Historische Vrouwenfiguren. BALJAPON Marie Bashkirtseff. Maria Constatinowna, Bashkirtseff heette zij voluit een plechtige en bombastische naam, die totaal niet paste bij iemand als zij, die één en al levendigheid, bewegelijkheid en vitali teit was. „Moessia" werd zij door haar huisge- nooten en vrienden genoemd, en dat hoorde meer bij haar. „Moessia" het klinkt lief- koozend en innig: niet alleen verafgoodden haar moeder, tante en grootvader haar, alsof ze een wezen van hooger orde was, maar nie mand die haar leerde kennen kon zich ont trekken aan de charme, die van haar uitging. En zij hebben wel goed gezien, al schijnt het dat de beschermende muur van hun teeaerheid toch nog niet hecht genoeg is geweest want Moessia was nog maar drie en twintig jaar oud, toen zij stierf. Moessia stierf op den leeeftijd, waarop de meesten zoo ongeveer beginnen te leven maar zij had dan ook haar ongelooflijk rijk en innerlijk zoowel als uiterlijk onmetelijk bewo gen leven al aangevangen op haar twaalfde jaar, als andere kinderen zich nog maar ter nauwernood bewust zijn geworden van het leven. En in de twaalf jaar, die haar daarna nog geschonken waren heeft zij intenser ge leefd, pijnlijker geleden en dieper genoten dan de meesten het in een heel leven doen. Haar beroemd geworden dagboek (wie het begint te lezen kan zich met geen mogelijkheid inden ken, dat die eerste brillante, van een intens levensinzicht en een zeer diep gevoel getui gende pagina's geschreven zijn door een kind van twaalf!) spreekt van de eerste tot de laatste bladzij van de hartstochtelijke over gave, waarmee dit kleine Russische meisje, dat men wel eens de grootste „amoureuse de la vie" heeft genoemd, zich stortte in de eindelooze mogelijkheden, die het leven haar bood. Was het niet de groote Gladstone, die van haar „Journal" heeft gezegd: „Dit is een boek. dat zijn gelijke niet heeft.?" Heeft Maurice Barrès niet zijn heele leven gedroomd van haar, die hem de meest ideale vrouw toescheen, die ooit geleefd heeft? Liet niet Guy de Maupassant zich door de brieven, die zij hem schreef, ver leiden tot de later beroemd geworden corres pondentie met de totaal onbekende, die Marie Bashkirtseff voor hem was? En nog kan, naar psychiaters getuigen, bijna geen man Moessia's dagboek lezen, zonder het wonderlijke wezen lief te krijgen, dat daarin van dag tot dag haar droomen en verlangens, haar meeningen en critieken, haar bespiege lingen en uitspraken over alle mogelijke din gen des levens neerschreef. Want met al haar levensliefde en haar levensdrift is Marie Bas- kirtseff een rebelsche geest met een scherp en zuiver oordeel over de werkelijke waarde der dingen geweest en al op haar twaalfde en dertiende jaar kwam ze in opstand tegen de tallooze standaardopvattingen en conventies, waarmee de burgerlijke maatschappij haar leden in het gareel tracht te houden. Hoor haar agëeren tegen de in die dagen nog alles behalve benijdenswaardige positie van de- vrouw, voornamelijk in-haar omgang met het andere geslacht: „Wat zijn de vrouwen te be klagen! Het is de man, die het eerste kijkt, de man, die zich laat voorstellen, de man, die ten dans vraagt, de man, die het hof maakt, de man, die ten huwelijk vraagt. De vrouw is als een stuk papier, een stuk papier, waarop men neerschrijft wat men wil." En even verder trekt ze nog hartstochtelijker te velde tegen die op vattingen, die de vrouw reduceeren tot een marionet, die op zijn hoogst dansen mag als de man aan de touwtjes trekt, en aan. wie het vrijwel verboden is er een eigen persoonlijk heid, een eigen opinie, een eigen wil op ma te houden: „O vrouwen, vrouwen, zullen jullie dan altijd hetzelfde blijven! Leer je toch te gedragen, infame sekse! Zie hoe hij daar doet wat hij wil, zonder eenig zelfverwijt, onver schillig of hij u kwetst of niet hij behan delt u schandelijk, en ge laat het toe en buigt u diep. O, mannen, dip dit leest, weet dat het mij eindeloos spijt u een zoo groote belang rijkheid te moeten toekennen, maar het zou getuigen van een slechten smaak en een slechte tactiek als ik aan uw waarde tekort deed; de waarde van onze vijanden vermeerdert de onze. Wat is het waard een ding van geen beteekenis te overwinnen? Gij, die pantalons draagt, weet dat ge in mij een tegenstandster vindt!" En het is een kind van vijftien, dat dat schrijft een kind, dat minstens vijftig jaar te vroeg geboren was. Tot wat voor dingen zou zij misschien geko men zijn in den tegenwoordigen tijd, waarin, al heeft gelukkig de wonderlijke utopie van ge lijkheid voor man en vrouw alweer zoo goed als afgedaan, de vrouw toch als „ebenbuertige" naast den man staat, en waarin de expansie mogelijkheden voor een vrouw van een intel ligentie en vitaliteit als Marie Bashkirtseff vrijwel onbeperkt zouden zijn geweest. Men stelle zich intussehen niet voor dat Moessia, al was zij dan ook in 1861 geboren, zich terneer liet slaan door een stuk of wat dwaze conventies, die haar in den weg stonden. Moessia veegde ze terzijde, met een majes tueus gebaar van haar kleine hand ze waagde zich in gebieden, die vóór haar nog maar ternauwernood door vrouwen betreden waren, en zij achtte het niet, of beter: ze wist het niet eens, dat een verbaasde en iet of wat onthutst publiek de ongehoorde evoluties aan gaapte, die daar door een jong meisje van uit stekende familie werden verricht op de tal looze slappe koorden, waarmee het leven een jonge en onvermoeide mensch tot de lang niet makkelijke kunst van het geestelijk koord dansen lokt. Want Moessia was inderdaad van zeer goede Russische familie. Nadat het huwelijk van haar ouders in een voor beide partijen onhoud- baren toestand ontaard was, vestigde haar moeder, met haar zuster, barones Romanoff, en haar vader, den grondbezitter Babanin zich in de villa Aqua-Viva aan den Boulevard des Anglais in Nice, speciaal met het oog op Moessia's gezondheid, die niet al te sterk was, al leek zij uiterlijk op één van die lachende rozen, die het heele jaar door in den tuin van de villa Aqua-Viva bloeiden, dat het een lust was. Want Moessia was mooi; onder het prach tige blonde haar lachten een paar helder blauwe oogen, ze had een teint als van de veel misbruikte perziken, en haar tenger figuurtje moet van een onbeschrijfelijke elegance zijn geweest. Op artistiek gebied was zij al even rijk be deeld. Zij had een prachtige stem, die hoewel ongeschoold en volkomen natuurlijk, zoo'n charme had, dat zij 'eens op de markt in Nice alle koopvrouwtjes vrijwel in tranen bracht, door plotseling het oude Provencaalsche „Lou rossignou che vola" te gaan zingen. Ze ont wierp haar eigen japonnen en ze had de roep van het bestgekleede jonge meisje van Nice te zijn. Op haar vijftiende jaar schrijft zij heel rustig, zonder eenige arrogantie, maar eenvoudig in een soort van bewustzijn harer eigen waarde: „Mijn dagboek komt in de ver drukking, want ik ben begonnen met een ro man, en hij zal goed worden. Goddank kan ik alles wat ik wil. In twee dagen twee hoofdstuk ken, dat is een behoorlijk tempo." Op een ge geven oogenblik krijgt zij het in haar hoofd om te willen gaan schilderen. Zij krijgt een plaats in het atelier van den schilder Julian. Zij is- riog maar zeventien, krijgt als laatst-aange- komene de slechtste plaats en maakt een SGhets van het model. „Bij wie hebt u les ge- 1 Jhad?" vraagt Julian. „Bij niemand. Ik begin [vandaag voor het eerst!" Groote verbazing bij Julian de teekening is fabelachtig gedurfd en knap zoo iets heeft hij nog nooit beleefd! Maar Moessia weet dan ook wat werken is. Overal in haar dagboek roept zij uit, dat zij het toch zoo vreeselijk zou vinden, als zij na haar dood niets achter liet om de wereld aan haar te herinneren. „Ik heb nog nooit zoo'n jacht om te leven gezien!" zegt een Russische prinses al op haar dertiende jaar van haar. Zij -is alzijdig; zij getuigt het van zichzelf: „Op de schietbaan ben ik man; in het water visch; te paard jockey; in het rijtuig jong meisje; op het bal danseuse; op de soirées „femme char mante"; op het concert nachtegaal met extra lage en extra hooge tonen in de keel". Zij kent haar waarde maar zij weet ook. dat zij als zij werkelijk wat bereiken wil, zal moeten werken. En al op heel jongen leeftijd werkt zij als een koelie: twaalf, veertien uur per dag. Zij vraagt aan haar moeder en tante leeraren op elk gebied: ze speelt piano, harp en mandoline; ze neemt Latijnsche lessen en als zij uit haar humeur is leest zij Plutarchus om er weer in te komen; tegelijkertijd neemt zij bovendien nog het leven van uitgaand jong meisje in Nice waar. Ze is om haar toiletten, haar snedige antwoorden, haar rake opmer kingen overal bekend en gezien. Zij kan in één minuut een gezelschap doen sterven van het lachen en de tranen van ont roering naar de oogen drijven. En aanbidders heeft zij natuurlijk te over. Hoe staat ze zelf tegenover hen? Allerminst met de onderwor pen zelfonderschatting, die "toentertijd nog door velen als de ideale geesteshouding van de vrouw tegenover den man werd beschouwd, integendeel! Vol zelfbewustheid schrijft zij, dertien jaar oud: .,Ik ben een zeldzaamheid. Ik zal zeer veel weten als God mij wil laten leven en mij zegent. Ik heb een uitstekend figuur, lang geen onknap gezicht, een prach tige stem, geest, en daarmee zal ik vrouw zijn. Gelukkig de man, die mij krijgen zal! Hem wacht het aardsche paradijs! Als hij me ten minste weet te apprecieeren." Navrante woor den overigens in al hun schijnbare arrogantie. Geeft het laatste zinnetje al niet aan, dat zij eraan twijfelt of zij ooit den man zal ontmoe ten, die haar waardig is en haar gelukkig zal maken? Over den man, dien zij eenmaal tot de hare zal kiezen, filosofeert zij ook al: hij moet in één woord volmaakt zijn, hoogge plaatst als een koning, schoon als Adonis, ge niaal als Michel Angelo maar als hij dat alles was, en hij zou bijvoorbeeld een klein, ontsierend likdoorntje op zijn teen hebben, dan zou zoo iets in staat zijn om haar al haar interesse in hem te doen verliezen! Maar Moessia zou Moessia. de levenskunste nares, niet geweest zijn, als zij op een gegeven oogenblik al deze overmoedige redeneeringen en haar heele nog niet aan de praktijk getoet ste hang naar volmaaktheid niet met een slag uit haar geest en hart weggevaagd zou heb ben, toen zij den man ontmoette, aan wien zij alle liefde en teedere gedachten van haar laatste levensjaren wijdde. En Jules Bastien- Lepage, de Lotharingsche schilder, voor wiens werk Moessia een grenzenlooze bewondering heeft, heeft in allen gevalle uiterlijk niets met den held harer droomen gemeen. Hij is twee en dertig jaar oud, tien jaar ouder dan zij, klein, blond, en heeft een gezicht, dat niet tegenstaande het snorretje duidelijk zijn boe renafkomst verraadt. En hij is ziek, ernstig ziek, evenals zij. Want Moessia's gezondheid 'heeft langzaam maar zeker den strijd opgegeven tégen de ziekte, die haar sinds lang besloop. Het begon met een keelaandoening, in Nice al, die haar eerst beroofde van haar stem en vervolgens van haar gehoor iets waarvoor zij zich onzeg baar geneerde. En het eindigde met longtuber- culose. Bij Bastien-Lepage waren het de nie ren en roerend is het te ervaren hoe die twee ten doode opgeschreven menschen trachtten elkander te sparen door elk zijn ver schrikkelijk geheim angstvallig te bewaren. Na Moessia's laatste succes, haar schilderij „Meeting" op de Parijsche voorjaarstentoon stelling, is zij degene, die het eerst den strijd moet opgeven. Ook Sebastien's gezondheid gaat stelselmatig achteruit, beide worden zij bedlegerig en hun ontmoetingen worden schaarscher« Op den 31en October 1884 sterft Moessia, den lOden December Lepage en mogelijk, dat zij in een beter oord de idylle hebben kunnen voltooien, die zij op aarde be gonnen waren, maar die zoo teer was, dat de harde werkelijkheid er toch niet veel van heel gelaten zou hebben. Maar Moessia's streven om na haar dood niet vergeten te worden, is niet voor niets geweest. Nu, vijftig jaar er na wordt Marie Bashkirt- seff's dagboek nog steeds als één van de roe- rendste en mooiste kunstwerken van de ne gentiende eeuw beschouwd, en voor haar schilderijen, die grootendeels in particuliere collecties zijn opgenomen, maar waarvan enkele zich in musea in Nice en Parijs bevin den, staat men stil vol van een onmetelijke eerbied, terwijl men zich tracht te realiseeren dat zij nog geen vier en twintig was, toen zij stierf WILLY VAN DER TAK. Marie Bashkirtseff, racontée par elle meme'.' Editions ae la Madeleine, Paris.) WOENSDAG 22 JAN. 1936 VOOR DEN- -POLITIERECHTER- Weer huisvredebreuk. Uit LJmuiden waren een paar huisvre- debrekers verschenen. De eene stelde zich voor als de voorzitter van een comité van actie in het schippersbedrijf en als zoodanig zou hij aangewezen zijn geweest een geschil te be spreken, waartoe hij zich in een gebouwtje vervoegde, waar de schippers een wachtlokaal hebben. Iemand, die daar de leiding heeft, had de interventie van den schipper afgewe zen en hem voor twee dagen den toegans. ontzegd. De schipper meende, dat het zijn goed recht was om er wel te zijn, de beheerder meende het tegendeel en de politierechter was het met den laatste eens, hetgeen den schipper op f 10 boete te staan kwam. De andere IJmuidenaar had een inval ge daan in een vischrookerïj om er zijn visch uit te halen. Nu lijkt dat onschuldig, maar het was het niet. Hij had daags te voren een partij makreel gebracht om te rooken, wat de vischrooker had aangenomen te doen. doch onder beding, dat de ander hem eerst de schuld van vorige rookerijen zou betalen. Over twee dagen kon dan de ge" nkte makreel te gen betaling gehaald worden. Dat was goed gevonden en de visch werd in de pekel gezet Den volgenden morgen kwam de vischhan- delaar al vroeg aan de rookerij, toen er nog niemand was, drukte een deur In en nam zijn makreel mee, waarvan hij wellicht ge hoopt had, dat ze gerookt was; nu dit niet zoo was, stelde hij zich met de gezouten visch tevreden. Hij wou het doen voorkomen, of dit alles doodgewoon was, maar wat hij met de onge rookte visch moest doen, kon hij niet zeggen. Evenmin vond zijn verhaal geloof, dat hij de deuren zonder moeite had kunnen openen, want de vischrooker, die een voorgevoel van de ontijdige afhaling had, had de deur met een lat dichtgespijkerd en 's morgens vond hij die lat eraf gerukt. De man kwam er alzoo niet uit en de Offi cier eischte f 50 boete, wat de rechter evenwel tot op de helft verminderde. VOOR DEN- -KANTONRECHTER- Logement of pension Wat nu eigenlijk een logement is, hebben wij Maandag bij den kantonrechter kunnen hooren, toen een Beverwij ker terecht stond, omdat hij er een volkslogement op na zou houden. Vroeger heeft de verdachte daartoe een vergunning gehad die door een later raads besluit is vervallen. Nu woont de verdachte weer in dit huis en heeft geen toestemminL een logement te houden. Toch heeft hij op het oogenblik twee kostgangers in zijn huis en dat zou ongeoorloofd wezen. De verdachte zei niet geweten te hebben dat hij iets straf baars deed. Hij had namelijk twee menschen in huis die niets betaalden en er alleen slie pen. Het was eigenlijk meer uit philantropie dat hij ze nachtlogies aanbood. Een heel en kelen keer werd er wel eens een kleine vergoe ding gegeven, o.a. door een presentje voor zijn kinderen. Hij beschouwde zijn thuis dus als een pen sion. Eten deden de gasten er niet; wel kreeg de een soms eens een kopje koffie mee, zon der ervoor te hoeven betalen. De moeilijkheid is nu waar de grens ligt tusschen een volkslogement en een pension. De ambtenaar meende dit gevonden te heb ben in het feit dat er toch regelmatig aan twee personen alleen nachtlogies werd ge geven, zonder dat deze verder bij verdachte m de kost waren. Hij kon zich de teleurstelling van den verdachte begrijpen dat hij door het raadsbesluit geen logement- meer mag hou den, doch dat is iets waarin verdachte zich heeft te schikken. De eisch was f 8 of 4 dagen. De kantonrech ter heeft er wegens het speciale karakter van de zaak heel wat afgedaan, zoodat er f 3 of 3 dagen overbleef. Zwakzinnige maakt amok. MANOKWARI, 21 Januari (Aneta.) Een zwakzinnig patiënt in de ziekenzaal maakte amok. Hij doodde zes personen, terwijl een persoon ernstig werd gewond. Volgens het voorloopig onderzoek is de dader vermoedelijk lijdende aan vervolgingswaanzin. De patiënt was in observatie geweest bij den zendings dokter Nortier, doch kon volgens de verkla ringen van den zendeling als ongevaarlijk worden beschouwd, terwijl hij den laatsten tijd bovendien teekenen van herstel vertoon de. Men moet geen last van dui zeligheid hebben als men mee moet bouwen aan deze langste en hoogste hang brug ter wereld, de Golden Gate Brug bij San Fran cisco. Ras Desta wordt nog steeds achtervolgd. Weer een Italiaansch vliegtuig verongelukt. ROME, 21 Januari (A.N.P.) Legerbericht 102 luidt als volgt: Maarschalk Badoglio seint: De troepen van generaal Graziani achtervolgen verder het vluchtende leger van Ras Desta. Aan het noordelijke front heeft een onderaanvoerder van Ras Seyoem zich met zijn gewapenden onderworpen aan onze militaire autoriteiten te Agula. In het Andino gebied ten Zuidwesten van Makalle is een bombardementsvliegtuig omlaag gestort. DJIBOETI, 21 Januari (A. N. P.) Ste- fani deelt mede, dat Ras Desta, de leider van het vluchtende Abessynische leger aan de achtervolgende Italianen kon ontsnappen dank zij een auto. Zijn broer zou evenwel zijn gedood in een schermutseling tusschen Abessyniërs en dé centrale Italiaansche colonne. PROVINCIAAL SUBSIDIE VOOR ONDERZOEK ZIEKTE IN KOOL. Ged. Staten stellen Prov. Staten voor, ten behoeve van het door den Plantenziektenkun- digen Dienst in te stellen onderzoek met be trekking tot de draaihartigheid in de sluit- kool en de bloemkool, een ziekte, die in den loop der jaren reeds enorme schade heeft aangericht, uit de provinciale kas een sub sidie te verleenen van f 400. ONTPLOFFING IN HET LABORATORIUM TE GRONINGEN EISCHT EEN DOODE. GRONINGEN. 21 Januari. De 34-jarige heer R. Hogendorf, analyst, die gistermorgen in het chemisch laboratorium aan den Bloem- singel bij het nemen van proeven door een explosie ernstige brandwonden bekwam en in het Academisch Ziekenhuis werd opgenomen, is hedenmorgen in de vroegte aan de beko men verwondingen bezweken. De man laat een vrouw en twee kinderen achter. Steun aan kleine boeren. Alleen aan rundveehouders. Zooals reeds bekend gemaakt is, ligt het in het voornemen van den Minister van Land bouw en Visscherij over te gaan tot het doen eener geldelijke uitkeering aan de kleine boeren. Voor zulk een uitkeering komen alleen in aanmerking rundveehouders, a. wier hoofdberoep bestaat in het uitoefe nen van akkerbouw of veehouderij voor eigen rekening (landbouwers) b. die bij- de inventarisatie van Mei 1935 ten hoogste 5 ha. cultuurgrond in gebruik hadden: c. te wier name bij een der rundveetellingen te weten die van Mei 1935 of December 1935 1, 2 of 3 melk- en/of kalfkoeien werden ge ïnventariseerd; d. die na 1 Januari 1936 niet in een van Rijkswege gesubsidieerde werkverschaffing zijn opgenomen geweest of na dat tijdstip geen steun hebben genoten ingevolge een door den Minister van Sociale Zaken goedgekeurde steunregeling; e. die op 1 Januari 1936 niet waren aange sloten bij de werkloozenkas eener vereeniging, gesubsidieerd ingevolge het Werkloosheidsbe sluit 1917; f. die niet zijn aangeslagen in de inkom sten- en/of vermogensbelasting over het be lastingjaar 1935/36. De uitkeering aan degenen die tot voor noemde categorie gerekend kunnen worden zal bedragen; voor veehouders met 1 melk- of kalf koe 25; voor veehouders met 2 melk en/of kalfkoeien 40; voor veehouders met 3 melk- en/of kalfkoeien 50. Bij de bepaling van het bedrag zoowel als bij de vraag of en voor welk bedrag een veehouder in verband met eventueel verschillende resul taten der tellingen in aanmerking komt, zal worden uitgegaan van het normale bedrijf van den betreffenden veehouder. Alle veehouders die volgens de voorhanden gegevens voorloopig in aanmerking zouden komen voor een uitkeering, krijgen een formu lier ter onderteekening toegezonden, waarbij de betreffende inspecteur der directe belas tingen wordt gemachtigd tot het verstrekken van de hierboven onder f. bedoelde inlich tingen. Dat formulier dient onverwijld in de bijge sloten dienstenveloppe te worden ingezonden bij de provinciale Landbouw-Crisis-Organisa- tie, waarbij de betrokkene is aangesloten. In dien het formulier ongeteekend, of na den daarop vermelden datum bij de Landbouw crisis-Organisatie voornoemd inkomt, wordt de betrokken veehouder geacht niet voor een uitkeering in aanmerking te komen Personen, die op 10 Februari a.s. nog geen formulier ontvangen hebben en meenen tóch aan bovenomschreven voorwaarden te vol doen, kunnen na dezen datum, doch uiterlijk vóór 23 Februari 1936 een formulier, hetwelk bij den secretaris hunner districtscommissie gratis verkrijgbaar is, onderteekend inzenden bij de Landbouw-Crisis-Organisatie, waarbij zij aangesloten zijn. De door misgewas getroffen tuinders zijn in vorenbedoelde categorie niet begrepen. Voor hen is eveneens een regeling in voorbereiding, waarover te zijner tijd nadere mededeelingen in de pers zullen volgen. WIELRIJDEN. De Zesdaagsche te Brussel. Piet van KempenBroccardo op één ronde no. 5. BRUSSEL, 21 Jan. (A.N.P.) Bij de neutralisatie om 5 uur hedenmorgen was de stand als volgt: Aanden kop: 1. Buysse—Billiet 22 pnt., 2. Depauw—Van Nevele 17 pnt., 3. Charlier—De- neef 11 pnt. Op één ronde: 4. Loncke—Martin 20 pnt.. 5. Piet van KempenBroccardo 8 pnt.. 6. Schön- Aerts 5 pnt. Op 3 ronden: 7. Gebroeders Vroomen 19 pnt. Op 4 ronden: 8. MeerschaertDegraeve 23 pnt. Op 5 ronden: 9. Van VlockhovenVan Bug- genhout 5 pnt. Op 6 ronden: 10. Falck Hansen—Danholt 9 pnt. 11. Hazendonck—Verreyken 7 pnt. 12. SmitsHaegelsteen 5 pnt. Op 8 ronden: 13. DictusDeryck 8 pnt.. Op 9 ronden14. ThijssensHuys 8 pnt. 15. KoumansCocqueraux 7 pnt-. 16. Van Hevel— Pellenaers 0 pnt., Op 10 ronden: 17. GhijsselsBogaert 8 pnt. Op 11 ronden: 18. VluggenCozends 3 pnt. Om vijf uur hedenmorgen waren afgelegd 192.690 K.M. Over een stoel in de slaapkamer hing ie. Arm in arm stonden ze er naar te kijken. 'n Pronkstuk was het, daar ging niets van af. Wijnrood. Wijnrood met poefmouwen. Wijn rood met een snoes van een sleepje. Wijnrood, van voren hoog, van achteren laag. Of ^aag? Nee, laag mocht je niet zeggen. Uitgesneden. In het nette uitgesneden. Bescheiden gedecol leteerd. Van voren een gesp. Gespen zijn vaak pronkstukken, maar deze was meer.. Veel meer. Je overdreef niet als je deze gesp een stralen de vierkante zon aan een wijnrooden hemel noemde, een flikkerende brulboei op een wijn- roode zee Vin je 'm niet ongeloofelijk? zei zij met een venijnig gniepje van genot in zijn arm. Ja, hij[iszei hij. het kneepje negee- rend ter wille van de blinkende oogen van z'n vrouw. Ze verdiende 'm. Waarachtig, hij kwam 'r toe. Hij was nou wel vijf en twintig gulden duurder dan ie eigenlijk mocht kosten, maar 't was er dan ook een japon naar. Vijf en twin tig gulden is een hoop geld, maar ja, daar ben je nu weer man voor om Als je je vrouw in. zoo'n creatie ziet, over zoo iets laags en plats als geld toch eigenlijk is, heen te stap pen. in zoo'n japon kon je ergens komen. Daar was je iemand mee. Zoo'n japon maakte wat van je. En als je dan een inkomen hebt, waar het desnoods net nog af kan, en je vrouw staat voor je in het wijnrood doe daar dan maar eens wat tegen. Ze had heusch recht op wat nieuws. Met twee kinderen, allebei loopertjes en loopertjes zijn handenbindertjes en den heelen dag op letten (Jan, pas op, hij heeft de schaar; goeie God, wat steekt-ie nou weer in z'n mond? Straks priki-ie z'n zusje nog blind met die pookü heeft een jong moedertje eigenlijk wei nig deel van leven. En als ze dan de kans krijgt, nou dan moet ook alles in de puntjes zijn. Naar den schouwburg zouden ze. 'n Stuk met bal na. Leuke invitatie van goeie vrien den. Twee prachtige plaatsen in een loge. Maar nou was het sneue, het zielige, dat alles dreigde te bederven: als ze samen gingen moest er op de kinderen gepast worden en dat mislukte. Op 27 gingen ze zelf uit. Op 29 had Mevrouw de griep. Met 33 waren ze kwaad; 35 stond leeg. En op 31, het eenige huis daartusschen, nou, daar woonden ze zelf. Enfin, als man weet je in zulke gevallen wat je te doen staat. En zoo heel erg vind je 't na je zware dagtaak ook niet. Dansen, nacht werk natuurlijk. Nou zorg je dat je er om elf uur inligt, als de kinderen „gedaan" zijn. Nee, lieve schat, heusch, ik heb veel liever dat jij wel gaat. Je komt er toch al zoo weinig uit. En waarom hebben we anders die prach tige nieuwe jurk gekocht? Ben je mal, je zult je zonder mij ook wel amuseeren; malligheid hoor. Om kwamt voor acht staat er een taxi voor je deur, Jan, wat schattig van je, hè, zoo kom ik er heerlijk makkelijk. Stel je voor dat je binnenkwam met mod derspatten op je wijnrood. Dat zou toch niet gaan Heeft mevrouwtje nu alles? Avondtaschje, handschoenen, sjaaltje, huissleutel, poeier doos? Alles compleet. Nou, veel plezier hoor. Nee, maak je over mij maar geen zorgen Ik zal heusch wel op alles letten. De slaapkamerdeur laat ik aan staan, dan hoor ik ze dadelijk. En als Kootje nu weer zoo gaat hoes ten. Ja, ik weet er alles van. De groeten hoor. Dag! Mevrouwtje ging. Was een allerleukst stuk. En zoo goed gespeeld, zeg. Nee werkelijk buitengewoon wat ze er van gemaakt hadden. Gewoon beroepsspelers als je ze zoo zag. Bal na. Echt bal met groene en roode strik jes, met waaiers en serpentines. En een band, nee, ongeloofelijk. Die saxofoon, hoe kón iemand 't, vroeg je je af. 'n Heerlijk bal, waar op je je weer zeventien kon voelen. Drie uur 's nachts. 'n Slaperig hoofd uit een warboel van de kens. Ben je daar? Dat hoor je toch. Was 't leuk? Heb je je geamuseerd? Pauze. 't Warrige hoofd komt wat hooger uit de dekens, 't Kijkt slaperig-onderzoekend. Is er wat vrouwtje? Och nee, niks. Ga maar slapen. Viel 't tegen? Was 't niet aardig, 't stuk? O, jawel. Je bent zeker doodmoe van 't dansen hè? Och Jan! En meteen valt een snikkend hoopje ongeluk in je armen en je voelt heete tranen over gloeiende wangen stroomen en je hoort zenuwachtige hikjes en je kent dat wel zoo'n beetje, dus je zegt voorzichtig: Kom, kom. kom nou, lieveling. Pas op, je kreukelt je jurk, schat. Dat tod? Dat lor? Dat prul van niks? 'k Wou dat ik 'm nooit meer aan kon. Dat on gelukkige mormel. Ging ie maar kapot, 'k Kan 'm niet meer zien. Maar lieverd, wat is dat nou opeens? Van middag was je er nog zoo verrukt mee. 'k Heb een figuur geslagen met dat el lendige vod, 'n figuur Maar wat is er dan toch gebeurd? Och, in de loge naast ons zat 'n mensch, gewoon een mensch om op te schieten. Bah, wat 'n wezen. Echt ordinanr enenen al zulke dingen meer. Nou, wat zou dat nou? Je had toch niks met 'r te maken? Natuurlijk niet. Goddank niet. Te maken niet. Maar dat wezen, dat schaap, dat idiote schepsel had mijn japon aan. Eenvoudig Dre- cies. Tot de gesp toe. En we zaten vlak naast mekaar, 't Was gewoon geen gezicht. Ik schaamde me dood. Je zag de menschen kij ken. Hij probeert nog een grapje: Ja, toen ik verleden maand op dat feest bij de Mullers kwam liep ik in de gang al iemand tegen het lijf, die ook 'n smoking aan had. Da's óók een beroerd gevoel. Och, jij ook altijd met je flauwe grappen. Jij begrijpt ook nooit wat. Voor een vrouw is dat heel wat anders. Ik kan gewoon met die ellendige jurk nergens meer komen. En 't is eigenlijk allemaal jouw schuld. Jij wilt altijd dat ik confectie draag. Ik doe het nooit meer, nooit. Bij confectie heb ie altijd kans dat je opeens jezelf tegen komt. En het kostbare wijnrood wordt ruw over het blonde kopje getrokken en komt als een knoedel ergens in een hoek terecht, versmaad en verguisd. Weet je wat, zegt de man, we zullen hem wijnblauw laten verven. Of wijngroen. Dan kan je hem weer aan. Als je dan maar met die Siameesche tweeling van je afspreekt, dat zij 'm zoo houdt. Anders hebben we de volgende week weer tranen. En meteen duikt zijn warrelige kop weer diep in de dekens. Mevrouwtje ligt aan zijn zijde na te snikken. P. H.S.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 7