Historische Vrouwenfiguren.
BALJAPON
Marie Bashkirtseff.
Maria Constatinowna, Bashkirtseff heette zij
voluit een plechtige en bombastische naam,
die totaal niet paste bij iemand als zij, die één
en al levendigheid, bewegelijkheid en vitali
teit was. „Moessia" werd zij door haar huisge-
nooten en vrienden genoemd, en dat hoorde
meer bij haar. „Moessia" het klinkt lief-
koozend en innig: niet alleen verafgoodden
haar moeder, tante en grootvader haar, alsof
ze een wezen van hooger orde was, maar nie
mand die haar leerde kennen kon zich ont
trekken aan de charme, die van haar uitging.
En zij hebben wel goed gezien, al schijnt het
dat de beschermende muur van hun teeaerheid
toch nog niet hecht genoeg is geweest want
Moessia was nog maar drie en twintig jaar oud,
toen zij stierf.
Moessia stierf op den leeeftijd, waarop de
meesten zoo ongeveer beginnen te leven
maar zij had dan ook haar ongelooflijk rijk en
innerlijk zoowel als uiterlijk onmetelijk bewo
gen leven al aangevangen op haar twaalfde
jaar, als andere kinderen zich nog maar ter
nauwernood bewust zijn geworden van het
leven. En in de twaalf jaar, die haar daarna
nog geschonken waren heeft zij intenser ge
leefd, pijnlijker geleden en dieper genoten dan
de meesten het in een heel leven doen. Haar
beroemd geworden dagboek (wie het begint te
lezen kan zich met geen mogelijkheid inden
ken, dat die eerste brillante, van een intens
levensinzicht en een zeer diep gevoel getui
gende pagina's geschreven zijn door een kind
van twaalf!) spreekt van de eerste tot de
laatste bladzij van de hartstochtelijke over
gave, waarmee dit kleine Russische meisje, dat
men wel eens de grootste „amoureuse de la vie"
heeft genoemd, zich stortte in de eindelooze
mogelijkheden, die het leven haar bood. Was
het niet de groote Gladstone, die van haar
„Journal" heeft gezegd: „Dit is een boek. dat
zijn gelijke niet heeft.?" Heeft Maurice Barrès
niet zijn heele leven gedroomd van haar, die
hem de meest ideale vrouw toescheen, die ooit
geleefd heeft? Liet niet Guy de Maupassant
zich door de brieven, die zij hem schreef, ver
leiden tot de later beroemd geworden corres
pondentie met de totaal onbekende, die Marie
Bashkirtseff voor hem was?
En nog kan, naar psychiaters getuigen, bijna
geen man Moessia's dagboek lezen, zonder het
wonderlijke wezen lief te krijgen, dat daarin
van dag tot dag haar droomen en verlangens,
haar meeningen en critieken, haar bespiege
lingen en uitspraken over alle mogelijke din
gen des levens neerschreef. Want met al haar
levensliefde en haar levensdrift is Marie Bas-
kirtseff een rebelsche geest met een scherp en
zuiver oordeel over de werkelijke waarde der
dingen geweest en al op haar twaalfde en
dertiende jaar kwam ze in opstand tegen de
tallooze standaardopvattingen en conventies,
waarmee de burgerlijke maatschappij haar
leden in het gareel tracht te houden. Hoor
haar agëeren tegen de in die dagen nog alles
behalve benijdenswaardige positie van de-
vrouw, voornamelijk in-haar omgang met het
andere geslacht: „Wat zijn de vrouwen te be
klagen! Het is de man, die het eerste kijkt, de
man, die zich laat voorstellen, de man, die ten
dans vraagt, de man, die het hof maakt, de
man, die ten huwelijk vraagt. De vrouw is als
een stuk papier, een stuk papier, waarop men
neerschrijft wat men wil." En even verder trekt
ze nog hartstochtelijker te velde tegen die op
vattingen, die de vrouw reduceeren tot een
marionet, die op zijn hoogst dansen mag als
de man aan de touwtjes trekt, en aan. wie het
vrijwel verboden is er een eigen persoonlijk
heid, een eigen opinie, een eigen wil op ma te
houden: „O vrouwen, vrouwen, zullen jullie
dan altijd hetzelfde blijven! Leer je toch te
gedragen, infame sekse! Zie hoe hij daar doet
wat hij wil, zonder eenig zelfverwijt, onver
schillig of hij u kwetst of niet hij behan
delt u schandelijk, en ge laat het toe en buigt
u diep. O, mannen, dip dit leest, weet dat het
mij eindeloos spijt u een zoo groote belang
rijkheid te moeten toekennen, maar het zou
getuigen van een slechten smaak en een slechte
tactiek als ik aan uw waarde tekort deed; de
waarde van onze vijanden vermeerdert de
onze. Wat is het waard een ding van geen
beteekenis te overwinnen? Gij, die pantalons
draagt, weet dat ge in mij een tegenstandster
vindt!" En het is een kind van vijftien, dat dat
schrijft een kind, dat minstens vijftig jaar
te vroeg geboren was.
Tot wat voor dingen zou zij misschien geko
men zijn in den tegenwoordigen tijd, waarin, al
heeft gelukkig de wonderlijke utopie van ge
lijkheid voor man en vrouw alweer zoo goed
als afgedaan, de vrouw toch als „ebenbuertige"
naast den man staat, en waarin de expansie
mogelijkheden voor een vrouw van een intel
ligentie en vitaliteit als Marie Bashkirtseff
vrijwel onbeperkt zouden zijn geweest.
Men stelle zich intussehen niet voor dat
Moessia, al was zij dan ook in 1861 geboren,
zich terneer liet slaan door een stuk of wat
dwaze conventies, die haar in den weg stonden.
Moessia veegde ze terzijde, met een majes
tueus gebaar van haar kleine hand ze
waagde zich in gebieden, die vóór haar nog
maar ternauwernood door vrouwen betreden
waren, en zij achtte het niet, of beter: ze wist
het niet eens, dat een verbaasde en iet of wat
onthutst publiek de ongehoorde evoluties aan
gaapte, die daar door een jong meisje van uit
stekende familie werden verricht op de tal
looze slappe koorden, waarmee het leven een
jonge en onvermoeide mensch tot de lang niet
makkelijke kunst van het geestelijk koord
dansen lokt.
Want Moessia was inderdaad van zeer goede
Russische familie. Nadat het huwelijk van
haar ouders in een voor beide partijen onhoud-
baren toestand ontaard was, vestigde haar
moeder, met haar zuster, barones Romanoff,
en haar vader, den grondbezitter Babanin zich
in de villa Aqua-Viva aan den Boulevard des
Anglais in Nice, speciaal met het oog op
Moessia's gezondheid, die niet al te sterk was,
al leek zij uiterlijk op één van die lachende
rozen, die het heele jaar door in den tuin van
de villa Aqua-Viva bloeiden, dat het een lust
was. Want Moessia was mooi; onder het prach
tige blonde haar lachten een paar helder
blauwe oogen, ze had een teint als van de veel
misbruikte perziken, en haar tenger figuurtje
moet van een onbeschrijfelijke elegance zijn
geweest.
Op artistiek gebied was zij al even rijk be
deeld. Zij had een prachtige stem, die hoewel
ongeschoold en volkomen natuurlijk, zoo'n
charme had, dat zij 'eens op de markt in Nice
alle koopvrouwtjes vrijwel in tranen bracht,
door plotseling het oude Provencaalsche „Lou
rossignou che vola" te gaan zingen. Ze ont
wierp haar eigen japonnen en ze had de
roep van het bestgekleede jonge meisje van
Nice te zijn. Op haar vijftiende jaar schrijft zij
heel rustig, zonder eenige arrogantie, maar
eenvoudig in een soort van bewustzijn harer
eigen waarde: „Mijn dagboek komt in de ver
drukking, want ik ben begonnen met een ro
man, en hij zal goed worden. Goddank kan ik
alles wat ik wil. In twee dagen twee hoofdstuk
ken, dat is een behoorlijk tempo." Op een ge
geven oogenblik krijgt zij het in haar hoofd om
te willen gaan schilderen. Zij krijgt een plaats
in het atelier van den schilder Julian. Zij is-
riog maar zeventien, krijgt als laatst-aange-
komene de slechtste plaats en maakt een
SGhets van het model. „Bij wie hebt u les ge- 1
Jhad?" vraagt Julian. „Bij niemand. Ik begin
[vandaag voor het eerst!" Groote verbazing bij
Julian de teekening is fabelachtig gedurfd
en knap zoo iets heeft hij nog nooit beleefd!
Maar Moessia weet dan ook wat werken is.
Overal in haar dagboek roept zij uit, dat zij
het toch zoo vreeselijk zou vinden, als zij na
haar dood niets achter liet om de wereld aan
haar te herinneren. „Ik heb nog nooit zoo'n
jacht om te leven gezien!" zegt een Russische
prinses al op haar dertiende jaar van haar. Zij
-is alzijdig; zij getuigt het van zichzelf: „Op de
schietbaan ben ik man; in het water visch; te
paard jockey; in het rijtuig jong meisje; op
het bal danseuse; op de soirées „femme char
mante"; op het concert nachtegaal met extra
lage en extra hooge tonen in de keel".
Zij kent haar waarde maar zij weet ook.
dat zij als zij werkelijk wat bereiken wil, zal
moeten werken. En al op heel jongen leeftijd
werkt zij als een koelie: twaalf, veertien uur
per dag. Zij vraagt aan haar moeder en tante
leeraren op elk gebied: ze speelt piano, harp
en mandoline; ze neemt Latijnsche lessen en
als zij uit haar humeur is leest zij Plutarchus
om er weer in te komen; tegelijkertijd neemt
zij bovendien nog het leven van uitgaand jong
meisje in Nice waar. Ze is om haar toiletten,
haar snedige antwoorden, haar rake opmer
kingen overal bekend en gezien.
Zij kan in één minuut een gezelschap doen
sterven van het lachen en de tranen van ont
roering naar de oogen drijven. En aanbidders
heeft zij natuurlijk te over. Hoe staat ze zelf
tegenover hen? Allerminst met de onderwor
pen zelfonderschatting, die "toentertijd nog
door velen als de ideale geesteshouding van
de vrouw tegenover den man werd beschouwd,
integendeel! Vol zelfbewustheid schrijft zij,
dertien jaar oud: .,Ik ben een zeldzaamheid.
Ik zal zeer veel weten als God mij wil laten
leven en mij zegent. Ik heb een uitstekend
figuur, lang geen onknap gezicht, een prach
tige stem, geest, en daarmee zal ik vrouw zijn.
Gelukkig de man, die mij krijgen zal! Hem
wacht het aardsche paradijs! Als hij me ten
minste weet te apprecieeren." Navrante woor
den overigens in al hun schijnbare arrogantie.
Geeft het laatste zinnetje al niet aan, dat zij
eraan twijfelt of zij ooit den man zal ontmoe
ten, die haar waardig is en haar gelukkig zal
maken? Over den man, dien zij eenmaal tot
de hare zal kiezen, filosofeert zij ook al: hij
moet in één woord volmaakt zijn, hoogge
plaatst als een koning, schoon als Adonis, ge
niaal als Michel Angelo maar als hij dat
alles was, en hij zou bijvoorbeeld een klein,
ontsierend likdoorntje op zijn teen hebben,
dan zou zoo iets in staat zijn om haar al haar
interesse in hem te doen verliezen!
Maar Moessia zou Moessia. de levenskunste
nares, niet geweest zijn, als zij op een gegeven
oogenblik al deze overmoedige redeneeringen
en haar heele nog niet aan de praktijk getoet
ste hang naar volmaaktheid niet met een slag
uit haar geest en hart weggevaagd zou heb
ben, toen zij den man ontmoette, aan wien zij
alle liefde en teedere gedachten van haar
laatste levensjaren wijdde. En Jules Bastien-
Lepage, de Lotharingsche schilder, voor wiens
werk Moessia een grenzenlooze bewondering
heeft, heeft in allen gevalle uiterlijk niets
met den held harer droomen gemeen. Hij is
twee en dertig jaar oud, tien jaar ouder dan
zij, klein, blond, en heeft een gezicht, dat niet
tegenstaande het snorretje duidelijk zijn boe
renafkomst verraadt.
En hij is ziek, ernstig ziek, evenals zij. Want
Moessia's gezondheid 'heeft langzaam maar
zeker den strijd opgegeven tégen de ziekte,
die haar sinds lang besloop. Het begon met
een keelaandoening, in Nice al, die haar eerst
beroofde van haar stem en vervolgens van
haar gehoor iets waarvoor zij zich onzeg
baar geneerde. En het eindigde met longtuber-
culose. Bij Bastien-Lepage waren het de nie
ren en roerend is het te ervaren hoe die
twee ten doode opgeschreven menschen
trachtten elkander te sparen door elk zijn ver
schrikkelijk geheim angstvallig te bewaren.
Na Moessia's laatste succes, haar schilderij
„Meeting" op de Parijsche voorjaarstentoon
stelling, is zij degene, die het eerst den strijd
moet opgeven. Ook Sebastien's gezondheid
gaat stelselmatig achteruit, beide worden zij
bedlegerig en hun ontmoetingen worden
schaarscher« Op den 31en October 1884 sterft
Moessia, den lOden December Lepage en
mogelijk, dat zij in een beter oord de idylle
hebben kunnen voltooien, die zij op aarde be
gonnen waren, maar die zoo teer was, dat de
harde werkelijkheid er toch niet veel van heel
gelaten zou hebben.
Maar Moessia's streven om na haar dood niet
vergeten te worden, is niet voor niets geweest.
Nu, vijftig jaar er na wordt Marie Bashkirt-
seff's dagboek nog steeds als één van de roe-
rendste en mooiste kunstwerken van de ne
gentiende eeuw beschouwd, en voor haar
schilderijen, die grootendeels in particuliere
collecties zijn opgenomen, maar waarvan
enkele zich in musea in Nice en Parijs bevin
den, staat men stil vol van een onmetelijke
eerbied, terwijl men zich tracht te realiseeren
dat zij nog geen vier en twintig was, toen zij
stierf
WILLY VAN DER TAK.
Marie Bashkirtseff, racontée par elle meme'.'
Editions ae la Madeleine, Paris.)
WOENSDAG 22 JAN. 1936
VOOR DEN-
-POLITIERECHTER-
Weer huisvredebreuk.
Uit LJmuiden waren een paar huisvre-
debrekers verschenen. De eene stelde zich voor
als de voorzitter van een comité van actie in
het schippersbedrijf en als zoodanig zou hij
aangewezen zijn geweest een geschil te be
spreken, waartoe hij zich in een gebouwtje
vervoegde, waar de schippers een wachtlokaal
hebben. Iemand, die daar de leiding heeft,
had de interventie van den schipper afgewe
zen en hem voor twee dagen den toegans.
ontzegd. De schipper meende, dat het zijn
goed recht was om er wel te zijn, de beheerder
meende het tegendeel en de politierechter
was het met den laatste eens, hetgeen den
schipper op f 10 boete te staan kwam.
De andere IJmuidenaar had een inval ge
daan in een vischrookerïj om er zijn visch uit
te halen. Nu lijkt dat onschuldig, maar het
was het niet. Hij had daags te voren een
partij makreel gebracht om te rooken, wat de
vischrooker had aangenomen te doen. doch
onder beding, dat de ander hem eerst de
schuld van vorige rookerijen zou betalen. Over
twee dagen kon dan de ge" nkte makreel te
gen betaling gehaald worden. Dat was goed
gevonden en de visch werd in de pekel gezet
Den volgenden morgen kwam de vischhan-
delaar al vroeg aan de rookerij, toen er nog
niemand was, drukte een deur In en nam
zijn makreel mee, waarvan hij wellicht ge
hoopt had, dat ze gerookt was; nu dit niet
zoo was, stelde hij zich met de gezouten visch
tevreden.
Hij wou het doen voorkomen, of dit alles
doodgewoon was, maar wat hij met de onge
rookte visch moest doen, kon hij niet zeggen.
Evenmin vond zijn verhaal geloof, dat hij de
deuren zonder moeite had kunnen openen,
want de vischrooker, die een voorgevoel van
de ontijdige afhaling had, had de deur met
een lat dichtgespijkerd en 's morgens vond
hij die lat eraf gerukt.
De man kwam er alzoo niet uit en de Offi
cier eischte f 50 boete, wat de rechter evenwel
tot op de helft verminderde.
VOOR DEN-
-KANTONRECHTER-
Logement of pension
Wat nu eigenlijk een logement is, hebben
wij Maandag bij den kantonrechter kunnen
hooren, toen een Beverwij ker terecht stond,
omdat hij er een volkslogement op na zou
houden.
Vroeger heeft de verdachte daartoe een
vergunning gehad die door een later raads
besluit is vervallen. Nu woont de verdachte
weer in dit huis en heeft geen toestemminL
een logement te houden. Toch heeft hij op
het oogenblik twee kostgangers in zijn huis
en dat zou ongeoorloofd wezen. De verdachte
zei niet geweten te hebben dat hij iets straf
baars deed. Hij had namelijk twee menschen
in huis die niets betaalden en er alleen slie
pen. Het was eigenlijk meer uit philantropie
dat hij ze nachtlogies aanbood. Een heel en
kelen keer werd er wel eens een kleine vergoe
ding gegeven, o.a. door een presentje voor
zijn kinderen.
Hij beschouwde zijn thuis dus als een pen
sion. Eten deden de gasten er niet; wel kreeg
de een soms eens een kopje koffie mee, zon
der ervoor te hoeven betalen.
De moeilijkheid is nu waar de grens ligt
tusschen een volkslogement en een pension.
De ambtenaar meende dit gevonden te heb
ben in het feit dat er toch regelmatig aan
twee personen alleen nachtlogies werd ge
geven, zonder dat deze verder bij verdachte
m de kost waren. Hij kon zich de teleurstelling
van den verdachte begrijpen dat hij door het
raadsbesluit geen logement- meer mag hou
den, doch dat is iets waarin verdachte zich
heeft te schikken.
De eisch was f 8 of 4 dagen. De kantonrech
ter heeft er wegens het speciale karakter
van de zaak heel wat afgedaan, zoodat er f 3
of 3 dagen overbleef.
Zwakzinnige maakt amok.
MANOKWARI, 21 Januari (Aneta.) Een
zwakzinnig patiënt in de ziekenzaal maakte
amok. Hij doodde zes personen, terwijl een
persoon ernstig werd gewond. Volgens het
voorloopig onderzoek is de dader vermoedelijk
lijdende aan vervolgingswaanzin. De patiënt
was in observatie geweest bij den zendings
dokter Nortier, doch kon volgens de verkla
ringen van den zendeling als ongevaarlijk
worden beschouwd, terwijl hij den laatsten
tijd bovendien teekenen van herstel vertoon
de.
Men moet geen last van dui
zeligheid hebben als men
mee moet bouwen aan deze
langste en hoogste hang
brug ter wereld, de Golden
Gate Brug bij San Fran
cisco.
Ras Desta wordt nog steeds
achtervolgd.
Weer een Italiaansch vliegtuig
verongelukt.
ROME, 21 Januari (A.N.P.) Legerbericht
102 luidt als volgt: Maarschalk Badoglio
seint: De troepen van generaal Graziani
achtervolgen verder het vluchtende leger van
Ras Desta. Aan het noordelijke front heeft
een onderaanvoerder van Ras Seyoem zich
met zijn gewapenden onderworpen aan onze
militaire autoriteiten te Agula. In het Andino
gebied ten Zuidwesten van Makalle is een
bombardementsvliegtuig omlaag gestort.
DJIBOETI, 21 Januari (A. N. P.) Ste-
fani deelt mede, dat Ras Desta, de
leider van het vluchtende Abessynische
leger aan de achtervolgende Italianen
kon ontsnappen dank zij een auto.
Zijn broer zou evenwel zijn gedood in een
schermutseling tusschen Abessyniërs en dé
centrale Italiaansche colonne.
PROVINCIAAL SUBSIDIE VOOR
ONDERZOEK ZIEKTE IN KOOL.
Ged. Staten stellen Prov. Staten voor, ten
behoeve van het door den Plantenziektenkun-
digen Dienst in te stellen onderzoek met be
trekking tot de draaihartigheid in de sluit-
kool en de bloemkool, een ziekte, die in den
loop der jaren reeds enorme schade heeft
aangericht, uit de provinciale kas een sub
sidie te verleenen van f 400.
ONTPLOFFING IN HET LABORATORIUM TE
GRONINGEN EISCHT EEN DOODE.
GRONINGEN. 21 Januari. De 34-jarige
heer R. Hogendorf, analyst, die gistermorgen
in het chemisch laboratorium aan den Bloem-
singel bij het nemen van proeven door een
explosie ernstige brandwonden bekwam en in
het Academisch Ziekenhuis werd opgenomen,
is hedenmorgen in de vroegte aan de beko
men verwondingen bezweken.
De man laat een vrouw en twee kinderen
achter.
Steun aan kleine boeren.
Alleen aan rundveehouders.
Zooals reeds bekend gemaakt is, ligt het in
het voornemen van den Minister van Land
bouw en Visscherij over te gaan tot het doen
eener geldelijke uitkeering aan de kleine
boeren.
Voor zulk een uitkeering komen alleen in
aanmerking rundveehouders,
a. wier hoofdberoep bestaat in het uitoefe
nen van akkerbouw of veehouderij voor eigen
rekening (landbouwers)
b. die bij- de inventarisatie van Mei 1935 ten
hoogste 5 ha. cultuurgrond in gebruik hadden:
c. te wier name bij een der rundveetellingen
te weten die van Mei 1935 of December 1935 1,
2 of 3 melk- en/of kalfkoeien werden ge
ïnventariseerd;
d. die na 1 Januari 1936 niet in een van
Rijkswege gesubsidieerde werkverschaffing
zijn opgenomen geweest of na dat tijdstip geen
steun hebben genoten ingevolge een door den
Minister van Sociale Zaken goedgekeurde
steunregeling;
e. die op 1 Januari 1936 niet waren aange
sloten bij de werkloozenkas eener vereeniging,
gesubsidieerd ingevolge het Werkloosheidsbe
sluit 1917;
f. die niet zijn aangeslagen in de inkom
sten- en/of vermogensbelasting over het be
lastingjaar 1935/36.
De uitkeering aan degenen die tot voor
noemde categorie gerekend kunnen worden
zal bedragen; voor veehouders met 1 melk- of
kalf koe 25; voor veehouders met 2 melk
en/of kalfkoeien 40; voor veehouders met 3
melk- en/of kalfkoeien 50.
Bij de bepaling van het bedrag zoowel als bij
de vraag of en voor welk bedrag een veehouder
in verband met eventueel verschillende resul
taten der tellingen in aanmerking komt, zal
worden uitgegaan van het normale bedrijf
van den betreffenden veehouder.
Alle veehouders die volgens de voorhanden
gegevens voorloopig in aanmerking zouden
komen voor een uitkeering, krijgen een formu
lier ter onderteekening toegezonden, waarbij
de betreffende inspecteur der directe belas
tingen wordt gemachtigd tot het verstrekken
van de hierboven onder f. bedoelde inlich
tingen.
Dat formulier dient onverwijld in de bijge
sloten dienstenveloppe te worden ingezonden
bij de provinciale Landbouw-Crisis-Organisa-
tie, waarbij de betrokkene is aangesloten. In
dien het formulier ongeteekend, of na den
daarop vermelden datum bij de Landbouw
crisis-Organisatie voornoemd inkomt, wordt
de betrokken veehouder geacht niet voor een
uitkeering in aanmerking te komen
Personen, die op 10 Februari a.s. nog geen
formulier ontvangen hebben en meenen tóch
aan bovenomschreven voorwaarden te vol
doen, kunnen na dezen datum, doch uiterlijk
vóór 23 Februari 1936 een formulier, hetwelk
bij den secretaris hunner districtscommissie
gratis verkrijgbaar is, onderteekend inzenden
bij de Landbouw-Crisis-Organisatie, waarbij
zij aangesloten zijn.
De door misgewas getroffen tuinders zijn
in vorenbedoelde categorie niet begrepen. Voor
hen is eveneens een regeling in voorbereiding,
waarover te zijner tijd nadere mededeelingen
in de pers zullen volgen.
WIELRIJDEN.
De Zesdaagsche te Brussel.
Piet van KempenBroccardo op één ronde
no. 5.
BRUSSEL, 21 Jan. (A.N.P.)
Bij de neutralisatie om 5 uur hedenmorgen
was de stand als volgt:
Aanden kop: 1. Buysse—Billiet 22 pnt., 2.
Depauw—Van Nevele 17 pnt., 3. Charlier—De-
neef 11 pnt.
Op één ronde: 4. Loncke—Martin 20 pnt.. 5.
Piet van KempenBroccardo 8 pnt.. 6. Schön-
Aerts 5 pnt.
Op 3 ronden: 7. Gebroeders Vroomen 19 pnt.
Op 4 ronden: 8. MeerschaertDegraeve 23
pnt.
Op 5 ronden: 9. Van VlockhovenVan Bug-
genhout 5 pnt.
Op 6 ronden: 10. Falck Hansen—Danholt 9
pnt. 11. Hazendonck—Verreyken 7 pnt. 12.
SmitsHaegelsteen 5 pnt.
Op 8 ronden: 13. DictusDeryck 8 pnt..
Op 9 ronden14. ThijssensHuys 8 pnt. 15.
KoumansCocqueraux 7 pnt-. 16. Van Hevel—
Pellenaers 0 pnt.,
Op 10 ronden: 17. GhijsselsBogaert 8 pnt.
Op 11 ronden: 18. VluggenCozends 3 pnt.
Om vijf uur hedenmorgen waren afgelegd
192.690 K.M.
Over een stoel in de slaapkamer hing ie.
Arm in arm stonden ze er naar te kijken.
'n Pronkstuk was het, daar ging niets
van af.
Wijnrood. Wijnrood met poefmouwen. Wijn
rood met een snoes van een sleepje. Wijnrood,
van voren hoog, van achteren laag. Of ^aag?
Nee, laag mocht je niet zeggen. Uitgesneden.
In het nette uitgesneden. Bescheiden gedecol
leteerd.
Van voren een gesp. Gespen zijn vaak
pronkstukken, maar deze was meer.. Veel meer.
Je overdreef niet als je deze gesp een stralen
de vierkante zon aan een wijnrooden hemel
noemde, een flikkerende brulboei op een wijn-
roode zee
Vin je 'm niet ongeloofelijk? zei zij met
een venijnig gniepje van genot in zijn arm.
Ja, hij[iszei hij. het kneepje negee-
rend ter wille van de blinkende oogen van z'n
vrouw.
Ze verdiende 'm. Waarachtig, hij kwam 'r
toe. Hij was nou wel vijf en twintig gulden
duurder dan ie eigenlijk mocht kosten, maar
't was er dan ook een japon naar. Vijf en twin
tig gulden is een hoop geld, maar ja, daar
ben je nu weer man voor om Als je je vrouw
in. zoo'n creatie ziet, over zoo iets laags en
plats als geld toch eigenlijk is, heen te stap
pen. in zoo'n japon kon je ergens komen.
Daar was je iemand mee. Zoo'n japon maakte
wat van je. En als je dan een inkomen hebt,
waar het desnoods net nog af kan, en je
vrouw staat voor je in het wijnrood doe
daar dan maar eens wat tegen.
Ze had heusch recht op wat nieuws. Met
twee kinderen, allebei loopertjes en loopertjes
zijn handenbindertjes en den heelen dag op
letten (Jan, pas op, hij heeft de schaar; goeie
God, wat steekt-ie nou weer in z'n mond?
Straks priki-ie z'n zusje nog blind met die
pookü heeft een jong moedertje eigenlijk wei
nig deel van leven. En als ze dan de kans
krijgt, nou dan moet ook alles in de puntjes
zijn.
Naar den schouwburg zouden ze. 'n Stuk
met bal na. Leuke invitatie van goeie vrien
den. Twee prachtige plaatsen in een loge.
Maar nou was het sneue, het zielige, dat alles
dreigde te bederven: als ze samen gingen
moest er op de kinderen gepast worden en
dat mislukte.
Op 27 gingen ze zelf uit.
Op 29 had Mevrouw de griep.
Met 33 waren ze kwaad;
35 stond leeg.
En op 31, het eenige huis daartusschen, nou,
daar woonden ze zelf.
Enfin, als man weet je in zulke gevallen wat
je te doen staat. En zoo heel erg vind je 't na
je zware dagtaak ook niet. Dansen, nacht
werk natuurlijk. Nou zorg je dat je er om elf
uur inligt, als de kinderen „gedaan" zijn.
Nee, lieve schat, heusch, ik heb veel liever
dat jij wel gaat. Je komt er toch al zoo weinig
uit. En waarom hebben we anders die prach
tige nieuwe jurk gekocht? Ben je mal, je zult
je zonder mij ook wel amuseeren; malligheid
hoor.
Om kwamt voor acht staat er een taxi voor
je deur,
Jan, wat schattig van je, hè, zoo kom ik
er heerlijk makkelijk.
Stel je voor dat je binnenkwam met mod
derspatten op je wijnrood. Dat zou toch niet
gaan
Heeft mevrouwtje nu alles? Avondtaschje,
handschoenen, sjaaltje, huissleutel, poeier
doos? Alles compleet.
Nou, veel plezier hoor. Nee, maak je over
mij maar geen zorgen Ik zal heusch wel op
alles letten. De slaapkamerdeur laat ik aan
staan, dan hoor ik ze dadelijk.
En als Kootje nu weer zoo gaat hoes
ten.
Ja, ik weet er alles van. De groeten hoor.
Dag!
Mevrouwtje ging. Was een allerleukst
stuk. En zoo goed gespeeld, zeg. Nee werkelijk
buitengewoon wat ze er van gemaakt hadden.
Gewoon beroepsspelers als je ze zoo zag.
Bal na. Echt bal met groene en roode strik
jes, met waaiers en serpentines. En een band,
nee, ongeloofelijk. Die saxofoon, hoe kón
iemand 't, vroeg je je af. 'n Heerlijk bal, waar
op je je weer zeventien kon voelen.
Drie uur 's nachts.
'n Slaperig hoofd uit een warboel van de
kens.
Ben je daar?
Dat hoor je toch.
Was 't leuk? Heb je je geamuseerd?
Pauze.
't Warrige hoofd komt wat hooger uit de
dekens, 't Kijkt slaperig-onderzoekend.
Is er wat vrouwtje?
Och nee, niks. Ga maar slapen.
Viel 't tegen? Was 't niet aardig, 't stuk?
O, jawel.
Je bent zeker doodmoe van 't dansen hè?
Och Jan! En meteen valt een snikkend
hoopje ongeluk in je armen en je voelt heete
tranen over gloeiende wangen stroomen en je
hoort zenuwachtige hikjes en je kent dat wel
zoo'n beetje, dus je zegt voorzichtig:
Kom, kom. kom nou, lieveling. Pas op,
je kreukelt je jurk, schat.
Dat tod? Dat lor? Dat prul van niks?
'k Wou dat ik 'm nooit meer aan kon. Dat on
gelukkige mormel. Ging ie maar kapot, 'k Kan
'm niet meer zien.
Maar lieverd, wat is dat nou opeens? Van
middag was je er nog zoo verrukt mee.
'k Heb een figuur geslagen met dat el
lendige vod, 'n figuur
Maar wat is er dan toch gebeurd?
Och, in de loge naast ons zat 'n mensch,
gewoon een mensch om op te schieten. Bah,
wat 'n wezen. Echt ordinanr enenen
al zulke dingen meer.
Nou, wat zou dat nou? Je had toch niks
met 'r te maken?
Natuurlijk niet. Goddank niet. Te maken
niet. Maar dat wezen, dat schaap, dat idiote
schepsel had mijn japon aan. Eenvoudig Dre-
cies. Tot de gesp toe. En we zaten vlak naast
mekaar, 't Was gewoon geen gezicht. Ik
schaamde me dood. Je zag de menschen kij
ken.
Hij probeert nog een grapje:
Ja, toen ik verleden maand op dat feest
bij de Mullers kwam liep ik in de gang al
iemand tegen het lijf, die ook 'n smoking aan
had. Da's óók een beroerd gevoel.
Och, jij ook altijd met je flauwe grappen.
Jij begrijpt ook nooit wat. Voor een vrouw is
dat heel wat anders. Ik kan gewoon met die
ellendige jurk nergens meer komen. En 't is
eigenlijk allemaal jouw schuld. Jij wilt altijd
dat ik confectie draag. Ik doe het nooit meer,
nooit. Bij confectie heb ie altijd kans dat je
opeens jezelf tegen komt.
En het kostbare wijnrood wordt ruw over
het blonde kopje getrokken en komt als een
knoedel ergens in een hoek terecht, versmaad
en verguisd.
Weet je wat, zegt de man, we zullen hem
wijnblauw laten verven. Of wijngroen. Dan
kan je hem weer aan. Als je dan maar met die
Siameesche tweeling van je afspreekt, dat zij
'm zoo houdt. Anders hebben we de volgende
week weer tranen.
En meteen duikt zijn warrelige kop weer
diep in de dekens.
Mevrouwtje ligt aan zijn zijde na te snikken.
P. H.S.