Avonturen in sneeuw en ijs De wijding van Mgr. J. P. Huibers. Zeer drek bezocht was de receptie In het Bisschoppelijk Paleis te Haarlem na de plechtige Bisschopswijding van Z. H. Exc. Mgr. J. P. Huibers. - In lange files wachtte men voor het gebouw Z. H. Exc. Mgr. J. P. Huibers, Bisschop van Haarlem, betreedt na zijn plechtige wijding, het Bisschoppelijk Paleis aan de Nieuwe Gracht te Haarlem De Russische maarschalk Toukhatchevski verlaat met den Tijdopnemers in actie bij de schaatswedstrijden welke Dinsdao F.ÏS." hoofdst d ^'k^d """'J*"" °°rl°9 in de d°°r KNSB' d* ,e warden géorgï rransche hoofdstad, waar hij door den minister ontvangen niseerd werd Op de bevroren vijvers van het Von delpark te Amsterdam werd Dinsdag druk geschaatst door de vele liefheb bers dezer wintersport, die zich zulk een laatste gelegenheid van dit seizoen niet lieten ontglippen Alle begin is moeilijk. De baan van de Amsterdamsche ijsclub werd Dins dag Yoor de jeugd opengesteld De Graalmeisjes kwamen Dinsdagmiddag na de Bisschopswijding van Z. H. Exc. Mgr. J. P. Huibers haar kerkvorst voor het Bisschop pelijk Paleis te Haarlem begroeten Tijdens de receptie in het Bisschoppelijk Paleis te Haarlem na zijn plechtige Bisschopswijding, maakten wij bovenstaande opname van Z. H. Exc. Mgr. J. P. Huibers FEUILLETON 5) J. 0. CURWOOD. „Rydal - liegt. Peter deed een leelijken val en bezeerde zijn ruggegraat, zoodat zijn beenen verlamd zijn. Maar ik weet wat het is. Als hij 1 van het schip weg kon komen en onder be- handeling zijn van een dokter zou hij over twee of drie maanden weer beter zijn." „Maar Rydal zegt, dat hij gaat sterven." f Men kon zich ditmaal niet vergissen in de I beteekenis van Blake's woorden. Haar oogen f vulden zich met een plotselingen schrik. Maar toen vlamde het blauwe vuur er weer in op. „Zoo dus dat heeft hij u verteld? Welnu, hij vertelde mij vandaag hetzelfde. Het was 1 2ijn plan niet om mij dat te zeggen, natuurlijk i niet. Maar hij was half gek en hij had gedron ken. Hij heeft mij vier en twintig uur tijd ge- geven." „Om u over te geven?" Ér was geen antwoord noodig. Voor de eerste maal vloog er een glimlach over Blake's gezicht. Er was een zeker iets in dien glimlach, dat haar kippevel bezorgde. „Vier en twintig uur is een korte tijd," zei bij, „en in dit geval Mevrouw Keith, denk ik dat gij zult ondervinden dat kapitein Rydal een man van zijn woord is. Ik behoef u wel niet te vragen, waarom gij geen beroep doet op de bemanning! Nutteloos! Maar gij hoopt, dat ik u zal helpen. Is het niet zoo?" Haar hart bonsde. „Dat is de reden, waarom ik bij u kwam, mijnheer Blake. Gij hebt mij vandaag verteld, dat Fort Confidence maar honderd vijftig mijlen verwijderd is en dat daar dezen winter een garnizoen ligt van de Noordwestelijke Bereden Politie en dat daar LÓok_een dokter is. Wilt gij mij helpen!" „Honderd vijftig mijlen, hier in dit land, om dezen tijd van het jaar, is een groote afstand, Mevrouw Keith," opperde Blake, haar zoo onafgebroken aankijkend, dat dit in elk ander geval hinderlijk en beleedigend zou zijn geweest. „Dat sluit in den overtocht van de McFarlane, de Lacs Delesse en de Arctic Bar ren. Over een honderd mijlen afstand groeit geen stukje hout. Als er een storm opstak, terwijl wij daar waren geen mensch of hond zou die overleven. Het is heel iets anders dan langs de kust. Hier is overal beschutting." hij sprak langzaam en overlegde intusschen snel. „Er zouden vijf dagen mee heengaan, waarop dertig mijlen per dag afgelegd moeten worden. En dan is er ook nog kans, dat uw man de reis niet doorstaat. Honderd twintig uren rei zen bij een temperatuur van vijftig graden onder nul en geen vuur te kunnen hebben vóór den vierden dag, is geen kleinigheid. Hij zou bezwijken." „Dat zou nog beter zijn want als wij blij ven zij zweeg terwijl zij langzaam haar krampachtig ineengevouwen handen los maakte. „Wat doen?" vroeg hij. „Zal ik kapitein Rydal dooden," verklaarde zij. „Het is het eenige wat ik doen kan. Wilt gij mij daartoe dwingen of wilt gij mij helpen? Gij hebt sleden en een massa honden en wij zullen u er goed voor betalen. En ik heb u aan gezien voor een man." Hij stond op van de tafel en gedurende een oogenblik was zijn gezicht naar haar toe ge keerd. „Gij schijnt mijn positie niet te begrij pen, Mevrouw Keith," zei hij, langzaam door de kamer heen en weer loopend en heimelijk grinnikend bij de gedachte aan den schok dien hij haar ging toebrengen. „Ziet ge, mijn kostwinning hangt af van zulke mannen als kapitein Rydal. Ik heb al groote zaken met hem gedaan in balein, olie, huiden en Eskimo-vrouwen." Zonder dat hij haar aanzag, hoorde hij aan haar verschrikte ademhaling, dat zij begreep. Het bezorgde hem een huivering van genot en hij keerde zich glimlachend om, zoodat hij haar in het doodsbleeke gelaat kon zien. Haar oogen waren veranderd. Er was geen hoop of bede meer in te lezen. Het waren enkel nog blauwe vuurpoelen. En nu stond zij op. „Dus ik mag geen hulp van u ver wachten?" „Dat heb ik niet gezegd, Mevrouw Keith. Het schokt u te vernemen, wat ik u verteld heb. Maar dat sluit niet in, dat ik u niet zal helpen u en Peter. Ik geloof wel, dat ik het doen zal. Maar gij moet mij een oogenblikje tijd geven om eens goed over de taak na te denken laten we zeggen een uur of zoo. Ik begrijp volkomen dat, wat er ook gedaan moet worden, dit spoedig moet geschieden. Als ik er toe besluit om u naar Fort Confidence te brengen, moeten wij binnen twee, of uiterlijk drie uur, vertrekken. Ik zal u antwoord brengen aan boord van het schip. Keer dus terug en maak u zelf en Peter gereed, zoodat gij klaar staat, wanneer wij soms plotseling moeten vertrekken." Zij liep sprakeloos naar buiten, terwijl Blake haar tot aan de deur geleidde en deze achter haar sloot. Hij was op de, hem eigen, ijskoude wijze, beleefd, maar bood niet aan om haar naar het schip terug te brengen. En daar was zij blij om. Haar hart bonsde van hoop en vrees. Zij had hem nu van verschillende zijden leeren kennen. En zij was bang. Zij had een korten blik geslagen in zijn karakter, die haar achter den man het monster liet zien. Dit deed haar huiveren. En toch, wat kon het schelen, als Blake hen maar hielp? Zij had Wapi heelemaal vergeten. Nu vond zij hem terug* weer dicht tegen haar aange drukt en zij legde haar hand op zijn grooten kop, toen zij zich terugspoedde door de bleeke droefgeestigheid. Aan hem stortte zij haar hart uit, vertelde met snikken, die haar lichaam krampachtig deden schokken, wat zij Blake niet had durven zeggen. De vernedering, die zij had moeten ondergaan; de schande, die haar te wachten stond. En Wapi drong zich tegen haar aan; hij verstond haar niet, maar hij voelde, hier was het iets, het groote ge heimzinnige, waarnaar zijn ziel gesmacht had. Voor Wapi had de lange nacht opgehouden een hel van afgrijselijke ledigheid te zijn en hij beantwoordde haar stem en de aanraking van haar hand met een gejank, dat het gejank was van den hond van een blanke, die altijd in de beschaafde wereld had geleefd. Zij hadden twee derden van den afstand naar het schip afgelegd, toen hij plotseling stilstond en de lucht insnoof, die van het strand kwam. Hij deed dit nog een tweede en derde maal en den derden keer keerde Dolores zich, gelijk met hem, om en keek in de rich- tong, vanwaar zij gekomen waren. Een dof gebrom rees op in Wapi's keel, een dreigend gegrom met een waarschuwenden toon er in. „Wat is er, Wapi?" fluisterde Dolores. Zij hoorde zijn lange tanden op elkander slaan en onder haar hand veelde zij, hoe al de spie ren in zijn lichaam zich spanden. „Wat is er?" herhaalde zij. Een huivering, een vermoeden doortrilde haar, toen zij verder gingen. Voor de vierde maal keek Wapi naar het strand en bromde toen zij het schip bereikten. Als schaduwen slopen zij over de ijsbrug. Dolores trad de hut niet binnen, maar trok Wapi mee en samen verscholen zij zich er ach ter, zoodat zij niet konden gezien worden. Tien minuten verliepen zoo, een kwartier en plot seling hield zij den adem in en viel op haar knieën naast Wapi neer, haar armen om zijn reusachtige schouders slaande. „Houd je stil," fluisterde zij. „Houd je in vredesnaam stil!" Uit het nachtelijk duister doemde een don kere schaduw op. Onder aan de brug stond deze stil. vervolgens naderde ze zwijgend en ging nagenoeg onhoorbaar aan hen voorbij in de richting van de hut van den kapitein. Het was Blake. Dolores' hart klopte zoo hevig, dat zij haast stikte. Haar armen hielden Wapi om kneld, terwijl zij hem toefluisterde om zich stil te houden. Blake verdween en zij rees weer overeind. Zij stamde uit een geslacht van dappere strijders. Peter was daar altijd trofcsch op ge weest. „Jij, dapper, wonderbaar, klein <Üögi," had hij meer dan eens gezegd. „Jij hebt het hart van den generaal!" De generaal was haar vader en een dapper strijder. Zij herinnerde zich nu deze woorden van Peter en het vech- i tersbloed tintelde in haar aderen. Het was meer voor Peter dan voor haar zelf, dat zij nu ging strijden. Zij beduidde Wapi dat hij moest blijven, waar hij was. Toen volgde zij Blake, volgde hem tot haar oor vlak bij de deur was, waar- achter zij Blake en Rydal kon hooren, die al druk niet elkander in gesprek waren. Tien minuten later keerde ze tot Wapi terug. Onder haar kap was haar gelaat even bleek geworden als de bleekste ster aan den hemel. Zij bleef verscheidene minuten onbeweeglijk naast den hond staan, al haar moed verzamelend, haar krachten rangschikkend, zich voorbereidend om Peter onder de oogen te treden. Hij mocht niets vermoeden vóór het allerlaatste oogen blik. Zij dankte God, dat Wapi lucht gekregen had van Blake en zij was zich bewust, dat zij in stilte een gebed opzond tot God om hulp voor haar en Peter. Peter uitte een kreet van blijdschap toen de deur openging qn Dolores binnentrad. Hij zag Wapi mee naar binnen dringen en lachte. „Al vriendschap gesloten! Ik geloof, dat ik mij niet meer ongerust over je hoef te maken, als hij bij je is. Wat een reus van een hond!" Toen zij de kamer binnentrad, had Dolores' gelaat een uitdrukking van blijde opwinding aangenomen, die zij zich met moeite afge dwongen had. Zij wierp haar mantel af en liep naar Peter toe, zijn hoofd tegen zich aandruk kend, terwijl zij hem vlug vertelde, wat zij doen zouden. Fort Confidence was maar hon derd vijftig mijlen van hier en daar was een politiegarnizoen en een dokter. Vijf dagen op een slee! Dat was alles! En zij had Blake, den handelaar .overgehaald om hen te helpen. (Wordt vervolgd.), j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 5