De Opvattingen van Edward VIII. Vogels die 's winters te gast komen. De Cruquius. Avonturen van Marta Linz. Dirigeeren op kousen. HAARLEM Zaterdag. Een vrouwelijke dlrigente? Eerlijk gezegd vinden wij Hollanders dat wei een beetje eigenaardig, 't lijkt zoo heelemaal geen vrouwenwerk en ik geloof ook niet dat er gemakkelijk een Hollandsche te vinden zou zijn die de flair zou hebben om die kunst te beoefenen. Want hoe men het ook be schouwt, men blijft toch altijd maar een vrouw en om daar als vrouw, als lid van het zwakke geslacht voor een orkest te gaan staan dat toch in den regel voor het over- groote deel uit mannen bestaat en dan dat orkest mee te sleepen in het heele ge voel, in het muzikaal innerlijk leven, dat moe't toch een vreemde gewaarwording zijn. Misschien geeft het ook wel een verrukkelijk machtsgevoel, maar mij lijkt het moeilijk om ste'eds over nieuwe orkesten, dat wil dus zeggen steeds nieuwe mannengroepen, het overwicht te bewaren en den scepter te voe ren. Daardoor zal het ook wel komen, dat de vrouwelijke dirigenten zoo schaarsch zijn en toen de H.O.V. gisteren Marta Linz had uitgenoodigd om als soliste en dlrigente op te treden, moest ik van de partij zijn, al was het alleen u mag het wel weten uit nieuwsgierigheid. Een verschijning met gloudbïonde krullen, een zwart velours janon- waarvan het bovenstuk een smoking imi teert, gracieuse kleine handjes Marta. Linz, de dappere In de pauze trachtte ik haar te naderen, deze merkwaardige vrouw, wier hoofd omliep bij de poging om iedereen een oogenblik te schenken, tegen iedereen een oogenblik vriendelijk te zijn. Ik hoopte op een paar rustige oogenhlikken, want ik wilde weten of ze niet nerveus was ie der en keer bij een nieuw orkest, of ze getrouwd was, wat voor een viool ze had, of en waar ze geboren was, kortom alles wat bij een interview gevraagd moet worden. Helaas die oogenblikken kwa men niet, menschen liepen in en uit, keken verwijtend en wenschten me weg. ver weg. Maar Marta Linz is niet alleen dirigente, ze is ook een charmante vrouw en toen ze m'n teleurstelling merkte, fluisterde ze me gauw toe, dat ik 11a afloop van het concert nog maar even terug moest komen, dan zou ze geduldig al m'n vragen beantwoorden. Een mensch is echter maar een mensch en ik moet bekennen dat m'n nieuwsgierigheid en daarna m'n belangstelling tevreden gesteld wenschten te worden en het interview dood gewoon op den achtergrond duwden. In- plaats van de behoorlijke vragen naar naam, woonplaats en ouderdom, vroeg ik: „en is dit niet een heel bijzonder leven als vrouw op deze manier?" U moet toch wel veel merkwaardigs beleven." Marta lachte en maakte een gebaar van „als ik dat allemaal vertellen moest!", en zei: „Natuurlijk maak je veel mee, en als vrouw heb je altijd van die gekke dingen, die een man nooit overkomen En toen kwamen de herinneringen los. „Weet u, ik was eens in Zwitserland, waar ik een avond moest dirigeeren. In dat plaats je bleef ik maar een enkelen avond en ik had geen andere schoenen meegenomen dan een paar pantoffels. Om een Uur of zeven, ik was me net aan het kleeden. struikelde ik en brak de hak van m'n schoen! U begrijpt, hoe ik schrok! Ik belde natuurlijk meteen het kamermeisje en dat ging er in galop met m'n schoen vandoor. Na een kwartiertje kwam ze terug met het bericht, dat ze een schoenmaker had gevonden, die beslist om uiterlijk kwart voor acht de schoen zou te rugbrengen. Maar het werd kwart voor acht, tién'minuten voor acht, en nog geen schoe nen! Wt moest ik doen? Ze kwamen me af halen en ik werd nog uitgelachen ook! Met het hotel maakten we de afspraak, dat m'n sclioenen onmiddellijk zouden worden ge bracht en op m'n pantoffels ging ik op weg. Maar het was al kwart over acht, het pu bliek werd ongeduldig en ik had nog geen schoenen! Een paar leden van het orkest hadden al eens bij hun dames geprobeerd een paar schoenen te leenen. maar in Zwit serland leeft men blijkbaar op grooten voet en ik 'n poezel voetje werd uitgestoken heb nogal een kleine maat. Weet u wat ik heb gedaan? Ik ben opgetreden op m'n kou sen! Niemand heeft er iets van gemerkt, door m'n lange rokken. Maar met de pauze waren m'n schoenen er en de menschen snapten er niets van, dat ik opeens zoo was gegroeid En oh ja, dat verhaal van Spanje moet ik u nog vertellen! Ik was in een dorpje een kerk gaan bezichtigen en had nogal lang rond gewandeld blijkbaar, want toen ik weg wilde gaan, bleek het dat ze de deuren had den gesloten! Dat was me wat moois, want 's avonds moest ik optreden! Rammelen en schreeuwen had niet het minste resultaat en daarbij werd het al heelemaal donker. Ik durfde er niet aan te denken hoe laat het wel al kon zijn, want ik moest 'nog terug naar de stad, me nog verkleeden en om acht uur als soliste optreden. Ik liep daar maar heen en weer te ijsbeeren van het kastje naar den muur, tot ik opeens een reddende inval kreeg. Ik klom bij het orgel, trok alle registers uit en begon te spelen. Nou. dat hielp! Van alle kanten kwamen de men schen aan en toen was ik gauw genoeg ver lost! Tja, een mensch maakt op zoo'n manier heel wat mee, m'n man zou u daar boek- deelen van kunnen vertellen!" „Uw man?" „Ja!" met trotsch. „Ik heb een schat van een man! Ik ben al getrouwd toen ik zeven tien was en ik heb twee kinderen! Toen ik nog les had- moest ik soms tegen den pro fessor zeggen: ,,'t Spijt me wel, maar nu kan ik niet langer blijven, ik moet m'n baby ver zorgen!"' Maar ik heb m'n werk toch rustig doorgezet en ik ben er nu dan toch maar gekomen! 't Heeft anders moeite genoeg ge kost om bij de Dirigentenklasse vandeHoch- schule in Berlijn te komen! Een vrouw in de Dirigentenklasse? Daar hadden ze nog nooit van gehoord, daar moest eerst eens over vergaderd worden! Het einde was, dat ze zeiden dat ik mocht probeeren om het toelatings-examen af te leggen en dat deed ik dan ook met nog achttien manlijke can- didaten. En weet u wat het resultaat was? Eén man slaagde en ik!" Ik was behoorlijk onder den indruk van deze prestatie en ging er net eens prettig voor zitten om nog veel meer te hooren, toen er een invasie kwam van dames en heeren die het interview waaraan ik nog begonnen moest, eenvoudig negeerden en beslag leg den op Marta Linz, waarvan ik alleen nog maar een paar blonde springende krulletjes zag, die op en neer dansten als ze druk ge sticuleer end wat vertelde. Over haar talent zou ik me geen oordeel durven aanmatigen. Maar ik heb genoten Trouwens daar zorgt het comité van actie wei voor dat de vier gala concerten van de H.O.V. geslaagd zijn. De eerste avond met den violist Heinrich Steiner bleek al een groot succes te zijn, gisterenavond was een bijna uitverkochte zaal enthousiast over het gebodene en als straks op 11 Februari de in- o teressante en sympathieke dirigent Carl Dammer optreedt, zal er stellig geen plaats meer onbesproken zijn. HELEN DE BAIiBIAN VERSIER.' Een teelten van leven der Nobile-expeditie? Flesschenpost op IJsland aangespoeld. KOPENHAGEN. 27 Jan. (A.N.P.) Een Deensch blad bericht uit Reykjavik, dat aan de Westkust van Oexarfjord een flesschenpost is aangespoeld, die vermoedelijk uit Siberië of Nova Zembla stamt. In de flesch zit een kaart van de Poolzee, waarop verschillende strepen zijn gezet, waarvan één naar Nova Zembla wijst. Aan den anderen kant van de kaart staan notities in talen, die den boeren, die de flesch vonden, onbekend zijn, zoodat men nog niet weet wie de flesch in het water heeft ge worpen. Het is niet onmogelijk, dat hij afkom stig is van metgezellen van Nobile, die met de Italia zijn verdwenen. De kaart zal naar Reyk javik worden gezonden om te worden ont cijferd. KONING LEOPOLD NAAR ENGELAND VERTROKKEN. BRUSSEL. 27 Januari (A.N.P.) Heden ochtend is koning Leopold, vergezeld van zijn broer Karei, van Ostende met de Prince Felix de Luxembourg naar Londen vertrok ken. Het schip wordt begeleid door Britsche oorlogsschepen. In verband met de begrafenis van koning George van Engeland zullen morgen de beur zen van Brussel, Antwerpen, Gent en Luik gesloten zijn. HET OVERLIJDEN VAN KONING GEORGE EN DE BRITSCHE TEXTIELINDUSTRIE. LONDEN, 27 Januari (A.N.P.) De dood van koning George V. heeft op het bedrijfs leven in 't geheele land zijn stempel gedrukt. In verband met de sluiting van de effecten beurs en de productenmarkt en de typische mentaliteit, die door het overlijden van een geliefd, vorst te voorschijn is geroepen, is het handelsverkeer eenigszins vertraagd, doch sommige takken van industrie trekken pro fijt van de populariteit, waarin de koning zich mocht verheugen. De textielfabrikan ten ontvangen groote orders voor de levering van stoffen in rouwkleuren en vele fabrieken hebben daardoor hun werkprogramma moe ten wijzigen. De orders voor de levering van helle kleuren zijn tot een minimum inge krompen. Ook de kunstzijde-industrie onder vindt den invloed van de tragische gebeurte nis. De plannen, die met betrekking tot de voorjaarsverkoopen waren opgesteld, zijn vol komen in de war gestuurd. In ieder geval staat het vast dat door de vraag naar rouwkleuren een soort noodtoestand is ontstaan, waaraan men zich zal dienen aan te passen. Het lijdt geen twijfel of de kleurenprogramma's zullen moeten worden herzien. DOODELIJK ONGELUK IN DE STAATMIJN EiMMA. HEERLEN, 27 Januari (AN.P.) Zater dagavond is de hulp-houwer F. Brouwer in een galerij van de staatsmijn Emma door het plotseling breken van een ijzeren dak onder afvallend gesteente geraakt. De ongelukkige is kort daarna overleden. De man was afkomstig uit Hoensbroek, ongehuwd en 24 jaar oud. Publicatie over de Jamboree. DEN HAAG, 27 Jan. (A.NJ>.) Het Jam- boree-comité meldt; De AVRO heeft gister avond als radiojournaal uitgezonden een ver trouwelijke mededeeling van staatsraad Ram- bonnet tijdens den Winterlaer aan de daar aanwezige voortrekkers gedaan namelijk dat bericht was binnengekomen, dat de Koningin in beginsel zich bereid zou hebben verklaard het beschermvrouwschap van de Jamboree op zich te nemen, echter onder voorbehoud dat daaraan geen publiciteit zou worden gegeven, alvorens omtrent het terrein zou zijn beslist. Daar hieromtrent, zooals algemeen bekend, de beslissing nog niet is gevallen, is dus ook de AVRO met haar uitzending voorbarig ge weest en nog geenszins gerechtigd om deze vertrouwelijke mededeeling publiek te maken. DINSDAG 28 JAN. 1936 Minder vormelijk koningschap. Het heeft ten zeerste de aandacht getrok ken dat Koning Eduard VIII in zijn adres tot het Lagerhuis het gebruikelijke majesteits meervoud heeft vervangen door den eersten persoon enkelvoud. Hij deed het twee maal in de zeer korte toespraak en dit schijnt de mogelijkheid van onopzettelijkheid uit te sluiten. De Koning zeide: ,Ik ben terdege overtuigd dat het Lagerhuis den dood van mijn geliefden vader diep betreurt". Dat was de eerste zin van het adres. En de laatste was: „Ik ben vastbesloten den weg te volgen welken hij mij heeft aangewezen". Geen enkel EngeLseh souverein heeft ooit bij zulk een plechtige of bij welke formeele gelegenheid ook den eersten persoon enkel voud gebruikt. Van Koningin Victoria is wel bekend, dat zij zelfs in haar huiselijk leven de pluralis majestatis inacht nam. Toen Koning George het Lagerhuis toesprak na den dood van Koning Eduard VII drukte hij zich uit in onpersoonlijke termen aldus: De Koning weet dat het Lagerhuis deelt in het diepe en plotselinge verdriet dat over Zijne Majesteit is gekomen. Hoewel Eduard VIII slechts enkele dagen Koning is heeft hij ook op andere wijze reeds doen blijken dat hij streeft naar een minder vormelijk koningschap, dat zijn moderne geest zich doet gelden in kleine, berekende en opzettelijke veranderingen in tot nu toe aanvaard ceremonieel. Drie eeerewachten, van leger, vloot en luchtmacht, stonden in de houding op het perron toen het stoffelijk overschot van Ko ning George per trein uit Wolferton in het King's Cross station was aangekomen. De Koning en de andere leden van de konink lijke familie waren uitgestapt. Er was een kort oponthoud, eenige aarzeling bij het ont laden van de kist. De Koning stapte op den bevelvoerenden officier toe en gelastte hem blijkbaar de eerewachten de rusthouding te doen aannemen, want dit geschiedde onmid dellijk daraop. Eerst toen het stoffelijk over schot uit het zwarte treinrijtuig werd gedra gen sprongen de eerewachten terug in de houding. Ook in den eenvoud van den stoet en om dien eenvoud des te roerender op zijn weg naar de Westminster Hall openbaarde zich de wensch van den jongen monarch. Koning Eduard VIII heeft nadrukkelijk te kennen gegeven dat het normaio leven der gemeenschap behoort te worden voortgezet in deze droeve dagen voor zoo ver dat moge lijk is met inachtnemeing van de waardig heid en de stemmigheid welke de samenle ving als vanzelf bij het verlies van den be minden doode verlangt. De Koning heeri ge dacht aan het stoffelijk verlies dat vele zij ner onderdanen zouden lijden indien be drijf, het ontspanningsbedrijf er in begre pen, werd opgeschort. Daarom gingen thea ters en cinema's weer open den tweeden dag na den sterfdag. De begrafenisdag wordt geen dag van openbaren rouw. Het is de wensch van den Koning dat de bevolking de plechtigheid van de gelegenheid zal toonen overeenkomstig persoonlijke opvatting en in overeenstemming met de omstandigheden waarin men zich individueel bevindt. Z. M. houdt zich overtuigd dat de bevolking in haar hart haar verscheiden vorst zal ge denken. Deze wensch, aldus uitgedrukt en omschre ven, is kenschetsend voor den Koning, die klaarblijkelijk zal voortgaan te breken met conventies die de monarchie kunstmatig verwijderd zouden houden van het volk. Wie meent dat de winter voor den vogel- kenner 'n doode tijd is, en dat men dan kijker en camera maar aan de wilgen moet hangen, vergist zich deerlijk. Juist in den winter heb ben we gelegenheid kennis te maken met een aantal broedvogels uit noordelijker streken, die hier alleen in dit jaargetijde vertoeven, en waarmee de kennismaking de moeite van een wandeling en een koude neus over waard is. Maken we eens een wandeling langs het Spaarne naar Spaamdam en de Mooie Hel dan kunnen we reeds verschillende van deze vogels zien. Dicht bij de stad zijn het meest meerkoeten, met huil witte bles, die als zwarte propjes op de golven dobberen. Het kleinere waterhoentje, dat een roode bles op den kop heeft, blijft meer in de stad. Dat zien we in de singels en op de bolwerken, waar ze met de meeuwen van het uitgestrooide brood komen eten. Van een vuilnisschuit langs den kant vliegt een troepje kraaien en meeuwen op Deze al- les-eters zijn steeds op de belten der steden aan te treffen in den winter, en ze schijnen er nog heel wat op te halen ook, Voor hen is het in den winter niet zoo moeilijk om aan den kost te komen. Anders is het gesteld met de reigers. Met hoog opgetrokken schouders staan ze langs de slooten. Urenlang kunnen ze zoo in het water staan te turen, zonder dat wij ze ooit iets zien vangen. Maar vooral als een ijslaag sloot en plas voor hen afsluit, zijn ze er slecht aan toe. Bij een wak in het ijs, een windgat of een wel staan ze, hongerig en kleumerig. Ze verma geren zienderoogen en kunnen zich nog maar nauwelijks op de groote, stompe wieken verheffen. MINISTER DE WILDE TERUG VAN VACANTIE. DEN HAAG. 27 Januari (A.N.P.) De minister van Binnenlandsche Zaken, mr. J. A. de Wilde, heeft zijn werkzaamheden aan het departement hervat. Boven: Reiger. Links: Torenvalkjè. Telkens weer vragen we ons verwonderd af, waarom ze den winter niet ontvluchten en wegtrekken naar mildere streken, zooals het grootste deel van onze reigerbevolking dat doet. Zijn de vogels die hier overwinteren soms oude vogels, of zijn het broedvogels uit noordelijker en oostelijker streken? Eerlijk gezegd weten we het nog niet precies. Mis schien dat het ringonderzoek ook deze vraag eens zal kunnen oplossen. Zoodat we elk jaar maar weer trouw de wrakke nestboomen langs het bullenweidje beklimmen, om de luid protesteerende jonge reigers van een aluminium ringetje te voorzien Met den vroomen wensch, dat ze als ze doodgaan, in verre landen, een plekje zullen uitzoeken, waar de ring niet verloren gaat Bij Spaamdam zitten lange risten meeuwen op de steigerpalen, die duidelijke sporen van een veelvuldig bezoek dragen. Het zijn meest zilvermeeuwen, forsche blanke vogels, met groezelige win terkoppen en blauwgrijze vleu gels. Ook zit er steeds een groot aantal bruin- gevlekte meeuwen tusschen. Dat zijn de jonge zilvers, die nog in hun baby-pakjes rondvliegen, en pas na een jaar of twee wat Iets uit de geschiedenis van het stoomgemaal. Lang is er over gepraat, maar nu is dan eindelijk de beslissing gevallen. De Cruquius blijft en wordt museum. Zeker is dit wel een gelegenheid iets uit de historie te vertellen. De eerste machine, die aan de droogmaking der Haarlemmermeer begon was de Leeghwa- ter die in haar dagen alleszins aan het oog merk voldeed. Ze werd dan ook van proef- v/erktuig tot modelstoomwerktuig verheven Desnoods had men met nog één stoomwerk tuig kunnen volstaan, maar dan werd de toe voer van water naar slechts twee uitgangs punten bij de groote uitgestrektheid van den toekomstigen Meerpolder te moeilijk en dan kwam bij elke ontstentenis van één alles op het eenig overblijvende aan. Gepaste voorzich tigheid gebood, nog twéé stoomgemalen als de Leeghwater te bouwen. Zoo werden dus plannen voor de Cruquius bij 't begin van het Spaarne onder Heemstede ontworpen en voor den Lijnden aan het Lutkemeer onder Sloten. Een landtong beoosten 't Slot van Heemstede was reeds voor de Ringvaart doorgegraven en het Spaarne daarbij over eenigen afstand gedicht. Naast de plaats der tegenwoordige Cruquius stond een vuurtoren. Evenals de Leeghwater zijn naam gekre gen had naar den eersten ontwerper eener droogmaking in 1643, ontleende de Cruquius dien aan den opzichter van Rijnland, die op last van Hoogheemraden in 1742 een nader ontwerp maakte, waarbij voor de eerste maal op een uitwatering van Rijnland te Katwijk was gerekend. De wijzigingen, geleerd door de ervaring met de Leeghwater en nadere plan nen voor de Cruquius en de Lijnden te bera men, nieuwe bestekken te maken, ook met buitenlandsche ingenieurs en fabrikanten het noodige te regelen vorderde veel tijd. Ook waren de Engelsche ingenieurs Gibbs en Dean reeds in de zaak betrokken. Met de fabrikan ten van Vlissingen en van Heel was reeds overeengekomen wegens het leveren en op stellen der balansen en der ketels en was de stichting van Cruquius en Lijnden naar de nieuwe ontwerpen van Ir. Beyerinck bij open bare aanbesteding te beurt gevallen aan den zelfden aannemer de Laat. Voor toezicht, op stelling enz. was nog geldig de overeenkomst van 8 April 1842 met de heeren Gibbs en Dean. De Lijnden moest in Mei, de Cruquius in Augustus 1848 gereed zijn, maar wederom wer den de termijnen door de Engelsche fabrikan ten verre overschreden. Zoo was de Cruquius niet voor April 1849 in staat van oplevering. Had de Leeghwater reedis 12.000 gld. aan boete gekost, ook Cruquius en Lijnden vroe gen elk zooveel beboeting. Voor de inwerking treding van de Cruquius was met de onder vinding met de Lijnden opgedaan, bijna geen oponthoud. Cruquius en Lijnden traden beide 19 April 1849 in werking. De Leeghwater had den waterstand van de Meer (sedert Mei 1848 afgesloten) tot 0.79A. P. doen dalen. De kosten van de Cruquius waren als volgt: Gebouw f 220.655, Bijlage voor bekuiping van den put f 10.000. Eigenlijke werktuigen (con tract Harvey en Comp. 229.500, Ketels en ba lansen (contract van Vlissingen) f 94.211, to taal f 554.366. Groote moeilijkheden leverde de werkput voor de Cruquius. Voorafgaande boringen hadden dadelijk doen zien, dat de bodem ongunstig zou zijn. Dit vooruitzicht werd bevestigd. De put moest 7.50 ellen onder A. P. diep zijn en op deze aan merkelijke diepte 130 a 140 ellen omtrek hou den om 1700 palen van 11 el lengte te heien. Aan den Cruquius ontmoette de aannemer op de diepte van 6 ellen een schulplaag, waardoor water met loopzand van alle zijden opborrelde als door een zeef. Er kwamen tot drooghou- ding van de put, drie kettingmolens met 60 paarden, benevens een vervoerbaar stoomtuig van 10 paardekrachten, dag en nacht in wer king. Watei, loopzand en schelpen bleven aan alle zijden uit de af kabbelende en uit zakkende boorden van de put toevloeien. Bij eiken duim, met alle inspanning gewonnen, namen de moeilijkheden toe; men kon de wellen niet meester worden. Ingenieurs en aannemers hadden nimmer zulk een toevloed van water bij dergelijken arbeid gezien. Juli 1847 kwam de aannemer tot den voorzitter der Haarlemmermeercommissie met de klacht dat hij wenschte ontslagen te worden van het werk, wegens onoverkomelijken tegenstand. Hem werd geantwoord, dat er op het werk nog plaats was voor nóg een vervoerbaar stoomtuig - en nog een kettingmolen. Alle zijdelingsche toevloeiing en verzakking kon geweerd worden door een diepe kuipvormige afsluiting met zware damplanken. Faalde dit, dan was de onmogelijkheid aan te nemen. De commissie wilde f 10.000 vergoeden. Den vol genden dag reeds werd het werk krachtiger dan ooit voortgezet en de aanwijzingen van Ir. Beyerinck opgevolgd. De burgemeester van Leiden zond in 24 uur 60 kloeke mannen en een krachtig stoomwerktuig, vier zware ket tingmolens, twaalf vervaarlijke heistellingen, 450 werklieden met 83 paarden zijn in de enge put in volle werking. De boorden en de kruin der putkade zijn met keeten, hutten, stallin gen, materialen fourage overdekt.. Al wat leven heeft sleept, kruit, werkt en zwoegt dooreen onder vroolijk gejuich en terwijl men duim bij duim langzaam wint op het opbrui sende' water, hoort men onafgebroken de twaalf heiblokken tegelijk op de maat van het luide gezang de zware fundeeringpalen beuken. Het lijkt verward, maar elke beweging is berekend en men wint, eerst nog tusschen water en slijk. Een dichte dennenvloer over dekt welhaast de koppen der 1700 heipalen. Het muurwerk verrijst op dien vloer en de statige Cruquius wordt rustig opgetrokken ver boven de golven der Meer. Hoe gaarne zouden we het werk verder volgen, maar genoeg. Zonder gearuisch, zon der dreuning, statig en krachtig heeft de Cruquius meegewerkt aan de droogmaking. Tientallen jaren deed ze mee aan de droog- houding, maar die taak heeft het stoomge maal niet meer. Het is reeds een historisch monument en wordt nu bewaarder van tech nische wetenschap. G. J. BETTINK. Studie aan het Spaarne. meer op de ouden beginnen te lijken. Ze heb ben bar leelijke stemmen, die ze te pas en te onpas verheffen, en hebben altijd ruzie. Een eindje van den wal drijven zwarte propjes op het water. De kijker haalt ze dich terbij en brengt er kleur en teekening in. Nu blijkt het op het oog eenvormige troepje uit een bont en gemengd gezelschap te bestaan. Nonnetje. Natuurlijk zijn er de onvermijdelijke wilde eenden met hun groenglanzende koppen en blauwe vleugelspiegels. De wijfjes zijn heel wat bescheidener gekleurd maar hebben toch ook dien blauwen vleugelspiegel, waar aan ze onmiddellijk te herkennen zijn. Ertus- schen dobberen een paar kuifeendjes, fluweel zwarte vogeltjes met een kleinen kuif en hel derwitte zijden, die scherp afsteken tegen het zwart, Het wijfje is veel bruiner en bij haar is het wit op de zijden ook minder sprekend. De toppertjes lijken er wel wat op. Die zijn ook voor het grootste deel donker, maar bij de mannetjes is ook de rug grijsachtig gekleurd, terwijl het wijfje een groote witte vlek bij den snavel heeft. Maar de grootste verrassing is het nonnetje. Dat is wel het mooiste eendje dat ik ken. Ha gelwit, met een paar zwarte vegen bij het oog en op de vleugels. Het fijne kopje is tenger gebouwd, terwijl de snavel veel kleiner is dan bij andere eendensoorten. Heel rustig zwemt het daar tusschen de andere eenden, een vreemde eend in de bijt. Ver weg broedt het, en als de lente weer >n de lage landen bij de zee komt, trekt het weg. In kleine troepjes gaan zij noordwaarts, over bosschen en landerijen, over zeeën en rivieren naar het groote rietmoeras, waar zij geboren werden en waar ze nu zelf een huishoudentje gaan opzetten. We slaan nu, even voorbij de sluis rechts af. Boven het weiland' vliegt een slank roof- vogeltje'. Als het zich wendt, kunnen we dui delijk een roode gloed op den rug en oo de donker gepunte vleugels waarnemen. Het ls het torenvalkje. ons algemeenste roofvogeltje en een muizenvanger bij uitnemendheid Zie, daar staat hij stil in de lucht. Snel slaan de vleugels op en neer, de staart is breed uitge spreid en werkt als een rem. Dan zakt hij een paar meter en het spelletje herhaalt zich. Tot hij tenslotte de vleugels samenvouwt en als een steen naar beneden valt. Als we de sloot zijn overgesprongen, vliegt hij ijlings weg, een zwart voorwerp in de klauwen meedragend, dat hij verderop, op een paaltje gaat zitten kroppen. Op de Mooie Hel drijven zwartwitte futen en donkerbruin gekleurde aodaarsjes. Maar als ze ons bemerken duiken ze onder, om pas een eind verder weer boven te komen. Een groote troep meerkoeten verwijdert zich ijlings van den oever. De achtersten slaan met de vleugels op het water en met hangende poo- ten fladderen ze een eind over de golfjes, een breed schuimspoor •achterlatend als een star tend watervliegtuig. In de wilgen langs het weggetje buiten len koolmeezen met zwarte, en pimpelmeezen met lichtblauwe petjes. Een spreeuw probeert een lied op den kap van een hooiberg, maar het gaat nog niet van ganscher harte! Op de kruiwagen naast de mesthoop zit klein Jantje het winterkoninkje en schettert zijn water valletjes. Zal het een kwakkelwinter blijven, die lang zaam opmerkbaar bijna, in de lente overgaat? Of krijgen we nog sneeuw en ijs, met al de prettige en minder prettige gevolgen van dien? Het lijkt wel, of de vogels de lente al in hun hoofd hebben, maar de wilde zwanen waren dit jaar erg vroeg, wat op een stren gen winter duidt Langs den Ouden Weg keeren we naar de stad terug, die z'n grillig silhouet ttgen den lichten avondhemel verheft. De kraaien roeien met kalmen vleugelslag naar het Wes ten, waar ze in de berkenboschjes in de dui nen overnachten. Niet alleen hier, ook in het duin, langs het strand, op de verlaten heide en op het IJsel- meer met z'n wilde zwanen zijn de vogels 's winters onze aandacht waard. KO ZWEERES. Commissie ter voorbereiding van Grondwetsherziening Bij K.B. van 24 Januari, dat Maandagavond is gepubliceerd, is een commissie ingesteld ter voorbereiding van een partiëele Grond wetsherziening. Lid en voorzitter is Mr. J. A. de Wilde, mi nister van binnenlandsche zaken, lid en twee de voorzitter Mr. J. R. H. van Schaik, minister van justitie. Leden: prof. mr. P. J. M. Aalberse ,ir. J. W. Albarda, prof. mr. A. Anema, mr. dr. G. van den Bergh, dr. S. E. B. Bierema, jhr. mr. D. J. de Geer, prof. mr. E. J. J. van der Heyden, mr. A. Joekes, prof. mr. R. Kranenburg, prof. mr. B. C. de Savornin Lohmann, J. Schouten, mr. dr. R. H. baron De Vos van Steenwij k. Secretarissen met raadgevende stem: mr. dr. K. J. Frederiks, mr. W. F. Fruin. Adjunct-secretarissen: mr. I. P. Hooykaas, mr. A. J. Bosman. Als gebruikelijk wordt aan een eventueele minderheid in de commissie het recht toe gekend tegelijk met adviezen van de commis sie, in te dienen een afzonderlijk advies, be vattende haar meening. Uit de samenstelling blijkt, dat men naast de leiders der zes Tweede Kamerfracties een staatsrechterlijke specialist van elk dier par tijen in de cnmmisri» heeft opgenomen. DE „ZWARTE ADELAAR" WEDER IN DE V.&. TOEGELATEN. Kolonel Hubert Julian, bijgenaamd de „Zwarte Adelaar", die zooals men weet, twee maanden in Abessynië heeft vertoefd, ten einde de luchtmacht van den Negus te or- ganiseeren, is naar Reuter v<-neemt, thans weder in de Vereenigde Staten toegelaten, nadat men hem eerst op Ellis Island had vastgehouden, omdat hij zonder een geldig visum trachtto de VS. binnen te komen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 7