De Opvattingen van
Edward VIII.
Vogels die 's winters te gast komen.
De Cruquius.
Avonturen van Marta Linz.
Dirigeeren op kousen.
HAARLEM Zaterdag.
Een vrouwelijke dlrigente? Eerlijk gezegd
vinden wij Hollanders dat wei een beetje
eigenaardig, 't lijkt zoo heelemaal geen
vrouwenwerk en ik geloof ook niet dat er
gemakkelijk een Hollandsche te vinden zou
zijn die de flair zou hebben om die kunst
te beoefenen. Want hoe men het ook be
schouwt, men blijft toch altijd maar een
vrouw en om daar als vrouw, als lid van het
zwakke geslacht voor een orkest te gaan
staan dat toch in den regel voor het over-
groote deel uit mannen bestaat en dan
dat orkest mee te sleepen in het heele ge
voel, in het muzikaal innerlijk leven, dat
moe't toch een vreemde gewaarwording zijn.
Misschien geeft het ook wel een verrukkelijk
machtsgevoel, maar mij lijkt het moeilijk
om ste'eds over nieuwe orkesten, dat wil dus
zeggen steeds nieuwe mannengroepen, het
overwicht te bewaren en den scepter te voe
ren. Daardoor zal het ook wel komen, dat
de vrouwelijke dirigenten zoo schaarsch zijn
en toen de H.O.V. gisteren Marta Linz had
uitgenoodigd om als soliste en dlrigente op
te treden, moest ik van de partij zijn, al was
het alleen u mag het wel weten uit
nieuwsgierigheid. Een verschijning met
gloudbïonde krullen, een zwart velours janon-
waarvan het bovenstuk een smoking imi
teert, gracieuse kleine handjes Marta.
Linz, de dappere
In de pauze trachtte ik haar te naderen,
deze merkwaardige vrouw, wier hoofd omliep
bij de poging om iedereen een oogenblik te
schenken, tegen iedereen een oogenblik
vriendelijk te zijn. Ik hoopte op een paar
rustige oogenhlikken, want ik wilde weten
of ze niet nerveus was ie der en keer bij een
nieuw orkest, of ze getrouwd was, wat voor
een viool ze had, of en waar ze geboren was,
kortom alles wat bij een interview gevraagd
moet worden. Helaas die oogenblikken kwa
men niet, menschen liepen in en uit, keken
verwijtend en wenschten me weg. ver weg.
Maar Marta Linz is niet alleen dirigente, ze
is ook een charmante vrouw en toen ze m'n
teleurstelling merkte, fluisterde ze me gauw
toe, dat ik 11a afloop van het concert nog
maar even terug moest komen, dan zou ze
geduldig al m'n vragen beantwoorden. Een
mensch is echter maar een mensch en ik
moet bekennen dat m'n nieuwsgierigheid en
daarna m'n belangstelling tevreden gesteld
wenschten te worden en het interview dood
gewoon op den achtergrond duwden. In-
plaats van de behoorlijke vragen naar naam,
woonplaats en ouderdom, vroeg ik: „en is
dit niet een heel bijzonder leven als vrouw
op deze manier?" U moet toch wel veel
merkwaardigs beleven."
Marta lachte en maakte een gebaar van
„als ik dat allemaal vertellen moest!", en zei:
„Natuurlijk maak je veel mee, en als vrouw
heb je altijd van die gekke dingen, die een
man nooit overkomen
En toen kwamen de herinneringen los.
„Weet u, ik was eens in Zwitserland, waar
ik een avond moest dirigeeren. In dat plaats
je bleef ik maar een enkelen avond en ik
had geen andere schoenen meegenomen dan
een paar pantoffels. Om een Uur of zeven,
ik was me net aan het kleeden. struikelde ik
en brak de hak van m'n schoen! U begrijpt,
hoe ik schrok! Ik belde natuurlijk meteen
het kamermeisje en dat ging er in galop
met m'n schoen vandoor. Na een kwartiertje
kwam ze terug met het bericht, dat ze een
schoenmaker had gevonden, die beslist om
uiterlijk kwart voor acht de schoen zou te
rugbrengen. Maar het werd kwart voor acht,
tién'minuten voor acht, en nog geen schoe
nen! Wt moest ik doen? Ze kwamen me af
halen en ik werd nog uitgelachen ook! Met
het hotel maakten we de afspraak, dat m'n
sclioenen onmiddellijk zouden worden ge
bracht en op m'n pantoffels ging ik op weg.
Maar het was al kwart over acht, het pu
bliek werd ongeduldig en ik had nog geen
schoenen! Een paar leden van het orkest
hadden al eens bij hun dames geprobeerd
een paar schoenen te leenen. maar in Zwit
serland leeft men blijkbaar op grooten voet
en ik 'n poezel voetje werd uitgestoken
heb nogal een kleine maat. Weet u wat ik
heb gedaan? Ik ben opgetreden op m'n kou
sen! Niemand heeft er iets van gemerkt,
door m'n lange rokken. Maar met de pauze
waren m'n schoenen er en de menschen
snapten er niets van, dat ik opeens zoo was
gegroeid
En oh ja, dat verhaal van Spanje moet ik
u nog vertellen! Ik was in een dorpje een
kerk gaan bezichtigen en had nogal lang
rond gewandeld blijkbaar, want toen ik weg
wilde gaan, bleek het dat ze de deuren had
den gesloten! Dat was me wat moois, want
's avonds moest ik optreden! Rammelen en
schreeuwen had niet het minste resultaat en
daarbij werd het al heelemaal donker. Ik
durfde er niet aan te denken hoe laat het
wel al kon zijn, want ik moest 'nog terug
naar de stad, me nog verkleeden en om acht
uur als soliste optreden. Ik liep daar maar
heen en weer te ijsbeeren van het kastje
naar den muur, tot ik opeens een reddende
inval kreeg. Ik klom bij het orgel, trok alle
registers uit en begon te spelen. Nou. dat
hielp! Van alle kanten kwamen de men
schen aan en toen was ik gauw genoeg ver
lost!
Tja, een mensch maakt op zoo'n manier
heel wat mee, m'n man zou u daar boek-
deelen van kunnen vertellen!"
„Uw man?"
„Ja!" met trotsch. „Ik heb een schat van
een man! Ik ben al getrouwd toen ik zeven
tien was en ik heb twee kinderen! Toen ik
nog les had- moest ik soms tegen den pro
fessor zeggen: ,,'t Spijt me wel, maar nu kan
ik niet langer blijven, ik moet m'n baby ver
zorgen!"' Maar ik heb m'n werk toch rustig
doorgezet en ik ben er nu dan toch maar
gekomen! 't Heeft anders moeite genoeg ge
kost om bij de Dirigentenklasse vandeHoch-
schule in Berlijn te komen! Een vrouw in
de Dirigentenklasse? Daar hadden ze nog
nooit van gehoord, daar moest eerst eens
over vergaderd worden! Het einde was, dat
ze zeiden dat ik mocht probeeren om het
toelatings-examen af te leggen en dat deed
ik dan ook met nog achttien manlijke can-
didaten. En weet u wat het resultaat was?
Eén man slaagde en ik!"
Ik was behoorlijk onder den indruk van
deze prestatie en ging er net eens prettig
voor zitten om nog veel meer te hooren, toen
er een invasie kwam van dames en heeren
die het interview waaraan ik nog begonnen
moest, eenvoudig negeerden en beslag leg
den op Marta Linz, waarvan ik alleen nog
maar een paar blonde springende krulletjes
zag, die op en neer dansten als ze druk ge
sticuleer end wat vertelde.
Over haar talent zou ik me geen oordeel
durven aanmatigen. Maar ik heb genoten
Trouwens daar zorgt het comité van actie
wei voor dat de vier gala concerten van de
H.O.V. geslaagd zijn. De eerste avond met
den violist Heinrich Steiner bleek al een
groot succes te zijn, gisterenavond was een
bijna uitverkochte zaal enthousiast over het
gebodene en als straks op 11 Februari de in- o
teressante en sympathieke dirigent Carl
Dammer optreedt, zal er stellig geen plaats
meer onbesproken zijn.
HELEN DE BAIiBIAN VERSIER.'
Een teelten van leven der
Nobile-expeditie?
Flesschenpost op IJsland aangespoeld.
KOPENHAGEN. 27 Jan. (A.N.P.) Een
Deensch blad bericht uit Reykjavik, dat aan
de Westkust van Oexarfjord een flesschenpost
is aangespoeld, die vermoedelijk uit Siberië of
Nova Zembla stamt. In de flesch zit een kaart
van de Poolzee, waarop verschillende strepen
zijn gezet, waarvan één naar Nova Zembla
wijst. Aan den anderen kant van de kaart
staan notities in talen, die den boeren, die de
flesch vonden, onbekend zijn, zoodat men nog
niet weet wie de flesch in het water heeft ge
worpen. Het is niet onmogelijk, dat hij afkom
stig is van metgezellen van Nobile, die met de
Italia zijn verdwenen. De kaart zal naar Reyk
javik worden gezonden om te worden ont
cijferd.
KONING LEOPOLD NAAR ENGELAND
VERTROKKEN.
BRUSSEL. 27 Januari (A.N.P.) Heden
ochtend is koning Leopold, vergezeld van zijn
broer Karei, van Ostende met de Prince
Felix de Luxembourg naar Londen vertrok
ken. Het schip wordt begeleid door Britsche
oorlogsschepen.
In verband met de begrafenis van koning
George van Engeland zullen morgen de beur
zen van Brussel, Antwerpen, Gent en Luik
gesloten zijn.
HET OVERLIJDEN VAN KONING GEORGE
EN DE BRITSCHE TEXTIELINDUSTRIE.
LONDEN, 27 Januari (A.N.P.) De dood
van koning George V. heeft op het bedrijfs
leven in 't geheele land zijn stempel gedrukt.
In verband met de sluiting van de effecten
beurs en de productenmarkt en de typische
mentaliteit, die door het overlijden van een
geliefd, vorst te voorschijn is geroepen, is het
handelsverkeer eenigszins vertraagd, doch
sommige takken van industrie trekken pro
fijt van de populariteit, waarin de koning
zich mocht verheugen. De textielfabrikan
ten ontvangen groote orders voor de levering
van stoffen in rouwkleuren en vele fabrieken
hebben daardoor hun werkprogramma moe
ten wijzigen. De orders voor de levering van
helle kleuren zijn tot een minimum inge
krompen. Ook de kunstzijde-industrie onder
vindt den invloed van de tragische gebeurte
nis. De plannen, die met betrekking tot de
voorjaarsverkoopen waren opgesteld, zijn vol
komen in de war gestuurd. In ieder geval staat
het vast dat door de vraag naar rouwkleuren
een soort noodtoestand is ontstaan, waaraan
men zich zal dienen aan te passen. Het lijdt
geen twijfel of de kleurenprogramma's zullen
moeten worden herzien.
DOODELIJK ONGELUK IN DE STAATMIJN
EiMMA.
HEERLEN, 27 Januari (AN.P.) Zater
dagavond is de hulp-houwer F. Brouwer in
een galerij van de staatsmijn Emma door het
plotseling breken van een ijzeren dak onder
afvallend gesteente geraakt. De ongelukkige is
kort daarna overleden. De man was afkomstig
uit Hoensbroek, ongehuwd en 24 jaar oud.
Publicatie over de Jamboree.
DEN HAAG, 27 Jan. (A.NJ>.) Het Jam-
boree-comité meldt; De AVRO heeft gister
avond als radiojournaal uitgezonden een ver
trouwelijke mededeeling van staatsraad Ram-
bonnet tijdens den Winterlaer aan de daar
aanwezige voortrekkers gedaan namelijk dat
bericht was binnengekomen, dat de Koningin
in beginsel zich bereid zou hebben verklaard
het beschermvrouwschap van de Jamboree op
zich te nemen, echter onder voorbehoud dat
daaraan geen publiciteit zou worden gegeven,
alvorens omtrent het terrein zou zijn beslist.
Daar hieromtrent, zooals algemeen bekend,
de beslissing nog niet is gevallen, is dus ook
de AVRO met haar uitzending voorbarig ge
weest en nog geenszins gerechtigd om deze
vertrouwelijke mededeeling publiek te maken.
DINSDAG 28 JAN. 1936
Minder vormelijk koningschap.
Het heeft ten zeerste de aandacht getrok
ken dat Koning Eduard VIII in zijn adres tot
het Lagerhuis het gebruikelijke majesteits
meervoud heeft vervangen door den eersten
persoon enkelvoud. Hij deed het twee maal
in de zeer korte toespraak en dit schijnt de
mogelijkheid van onopzettelijkheid uit te
sluiten. De Koning zeide: ,Ik ben terdege
overtuigd dat het Lagerhuis den dood van
mijn geliefden vader diep betreurt". Dat was
de eerste zin van het adres. En de laatste
was: „Ik ben vastbesloten den weg te volgen
welken hij mij heeft aangewezen".
Geen enkel EngeLseh souverein heeft ooit
bij zulk een plechtige of bij welke formeele
gelegenheid ook den eersten persoon enkel
voud gebruikt. Van Koningin Victoria is wel
bekend, dat zij zelfs in haar huiselijk leven
de pluralis majestatis inacht nam. Toen
Koning George het Lagerhuis toesprak na
den dood van Koning Eduard VII drukte hij
zich uit in onpersoonlijke termen aldus: De
Koning weet dat het Lagerhuis deelt in het
diepe en plotselinge verdriet dat over Zijne
Majesteit is gekomen.
Hoewel Eduard VIII slechts enkele dagen
Koning is heeft hij ook op andere wijze reeds
doen blijken dat hij streeft naar een minder
vormelijk koningschap, dat zijn moderne
geest zich doet gelden in kleine, berekende
en opzettelijke veranderingen in tot nu toe
aanvaard ceremonieel.
Drie eeerewachten, van leger, vloot en
luchtmacht, stonden in de houding op het
perron toen het stoffelijk overschot van Ko
ning George per trein uit Wolferton in het
King's Cross station was aangekomen. De
Koning en de andere leden van de konink
lijke familie waren uitgestapt. Er was een
kort oponthoud, eenige aarzeling bij het ont
laden van de kist. De Koning stapte op den
bevelvoerenden officier toe en gelastte hem
blijkbaar de eerewachten de rusthouding te
doen aannemen, want dit geschiedde onmid
dellijk daraop. Eerst toen het stoffelijk over
schot uit het zwarte treinrijtuig werd gedra
gen sprongen de eerewachten terug in de
houding.
Ook in den eenvoud van den stoet en om
dien eenvoud des te roerender op zijn weg
naar de Westminster Hall openbaarde zich
de wensch van den jongen monarch.
Koning Eduard VIII heeft nadrukkelijk te
kennen gegeven dat het normaio leven der
gemeenschap behoort te worden voortgezet
in deze droeve dagen voor zoo ver dat moge
lijk is met inachtnemeing van de waardig
heid en de stemmigheid welke de samenle
ving als vanzelf bij het verlies van den be
minden doode verlangt. De Koning heeri ge
dacht aan het stoffelijk verlies dat vele zij
ner onderdanen zouden lijden indien be
drijf, het ontspanningsbedrijf er in begre
pen, werd opgeschort. Daarom gingen thea
ters en cinema's weer open den tweeden dag
na den sterfdag. De begrafenisdag wordt
geen dag van openbaren rouw. Het is de
wensch van den Koning dat de bevolking de
plechtigheid van de gelegenheid zal toonen
overeenkomstig persoonlijke opvatting en in
overeenstemming met de omstandigheden
waarin men zich individueel bevindt. Z. M.
houdt zich overtuigd dat de bevolking in
haar hart haar verscheiden vorst zal ge
denken.
Deze wensch, aldus uitgedrukt en omschre
ven, is kenschetsend voor den Koning, die
klaarblijkelijk zal voortgaan te breken met
conventies die de monarchie kunstmatig
verwijderd zouden houden van het volk.
Wie meent dat de winter voor den vogel-
kenner 'n doode tijd is, en dat men dan kijker
en camera maar aan de wilgen moet hangen,
vergist zich deerlijk. Juist in den winter heb
ben we gelegenheid kennis te maken met een
aantal broedvogels uit noordelijker streken,
die hier alleen in dit jaargetijde vertoeven,
en waarmee de kennismaking de moeite van
een wandeling en een koude neus over
waard is.
Maken we eens een wandeling langs het
Spaarne naar Spaamdam en de Mooie Hel
dan kunnen we reeds verschillende van deze
vogels zien. Dicht bij de stad zijn het meest
meerkoeten, met huil witte bles, die als zwarte
propjes op de golven dobberen. Het kleinere
waterhoentje, dat een roode bles op den kop
heeft, blijft meer in de stad. Dat zien we in
de singels en op de bolwerken, waar ze met de
meeuwen van het uitgestrooide brood komen
eten.
Van een vuilnisschuit langs den kant vliegt
een troepje kraaien en meeuwen op Deze al-
les-eters zijn steeds op de belten der steden
aan te treffen in den winter, en ze schijnen
er nog heel wat op te halen ook, Voor hen is
het in den winter niet zoo moeilijk om aan
den kost te komen. Anders is het gesteld met
de reigers. Met hoog opgetrokken schouders
staan ze langs de slooten. Urenlang kunnen
ze zoo in het water staan te turen, zonder dat
wij ze ooit iets zien vangen.
Maar vooral als een ijslaag sloot en plas
voor hen afsluit, zijn ze er slecht aan toe. Bij
een wak in het ijs, een windgat of een wel
staan ze, hongerig en kleumerig. Ze verma
geren zienderoogen en kunnen zich nog
maar nauwelijks op de groote, stompe wieken
verheffen.
MINISTER DE WILDE TERUG VAN
VACANTIE.
DEN HAAG. 27 Januari (A.N.P.) De
minister van Binnenlandsche Zaken, mr. J. A.
de Wilde, heeft zijn werkzaamheden aan het
departement hervat.
Boven: Reiger.
Links: Torenvalkjè.
Telkens weer vragen we ons verwonderd af,
waarom ze den winter niet ontvluchten en
wegtrekken naar mildere streken, zooals het
grootste deel van onze reigerbevolking dat
doet. Zijn de vogels die hier overwinteren
soms oude vogels, of zijn het broedvogels
uit noordelijker en oostelijker streken? Eerlijk
gezegd weten we het nog niet precies. Mis
schien dat het ringonderzoek ook deze vraag
eens zal kunnen oplossen.
Zoodat we elk jaar maar weer trouw de
wrakke nestboomen langs het bullenweidje
beklimmen, om de luid protesteerende jonge
reigers van een aluminium ringetje te voorzien
Met den vroomen wensch, dat ze als ze
doodgaan, in verre landen, een plekje zullen
uitzoeken, waar de ring niet verloren gaat
Bij Spaamdam zitten lange risten meeuwen
op de steigerpalen, die duidelijke sporen van
een veelvuldig bezoek dragen. Het zijn meest
zilvermeeuwen, forsche blanke vogels, met
groezelige win terkoppen en blauwgrijze vleu
gels. Ook zit er steeds een groot aantal bruin-
gevlekte meeuwen tusschen. Dat zijn de
jonge zilvers, die nog in hun baby-pakjes
rondvliegen, en pas na een jaar of twee wat
Iets uit de geschiedenis
van het stoomgemaal.
Lang is er over gepraat, maar nu is dan
eindelijk de beslissing gevallen. De Cruquius
blijft en wordt museum. Zeker is dit wel een
gelegenheid iets uit de historie te vertellen.
De eerste machine, die aan de droogmaking
der Haarlemmermeer begon was de Leeghwa-
ter die in haar dagen alleszins aan het oog
merk voldeed. Ze werd dan ook van proef-
v/erktuig tot modelstoomwerktuig verheven
Desnoods had men met nog één stoomwerk
tuig kunnen volstaan, maar dan werd de toe
voer van water naar slechts twee uitgangs
punten bij de groote uitgestrektheid van den
toekomstigen Meerpolder te moeilijk en dan
kwam bij elke ontstentenis van één alles op
het eenig overblijvende aan. Gepaste voorzich
tigheid gebood, nog twéé stoomgemalen als
de Leeghwater te bouwen. Zoo werden dus
plannen voor de Cruquius bij 't begin van het
Spaarne onder Heemstede ontworpen en voor
den Lijnden aan het Lutkemeer onder Sloten.
Een landtong beoosten 't Slot van Heemstede
was reeds voor de Ringvaart doorgegraven en
het Spaarne daarbij over eenigen afstand
gedicht. Naast de plaats der tegenwoordige
Cruquius stond een vuurtoren.
Evenals de Leeghwater zijn naam gekre
gen had naar den eersten ontwerper eener
droogmaking in 1643, ontleende de Cruquius
dien aan den opzichter van Rijnland, die op
last van Hoogheemraden in 1742 een nader
ontwerp maakte, waarbij voor de eerste maal
op een uitwatering van Rijnland te Katwijk
was gerekend. De wijzigingen, geleerd door de
ervaring met de Leeghwater en nadere plan
nen voor de Cruquius en de Lijnden te bera
men, nieuwe bestekken te maken, ook met
buitenlandsche ingenieurs en fabrikanten
het noodige te regelen vorderde veel tijd. Ook
waren de Engelsche ingenieurs Gibbs en Dean
reeds in de zaak betrokken. Met de fabrikan
ten van Vlissingen en van Heel was reeds
overeengekomen wegens het leveren en op
stellen der balansen en der ketels en was de
stichting van Cruquius en Lijnden naar de
nieuwe ontwerpen van Ir. Beyerinck bij open
bare aanbesteding te beurt gevallen aan den
zelfden aannemer de Laat. Voor toezicht, op
stelling enz. was nog geldig de overeenkomst
van 8 April 1842 met de heeren Gibbs en Dean.
De Lijnden moest in Mei, de Cruquius in
Augustus 1848 gereed zijn, maar wederom wer
den de termijnen door de Engelsche fabrikan
ten verre overschreden. Zoo was de Cruquius
niet voor April 1849 in staat van oplevering.
Had de Leeghwater reedis 12.000 gld. aan
boete gekost, ook Cruquius en Lijnden vroe
gen elk zooveel beboeting. Voor de inwerking
treding van de Cruquius was met de onder
vinding met de Lijnden opgedaan, bijna geen
oponthoud. Cruquius en Lijnden traden beide
19 April 1849 in werking. De Leeghwater had
den waterstand van de Meer (sedert Mei 1848
afgesloten) tot 0.79A. P. doen dalen.
De kosten van de Cruquius waren als volgt:
Gebouw f 220.655, Bijlage voor bekuiping van
den put f 10.000. Eigenlijke werktuigen (con
tract Harvey en Comp. 229.500, Ketels en ba
lansen (contract van Vlissingen) f 94.211, to
taal f 554.366.
Groote moeilijkheden leverde de werkput
voor de Cruquius.
Voorafgaande boringen hadden dadelijk
doen zien, dat de bodem ongunstig zou zijn.
Dit vooruitzicht werd bevestigd. De put moest
7.50 ellen onder A. P. diep zijn en op deze aan
merkelijke diepte 130 a 140 ellen omtrek hou
den om 1700 palen van 11 el lengte te heien.
Aan den Cruquius ontmoette de aannemer op
de diepte van 6 ellen een schulplaag, waardoor
water met loopzand van alle zijden opborrelde
als door een zeef. Er kwamen tot drooghou-
ding van de put, drie kettingmolens met 60
paarden, benevens een vervoerbaar stoomtuig
van 10 paardekrachten, dag en nacht in wer
king. Watei, loopzand en schelpen bleven
aan alle zijden uit de af kabbelende en uit
zakkende boorden van de put toevloeien. Bij
eiken duim, met alle inspanning gewonnen,
namen de moeilijkheden toe; men kon de
wellen niet meester worden. Ingenieurs en
aannemers hadden nimmer zulk een toevloed
van water bij dergelijken arbeid gezien. Juli
1847 kwam de aannemer tot den voorzitter
der Haarlemmermeercommissie met de klacht
dat hij wenschte ontslagen te worden van het
werk, wegens onoverkomelijken tegenstand.
Hem werd geantwoord, dat er op het werk
nog plaats was voor nóg een vervoerbaar
stoomtuig - en nog een kettingmolen. Alle
zijdelingsche toevloeiing en verzakking kon
geweerd worden door een diepe kuipvormige
afsluiting met zware damplanken. Faalde dit,
dan was de onmogelijkheid aan te nemen. De
commissie wilde f 10.000 vergoeden. Den vol
genden dag reeds werd het werk krachtiger
dan ooit voortgezet en de aanwijzingen van
Ir. Beyerinck opgevolgd. De burgemeester van
Leiden zond in 24 uur 60 kloeke mannen en
een krachtig stoomwerktuig, vier zware ket
tingmolens, twaalf vervaarlijke heistellingen,
450 werklieden met 83 paarden zijn in de enge
put in volle werking. De boorden en de kruin
der putkade zijn met keeten, hutten, stallin
gen, materialen fourage overdekt.. Al wat
leven heeft sleept, kruit, werkt en zwoegt
dooreen onder vroolijk gejuich en terwijl men
duim bij duim langzaam wint op het opbrui
sende' water, hoort men onafgebroken de
twaalf heiblokken tegelijk op de maat van
het luide gezang de zware fundeeringpalen
beuken. Het lijkt verward, maar elke beweging
is berekend en men wint, eerst nog tusschen
water en slijk. Een dichte dennenvloer over
dekt welhaast de koppen der 1700 heipalen.
Het muurwerk verrijst op dien vloer en de
statige Cruquius wordt rustig opgetrokken
ver boven de golven der Meer.
Hoe gaarne zouden we het werk verder
volgen, maar genoeg. Zonder gearuisch, zon
der dreuning, statig en krachtig heeft de
Cruquius meegewerkt aan de droogmaking.
Tientallen jaren deed ze mee aan de droog-
houding, maar die taak heeft het stoomge
maal niet meer. Het is reeds een historisch
monument en wordt nu bewaarder van tech
nische wetenschap.
G. J. BETTINK.
Studie aan het Spaarne.
meer op de ouden beginnen te lijken. Ze heb
ben bar leelijke stemmen, die ze te pas en te
onpas verheffen, en hebben altijd ruzie.
Een eindje van den wal drijven zwarte
propjes op het water. De kijker haalt ze dich
terbij en brengt er kleur en teekening in. Nu
blijkt het op het oog eenvormige troepje uit
een bont en gemengd gezelschap te bestaan.
Nonnetje.
Natuurlijk zijn er de onvermijdelijke wilde
eenden met hun groenglanzende koppen en
blauwe vleugelspiegels. De wijfjes zijn heel
wat bescheidener gekleurd maar hebben
toch ook dien blauwen vleugelspiegel, waar
aan ze onmiddellijk te herkennen zijn. Ertus-
schen dobberen een paar kuifeendjes, fluweel
zwarte vogeltjes met een kleinen kuif en hel
derwitte zijden, die scherp afsteken tegen het
zwart, Het wijfje is veel bruiner en bij haar is
het wit op de zijden ook minder sprekend. De
toppertjes lijken er wel wat op. Die zijn ook
voor het grootste deel donker, maar bij de
mannetjes is ook de rug grijsachtig gekleurd,
terwijl het wijfje een groote witte vlek bij
den snavel heeft.
Maar de grootste verrassing is het nonnetje.
Dat is wel het mooiste eendje dat ik ken. Ha
gelwit, met een paar zwarte vegen bij het oog
en op de vleugels. Het fijne kopje is tenger
gebouwd, terwijl de snavel veel kleiner is dan
bij andere eendensoorten.
Heel rustig zwemt het daar tusschen de
andere eenden, een vreemde eend in de bijt.
Ver weg broedt het, en als de lente weer >n
de lage landen bij de zee komt, trekt het weg.
In kleine troepjes gaan zij noordwaarts, over
bosschen en landerijen, over zeeën en rivieren
naar het groote rietmoeras, waar zij geboren
werden en waar ze nu zelf een huishoudentje
gaan opzetten.
We slaan nu, even voorbij de sluis rechts
af. Boven het weiland' vliegt een slank roof-
vogeltje'. Als het zich wendt, kunnen we dui
delijk een roode gloed op den rug en oo de
donker gepunte vleugels waarnemen. Het ls
het torenvalkje. ons algemeenste roofvogeltje
en een muizenvanger bij uitnemendheid Zie,
daar staat hij stil in de lucht. Snel slaan de
vleugels op en neer, de staart is breed uitge
spreid en werkt als een rem. Dan zakt hij een
paar meter en het spelletje herhaalt zich. Tot
hij tenslotte de vleugels samenvouwt en als
een steen naar beneden valt.
Als we de sloot zijn overgesprongen, vliegt
hij ijlings weg, een zwart voorwerp in de
klauwen meedragend, dat hij verderop, op
een paaltje gaat zitten kroppen.
Op de Mooie Hel drijven zwartwitte futen
en donkerbruin gekleurde aodaarsjes. Maar
als ze ons bemerken duiken ze onder, om pas
een eind verder weer boven te komen. Een
groote troep meerkoeten verwijdert zich ijlings
van den oever. De achtersten slaan met de
vleugels op het water en met hangende poo-
ten fladderen ze een eind over de golfjes, een
breed schuimspoor •achterlatend als een star
tend watervliegtuig.
In de wilgen langs het weggetje buiten
len koolmeezen met zwarte, en pimpelmeezen
met lichtblauwe petjes. Een spreeuw probeert
een lied op den kap van een hooiberg, maar
het gaat nog niet van ganscher harte! Op de
kruiwagen naast de mesthoop zit klein Jantje
het winterkoninkje en schettert zijn water
valletjes.
Zal het een kwakkelwinter blijven, die lang
zaam opmerkbaar bijna, in de lente overgaat?
Of krijgen we nog sneeuw en ijs, met al de
prettige en minder prettige gevolgen van
dien? Het lijkt wel, of de vogels de lente al
in hun hoofd hebben, maar de wilde zwanen
waren dit jaar erg vroeg, wat op een stren
gen winter duidt
Langs den Ouden Weg keeren we naar de
stad terug, die z'n grillig silhouet ttgen den
lichten avondhemel verheft. De kraaien
roeien met kalmen vleugelslag naar het Wes
ten, waar ze in de berkenboschjes in de dui
nen overnachten.
Niet alleen hier, ook in het duin, langs het
strand, op de verlaten heide en op het IJsel-
meer met z'n wilde zwanen zijn de vogels 's
winters onze aandacht waard.
KO ZWEERES.
Commissie ter voorbereiding
van Grondwetsherziening
Bij K.B. van 24 Januari, dat Maandagavond
is gepubliceerd, is een commissie ingesteld
ter voorbereiding van een partiëele Grond
wetsherziening.
Lid en voorzitter is Mr. J. A. de Wilde, mi
nister van binnenlandsche zaken, lid en twee
de voorzitter Mr. J. R. H. van Schaik, minister
van justitie.
Leden: prof. mr. P. J. M. Aalberse ,ir. J. W.
Albarda, prof. mr. A. Anema, mr. dr. G. van
den Bergh, dr. S. E. B. Bierema, jhr. mr. D. J.
de Geer, prof. mr. E. J. J. van der Heyden, mr.
A. Joekes, prof. mr. R. Kranenburg, prof. mr.
B. C. de Savornin Lohmann, J. Schouten, mr.
dr. R. H. baron De Vos van Steenwij k.
Secretarissen met raadgevende stem: mr.
dr. K. J. Frederiks, mr. W. F. Fruin.
Adjunct-secretarissen: mr. I. P. Hooykaas,
mr. A. J. Bosman.
Als gebruikelijk wordt aan een eventueele
minderheid in de commissie het recht toe
gekend tegelijk met adviezen van de commis
sie, in te dienen een afzonderlijk advies, be
vattende haar meening.
Uit de samenstelling blijkt, dat men naast
de leiders der zes Tweede Kamerfracties een
staatsrechterlijke specialist van elk dier par
tijen in de cnmmisri» heeft opgenomen.
DE „ZWARTE ADELAAR" WEDER IN
DE V.&. TOEGELATEN.
Kolonel Hubert Julian, bijgenaamd de
„Zwarte Adelaar", die zooals men weet, twee
maanden in Abessynië heeft vertoefd, ten
einde de luchtmacht van den Negus te or-
ganiseeren, is naar Reuter v<-neemt, thans
weder in de Vereenigde Staten toegelaten,
nadat men hem eerst op Ellis Island had
vastgehouden, omdat hij zonder een geldig
visum trachtto de VS. binnen te komen.