Avonturen in sneeuw en ijs
r
De bekende Amsterdamsche damclub „Jozeph Blankenaar" organiseert ter gelegenheid van haar 25-jarig
bestaan een groot damtournooi, bij welke gelegenheid de heer W. H. Lieve, secretaris der Ned. Dambond,
de openingszet verrichtte
Schout-bij-nacht H. Ferwerda,
die benoemd is tot comman
dant der marine in Indië, ver
trok Donderdag uit den Haag
met den boottrein voor de
„Baloeran".
De schade aan het Nederlandsche s.s. „Algenib" bij de aanvaring
met het m.s. „Manoeran" in het Noordzeekanaal is vrij aanzienlijk.
Aan stuurboordzijde is een groot gat ontstaan
Visschen op 75
graden Noorder
breedte aan boord
van den Engel-
schen trawler Lord
Melchett. Een
typische foto uit
de mast genomen
Rust op het Londensche abattoir. Waar
anders duizenden stuks geslacht vee in rijen
hangen, ziet men nu slechts ledige haken
Van Bayreuth naar Heidel-
berg leidde op den twee
den dag het parcours van
den Duitschen winter-be-
trouwbaarheidsrit voor auto's
en motoren. De deelnemers
onderweg
De buffel-races op het eiland Madoera behooren tot de belangrijkste wed
strijden van het jaar. Een snapshot aan de start
De boekenstand aan boord
van den Engelschen oorlogs
bodem „Furious" weet ook
gedurende de manoeuvres
belangstelling te trekken
FEUILLETON
J. O. CURWOOD.
Wapi de walrus.
Shan Tung de langstaartige Chinees uit
Vancouver reisde stroomopwaarts langs de
Frazer River. Het gebeurde in de dagen toen
Telegraph Trail en de hoogvlakte, waar de
Peace haar oorsprong vond, het Mekka vorm
den voor de tallooze goudzoekers, die Britsch
Columbia overstroomden. Hij was geslepen,
deze Shan Tung, een echte duivel in het geld-
schrapen en hij hield rekening met de toe
komst. De toekomst, die het beeld, dat hem
steeds voor oogen stond, moest verwezenlijken,
het droomerig verscholen huisje in zijn ge
boorteplaats, aan den oever der zacht voort
vloeiende rivier.
In dit huisje moest hij zijn leyen eindigen,
hier moest hij zijn laatste jaren in zalig niets
doen kunnen doorbrengen; hiervoor ook had
hij gezwoegd en geschraapt en honger ge
leden. J
Hij kon niet weten, dat deze toekomst niet
voor hem was weggelegd, ook kon hij niet
weten, wat er over veertig jaar door zijn toe
doen, zou plaats vinden. De ontploffing, die
dan zou gebeuren, geschiedde door een lont
van vier decenniën lengte en deze lont werd
ontstoken door Sihan Tung, toen hij dien
winter zijn reis naar het Noorden aanvaardde.
Tao, een groote Deensche dog, ging met
Shan Tung mee. De Chinees had hem ergens
langs de kust opgepikt en afgericht, zooals
men een paard africht. Tao was de grootste
hond. dien men ooit gezien had in den omtrek;
de sterkste en bij tijden ook de verschrikke
lijkste. Op twee dingen was Shan Tung, op
zijn stille en geheimzinnige Oostersche manier,
ontzettend trotsch op Tao, den hond en op
zijn langen, glinsterenden staart, die tot de
buiging van zijn knieën reikte, wanneer hij
hem losmaakte.
Het was de langste staart, die in Vancouver
te vinden was geweest en bijgevolg was het
ook de langste staart in Britsch Columbia. De
staart en de hond vormden tezamen de com
binatie, die de veertig jaar lange lont van ro
mantiek en tragedie in brand stak.
Shan Tung vertrok vroeg in den winter naar
de El Dorados en Tao trok heel alleen zijn
slede met uitrusting. Dit was een heel gewoon
iets voor den monsterachtig Grooten Deen en
Shan Tung passeerde onderdanig, maar met
heimelijken triomf, slede na slede der gen en,
die uitgeput waren door den tocht.
Te Copper Creek Kamp aangekomen, kon
hij zich zelf gelukwenschen met het feit, dat
hij spoedig het doel van zijn reis, de kampen
ten Westen van de Peace, zou bereiken. De
nabijheid der mijnen deed zich gevoelen in
de schuimende en bruisende opwinding der
gouddronken mannen.
En toen gebeurde het
Een dronken Ier, die een grimmig en een
noodlottig gevoel voor humor had, bespotte
Shan Tung's prachtigen staart en wilde dien
afsnijden. De daarop volgende worsteling
doodde Shan Tung met een kogel, terwijl de
dronken Ier een kwartier later werd opge
hangen om zijn misdaad te boeten.
Tao, de Groote Deen werd het eigendom
van den aanvoerder der mannen, die het
koord aantrokken, dat een einde maakte aan
het leven van den Ier.
Tao's nieuwe meester was een „drijver" en
als hij zijn span aandreef, was zijn aangezicht
altijd naar het Noorden gekeerd, tot eindelijk
een nieuwe gril hem Oostwaarts naar de
Mackenzie deed gaan. Tao vond op die tochten
vele makkers en in den loop der tijden liet hij
een reeks van nakomelingen achter. Hij had
nieuwe meesters, de een na den ander, tot hij
oud was geworden en zijn snuit vergrijsd was.
En nooit trok een van deze meesters met hem
naar het Zuiden. Altijd ging het Noordwaarts.
Noordwaarts met den eersten blanken man.
Noordwaarts van den Cree. en vervolgns met
den Chippewayan, totdat tenslotte de hond,
die geboren werd in een kennel te Vancouver
stierf in een Eskimo igloo bij het Groote
Berenmeer. Maar het geslacht van den Groo
ten Deen leefde voort.
Nadat jaren voorbijgegaan waren, kon men
af en toe onder de trekhonden der Eskimo's
een grijsharigen reus zien, met machtige ka
ken, die sterk afweek van het Noordsehe ras en
in deze, hier en daar verspreide uitzonderin
gen, vloeide het bloed van Tao, den Deen.
Ongeveer veertig jaren nadat Shan Tung
bij Copper Creek Kamp zijn leven en zijn staart
verloor, werd er aan een inham van Corona
tion Golf een hond geboren, die Wapi genoemd
werd, wat „de Walrus" beteekent.
Toen Wapi volwassen was, had men hem een
terugslag van meer dan veertig hondenge
slachten kunnen noemen. Hij was bijna even
groot als zijn voorvader Tao. Zijn slagtanden
waren een duim lang, zijn groote kaken kon
den het dijbeen van een kariboe kraken en
van het eerste begin af, zag hij de handen der
menschen en de klauwen der dieren tegen zich
Nagenoeg van den dag zijner geboorte af tot
dezen, zijn vieTden levenswinter, was het leven
voor Wapi een onafgebroken strijd om het be
staan geweest.
Hij was, wat de Indianen noemen: maya-
tisew slecht met een duivelsehe sluwheid.
Zijn reputatie was hem vooruitgegaan van
meester op meester en van igloo naar igloo;
vrouwen en kinderen waren bang voor hem en
als de mannen tegen hem spraken, hadden zij
altijd een knuppel of een zweep in hun hand.
Hij was gehaat en gevreesd door menschen,
zoowel als dieren, doch het groote nut, dat hij
voor zijn achtereenvolgende meesters oplever
de, deed hem gespaard blijven voor de groote
rol, die hij eenmaal in het leven van een man
en een vrouw zou spelen.
Hut van ijsblokken.
Zijn enorme snelheid stelde hem in staat
om een kariboe tot staan te brengen en te
dooden voor dat deze een mijl had kunnen af
leggen, terwijl zijn buitengewone moed een
ijsbeer aan de baai gevangen hield, tot de ja
gers kwamen om het dier te dooden. Maar dit
neemt niet weg, dat hij als een uitgeworpen©
beschouwd werd en dat tusschen Kaap Perry
en de Franklin Baai een honderdtal zweepen
en knuppels en een honderd paar handen
tegen hem gekeerd waren de tanden van
tweemaal zooveel honden niet te vergeten.
Deze laatsten waren de schuld van zijn val-
sche natuur en ontembaren aard. De Eskimo
honden, begiftigd met alle instincten, gevormd
door een eeuwenoud ras, aan elkander han
gend met de woeste broederschap der wolven,
opvliegend en verraderlijk, afgunstig op het
leiderschap; zij alle beschouwden Wapi als een
indringer en de meedoogenlooze veete, die hun
bloeddorst hem opdrong, had Wapi zijn dui
velsehe inborst geschonken.
In het heele sombere en verlaten gebied,
dat zijn wereld vormde, had hij geen enkelen
vriend. De erfenis van Tao, zijn voorvader, die
veertig jaren voor hem leefde, was hem ten
deel gevallen en hij was een vreemdeling in
een vreemd land.
Zooals de honden, de mannen, de vrouwen
en de kinderen hem haatten, evenzoo haatte
hij hen. Hij kon het gezicht en den reuk van
deze rondwangige, druipoogige schepselen, die
zijn meesters waren, niet uitstaan en toch ge
hoorzaamde hij hen, grommend en steeds op
zijn hoede, terwijl zijn lippen waarschuwend
opgetrokken waren en de sterke tanden lieten
zien, die al tweemaal een ijsbeer verscheurd
hadden.
Minstens twintig maal had hij andere hon
den gedood. Hij had hen bevochten, alleen, in
paren, in heele troepen. Over zijn reuzen-
lichaam verspreid droeg hij de litteekens van
een honderdtal wonden. Hij was zoo lang en
zoo dikwijls met knuppels geslagen tot een
deel van zijn lichaam misvormd was en hij
voor zijn verder leven kreupel liep. Hij was
altijd teruggetrokken, eenzelvig, zelfs in den
paartijd. En dit alles was een gevolg van d»
omstandigheid, dat Wapi, de Walrus, die leef.
de veertig jaren na den Grooten Deen val
Vancouver, de hond van een blanke was.
Onafgebroken in hem opbruisend, soms li
zijn droomen en soms in een groot, ongestllJ
verlangen tot hem komend, vernam Wafj
vaag de vreemde roepstem van zijn voor
vaderen. Hij kon die onmogelijk verstaan. H(
kon onmogelijk weten wat de bedoeling er val
was. En toch wist hij, dat er daar in de vert<|
ergens iets was, waarnaar hij zocht en dat hij
nooit vond. Dat verlangen en dat zoeken wal
het sterkst in hem in den langen winter mei
zijn eeuwigdurend sterrenlicht, wanneer hef
dolmakende jap, jap, jap der kleine .witft
vossen, het geblaf der honden en het gesnateJ
der Eskimos hem neerdrukten als de stemmen
van rondwarende spoken.
In deze lange maanden, vol van de ver
schrikkingen van den Poolnacht, fluisterde
de geest van Tao in zijn binnenste hem toe,
dat daarginds ergens zon en licht te vinden
was; ergens daar in de verte warmte en bloe
men, en stroomende rivieren, en menschen-
stemmen, die hij kon verstaan en dingen, dia
hij zou kunnen liefhebben.
En diep in hem sprak het onbestemde en
toch hartstochtelijk verlangen om zich te
wijden aan iets, om zich op te offeren, om heel
zijn groote kracht, zijn bloeddorst, te gebrui
ken. niet voor zich zelf, om zijn eigen leven
te redden, doch ter bescherming van dat vage
iets, waarin hij als het ware zou oplossen,
waarvan hij deel zou gaan uitmaken.
En dan kon het gebeuren dat Wapi jankte
en soms bezorgde dit gejank hem een slag met
een knuppel of met een zweep, of een be
dreiging van een Eskimo of een nijdig gegrom
van een Eskimohond. Voor dit laatste was
Wapi echter volstrekt niet bang. Met één en
kele greep van zijn reuzentanden kon hij den
ruggegraat breken van eiken hond, die in de
omgeving van Frankling Baai leefde.
(Wordt vervolgd.!