. De oliebol lendag is goed geslaagd en we hebben erva ringen opgedaan voor eventueel later te hou den dagen, 'k Hoop ook dat je zus Woensdag weer beter is. Wil je haar m'n groeten over brengen? Dag Veronika. Best BOSCHVIOOLTJE. Het kussen vind ik heusch keurig worden. Prettig voor Mej. L. dat hei op tijd klaar komt. Zij zal het werk van haar vroegere pleegdochter zeer op prijs stellen denk ik. Als je naar haar toe gaat, wil, je haar dan m'n groeten overbrengen en van mij feliciteeren? Ook m'n groeten aan Johan. Dag Boschviooltje. Lief JASMIJNTJE. A.s. Woensdag mag je met je zusje mede komen. Ik heb wel werk voor je. Tot Woensdag dus. Dag Jasmijntje. Best DUINVIOOLTJE. Je moet aan je moeder zeggen dat ik voor het versje en de voordracht zal zorgen. A.s. Zondag hoop ik m'n voorraad even na te" zien en Woensdag mede te brengen. Het versje zal ik later, te gen der» feestdag, op een mooi velletje schrij ven en dan kunnen jullie het aanbieden. Hoe lijkt je m'n plan? Je zus breng je maar mede Tot Woensdag. Dag Duinviooltje. Lief DOORNROOSJE. 'k Dank je voor 't keurige briefje. Het postpapier vind ik heusch heel snoezig. Je nichtje schrijft me weer als ze uit de kolonie terug is. Zie ik je Woensdag weer? Dag Doornroosje. Lief LELIETJE VAN DALEN. Wat ben je nu gaan doen? Ziek geworden? 'k Hoop je weer gauw te zien en dat je oogen spoedig ge nezen zullen zijn. Beterschap en tot ziens. Dag Lelietje van Dalen. Beste BEP. 'k Dank je voor het zilver papier en de mooie teekeningen. Was het plakwerkje, dat ik in m'n bus vond. ook van jou? 't Was heel netjes hoor. Tot Woensdag. Dag Bep. Lief KRULLENKOPJE. Dus je bent al even blij als ik met het resultaat van den oliebollendag? Je hebt ervan gesmuld? Nu ze waren ook lekker, 'k Vind het heel logisch dat Bep nu steeds kale boomen wil teekenen. Ze doet het welbewust en gaat met de natuur mede. Zie ik je Woensdag weer? Dag Krullen- kopje. Lief LACHEBEKJE. Of ik 6 Febr. weer naar de uitvoering van „Lenteklokjes" ga? Ik weet het niet, 'k heb het heel druk en moet vanavond ook reeds uit, waar ik goed be schouwd, geen tijd voor heb. Dat je jarige neef 1.1. Woensdag voor ging. kon ik plaatsen. Dag Lachebekje. Vele groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. Wespen te koop gevraagd. In enkele deelen van Canada heerscht af en toe een ziekte, zoowel onder de menschen als onder het vee. die veel overeenkomst vertoond met de slaapziekte, die in Afrika voorkomt en ook evenals deze door een vlieg, die veel over eenkomst vertoond met de Afrikaansche tretse-vlieg. Men heeft nu ontdekt dat de grootste vijand van deze vlieg onze wesp is, zoodat men overal wespen opkoopt om die op de beruchte vlieg los te latene. De snelste machine. Die heeft men on langs in Amerika vervaardigd; ze maakt 660.000 omwentelingen per minuut. DE RIDDER MET DEN HONDEKOP. RUSSISCH SPROOKJE. In het paleis van vorst Fedor heerschte een koortsachtige drukte. Er werden toebe reidselen gemaakt voor een feest, dat zoo reus achtig zou zijn, dat men er nog jaren later over spreken zou. Alle ridders en prinsen uit den omtrek waren op dit feest genoodigd; want Ludmilla de jongste en de mooiste doch ter van vorst Fedor zou een echtgenoot kie zen. Ze zou hem drie proeven opgeven en de gene, die deze proeven kon uitvoeren, koos ze tot man. 't Zouden moeilijke proeven zijn, dat wisten de ridders elkaar wel te vertellen. Den avond voor het feest werd een groote maaltijd gegeven aan alle genoodigden in de mooiste zaal van het paleis. De vorst stond aan den ingang om de ridders te ontvangen. Ze kwamen allen op prachtige rossen. Hun kleeding, die versierd was met edelsteenen en juweelen schitterde in het licht. Toch keken ze elkander min of meer angstig aan: wat stond hen te wachten? niemand wist het dan de blonde prinses. Om 8 uur verzamelden allen zich in de groote feestzaal en de vorst noodde hen aan tafel. Maar op het oogenblik, dat de vorst het bevel gaf, dat er opgediend moest worden, hoorde men buiten een paard galoppeeren. Het geluid kwam dichter en dichter bij, zoo dat de muren van het oude slot trilden. Een ruiter op een prachtig zwart ros hield stil voor den ingang. De ruiter, die er afsteeg, was eveneens in het zwart gekleed; een donker masker bedekte zijn gezicht. Hij bleef staan en zei met een vreemde stem: „Vorst Fedor, ik breng u mijn eerbiedige groeten." De vorst stond op en w°es hem een plaats aan aan het ondereind van de tafel. „Neem plaats," sprak hij. „en wees welkom in ons midden." De onbekende ging zwijgend zitten. Achter het masker hoorde men hem luid en snel ade men, zooals iemand, die hard geloopen heeft. Hij lette niet op de nieuwsgierige blikken, die de anderen hem toewierpen; maar hij maakte zich gereed, om als de andere aanwezigen te gaan eten. Men zag dat hij voorzichtig voed sel onder het masker naar den mond bracht; maar zoo. dat. niemand zijn trekken kon on derscheiden. Zijn vreemd gedrag wekte de verbazing van den vorst en deze kon niet na laten te zeggen: „Ridder, verwijder toch dat masker. Wij zijn vrienden onder elkaar; waar om verbergt ge dan zoo uw gelaat?" De onbekende sidderde: „Neen, neen," zei hij toen. „Morgen zal ik mijn masker afdoen!" Niemand zei iets. De mooie prinses had voor niemand anders meer oogen, dan voor de onbekende, wiens droevige stem haar hart ontroerde. Zag hij haar ook? Wie zou het zeggen? Men zag door het masker slechts zijn oogen. Het feestbanket, dat zoo vroolijk beloofde te worden, verliep somber. En de ridder, die hier de schuld van was, scheen er zich niet erg veel van aan te trekken. Wat echter op viel, was, dat hij geen wijn dronk. Nog altijd stond zijn beker gevuld voor hem. „Smaakt mijn wijn u niet?" vroeg vorst Fe dor plotseling. De ridder gaf geen antwoord. „Wilt ge niet drinken op de gezondheid van Ludmilla?" ging de vorst onverbiddelijk ver der. De ridder boog het hoofd, en zei toen: „Geef mij een schotel!" Verbaasd gaf de vorst het bevel en een lakei zette voor de rid der een gouden schotel neer. Deze schonk zijn wijn, daarin over en trok met een ruk zijn masker af. Ontzetting was op alle gezich ten te lezen; want de ridder hadeen hondekop. De om hem zittenden weken ach teruit, de prinses verborg haar gezicht in haar handen, terwijl vorst Fedor verschrikt op stond. Langzaam hief de ridder de schote1 wijn op en zei: „Ik drink op de gezondheid van prinses Ludmilla!" en hij dronk den roo- den wijn op. „Wat komt ge hier doen?" vroeg vorst Fe dor tenslotte „Hetzelfde als deze ridders hier!" Een gemompel van ontvredenheid deed zich hooren, „Ik zal alle proeven doorstaan," zei hij kalm en koel. Maar prinses Ludmilla riep uit: „Laat hij heen gaan, laat hij heen gaan; we hebben al genoeg honden in het paleis". „Ik wil ook mijn kans hebben," zei de vreemde ridder rustig. „Daar heb ik toch het recht toe?" En zijn ronde hondenoogen kregen een onuitsprekelijk droevige uitdrukking. „Ik ben geen hond," mompelde hij zacht. „Ik ben ook een mensch, dat zal ik bewijzen prinses!" Maar de prinses antwoordde: „Ik zeg, dat het je niet lukken zal. Jou niet en de anderen niet!" En ze verliet de zaal. „Morgenochtend vroeg kunt gij ons toonen, waartoe ge in staat zijn. Ge kunt allen naar uw vertrekken gaan, om krachten te verza melen; want ik waarschuw u, dat de proeven zeer moeilijk zijn!" sprak vorst Fedor. Alleen de ridder met de hondekop glim lachte. „Dat dacht ik al," zei hij toen. Ver volgens naderde hij vorst Fedor, boog diep voor hem en zei: „Ik dank u, vorst Fedor; ge zult er geen spijt van hebben, dat ge me niet hebt weggejaagd." Hij verliet de zaal, terwijl zijn hondeooren zich bewogen. De anderen volgden hem. zachtjes sprekend. De nacht viel, slaap en rust brengend. Het paleis werd stil en de zalen leeg. En toen de eerste zonnestraal de aarde beroerde, ver- eenigden alle ridders zich, hun paarden bij den teugel, voor den ingang van het kasteel, om te hooren welke beproevingen prinses Ludmilla hen zou laten ondergaan. Daar verscheen ze al, gekleed in een jurk van ge sponnen goud, een kroon op het hoofd. Droo- merig bekeek ze de ridders, die op haar or ders wachtten. Ze glimlachte. Gespannen luisterden allen naar wat zij zou gaan zeg gen; ook de ridder met de hondekop had zijn ooren plat in den nek gelegd en keek met zijn ronde oogen naar Ludmilla. Deze stak haar arm uit en zei: „Ziet ge het moeras daar? Daar zal ik mijn ring ingooien en iemand moet hem mij terug brengen." Met een sierlijke boog verdween de gou den ring in het moeras. Teleurgesteld kwa men de ridders naderbij; alleen de ridder met den hondekop had niet bewogen. Op zijn paard gezeten, scheen hij over iets na te denken. Een der ridders had zich al in het water gewaagd; maar hij kon er op het nip pertje door zijn vrienden uitgetrokken worden „Prinses." riep iemand, „ge vraagt ons iets onmogelijks!" „Integendeel, zeer wel mogelijk!" sprak de ridder met den hondekop, terwijl hij van zijn paard steeg en dit naar den moeraskant leidde Daar gekomen begaf het paard zich in het water, stak zijn kop er in, wroette wat tus- schen de moerasplanten en legde even later den ring in de hand van zijn meester. Deze knielde en overhandigde den ring aan de prin ses. Woedend schreeuwde vorst Fedor: „De tweede beproeving". Het werd wederom stil. De prinses glimlachte. Ditmaal scheen ze ze ker, dat de beproeving niet te doorstaan zou zijn. Ze wees kalm naar een reusachtig rotsblok, dat eenige meters verder lag en sprak: „Dié rots moet in het moeras gegooid worden!" Om de beurt probeerden de ridders het rotsblok van zijn plaats te schuiven; doch dit bleef onbeweeglijk. De ridder met den hondekop had zich wat terzijde gehouden. Zijn beurt was het laatst. Hij probeerde ech ter niet het rotsblok weg te duwen; inte- gedeel. Met zijn zwaard hakte hij het in stuk ken en deze gooide hij in het moeras. Toen het heele rotsblok er in lag, maakte hij een buiging en zei: „Zie daar, prinses"' Vorst Fe dor en de andere ridders bogen het hoofd. De prinses beet zich op de lippen. „Ik heb beloofd de vrouw te worden van de ridder, die de beproevingen zou doorstaan. Tot nog toe is het de „hond" geweest, die erto slaagde". Bij die woorden schoten de oogen van den ridder met den hondekop vol tranen. „Nee," riep hij heftig, „Ik ben geen hond". De prinses deed of zij niets hoorde. „Er blijft nog een proef over," zei ze met trillen de stem. „Dat is de moeilijkste. De ridder, die deze proef wint, is overwinnaar." Op dat oogenblik trad de ridder met den hondekop naar voren: „Als ge dit wenscht, prinses zal ik mij te rugtrekken." De prinses lachte smalend. „Zijt ge bang geworden?" En toen hij niet ant woordde: „Luister goed. Noch gij noch de an deren zullen deze laatste proef doorstaan. Trek je daarom niet terug; want ik beloof, dat ik degeen, die overwint tot mijn echtge noot zal kiezen, wie dat ook is." „Welnu," riep de ridder met den honde kop, stralend van vreugde, „weet dan dat ik ridder Steven ben, die men reeds twee jaar dood waant." „Onmogelijk," antwoordde vorst Fedor; „want Steven was een mensch en hij leek in het geheel niet op jou!" De ridder keek hem met een vreemden blik aan en sprak: „Afwachten, vorst Fedor." Op dat oogenblik beval de prinses een mand te brengen, die zoo veel eieren bevatte, als er ridders waren. Ze deelde de eieren rond en zei: „Rijdt allen naar de zee en degeen, die den watergeest kan dwingen 'n ei te slikken en dit bovendien schriftelijk te bevestigen is overwinnaar. Ge begrijpt dat dit moeilijk is, want de booze watergeest verafschuwt eieren" Een wolk van stof verhief zich. De ridders vertrokken in galop naar het strand. Toch wist ieder, dat deze opdracht niet uit te voe ren was; alleen de ridder met den honde kop was kalm en rustig. Zou hij toch hopen te overwinnen? Hij reed stapvoets, terwijl hij af en toe zijn paard in den nek streelde. Eindelijk kwam hij aan het strand. Daar zag hij verschillende paarden loopen, doch zonder berijder. Hij steeg af en begreep. De watergeest had de ridders natuurlijk gevan gen genomen en ze opgesloten in de onderzee- sche gevangenissen. Het was bijna zeker, dat ze nooit het daglicht meer terug zouden zien. Hun redden? Maar hoe? Met zijn zwaard sloeg hij op de golven van de blauwe zee. Dadelijk verscheen de water geest. „Wat wilt ge?" vroeg hij met een honing zoete stem. Als eenige antwoord greep de rid der hem bij zijn roode baard en trok hem op het strand. a „Oh," schreeuwde de booze geest, „Steven!" „Ja Steven", riep de ridder, „en als je niet doet, wat ik je zeg, zal ik je dooden". Bleek van schrik beloofde de watergeest alles te doen wat Steven hem vroeg. Hij slikte het ei, schreef een bevestiging en bevrij dde de ridders. De terugtocht naar het paleis was heel vroolijk Op eenigen afstand voor het pa leis bedekte de ridder met den hondekop zijn gelaat echter weer met het masker. De prin ses stond bij den ingang. „Wel?" riep ze, „wie heeft gewonnen? Nie mand, denk ik!" „Jawel ik!" zei Steven eenvoudig en hij overhandigde haar het briefje, dat de wa tergeest hem gegeven had. „Een hond, een hond," kreunde vorst Fe dor. Maar op dat oogenblik trok de ridder zijn masker af en voor de oogen der verbaas de toeschouwers verscheen eenmenschen- gezicht met vriendelijke trekken de dood gewaande ridder Steven Hij boog voor Ludmilla en de vorst. „Ja, ik ben ridder Steven; de watergeest had mij be- tooverd, maar door de belofte van prinses Ludmilla, dat ze met den overwinnaar, wie dat ook was, trouwen zou, heb ik mijn gewone menschengedaante weer teruggekregen En hij nam de prinses bij de hand en leidde haar naar de groote feestzaal, terwijl de an dere ridders juichten en in de handen klap ten; want ze gunden ridder Steven zijn over winning van harte. DO—Ré—Ml. Do-*é-mi, Ja, dat speelt die kleine Rie, Met haar korte dikke beentjes, Staat ze daar op bei haar teenjes, En al is ze nauwelijks drie, Ze speelt dapper Do-ré-mi. Do-ré-mi, Dat leerde ze van Sofie. Nu kan ze ook geen nootje meer, Daarom speelt ze het telkens weer, Onze lieve krullemie, Tokkelt vroolijk: Do-ré-mi. WIE ZOEKT ER MEE? ZATERDAG 18 JAN. 1936 EEN BUURPRAATJE. door W. B. Z. Buurtje Stien Houdt een praatje Met buurtje Lien. Stien is op het hek geklauterd, Want die kleine vlugge stouterd, Mocht niet uit den tuin vandaan, Toen ze buurtje Lien zag staan. „Toe zeg Lien, kom bij me spelen, Ik liep me juist wat te vervelen Ik heb de poppen aangekleed En de wagen staat gereed, Jij mag ook de wieg opmaken, Of wou je aan 't mutsje haken? 'k Heb een fijne legkaart zeg, Maar één stukje is er weg Lientje toe, kom nu maar gauw, Anders vind ik je erg flauw. Lien moest 't eerst aan moeder vragen, .En ze kwam_.ook_niet haar wagen. Over 't schuttinkje van Stien Klom toen heel vlug buurtje Lien. EEN PRACTISCHE KAR. De kar, dien we nu met zijn allen gaan maken, is daarom zoo practisch, omdat we hem 's zomers kunnen gebruiken om er in te rijden en 's winters om er mee te sleeën Bo vendien is het een eenvoudig werkje om deze kar te vervaardigen. Het voertuig bestaat eigenlijk uit een „kist op wielen". De beide zijplanken B zijn voor voren een ietsje rond gezaagd, zooals je bij C op de tweede teekening kunt zien. Vier openingen (D.), die in de zijplanken gezaagd worden, dienen om een paar assen, waaraan wielen bevestigd worden, door te steken. Hoe dit gebeurt, kun je duidelijk zien op de detailteekening. Het paard, waarop deze ruiter reed, heeft hem in het zand doen bijten en is er toen alleen van door gegaan. Wie ziet het?. Tenslotte maak je een rugbekleeding in de achterbank en 'n ijzeren stang aan den voor kant. Deze dient om je aan vast te houden en 's winters als handvat, om de slee te du wen. De ijzeren stang buig je of laat je door den smid in den gewenschten vorm buigen. En je zet hem aan de kar met behulp van eenige schroefjes, Om de kar als slee te gebruiken, hoef je er alleen de wielen af te halen. Is dit geen heerlijk stuk speelgoed? OOM KEES.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 10